gepubliceerd op 31 mei 2001
Koninklijk besluit betreffende de organisatie van een jaarlijkse landbouwtelling in de maand mei, uitgevoerd door het Nationaal Instituut voor de Statistiek
2 APRIL 2001. - Koninklijk besluit betreffende de organisatie van een jaarlijkse landbouwtelling in de maand mei, uitgevoerd door het Nationaal Instituut voor de Statistiek
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek, inzonderheid op de artikelen 1 en 16, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1985;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 juni 1992 waarbij een jaarlijkse landbouw- en tuinbouwtelling per 15 mei wordt voorgeschreven, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 30 maart 1994, 4 maart 1995, 2 mei 1996 en 7 mei 1997;
Gelet op de Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad van 29 februari 1988 houdende organisatie van communautaire enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2467/96 van de Raad van 17 december 1996 en op de Beschikking 98/377/EG van de Commissie van 18 mei 1998 tot wijziging van bijlage I van dezelfde Verordening;
Gelet op de Verordening (EEG) nr. 837/90 van de Raad van 26 maart 1990 inzake door de Lidstaten te verstrekken statistische informatie over de graanproducten, laatst gewijzigd bij de Verordening (EG) nr. 2197/95 van de Commissie van 18 september 1995;
Gelet op de Verordening (EEG) nr. 959/93 van de Raad van 5 april 1993 betreffende de door de Lidstaten te verstrekken informatie over andere gewassen dan granen, laatst gewijzigd bij de Verordening (EG) nr. 2197/95 van de Commissie van 18 september 1995;
Gelet op de Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de Richtlijn 93/23/EEG van de Raad van 1 juni 1993 betreffende de statistische enquêtes te houden op het gebied van de varkensproductie, gewijzigd bij de Richtlijn 97/77/EG van de Raad van 16 december 1997 en op de Beschikking 94/432/EG van de Commissie van 30 mei 1994, laatst gewijzigd bij de Beschikking 99/547/EG van 14 juli 1999;
Gelet op de Richtlijn 93/24/EEG van de Raad van 1 juni 1993 betreffende de statistische enquêtes te houden op het gebied van de rundveeproductie, gewijzigd bij de Richtlijn 97/77/EG van de Raad van 16 december 1997 en op de Beschikking 94/433/EG van de Commissie van 30 mei 1994, laatst gewijzigd bij de Beschikking 99/547/EG van 14 juli 1999;
Gelet op de Richtlijn 93/25/EEG van de Raad van 1 juni 1993 betreffende de statistische enquêtes te houden op het gebied van de schapen- en geitenproductie, gewijzigd bij de Richtlijn 97/77/EG van de Raad van 16 december 1997 en op de Beschikking 94/434/EG van de Commissie van 30 mei 1994, laatst gewijzigd bij de Beschikking 99/47/EG van 8 januari 1999;
Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid op de artikelen 117 en 118, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1989, de artikelen 119 en 123, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1989, het koninklijk besluit van 30 mei 1989 en de wet van 13 mei 1999 en artikel 133, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1989, het koninklijk besluit van 30 mei 1989 en de wet van 3 april 1997;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Statistiek, gegeven op 6 december 2000;
Overwegende dat het verzamelen van statistische informatie zich moet laten leiden door de zorg voor administratieve vereenvoudiging, zoals neergelegd in de regeringsverklaring, die prioriteit verleent aan een verlichting van de last van de bedrijven;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de enquête ten laatste in mei 2001 moet plaatsvinden;
Overwegende de vereiste termijnen voor het drukken en het verspreiden van de formulieren, alsook de noodzakelijkheid om de gemeentebesturen, die de enquête moeten uitvoeren, tijdig te informeren;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° Enquête : de jaarlijkse landbouwtelling in mei;2° Landbouwbedrijf : elke onderneming die landbouwproducten voortbrengt met het oogmerk ze te verkopen;3° Bedrijfszetel : belangrijkste landbouwgebouw van de onderneming. Indien geen landbouwgebouw deel uitmaakt van het bedrijf stelt men dat de bedrijfszetel het grootste perceel is in de gemeente waar zich de meeste gronden van het bedrijf bevinden; 4° Bedrijfshoofd : de natuurlijke persoon, de groep van natuurlijke personen of de rechtspersoon die juridisch en economisch verantwoordelijk is voor het landbouwbedrijf, de instelling, de onderneming of de coöperatieve.
Art. 2.Het Nationaal Instituut voor de Statistiek voert vanaf het jaar 2001 jaarlijks in de loop van de maand mei een enquête uit om de oppervlakten van de teelten, de veestapel, de arbeidskrachten tewerkgesteld in de landbouw, alsook het materieel en de gebruikte installaties te ramen.
De te verstrekken inlichtingen worden opgesomd in de lijsten A, B, en C, opgenomen als bijlage.
Art. 3.De gevraagde inlichtingen hebben zowel voor de oppervlakten van de teelten als voor het aantal dieren betrekking op de toestand op 1 mei. Voor de arbeidskrachten tewerkgesteld in de landbouw alsook voor het materieel en de installaties beslaat de referentieperiode de twaalf maanden die voorafgaan aan de maand mei.
Art. 4.§ 1. De enquête wordt uitgevoerd bij de landbouwbedrijven die hun bedrijfszetel in België hebben. § 2. Worden naast de landbouwbedrijven eveneens opgenomen in de enquête, voor zover zij ten minste één are uitbaten of dieren houden en ongeacht of zij al dan niet produceren voor de verkoop: de instellingen voor wetenschappelijk en experimenteel onderzoek, de aanplantingsdiensten van openbare instellingen die voor eigen behoeften voortbrengen, scholen, religieuze gemeenschappen, gevangenissen en andere soortgelijke instellingen. § 3. Worden eveneens opgenomen in de enquête, voor zover zij hun bedrijfszetel in België hebben, de ondernemingen voor landbouwwerken die werken in de landbouw uitvoeren voor rekening van landbouwers of landbouwmaterieel ter beschikking stellen, en coöperatieven voor gemeenschappelijk gebruik van landbouwmaterieel.
Art. 5.§ 1. De inlichtingen worden verstrekt onder de verantwoordelijkheid van de bedrijfshoofden. Deze kunnen eventueel volmacht geven aan een andere persoon om de gevraagde inlichtingen te verstrekken. § 2. Elk jaar wordt de enquête uitgevoerd bij de landbouwbedrijven bedoeld in artikel 4, § 1, en de instellingen bedoeld in artikel 4, § 2, op basis van een vragenlijst die overeenkomt met de kenmerkenlijst A. De jaren waarin een communautaire enquête inzake de structuur van de landbouwbedrijven moet uitgevoerd worden, wordt de enquête uitgevoerd bij de landbouwbedrijven bedoeld in artikel 4, § 1, en de instellingen bedoeld in artikel 4, § 2, op basis van een vragenlijst die overeenkomt met de kenmerkenlijsten A, B en C. De jaren waarin een communautaire enquête inzake de structuur van de landbouwbedrijven moet uitgevoerd worden, wordt de enquête uitgevoerd bij de ondernemingen en de coöperatieven bedoeld in artikel 4, § 3, op basis van een vragenlijst die overeenstemt met de kenmerkenlijst C. § 3. In de mate van het mogelijke zal het Nationaal Instituut voor de Statistiek gebruik maken van informatie uit bestanden met administratieve gegevens. § 4. De bedrijfshoofden of de personen die zij aanstelden dienen het ingevulde formulier te ondertekenen.
Art. 6.Het Nationaal Instituut voor de Statistiek bepaalt de werkzaamheden die door de gemeentebesturen uitgevoerd moeten worden en de termijnen die nageleefd moeten worden bij het versturen van de ingevulde documenten.
Art. 7.§ 1. De burgemeesters zijn belast met de uitvoering van de enquête en het toezicht op de werkzaamheden. Zij stellen onder het gemeentepersoneel enquêteurs aan in voldoende aantal opdat de verrichtingen snel kunnen verlopen. § 2. Wanneer het vereiste aantal personen niet voorhanden is onder het gemeentepersoneel, dient het college van burgemeester en schepenen te gepasten tijde de nodige voorstellen in te dienen bij de gemeenteraad, met het oog op de aanwerving van het nodige personeel. § 3. De enquête wordt door middel van aanplakbrieven ter kennis gebracht van het publiek. De aanplakbrieven en de nodige enquêteformulieren worden door het Nationaal Instituut voor de Statistiek ter beschikking gesteld van de burgemeesters. § 4. De enquête wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen die door toedoen van de burgemeesters aan de enquêteurs gegeven worden. De aangiften worden door de enquêteurs ingezameld op de woonplaats van het bedrijfshoofd of van de persoon die hij heeft aangeduid. Zij kunnen eveneens worden ingezameld op het gemeentebestuur na oproeping door de bevoegde gemeentelijke overheid van de in artikel 5, § 1, bedoelde personen.
Art. 8.Na een termijn van tien dagen, te rekenen vanaf 1 mei, dienen de personen, bedoeld in artikel 5, § 1, die niet ondervraagd werden door een enquêteur, dit feit binnen de vierentwintig uur ter kennis te brengen van het gemeentebestuur van hun woonplaats.
Art. 9.De enquêteurs waken erover dat de verstrekte inlichtingen overeenstemmen met de werkelijkheid. Zij doen de nodige verbeteringen aanbrengen zo er aanwijzingen zijn dat de aangifte onjuist is. Zij dienen dit door bemiddeling van de burgemeester ter kennis te brengen van het Nationaal Instituut voor de Statistiek.
Art. 10.De ambtenaren en beambten, aangesteld door de Minister die de statistiek onder zijn bevoegdheid heeft, kunnen ter plaatse de juistheid van de inlichtingen op de vragenformulieren controleren.
De gemeentebesturen dienen alle maatregelen te nemen om de taak van deze ambtenaren en beambten te vergemakkelijken.
De Minister die de statistiek onder zijn bevoegdheid heeft doet controlemetingen uitvoeren telkens wanneer hij het nodig acht.
Art. 11.De individuele gegevens verzameld bij deze enquête worden uitsluitend gebruikt voor statistische doeleinden, tenzij de ondervraagde op ondubbelzinnige wijze zijn toestemming heeft gegeven om ze te gebruiken voor andere doeleinden.
Art. 12.De informatie die krachtens dit besluit wordt verzameld mag later voor andere vormen van statistische of wetenschappelijke verwerking worden gebruikt, op voorwaarde dat deze verenigbaar zijn met de doelstellingen van de enquête.
Art. 13.Overtreding van de bepalingen van dit besluit wordt opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 19 tot 23 van de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek.
Art. 14.De bijlagen bij dit besluit kunnen worden gewijzigd door de Minister die de statistiek onder zijn bevoegdheid heeft.
Art. 15.Het koninklijk besluit van 1 juni 1992 waarbij een jaarlijkse landbouw- en tuinbouwtelling per 15 mei wordt voorgeschreven, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 30 maart 1994, 4 maart 1995, 2 mei 1996 en 7 mei 1997, wordt opgeheven.
Art. 16.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2001.
Art. 17.Onze Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 april 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Ch. PICQUE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE
Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 2 april 2001 betreffende de organisatie van een jaarlijkse landbouwtelling in de maand mei, uitgevoerd door het Nationaal Instituut voor de Statistiek.
ALBERT Van Koningswege : Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Ch. PICQUE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE