gepubliceerd op 31 december 2010
Ministeriële omzendbrief PLP 47 betreffende de onderrichtingen voor het opstellen van de politiebegroting voor 2011 ten behoeve van de politiezones
23 DECEMBER 2010. - Ministeriële omzendbrief PLP 47 betreffende de onderrichtingen voor het opstellen van de politiebegroting voor 2011 ten behoeve van de politiezones
Aan de Dames en Heren Provinciegouverneur, Aan de Heer Gouverneur van het Administratief Arrondissement Brussel-Hoofdstad, Ter informatie : Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Heer Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie, Aan de Dames en Heren Bijzondere Rekenplichtigen.
INLEIDING 1. ONDERRICHTINGEN VAN ALGEMENE AARD 1.1. SPECIFIEK TOEZICHT EN GOEDKEURINGSTOEZICHT 1.1.1. SPECIFIEK TOEZICHT OP DE BEGROTING en begrotingswijzigingen en op de financiële bijdrage van de gemeenten tot de meergemeentezone 1.1.1.1. Goedkeuringstoezicht op de begroting en de begrotingswijzigingen 1.1.1.2. Goedkeuringstoezicht in meergemeentezone op de besluiten van de gemeenteraad houdende stemming van de financiële bijdrage tot de meergemeentezone en de erin aangebrachte wijzigingen 1.2. TOTSTANDKOMING VAN DE BEGROTING 1.2.1. ALGEMENE BEPALINGEN 1.2.2. Financiële MEERJARENPLANNING 1.2.3. BEREKENING VAN HET STEMGEWICHT IN HET POLITIECOLLEGE EN DE POLITIERAAD 1.3. Het gebruik van voorlopige kredieten' in afwachting van de goedkeuring van de begroting door de toezichthoudende overheid 1.4. Doorzending van de begroting en de bijlagen 1.5. Model van de begroting 1.6. Begrotingswijzigingen 2. ONDERRICHTINGEN BETREFFENDE DE GEWONE DIENST 2.1. DE GEWONE UITGAVEN - PERSONEEL (70) 2.1.1. Het minimaal effectief 2.1.2. Raming van de personeelsuitgaven 2.1.2.1. Algemeen 2.1.2.2. Berekeningsmodule personeelskosten 2011 2.1.2.3. Mogelijke subfuncties inzake personeelsuitgaven 2.1.2.4. De economische codes inzake personeelsuitgaven 2.1.3. Verantwoordelijkheden CDVU - SSGPI - Politiezone 2.1.3.1. Opdrachten CDVU 2.1.3.2. Oprichting van een secretariaat van de geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus 25 2.2. De gewone uitgaven - werkingskosten (71) 2.2.1. Vergoedingen 2.2.2. Aankopen individuele basis- en functieuitrusting 2.2.3. Huur federale gebouwen 2.3. De gewone uitgaven - overdrachten (72) 2.4. 2.4. De gewone uitgaven - schuld (7X) 2.4.1. Intrest- en aflossingslasten 2.4.2. Correctiemechanisme inzake overdracht federale gebouwen naar de politiezones 2.5. 2.5. De gewone uitgaven - vorige dienstjaren : 2001 en vroeger (76) 2.6. De gewone uitgaven - overboekingen (78) 2.7. De gewone ontvangsten - prestaties (60) 2.8. De gewone ontvangsten - overdrachten (61) 2.8.1. Federale toelagen voorgaande dienstjaren aan de politiezones (66) - Indexatie federale basistoelage 2010 - 330/465-48/2009 2.8.2. Federale toelagen eigen dienstjaar 2011 aan de politiezones (61) 2.8.2.1. Federale Basistoelage voor het jaar 2011 - 330/465-48 2.8.2.2. Bijkomende Federale Toelage 2011 - 33004/465-48 2.8.2.3. Federale Sociale Toelage I 2011 - 330/465-02 2.8.2.4. Federale Sociale Toelage II 2011 - 33001/465-02 2.8.2.5. Federale Toelage aan Boventallige Politiezones - 33002/465-48 Federale Toelage 2011 Uitrusting Handhaving Openbare Orde - 33003/465-48 2.8.2.7. federale toelage inzake federaal overgedragen huurovereenkomsten aan sommige politiezone 2.8.2.8. bijkomende federale toelage gefinancierd via de verkeersveiligheidsplannen 2.8.2.9. De federale dotatie om het aanwervingsbeleid te stimuleren 2.8.3. De gemeentelijke dotatie(s) (61) 2.9. De gewone ontvangsten - schuld (62) 3. ONDERRICHTINGEN BETREFFENDE DE BUITENGEWONE DIENST 3.1. Buitengewone UITGAVEN 3.2. Buitengewone ontvangsten 4. DE FEDERALE TOELAGEN AAN GEMEENTEN MET EEN SAMENLEVINGS- EN VEILIGHEIDSCONTRACT CONCLUSIE BIJLAGE 1 LINK ECONOMISCHE CODES - LOONCOMPONENTEN AAN DE HAND VAN SUFFIXEN BIJLAGE 2 FUNCTIONEEL ECONOMISCHE CODES FEDERALE EN GEMEENTELIJKE DOTATIES BIJLAGE 3 : TOEZICHT 1 : DE BEGROTINGSKREDIETEN PER BEGROTINGSARTIKEL MET DE BEREKENING VAN DE SOCIALE TOELAGE I EN DE CONTROLE OP DE PATRONALE BIJDRAGEN BIJLAGE 4 : TOEZICHT 2 : BEGROTINGSKREDIETEN GETOTALISEERD PER BEGROTINGSARTIKEL VOOR DE OPERATIONELEN, DE CALOG-PERSONEELSLEDEN, DE SECRETARIS EN DE BIJZONDERE REKENPLICHTIGE BIJLAGE 5 : FEDERALE DOTATIES 2011 (onder voorbehoud) BIJLAGE 6 : FEDERALE DOTATIES 2010 - correcties en DOTATIE AANWERVING INLEIDING Naar analogie met vorig jaar kunnen lezers die vooral geïnteresseerd zijn in de nieuwe richtlijnen terecht op de website van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie;www.besafe.be; met link vanaf www.infozone.be. De nieuwe passages zullen hier worden weergegeven in een blauwe kleur, zodat de wijzigingen ten opzichte van vorig jaar direct zichtbaar zijn.
Conform de werking van de nieuwe loonmotor wordt er naar gestreefd om de registratie van personeelsuitgaven zoveel mogelijk automatisch te laten lopen, zodat cijfers vanuit de loonmotor kunnen gegenereerd worden in de begrotingsmodule (SSGPI) en in de zonale boekhouding. Dit moet toelaten eenvormiger en transparanter te boeken, zonder beroep te moeten doen op extra mankracht. Uit de infosessies die werden gegeven in juni van dit jaar, in elke provincie, is gebleken dat er zich nog problemen hierbij voordoen. Deze problemen werden reeds ten dele opgelost. De overige zullen volgen.
De concrete cijfers m.b.t. de federale dotaties 2011 worden als bijlage 5 toegevoegd aan deze omzendbrief. Ze zijn ook te consulteren op de website van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie. Deze cijfers worden meegedeeld in afwachting van de publicatie van de koninklijke besluiten houdende de toekenning van de federale toelagen en zijn dus nog onder voorbehoud Bijlage 6 In de bijlage van omzendbrief PLP 46 (BS. 21.08.2009) werden de bedragen opgenomen m.b.t. de basisdotatie voor het jaar 2010. Deze bedragen werden meegedeeld onder voorbehoud tot ze werden bevestigd bij koninklijk besluit.
De recente financiële crisis heeft er voor gezorgd dat de reële cijfers van de gezondheidsindex lager liggen dan deze die werden vooropgesteld voor de berekening van de basisdotatie 2009. Dit had voor gevolg dat de bedragen m.b.t. de basisdotatie 2009 die effectief werden uitgekeerd aan de zones te hoog waren. Er dient dus - en dit is voor het eerst - een correctie van de index naar beneden toe te gebeuren, dit in tegenstelling tot de voorgaande jaren waar de indexcorrectie steeds aanleiding gaf tot een bijkomende uitkering.
Tijdens het begrotingsconclaaf werd beslist om de bedragen n.a.v. de correcties van de basisdotatie 2009, in mindering te brengen van het bedrag berekend voor 2010, zoals meegedeeld in de bijlagen van PLP 46.
Het principe wil dat, in afwachting van de publicatie van de desbetreffende Koninklijke besluiten, de uitbetalingen aan de zones worden berekend op basis van 1/12de van de basisdotatie van het voorgaande jaar, zoals vastgesteld bij koninklijk besluit. De initiële bedragen van de basisdotatie 2010 - zonder de correctie van de indexering - waren reeds lager dan deze van de basisdotatie 2009. Om te anticiperen op dit verschil werden de betalingen op basis van de twaalfden van de basisdotatie 2009 verminderd tot 98 % van het normaal te betalen bedrag en dit tot oktober 2010. Voor wat betreft de correctie van de indexering, zoals hierboven beschreven, deze werd toegepast op de laatste betaling (november).
Inzake de federale bijkomende dotatie werden de bedragen voor 2010 in overeenstemming gebracht met de rechtspraak van de Raad van State (arresten 198.868, 198.867, 198.868 van 14 december 2009 en 196.373 van 24 september 2009) waarbij de Raad van State heeft geoordeeld dat het gelijkheidsbeginsel werd geschonden, door de beperking voor twee van de zes weerhouden parameters, van de bijkomende toelage voor de zones die geen dossier hadden ingediend in het kader van de zogenaamde aanvaardbare meerkost.
Nieuw : tenslotte is er ook nog de federale dotatie voor het jaar 2010 om het aanwervingsbeleid in politiezones te stimuleren. De bedragen van deze dotatie werden opgenomen in bijlage 6. Voor de functioneel-economische code : zie bijlage 2. Het ARPC zal - om een artikelnummer voor deze nieuwe dotatie in te voegen - worden aangepast.
Terminologie : - WGP : wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus; - ARPC : Koninklijk besluit van 5 juli 2010 tot aanpassing van het Koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het Algemeen Reglement op de boekhouding van de Lokale Politie; - NGW : Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988; - RAAD : gemeenteraad in de ééngemeentezones - politieraad in de meergemeentezones; - COLLEGE : college van burgemeester en schepenen in de ééngemeentezones - politiecollege in de meergemeentezones; - DIENSTJAAR N : het jaar waarop de begroting slaat; - DIENSTJAAR N-1 : het jaar voorafgaand; 1. ONDERRICHTINGEN VAN ALGEMENE AARD 1.1. SPECIFIEK TOEZICHT EN GOEDKEURINGSTOEZICHT 1.1.1. SPECIFIEK TOEZICHT OP DE BEGROTING en begrotingswijzigingen en op de financiële bijdrage van de gemeenten tot de meergemeentezone Voor een overzicht in verband met de toezichtprocedures en de desbetreffende termijnen verwijs ik naar mijn omzendbrief PLP 12 van 8 oktober 2001. Het specifiek toezicht op de begroting en begrotingswijzigingen en op de financiële bijdrage van de gemeenten tot de meergemeentezone wordt geregeld in de artikelen 71 tot en met 76 van de WGP. 1.1.1.1. GOEDKEURINGSTOEZICHT OP DE BEGROTING EN DE BEGROTINGSWIJZIGINGEN Krachtens artikel 66 van de WGP kan de goedkeuring slechts worden geweigerd omwille van de schending van de bepalingen vervat in de WGP of genomen krachtens de WGP. De gouverneur als commissaris van de federale regering is in eerste aanleg de bevoegde instantie om de begroting te toetsen aan de door de federale overheid uitgevaardigde normen.
Krachtens artikel 71 van de WGP dienen de besluiten van de raad betreffende de begroting en de begrotingswijzigingen binnen de twintig dagen voor goedkeuring naar de gouverneur te worden verstuurd.
Krachtens artikel 72 van de WGP spreekt de gouverneur zich uit over de goedkeuring binnen een termijn die wordt berekend door de termijn die is vastgesteld voor het toezicht op de begroting van de gemeenten van de zone te verminderen met vijf dagen.
Indien de raad ontvangsten of verplichte uitgaven, die krachtens de WGP dienen te worden voorzien, geheel of gedeeltelijk weigert op de begroting te brengen, schrijft de gouverneur de vereiste bedragen ambtshalve in.
Indien de raad ontvangsten voorziet die krachtens de wet geheel of gedeeltelijk niet aan de zone toekomen gaat de gouverneur naargelang het geval over tot de schrapping van het bedrag of tot de ambtshalve inschrijving van het juiste bedrag.
In het geval van een meergemeentezone wijzigt de gouverneur gelijktijdig met de ambtshalve inschrijving of schrapping het bedrag van de financiële bijdrage van elke gemeente die deel uitmaakt van de betrokken meergemeentezone.
De gouverneur brengt zijn besluit ter kennis van de gemeente of de overheid van de meergemeentezone uiterlijk de laatste dag van de voormelde goedkeuringstermijn. Wanneer die termijn is verstreken, wordt de gouverneur geacht zijn goedkeuring aan de begroting te hebben verleend.
Het besluit van de gouverneur wordt aan de raad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
De artikelen 73 en 74 van de WGP regelen het beroep bij de minister van Binnenlandse Zaken tegen de niet-goedkeuring of tegen de ambtshalve aanpassing van een begrotingsbeslissing door de gouverneur.
Krachtens artikel 73 van de WGP kan de raad bij de minister van Binnenlandse Zaken hoger beroep instellen tegen het besluit van de gouverneur houdende niet-goedkeuring of ambtshalve aanpassing van de politiebegroting binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen door de gouverneur van zijn besluit naar de gemeenteoverheid of de overheid van de lokale politie.
Krachtens artikel 74 van de WGP spreekt de minister van Binnenlandse Zaken zich uit over het ingesteld beroep binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen ervan. Hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gouverneur en naar de raad. Wanneer die termijn is verstreken, is het beroep ingewilligd.
Het besluit van de minister wordt aan de raad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
Krachtens artikel 75 zijn de begrotingswijzigingen eveneens onderworpen aan het goedkeuringstoezicht zoals hierboven beschreven.
De termijn wordt berekend door de termijn die vastgesteld is voor het toezicht op de begrotingswijzigingen van de gemeenten van de zone, te verminderen met vijf dagen.
Alle door de toezichthoudende overheid getroffen beslissingen in verband met de begroting en de begrotingswijzigingen worden door het college aan de raad meegedeeld (artikelen 7 en 14 van het ARPC). 1.1.1.2. GOEDKEURINGSTOEZICHT IN MEERGEMEENTEZONE OP DE BESLUITEN VAN DE GEMEENTERAAD HOUDENDE STEMMING VAN DE FINANCI"LE BIJDRAGE TOT DE MEERGEMEENTEZONE EN DE ERIN AANGEBRACHTE WIJZIGINGEN Krachtens artikel 40 van de WGP komt de begroting van een meergemeentezone ten laste van de verschillende gemeenten van de zone en de Federale Staat. Wanneer de meergemeentezone niet over voldoende middelen beschikt om de uitgaven te dekken die voortkomen uit de vervulling van haar opdracht, wordt het verschil gedragen door de gemeenten die er deel van uitmaken.
Elke gemeenteraad van de zone stemt de toelage die aan het lokaal politiekorps moet worden toegekend en die aan de politiezone wordt gestort. De toelage wordt in de uitgaven van elke gemeentebegroting ingeschreven. De toelage vermeld in het besluit van de gemeenteraad, de toelage ingeschreven in de uitgaven van de gemeentebegroting en de toelage ingeschreven in de ontvangsten van de politiebegroting, dienen overeen te stemmen.
Krachtens artikel 71 van de WGP worden de gemeenteraadsbesluiten betreffende de bijdrage aan de politiezone en de gemeenteraadsbesluiten betreffende de wijzigingen van de toelage voor goedkeuring naar de gouverneur gestuurd.
Krachtens artikel 76 van de WGP spreekt de gouverneur zich uit binnen een termijn van vijfentwintig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van deze beslissing bij de gouverneur.
Krachtens artikel 72 van de WGP wijzigt de gouverneur gelijktijdig met de ambtshalve inschrijving of schrapping in de politiebegroting het bedrag van de bijdrage van elk van de gemeenten die deel uitmaken van de betrokken meergemeentezone.
De gouverneur brengt zijn besluit ter kennis van de gemeenteoverheid uiterlijk de laatste dag van de voormelde goedkeuringstermijn. Wanneer die termijn is verstreken, wordt de gouverneur geacht zijn goedkeuring aan de beslissing te hebben verleend.
Het besluit van de gouverneur wordt aan de gemeenteraad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
De artikelen 73 en 74 van de WGP regelen eveneens het beroep bij de minister van Binnenlandse Zaken tegen het besluit van de gouverneur tot aanpassing van de bijdrage of niet-goedkeuring. Krachtens artikel 73 van de WGP kan de gemeenteraad tegen het besluit van de gouverneur tot aanpassing van de bijdrage of tegen zijn besluit houdende niet-goedkeuring hoger beroep instellen bij de minister van Binnenlandse Zaken binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen van het besluit naar de gemeenteoverheid.
Krachtens artikel 74 van de WGP spreekt de minister van Binnenlandse Zaken zich uit over het ingesteld beroep binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen ervan. Hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gemeenteraad. Wanneer die termijn is verstreken, is het beroep ingewilligd. Het besluit van de minister wordt aan de gemeenteraad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
Krachtens artikel 75 zijn de artikelen 72 tot 74 eveneens van toepassing op de besluiten van de gemeenteraad houdende wijziging van de gemeentelijke bijdrage aan de politiezone.
De goedkeuringstermijn ingeval van wijziging is echter, conform artikel 75, tweede lid, gelijk aan de termijn die is vastgesteld voor het toezicht op de begrotingswijzigingen van de gemeenten van de zone, te verminderen met vijf dagen. 1.2. TOTSTANDKOMING VAN DE BEGROTING 1.2.1. ALGEMENE BEPALINGEN. In de kolom "Rekening 'dienstjaar N-2' - Vastleggingen" worden de cijfers van de door de raad vastgestelde rekening 'dienstjaar N-2' vermeld. Indien de rekening 'dienstjaar N-2', ongeacht om wat voor reden, nog niet werd vastgesteld, kunnen de door de raad laatst goedgekeurde begrotingskredieten ter informatie worden vermeld.
In de kolom "Begroting 'dienstjaar N-1'" worden de begrotingskredieten vermeld conform de politiebegroting 'dienstjaar N-1' rekening houdend met de op dat ogenblik laatst goedgekeurde begrotingswijziging van het 'dienstjaar N-1' en rekening houdend met de laatste interne herschikking of aanwending binnen elke economische groep.
Vooraleer de raad beraadslaagt, geeft het college een toelichting bij de inhoud van het verslag. Van de regel dat elk lid van de politieraad over één stem beschikt (artikel 25 WGP) wordt afgeweken bij de stemmingen over de vaststelling van de begroting, de begrotingswijzigingen en de jaarrekeningen (artikel 26 WGP). In die gevallen bekomt elke groep van vertegenwoordigers van één gemeente uit de politiezone evenveel stemmen als waarover de burgemeester van diezelfde gemeente beschikt in het politiecollege, zoals bepaald in artikel 24 van de WGP. Het aantal stemmen waarover de burgemeester in het politiecollege beschikt wordt bij de stemming over de vaststelling van de begroting/begrotingswijzigingen gelijk verdeeld over de groep vertegenwoordigers van een gemeente.
Ieder politieraadslid beschikt het hele jaar over een identiek aantal stemmen, wat ook het aantal vertegenwoordigers van zijn gemeente is tijdens de zitting(en) van de raad waar een beslissing wordt genomen inzake begroting(s)(wijziging) of jaarrekening. Bijgevolg is de stem van een afwezig raadslid onherroepelijk verloren en kan deze niet, tussen de aanwezige vertegenwoordigers van de gemeente waartoe hij behoort, worden herverdeeld. Zie ter zake eveneens punt V van mijn omzendbrief PLP 32 van 15 oktober 2003 betreffende de werking van de politieraad en het politiecollege (B.S. 27 oktober 2003) en infra punt 1.2.3..
Het koninklijk besluit van 5 september 2001 houdende het Algemeen Reglement op de boekhouding van de lokale politie (ARPC) bepaalt de begrotings-, de financiële en de boekhoudkundige voorschriften van de politiezones, evenals de nadere regels voor de uitoefening van de taken van de bijzondere rekenplichtige, dit in uitvoering van artikel 34 van de WGP waarbij ondermeer artikel 239 van de nieuwe gemeentewet van toepassing wordt verklaard op de lokale politie.
Conform artikel 11 van het ARPC maakt het college het begrotingsontwerp op na het advies te hebben ingewonnen van een commissie waarin tenminste één daartoe aangeduid lid van het college, de korpschef van de lokale politie en de bijzondere rekenplichtige zetelen. Het advies van de commissie slaat uitsluitend op de wettelijkheid en de te verwachten financiële weerslag.
Het advies van de begrotingscommissie is niet noodzakelijk éénparig en is een beheersinstrument dat kan leiden tot de opstelling van een betere begroting. Het is meer dan aanbevolen dat de bijzondere rekenplichtige actief betrokken wordt bij de voorbereiding van de begroting van de politiezone.
Krachtens artikel 5 van het ARPC omvat de begroting de precieze raming van alle ontvangsten en uitgaven die in de loop van het financieel dienstjaar kunnen worden gedaan, met uitzondering van de geldverrichtingen voor rekening van derden of die slechts de thesaurie treffen. Elk begrotingsartikel dient in uitvoering van artikel 5 van het ARPC te worden getoetst aan de realiteit en precies te worden geraamd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met een mogelijke vermindering van bepaalde kosten ingevolge een ontegensprekelijk schaalvoordeel dat leidt tot een mogelijk rationelere organisatie.
Binnen de begroting wordt een onderscheid gemaakt tussen de gewone en de buitengewone dienst en, binnen elk van die diensten, tussen het eigenlijk financieel dienstjaar en de vorige dienstjaren.
Het financieel dienstjaar van de politiezone komt overeen met het burgerlijk jaar krachtens artikel 34 van de WGP, waarbij artikel 238 van de NGW van toepassing werd verklaard.
Conform artikel 10 van het ARPC mogen de uitgavenkredieten slechts worden gebruikt voor het door de begroting vooropgestelde doel en zijn ze beperkt.
Voor de uitgaven van de gewone dienst geldt die beperking echter voor het geheel van de kredieten die dezelfde functionele code dragen (beperkt tot de eerste drie cijfers) én die behoren tot dezelfde economische groep De economische groepen van de uitgaven van de gewone dienst zijn : personeel : 70; werkingskosten : 71; overdrachten : 72; schuld : 7X; vorige dienstjaren : 76; overboekingen : 78. M.a.w., binnen elke economische groep kunnen de begrotingskredieten zonder begrotingswijziging worden herschikt over de begrotingsartikelen die eerder werden opgenomen in de begroting (of begrotingswijziging) en dit binnen het totaal goedgekeurde krediet per economische groep.
We vestigen hierbij nogmaals de aandacht op het beduidend verschil tussen enerzijds artikel 10 van het ARPC en anderzijds artikel 10 van het Algemeen Reglement op de Gemeentelijke Comptabiliteit (ARGC), dat voorziet in een beperking voor het geheel van de kredieten die dezelfde functionele en economische code dragen, elk beperkt tot de eerste drie cijfers.
Deze ruimere uitzondering (nl. niveau economische groep) op het algemeen principe van de beperktheid van de kredieten voor de uitgaven van de gewone dienst laat toe de begrotingskredieten in de politiebegroting scherper te ramen. Er dient alleen nog een reserve te worden voorzien op niveau van de economische groep hetgeen normaal zou moeten leiden tot scherpere begrotingsramingen en tot minder ongebruikte begrotingskredieten op niveau van de rekening.
Het ARPC voorziet de mogelijkheid om zonder begrotingswijziging - binnen het totaal goedgekeurde krediet per economische groep - de begrotingskredieten te herschikken. In voorkomend geval dient de bijzondere rekenplichtige en/of de korpschef tijdig het (politie)college er op te attenderen dat er zich een herschikking binnen een economische groep opdringt. Het college neemt de finale beslissing en definieert de herschikking. Deze beslissing wordt ingeschreven in de notulen en moet worden meegedeeld aan : 1. de korpschef, zodat hij de nodige interne schikkingen kan treffen en de betrokken diensten kan instrueren;2. de bijzondere rekenplichtige, zodat hij rekening kan houden met de gewijzigde situatie.Bij de voorbereiding van de begroting voor het volgende jaar zal hij de raming van de begrotingsartikelen overeenkomstig kunnen bijstellen.
Deze specifieke bevoegdheid tot herschikking kan niet worden gedelegeerd (bv. aan de bijzondere rekenplichtige of de korpschef), omdat dit in strijd is met het algemeen rechtsbeginsel dat bepaalt dat een delegatie van de bevoegdheid van de gemeentelijke organen alleen mogelijk is, mits dit uitdrukkelijk is voorzien door de wetgever. In onderhavig geval heeft de wetgever geen delegatiemogelijkheid voorzien.
Conform artikel 34 van de WGP, waarbij onder andere artikel 241 van de NGW van toepassing wordt verklaard, vergadert de raad normaal ieder jaar in de maand oktober om te beraadslagen en te besluiten over de politiebegroting voor het volgende dienstjaar.
We vestigen hierbij bijkomend de aandacht op artikel 27 van de WGP houdende de bepaling dat de artikelen 84, 86, 87, 87bis, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95 tweede lid, 96, 97, 98, 99, 100 en 101 van de NGW van overeenkomstige toepassing zijn op de politieraad.
Conform voormeld artikel 96 van de NGW doet het college aan elk raadslid een exemplaar toekomen van het ontwerp van begroting/begrotingswijziging uiterlijk zeven vrije dagen vóór de vergadering gedurende dewelke de raad dient te beraadslagen over de begroting/begrotingswijziging. Het ontwerp wordt overgemaakt zoals het zal onderworpen worden aan de beraadslagingen van de raad, in de voorgeschreven vorm en vergezeld van de bijlagen die vereist zijn voor de definitieve vaststelling. Het ontwerp van begroting is vergezeld van een verslag.
Het verslag bevat een synthese van het ontwerp van begroting.
Bovendien geeft het verslag het algemeen en financieel beleid van de politiezone aan en een overzicht van de toestand van het bestuur en de politiezaken, alsook alle nuttige informatiegegevens.
De vergadering van de raad is openbaar.
In uitvoering van artikel 34 van de WGP, waarbij onder andere artikel 242 van de NGW van toepassing wordt verklaard, wordt de politiebegroting neergelegd op de zetel van de politiezone waar eenieder er altijd ter plaatse kennis van kan nemen. Op die mogelijkheid van inzage wordt gewezen door middel van aanplakbiljetten die door de zorg van het college worden aangebracht binnen een maand nadat de politiebegroting door de raad is aangenomen. Het bericht blijft tenminste tien dagen aangeplakt. 1.2.2. FINANCIELE MEERJARENPLANNING De opstelling van een meerjarenplanning werd de voorgaande jaren reeds geadviseerd, maar nog niet opgelegd. Dergelijke planning is echter meer dan wenselijk gelet op de weerslag op de meerjarenplanning en de begroting van de gemeenten. Laatstgenoemden dragen immers in belangrijke mate bij aan de politiebegroting. Zo'n meerjarenplan is duidelijk gerelateerd aan het zonale veiligheidsplan en zal rekening dienen te houden met de programmatie die hierin wordt voorzien.
Het feit dat de begrotingscycli van de zones en deze van de federale staat niet gelijklopend zijn, vergemakkelijkt zo'n planning niet. Er mag echter worden van uitgegaan dat de huidige federale dotaties, met jaarlijkse indexering, als realistische basis kunnen dienen voor de raming van de inkomsten.
Wat moet worden verstaan onder zo'n meerjarenplanning ? Het plan zou bijvoorbeeld kunnen bestaan uit het zonaal veiligheidsplan, waarin de objectieven worden vastgelegd over de verschillende jaren heen en uit een begeleidende, financiële nota.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1.2.3. BEREKENING VAN HET STEMGEWICHT IN HET POLITIECOLLEGE EN DE POLITIERAAD In het K.B. van 20 december 2000 (B.S. 29 december 2000) wordt meer informatie verstrekt over de precieze berekeningswijze van het aantal stemmen waarover een burgemeester beschikt in het politiecollege, verder verduidelijkt door de ministeriële omzendbrief PLP 6 van 19 maart 2001 (B.S. 13 april 2001) en PLP 43 van 12 oktober 2007 (B.S. 29 oktober 2007).
In het politiecollege beschikt elke burgemeester over een aantal stemmen naar evenredigheid van de minimum politiedotatie die zijn gemeente in de meergemeentezone inbrengt (art. 24 WGP). In de politieraad volgt de stemmenverdeling bij de stemmingen over de vaststelling van de begroting, begrotingswijzigingen en de jaarrekening eveneens hetzelfde principe (art. 26 WGP).
Het begrip « minimum politiedotatie » verwijst naar de bijdrage die elke gemeente stort aan de meergemeentepolitiezone voor de verwezenlijking door de lokale politie van de basispolitiezorg samen met de minimale dienstverlening die wordt gewaarborgd aan de overheden en de burgers (art. 3 WGP). Door te verwijzen naar de minimum politiedotatie heeft de wetgever duidelijk gewenst dat een eventuele verhoging van de bijdrage van een gemeente aan de begroting van het ZVP met het oog op de uitvoering van de opdrachten en doelstellingen die eigen zijn aan de gemeente (art. 36, 4° en 40, derde lid WGP), geenszins de verdeling van de stemmen binnen het politiecollege mag beïnvloeden en bij extensie : de politieraad (1).
Een gemeente die dergelijke bijzondere doelstellingen nastreeft (bijvoorbeeld : een verscherpt toezicht in de omgeving van de scholen in sommige wijken van de gemeente; oprichten van een hondenbrigade, zelfs indien de andere gemeenten er geen wensen) mag zich hier dus niet op beroepen om een groter stemmenaantal te verkrijgen.
Sinds 1 januari 2005 (2), moet de verdeling van de stemmen binnen het politiecollege worden herzien tijdens de eerste politieraad van elk jaar en moet deze zich baseren op de bijdrage van elk van de gemeenten zoals bepaald in de zonale rekeningen die werden goedgekeurd door de toezichthoudende overheid. De stemmenverdeling dient immers een weerspiegeling te zijn van de financiële bijdrage die elke gemeente reëel investeert ten gunste van de politiezone, vandaar de verwijzing naar de zonale rekeningen. Bovendien moet het stemmenaantal jaarlijks worden aangepast om rekening te houden met een eventuele wijziging in de financiële bijdrage van de verschillende gemeenten van een meergemeentepolitiezone.
Tot op heden hebben bijna alle zones hun rekeningen afgesloten tot 2008 of 2009, of zijn daar volop mee bezig. Intussen heeft de RSZPPO alle regularisaties vóór 2005 afgewerkt. De navolgende jaren werden intussen ook aangevat. Vanaf het jaar 2010 worden alle benodigde berekeningen en stukken aangeleverd door de nieuwe loonmotor « Themis ». De voorgaande jaren blijven ten laste van CDVU. Opdat de stemmenverdeling niet gebaseerd zou zijn op te oude gegevens en dus zo goed mogelijk de reële bijdrage zou weergeven van elke gemeente, is het noodzakelijk om een alternatieve oplossing te vinden voor de zones die geen recente rekening hebben afgesloten.
Bij ontstentenis van het afsluiten van de rekening 2009, goedgekeurd door de toezichthoudende overheid, zal de stemmenverdeling tijdens de eerste politieraad van 2011 worden herzien en gebaseerd zijn op de financiële bijdrage van elk van de gemeenten van de meergemeentezone, zoals bepaald in de laatste gemeentelijke rekening, goedgekeurd door de toezichthoudende overheid.
Ik maak er u attent op dat zodra de jaarrekening is goedgekeurd door de raad, er een exemplaar moet worden toegestuurd aan CGL - Directie van de Relaties met de Lokale Politie, Fritz Toussaintstraat 8, 1050 Brussel. 1.3. HET GEBRUIK VAN VOORLOPIGE KREDIETEN' IN AFWACHTING VAN DE GOEDKEURING VAN DE BEGROTING DOOR DE TOEZICHTHOUDENDE OVERHEID Zolang de begroting dienstjaar N' nog niet is goedgekeurd door de gouverneur, kunnen, conform artikel 13 van het ARPC, via, voorlopige kredieten' of voorlopige twaalfden', uitgaven worden verricht in dienstjaar N', echter alleen op de gewone dienst.
Er kunnen zich hierbij twee mogelijkheden voordoen : - De begroting dienstjaar N' werd door de raad NIET goedgekeurd vóór 1 januari dienstjaar N' : - de raad dient in dit geval in dienstjaar N-1' de voorlopige kredieten dienstjaar N' uitdrukkelijk vast te stellen via een afzonderlijk raadsbesluit; het is mogelijk om één of meerdere, voorlopige twaalfden' goed te keuren; - de aanwendig van voorlopige kredieten op de gewone dienst mag per verlopen of begonnen maand niet meer bedragen dan één twaalfde van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar (dienstjaar N-1'); deze beperking is niet van toepassing op de uitgaven voor de bezoldiging van het personeel, voor de betaling van verzekeringspremies, voor de betaling van belastingen en voor de betaling van aflossingen en interesten op leningen. - De begroting dienstjaar N' werd door de raad goedgekeurd vóór 1 januari dienstjaar N', maar werd nog niet door de gouverneur goedgekeurd vóór 1 januari dienstjaar N' : - de raad dient GEEN afzonderlijk raadsbesluit te treffen; - de aanwendig van voorlopige kredieten op de gewone dienst mag per verlopen of begonnen maand niet meer bedragen dan één twaalfde van het begrotingskrediet van het lopende dienstjaar(dienstjaar N') of van het begrotingskrediet van het vorige dienstjaar (dienstjaar N-1') als dit kleiner is dan het krediet van het lopende dienstjaar (dienstjaar N'); deze beperking is niet van toepassing op de uitgaven voor de bezoldiging van het personeel, voor de betaling van verzekeringspremies, voor de betaling van belastingen en voor de betaling van aflossingen en interesten op leningen.
We vestigen bijkomend de aandacht op het feit dat de begrippen "verplichte/niet-verplichte uitgaven" en "uitgaven welke ambtshalve worden opgenomen" momenteel niet voorkomen in het ARPC. Artikel 13, § 2 van het ARPC bepaalt dat de beperkingen m.b.t. voorlopige kredieten niet gelden voor volgende uitgaven : bezoldiging van het personeel; betaling van de verzekeringspremies; betaling van de belastingen en betaling van aflossingen en intresten op leningen. 1.4. DOORZENDING VAN DE BEGROTING EN DE BIJLAGEN Wanneer de begroting krachtens de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, haar uitvoeringsbesluiten of andere regelgevende teksten, in twee talen moet worden opgesteld, wordt ze in de twee talen voorgelegd. Hetzelfde geldt voor de stukken die aan de begroting zijn gevoegd en die in twee talen zijn opgesteld.
De begroting en de bijlagen worden in drie papieren exemplaren naar de gouverneur verstuurd. Daarnaast dient aan de gouverneur een elektronisch bestand te worden overgemaakt, hetwelk kan gedownload worden vanaf de website van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie www.besafe.be (doorklikken via politiebeheer / budget en financieel beheer / opstellen politiebegroting 2011) of via de link vanaf de website van de Directie van de Relaties met de Lokale Politie, www.infozone.be (doorklikken naar documentatie > financieel beheer > publicaties - politiebegroting - specifiek - begrotingsjaar 2011).
Het elektronisch bestand wordt aan de gouverneur overgemaakt via e-mail of, indien toegestaan, via cd-rom : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De gouverneur ziet er op toe dat het elektronisch bestand en de papieren versie van de goedgekeurde begroting, uitsluitend de door hem goedgekeurde en gecontroleerde cijfers bevat, eventueel aangevuld met de gemaakte opmerkingen en stuurt dit door naar CGL. Er dienen bij de verzending van de begroting aan de toezichthoudende overheid diverse stukken te worden toegevoegd ter controle. Deze documenten moeten gelijktijdig aan de toezichthoudende overheid worden gestuurd, met uitzondering van het bewijs van aanplakking en van bepaalde bewijsstukken waarover de zone nog niet beschikt bij het overmaken van de begroting (cfr. PLP 42bis) : 1. Besluit in extenso van de gemeente- of politieraad met de samenvatting van de totalen van de economische groepen;2. Verslag met een synthese van de begroting, het algemeen en financieel beleid van de politiezone (met name wat het aanwervingsplan betreft) en een overzicht van alle gegevens die van invloed kunnen zijn op de organisatie en de werking van de politiezone;3. Gedetailleerd advies van de begrotingscommissie (artikel 11 van het ARPC);4. Bewijs van aanplakking;5. Tabellen van het personeel met minimale vermelding van de loonschaal, de geldelijke anciënniteit, de bedragen van de vaste vergoedingen en toelagen, de berekening van de onregelmatige prestaties en/of de berekeningsmodule van de personeelskosten door de federale overheid ter beschikking gesteld van de politiezones;6. Banktabellen van de leningen en de evolutie van de schuld en wijze van berekening van de interesten voor de nieuwe leningen;7. Financieringstabel van de buitengewone dienst (financieringswijze en middelen);8. Tabel met de bewegingen van de voorzieningen en reservefondsen;9. Projectie van de evolutie van de kredieten op 3 jaar (meerjarenplan);10. Lijst van de aan derden door de politiezone toegekende subsidies;11. Elektronische versie bevattende de pagina met algemene gegevens over de politiezone en met name het minimale en reële effectief.(Deze bijlage kan eveneens gedownload worden vanaf de website van de Algemene Directie Veiligheid en Perventie : www.besafe.be of via de link van de website van de directie van de Relaties met de Lokale Politie : www.infozone.be); 12. Overzicht van de begrotingskredieten per begrotingsartikel met de berekening van de sociale toelage II en de controle op de patronale bijdragen (Bijlage 3 : Toezicht 1) 13.Overzicht van de begrotingskredieten getotaliseerd per begrotingsartikel voor de operationelen, de CaLog-personeelsleden, de secretaris en de bijzondere rekenplichtige (bijlage 4 : toezicht 2); 14. Elk nuttig bewijsstuk : enkele voorbeelden (dit is geen beperkende lijst) : - overeenkomst inzake verkeersveiligheid en/of tabel van de toekenning van kredieten (3) - document ter rechtvaardiging van het bedrag in het kader van de procedure inzake transfer van gebouwen - berekening van de sociale toelage II (met name voor het plafond dat afgetrokken moet worden van de sociale bijdragen op de toelagen) - documenten opgestuurd door andere instanties (bijvoorbeeld het Gewest) waarbij de inschrijving van de ontvangsten wordt gemotiveerd AAN TE LEVEREN STUKKEN : TOEZICHT 1 - TOEZICHT 2 In de module voor het budgetteren van de personeelsuitgaven voor de begroting 2011 (begrotings-/personeelsmodule) zijn er 2 werkbladen voorzien, m.n. : « Toezicht 1 » en « Toezicht 2 ». Deze werkbladen vormen verantwoordingsstukken die dienen overgemaakt te worden aan de toezichthoudende overheid op het niveau van de provincie.
Het werkblad Toezicht 1 laat zowel aan de politiezones als aan de toezichthoudende overheid toe de sociale toelage II en de berekening van de patronale bijdragen te verifiëren. (cf. bijlage) Het werkblad Toezicht 2 geeft per begrotingsartikel de begrotingskredieten weer voor de personeelsuitgaven en vergoedingen van zowel het operationeel als het administratief en logistiek personeel. Daarnaast wordt voor de vergoeding of bezoldiging van de secretaris en de bijzondere rekenplichtige en de bijhorende patronale bijdragen het begrotingskrediet samengesteld. (cf. bijlage) De politiezones die geen gebruik maken van deze begrotingsmodule dienen een gelijkwaardig controledocument aan de gouverneur over te maken dat als verantwoording dient voor de samenstelling van de begrotingskredieten, de sociale toelage II en de patronale bijdragen.
In bijlage vindt u bedoelde tabbladen weer. Ik wens de politiezones er op te wijzen dat gelijkaardige toelagen en/of vergoedingen die dezelfde lading dekken als een bepaalde suffix, ook onder dezelfde suffix moeten worden geboekt, ik denk hier bijvoorbeeld aan de nachturen in het oud statuut.
LINK ECONOMISCHE CODES EN LOONELEMENTEN AAN DE HAND VAN DE SUFFIXEN Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de nieuwe loonmotor « Themis » werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om aan elke looncomponent een suffix toe te voegen. Deze suffixen werden opgenomen in de nieuwe loonmotor. Aan de hand van deze suffixen zal bepaald worden welke loonelementen op een welbepaalde economische code moeten worden geboekt. Het uniform vastleggen van de loonelementen die op bepaalde economische codes met betrekking tot de personeelsuitgaven, de terugbetaling van kosten en dienstvergoedingen of de erelonen en vergoedingen van niet-politiepersoneel moeten worden geboekt, zal ertoe leiden dat de boekhouding op een transparante en eenduidige manier wordt gevoerd en de zones een beter inzicht verwerven in de personeelsuitgaven, wat een meerwaarde betekent voor het voeren van het operationeel en financieel beleid van de politiezone. (cfr. bijlage).
Ik verzoek de gouverneurs dan ook toezicht te willen houden op de correcte samenstelling van elk begrotingsartikel afzonderlijk.
Overeenkomstig art. 72 WGP schrapt, wijzigt of schrijft de gouverneur de vereiste bedragen ambtshalve in. 1.5. MODEL VAN DE BEGROTING Het model van de politiebegroting is deze van de gemeentebegroting. Ik verzoek u dit model en de navolgende wijzigingen ervan strikt te willen respecteren.
Het titelblad en de eerste bladzijde van de politiebegroting staan ter beschikking op de website van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie www.besafe.be (doorklikken via politiebeheer / budget en financieel beheer / opstellen politiebegroting 2011 of via de link vanaf de website van de Directie van de Relaties met de Lokale Politie, CGL (www.infozone.be).
Krachtens artikel 41 van het ARPC zijn de functionele en de economische classificatie welke van toepassing zijn op de politiebegroting deze die vastgelegd zijn in de bijlage bij het ministerieel besluit van 30 oktober 1990 tot uitvoering van het artikel 44 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit (ARGC), zoals gewijzigd door het ministerieel besluit van 25 maart 1994. De samenstelling van begrotingskredieten op de economische codes met betrekking tot de personeelsuitgaven, de terugbetaling van kosten en dienstvergoedingen of de erelonen en vergoedingen van niet-politiepersoneel werden in het ARPC in die zin aangepast.
De uitgaven en de ontvangsten van de lokale politie worden bij voorkeur ingeschreven onder de functionele code 330xx te lezen als "Lokale Politie".
De inhoud/betekenis van de economische codes dient strikt te worden gerespecteerd, enkel de omschrijving mag vervangen worden door een duidelijkere omschrijving aangepast aan de lokale politiezone.
Uitgezonderd met betrekking tot de federale toelagen dienen in deze omzendbrief vermelde begrotingsartikels en hun omschrijving ongewijzigd te worden toegepast. 1.6. BEGROTINGSWIJZIGINGEN Het verdient aanbeveling om de begrotingswijzigingen tijdig op te maken zodat een regelmatige vastlegging van de uitgaven niet in het gedrang komt. Naar analogie met de gemeenten wordt een uiterste datum vastgelegd voor het versturen van een begrotingswijziging dienstjaar N' naar de gouverneur, namelijk 15 november dienstjaar N'.
Conform artikel 15 van het ARPC moeten op de begrotingswijzigingen zonder verwijl de begrotingskredieten worden uitgetrokken die nodig zijn om de uitgaven die door dwingende en onvoorziene omstandigheden worden vereist te dekken. In toepassing van artikel 86, 2° van de WGP dient een voor eensluidend verklaard afschrift van de betreffende besluiten van de raad, alsook desgevallend van het college, naar de gouverneur te worden gestuurd, onverminderd de bepalingen van artikel 85 van de WGP houdende de verzending aan de gouverneur van een lijst van de beslissingen van de raad met een beknopte omschrijving van de geregelde aangelegenheden.
Conform artikel 15 van het ARPC dienen eveneens de begrotingskredieten die betrekking hebben op niet-geraamde ontvangsten zonder verwijl via een begrotingswijziging te worden voorzien.
De politiezones hebben er alle belang bij de laatste begrotingswijziging zeer nauwkeurig te ramen zodat de laatste begrotingscijfers zo dicht mogelijk de begrotingsrekening benaderen.
Dit laat toe de volgende begroting realistischer op te stellen. Immers conform artikel 9, eerste lid, van het ARPC, wordt het resultaat van de begroting van het voorgaande dienstjaar, inclusief eventuele begrotingswijzigingen, als geraamd overschot of tekort van de vorige dienstjaren op de volgende begroting gebracht.
Ik vestig uw aandacht op het feit dat conform artikel 9, tweede lid, van het ARPC er GEEN begrotingswijziging vereist is om het vermoedelijk resultaat van het voorgaand dienstjaar dat in de volgende begroting werd gebracht te vervangen door het werkelijk resultaat van de afgesloten begrotingsrekening. Wanneer echter het inbrengen van het werkelijk resultaat van de afgesloten begrotingsrekening een tekort veroorzaakt of vergroot, neemt de raad wel de passende maatregelen om het begrotingsevenwicht te herstellen. In de meergemeentezone kan dit slechts gebeuren na overleg met en akkoord van de afzonderlijke gemeenteraden. Zie ter zake artikel 9, derde en vierde lid, van het ARPC. De begrotingswijzingen zijn onderworpen aan dezelfde procedures als deze die toepasbaar zijn op de begroting.
Zo is het specifiek toezicht dat van toepassing is op de begrotingen van de politiezone onverkort van toepassing op de wijzigingen die de politiezone aan de politiebegroting aanbrengt. Het specifiek toezicht kwam reeds aan bod in punt 1.1.1. van huidige omzendbrief.
Inzake doorzending van de begrotingswijziging(en) dient de begrotingswijziging vergezeld te zijn van, naargelang het geval, volgende documenten : 1. een verslag bevattende een synthese van de begrotingswijziging;het verslag bevat conform artikel 14 van het ARPC een behoorlijke rechtvaardiging voor elk krediet en bevat eventueel de wijzigingen inzake het algemeen en financieel beleid van de politiezone; 2. het advies van de begrotingscommissie zoals bedoeld in artikel 11 van het ARPC;3. ingeval van wijziging van de personeelskosten, een gewijzigde tabel bevattende alle personeelsgegevens die de nieuwe begrotingscijfers verantwoorden;zij bevat minstens de vermelding van de loonschaal, de geldelijke anciënniteit en de vergoedingen en toelagen van elk personeelslid (desgevallend volgens stamnummer, intern nummer...); hierbij kan de berekeningsmodule voor de raming van de personeelskosten, welke federaal ter beschikking wordt gesteld als basis dienen; 4. ingeval van wijziging van de leningen of leninglast, een gewijzigde tabel van de leningen en de evolutie van de schuld;5. ingeval van wijziging van de buitengewone uitgaven of van de voorziene financiering, een aangepaste financieringstabel;6. ingeval van wijziging van de voorschotten en/of reservefondsen, een aangepaste tabel met de bewegingen; 7. ingeval van wijziging van de begrotingskredieten inzake personeelskosten : een overzicht van de begrotingskredieten per begrotingsartikel met de berekening van de sociale toelage II en de controle op de patronale bijdragen (Toezicht 1;) 8. ingeval van wijziging van de begrotingskredieten inzake personeelskosten : een ovezicht van de begrotingskredieten voor de operationelen, de CaLog-personeelsleden, de secretaris en de bijzondere rekenplichtige, een aangepast overzicht (Toezicht 2);9. het bewijs dat de aanplakking waarbij inzagemogelijkheid van eenieder in de begrotingswijziging aan het publiek kenbaar werd gemaakt, werd uitgevoerd zoals bepaald in de WGP - artikel 34 (mag afzonderlijk worden verzonden, maar in elk geval vóór het verstrijken van de toezichttermijn). Inzake verzending en doorzending van de papieren exemplaren en het elektronisch bestand zijn de bepalingen vermeld onder punt 1.4. onverkort van toepassing op de begrotingswijzigingen. 2. ONDERRICHTINGEN BETREFFENDE DE GEWONE DIENST Wat de minimale begrotingsnormen betreft, verzoek ik u om in de gewone uitgaven-begroting dienstjaar N' minimaal de begrotingskredieten in te schrijven die noodzakelijk zijn voor de correcte bezoldiging van het personeel en voor een goede werking van de politiezone. 2.1. DE GEWONE UITGAVEN - PERSONEEL (70) 2.1.1. HET MINIMAAL EFFECTIEF Het K.B. van 5 september 2001 houdende de bepaling voor elke politiezone van het minimaal effectief van het operationeel en van het administratief en logistiek personeel van de lokale politie, rekening houdend met de specifieke kenmerken van die zone, blijft onverkort van toepassing.
Ik vestig uw aandacht op het feit dat er voldoende inspanningen moeten worden geleverd om het minimale effectief te halen. De nodige kredieten hiertoe moeten dus worden voorzien. 2.1.2. RAMING VAN DE PERSONEELSUITGAVEN 2.1.2.1. ALGEMEEN De personeelsuitgaven dienen realistisch te worden geraamd rekening houdend met volgende factoren : - Inachtneming van het K.B. van 5 september 2001; - Toekenning van periodieke verhogingen en het tijdstip ervan; - De reële of de waarschijnlijke stijging of daling van het aantal personeelsleden; - De maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex : voor de meest actuele informatie hierover kan u terecht op de site van het Federaal Planbureau (http://www.plan.be); - Inzake wedden en niet-prestatiegebonden toelagen, vergoedingen en premies, bevat de begroting dienstjaar N' de nodige begrotingskredieten voor de volgende maanden, teneinde te voldoen aan de verplichtingen/uitgaven in de loop van het dienstjaar dienstjaar N' : O december dienstjaar N-1' tot en met november dienstjaar N' voor wat betreft : - de gewezen personeelsleden van de federale politie; - de gewezen gemeentelijke personeelsleden die niet het statuut hadden van personeelslid van het operationeel korps van de gemeentepolitie op 31 maart 2001; - alle nieuwe, sinds 1 april 2001, aangeworven personeelsleden (zij hebben immers het recht van voorafbetaling niet verworven vóór 1 april 2001);
O bij overgangsregeling, januari dienstjaar N' tot en met december dienstjaar N' voor wat betreft de gewezen leden van het operationeel korps van de gemeentepolitie die het recht op voorafbetaling verworven hadden vóór 1 april 2001.
Dit in uitvoering van artikel XII.XI.59. van het K.B. van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol). (4) Op termijn zullen alle personeelsleden van de geïntegreerde politie, in uitvoering van artikel XI.II.13.§ 1. RPPol, betaald worden na vervallen termijn en volgens hetzelfde tijdschema als de ambtenaren van de federale ministeries.
De kredieten voor de wedden december dienstjaar N-1' en de niet-prestatiegebonden toelagen, vergoedingen en premies december dienstjaar N-1 'mogen niet langer begroot worden binnen het eigenlijk financieel dienstjaar « dienstjaar N'. De kredieten voor de wedden « dienstjaar N-1 » dienen begroot te worden binnen het eigenlijk financieel dienstjaar « vorige dienstjaren », gezien de wedden hun oorsprong vinden in het vorige dienstjaar. De nieuwe loonmotor « Themis » houdt bij de aanlevering van haar boekhoud- en controlebestand eveneens rekening met deze wijziging ten opzichte van voorgaande jaren;
Afgelopen jaar is m.b.t. het voorgaande duidelijk geworden dat een aantal zones vasthoudt aan de vroegere gemeentelijke situatie, waarbij alle wedden in één burgerlijk jaar worden begroot. Met de geïntegreerde politie werd in 2002 echter het principe van de federale begrotings- en betalingscyclus geïntroduceerd in de zonale boekhouding. Dit wil zeggen dat de wedde van de ex-rijkswachters, betaald wordt op de laatste dag van de maand waarin de prestaties worden geleverd. Bovendien wordt de wedde van de maand december pas betaald in januari van het volgende boekjaar (koninklijk besluit nr. 279 van 30 maart 1984 betreffende de betaling na vervallen termijn van de wedden van sommige personeelsleden van de openbare sector; art. 2 en RpPol, art. XI.II.13, § 1 en art. XII.XI.59). De gemeentepolitie daarentegen werd vooraf betaald, bij het begin van de maand, vóór er prestaties voor werden verricht.
Principiële tegenstanders menen een rechtsbasis te vinden in artikel 34 van de wet van 7 december 1998 (WGP) dat o.a. art. 238 van de Nieuwe Gemeentewet (NGW) van toepassing stelt : « Het financiële dienstjaar van de gemeente/meergemeentezone komt overeen met het burgerlijk jaar. Behoren tot een dienstjaar alleen de rechten verkregen door de gemeente/meergemeentezone en de verplichtingen aangegaan ten opzichte van de schuldeisers tijdens dit dienstjaar, ongeacht het dienstjaar waarin zij worden vereffend. " Dit artikel moet er voor zorgen dat er steeds voldoende kredieten zijn voorzien. Het is immers moeilijk te voorzien wanneer de bestelde werken of leveringen zullen gebeuren/eindigen en wanneer de desbetreffende factuur wordt ontvangen. Om verrassingen te vermijden, eist de NGW daarom dat het krediet voorzien is in het geval de factuur sneller zou worden aangeboden.
De logica voor de nabetaalden ligt helemaal anders. Omdat het recht op de wedde van de maand december, conform artikel XI.II.13.§ 1. en XII.XI.59. van de RPPol, pas ontstaat begin januari van het daarop volgend jaar en pas dan (nooit vroeger) een uitgave kan worden, behoren de wedden van de maand december tot het daarop volgend jaar en dienen zij te worden geraamd in de begroting van dat jaar, op de post « vorige dienstjaren ». Deze redenering wordt reeds sinds 2002 herhaald in de PLP's betreffende de begrotingsonderrichtingen. Ze stemt overeen met het feit dat de overgedragen kredieten in 2002 voor de ex-rijkswachters geen 12, maar slechts 11 maanden besloegen (dec 2001 t/m nov 2002). Alle personeelsleden aangeworven onder het nieuwe statuut volgen deze richtlijn. Ook de federale dotaties volgen deze logica. Daarom is het ook logisch dat alle zones zich hier aan conformeren.
Momenteel is er een tweespalt te zien, sommige volgen de richtlijnen en anderen houden vast aan de vroegere regeling. Bedoeling is de harmonie te herstellen in functie van wat hoger is bepaald. De rekenplichtige die de lonen van de nabetaalden voor december 2009 voorzien heeft in de begroting 2009 i.p.v. op de begroting 2010, verliest die kredieten niet. Hij/zij kan een overdracht doen via het formulier T-3. Dit is toegelaten, omdat het over uitgaven gaat die werden vastgelegd, maar nog niet uitvoerbaar waren. Alleszins is deze ingreep gunstiger dan een maand extra te moeten voorzien. - Inzake de prestatiegebonden toelagen, vergoedingen en premies (die NIET maandelijks samen met de wedde worden uitbetaald) bevat de begroting dienstjaar N' de nodige begrotingskredieten voor de laatste referentieperiode dienstjaar N-1' tot en met de voorlaatste referentieperiode dienstjaar N'.
In uitvoering van de RPPol situeert de verplichting tot uitbetaling van prestatiegebonden toelagen, vergoedingen en premies zich in de tweede maand volgend op de referentieperiode waarin de prestaties werden verricht.
Naar analogie met de wedden december « dienstjaar N-1 » dienen de prestatiegebonden toelagen, vergoedingen en premies met betrekking tot prestaties verricht in de laatste referentieperiode dienstjaar N-1' begroot te worden binnen het eigenlijk financieel dienstjaar, « vorige dienstjaren ». Deze wijziging ten opzichte van voorgaande jaren werd eveneens in de « Themis » loonmotor opgenomen; - De personeelsuitgaven met betrekking tot het burgerpersoneel werkzaam in het kader van de samenlevings- en veiligheidscontracten worden niet gebudgetteerd in de politiebegroting maar in de desbetreffende gemeentebegroting. De specifieke toelage dienstjaar N', waarmede de overheid haar engagement tegenover de gemeenten met een samenlevings- en veiligheidscontract nakomt, wordt toegekend aan de gemeente en niet aan de zone. Niets belet echter dat dit burgerpersoneel kan werken ten behoeve van de zone. In dit geval kan dit verrekend worden in de intrazonale verdeling; - De personeelsuitgaven met betrekking tot het burgerpersoneel dat belast wordt met taken die niet behoren tot de politionele opdrachten (vb. Strafregister) mogen evenmin in de politiebegroting worden gebudgetteerd; - De "Mededelingen van R.S.Z.P.P.O. betreffende de politiehervorming", waarin de onderwerping van de verschillende bezoldigingselementen aan sociale zekerheids- en pensioenbijdragen wordt behandeld; deze mededelingen kunnen worden geraadpleegd op de site van R.S.Z.P.P.O. (http://www.rszppo.fgov.be).
De percentages sociale zekerheids- en pensioenbijdragen die van toepassing zijn in 'dienstjaar N' op respectievelijk de vastbenoemden, de contractuelen en de Gesco's : De percentages sociale zekerheids- en pensioenbijdragen die van toepassing zijn in 2011 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Overeenkomstig de maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex van het Planbureau (december 2010) zou de volgende overschrijding van de spilindex (momenteel 114,97) plaatsvinden in juli 2011. Als gevolg daarvan zouden de sociale uitkeringen in augustus2011 en de wedden van het overheidspersoneel in september 2011 met 2 % aangepast worden aan de gestegen levensduurte.
Voor de meest actuele informatie hierover kan u terecht op de site van het Federaal Planbureau [http://www.plan.be].
Vanaf het jaar 2011 zal het percentage van 92 % van de maandwedde, van toepassing zijn op het vakantiegeld van alle personeelsleden van de politiediensten. (Koninklijk besluit van 29 april 2009 houdende vaststelling van het vakantiegeld van het personeel van de politiediensten). 2.1.2.2. BEREKENINGSMODULE PERSONEELSKOSTEN 2011 Om de politiezones te helpen bij het realistisch ramen van de personeelsuitgaven 2011 wordt u de berekeningsmodule « BudgPersPZAutom-n » ter beschikking gesteld via de website www.ssgpi.be (zie rubriek « Handleidingen »).
Eventueel bijkomende ondersteuning kan aangevraagd worden via het Contactcenter van het SSGPI op het nummer 02/554.43.16 of via e-mail : ssgpi.helpdesk@police.be.
De gegevens, nodig om de berekeningsmodule in te vullen, worden eveneens via de website in de beschermde omgeving « VERA » door SSGPI/CDVU/THEMIS aangeleverd aan de bijzondere rekenplichtigen en eventuele andere gemachtigden. De berekeningsmodule en de in te lezen bestanden worden aangeleverd onder de vorm van een zip-bestand en dienen « uitgepakt« te worden.
Sedert september 2006 is het mogelijk deze aangeleverde gegevens automatisch in te lezen. De tweede ingebouwde procedure (« verwerking van de gegevens« ) berekent, ventileert en totaliseert per economische code in de voorziene tabbladen, zoals beschreven in de handleiding onder hoofdstuk 1 : « Laden van de bestanden ».
Toevoegingen, schrappingen en andere noodzakelijke tussenkomsten eigen aan de zone van de gebruiker om tot een correcte begroting inzake personeelskosten te komen, worden beschreven in hoofdstuk 5 : « Interventies ».
Opmerkingen en beperkingen : - Nieuw sedert 2010 : op basis van de toegevoegde rubriek CDU (voor- of nabetaalden) wordt in de Module 2010 de opsplitsing gemaakt voor het dienstjaar begroting 2010 en dienstjaar 2009 voor alle niet-prestatiegebonden loonelementen incusief patronale lasten. De prestatiegebonden loonelementen worden voor 1/12 in rekening gebracht voor dienstjaar 2009 en het saldo voor 2010. - De individuele berekeningen werden op de bladen "Ops" en "Calog" per dienstjaar uitgesplitst. De individuele berekening van de Sociale Toelage II werd in deze bladen verfijnd en is per dienstjaar terug te vinden. - Ingevolge de voornoemde opsplitsing werden twee tabbladen toegevoegd "Totaal X-1" & "Totaal euro Code", en werd het blad Para vervangen door ParaN. - Om de raming van de Patronale Lasten & de Sociale Toelage II te controleren werd een macro toegevoegd die het werkbladen "Toezicht 1" aanmaakt voor de zones die slechts 2 functionele codes gebruiken. De macroprocedure gebruikt als bronblad "UitgPersExport". Dit blad groepeert en ventileert per economische code de gegevens van "Totaal euro Code" en "Totaal euro Code X-1" en herberekent de Sociale Toelage II en de Patronale lasten. Het blad Toezicht 2 is een samenvatting van het blad "Toezicht 1".
Bekomen resultaten op beide Tabbladen moeten samen met de bladen « Totaal » en « Totaal euro code » overgemaakt worden aan de Toezichthoudende overheid op provinciaal niveau.
Opmerking : Zones die andere functionele codes gebruiken dan 33001 -voor operationelen (Ops)- en 33091 -voor leden van het administratief en logistiek kader (CaLog)- verwijzen we naar hoofdstuk 7 van de handleiding om gelijkaardige output te bekomen (die niet via de macroprocedure kan uitgevoerd worden). - De economische codes werden herbekeken en geuniformiseerd inzake naamgeving.
Het gebruik van de suffix werd vastgelegd in het APRC. - Het programma berekent voor elk personeelslid, op basis van één of twee loonschalen en anciënniteiten, een gemiddelde wedde, rekening houdend met de evolutie van de geldelijke anciënniteit. De eventuele baremische bevorderingen of de bevorderingen in graad worden in sommige gevallen ingelezen, zoniet moeten ze worden ingebracht (met een geldigheidsdatum). De mogelijkheid om de afzonderlijke kostprijs van deze bevordering per lid of van (gefilterde) groepen te berekenen werd ingebouwd vanaf de versies die sedert maart 2007 ter beschikking werden gesteld. - Het werkregime wordt door de loonmotor aangeleverd en dit in een andere vorm. Het is niet altijd meer bepalend voor de aanwezigheidstermijn binnen het te begroten jaar en moet waar nodig worden aangepast. - Indien een recht op supplement voor vrijwillige vierdagenweek ontstaat, dient de code wedde overschreven te worden met een code "45" die niet meer automatisch meegegeven wordt. Zo wordt « 50 » ingegeven bij halftijdse vervroegde uitdienstreding; - Desgevallend wordt het percentage van tewerkstelling eveneens aangepast. - Voor het Calog-personeel wordt de toekenning van leidinggevende en/of competentiepremie manueel ingebracht door middel van inbreng van een code (L of CO). - Voor het Calog-personeel ex-Militair wordt de toekenning van de toelage voor kledij manueel ingebracht door middel van inbreng van een code (Mil). - De integratiepremie voor CaLog Niveau D (Code D) wordt sedert juni 2008 in de meeste gevallen automatisch toegekend. - Bijna alle mogelijke toelagen en vergoedingen werden voorzien. Deze gegevens aangeleverd via VERA in het blad « Budget supplementen« bevatten de aantallen of bedragen lopende over een referentieperiode van 1 jaar. Hierdoor wordt bij de verwerking een werkelijkheidsgetrouwe berekening voor het volgende te begroten jaar benaderd. Eventuele beleidsopties inzake verhoogde of verminderde prestaties moeten worden ingebracht. - De wedde, het vakantiegeld, de eindejaarspremie en alle voorziene toelagen en vergoedingen evenals de patronale bijdragen werden onderverdeeld per economische code met eventuele toevoeging van een suffix. Zij worden als rij- of kolomhoofden hernomen op de tabbladen met de individuele berekeningen en de bladen met de getotaliseerde bedragen. Voor de eventueel nog ontbrekende toelagen en vergoedingen zal men een afzonderlijke inschatting dienen te maken. - De berekeningsmodule personeelskosten voorziet in de mogelijkheid van een hergroepering van de verschillende detaillijnen volgens de economische codes op het blad « Totaal euro Code » en Totaal euro CodeX-1, die elk uit twee delen bestaan. - Lege kolommen of rijen (geen te verwerken gegevens of nul resultaat) worden via het standaard excelmenu « verborgen » zowel voor schermweergave als voor outprints. Het verwijderen van deze rijen of kolommen veroorzaakt foutmeldingen. - De opgegeven index voor het jaar 2011 op het blad "ParaN" dient zo nodig na publicatie van het Planbureau aangepast te worden. Wil men de correcte berekening bekomen dan moeten bepaalde parameters eigen aan de zone op dit blad aangepast worden. 2.1.2.3. MOGELIJKE SUBFUNCTIES INZAKE PERSONEELSUITGAVEN Conform de ter beschikking gestelde berekeningmodule zijn de subfuncties 33001 tot en met 33069 voorbehouden voor de budgettering van de personeelsuitgaven van het operationeel kader. De marge laat toe om in afwachting van een volwaardige analytische boekhouding een eventuele analytische uitsplitsing te maken volgens de behoeften van de zone.
De subfuncties 33070 tot en met 33097 worden voorbehouden voor het administratief en logistiek personeel (CaLog).
De personeelsuitgaven in verband met de Gesco's die naar de politiezones werden overgeheveld dienen in de politiebegroting te worden gebudgetteerd, evenals de eraan verbonden premie. De premie van de hogere overheden voor de Gesco's dient te worden gebudgetteerd onder artikel 330/465-05.
De subfunctie 33098 wordt voorbehouden voor de budgettering van de toelage aan de secretaris van de politiezone. De toelage aan de secretaris is facultatief en kan conform artikel 32bis van de WGP worden vastgesteld door de raad binnen de voorwaarden van het K.B. van 29 november 2001 tot vaststelling van de toelage van de bijzondere rekenplichtige van de politiezone (B.S. 12 december 2001). De toelage is alleen onderworpen aan de sociale zekerheidsbijdragen, dus niet aan een pensioenbijdrage.
De subfunctie 33099 wordt voorbehouden voor de budgettering van de verplichte toelage aan de bijzondere rekenplichtige. Het betreft hier het geval waarbij een gemeenteontvanger, een ontvanger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) of een personeelslid van een gemeente, OCMW of politiezone, conform artikel 30 van de WGP, optreedt als bijzondere rekenplichtige. Indien een gewestelijke ontvanger optreedt als bijzondere rekenplichtige, zie verder punt 2.3. van huidige omzendbrief De toelage wordt conform artikel 32 van de WGP vastgesteld door de raad binnen de voorwaarden van het K.B. van 29 november 2001 tot vaststelling van de toelage van de bijzondere rekenplichtige van de politiezone (B.S. 12 december 2001). De toelage is alleen onderworpen aan de sociale zekerheidsbijdragen, dus niet aan een pensioenbijdrage.
De subfunctie 33000 (voorbehouden voor de raadsleden) mag niet worden gebruikt. 2.1.2.4. DE ECONOMISCHE CODES INZAKE PERSONEELSUITGAVEN De eenduidige vastlegging van de samenstelling van de economische codes inzake personeelsuitgaven kwam tot stand binnen een werkgroep bestaande uit CGL, SSGPI en ADVP. De aanpassing van het ARPC in die zin, is intussen gebeurd.
Inzake de terugbetaling van de loonkosten (d.i. wedden, toelagen, werkgeversbijdragen e.a.) van het bij de politiezone gedetacheerd personeel is de economische code 122-06 van toepassing. Met betrekking tot de tegen betaling gedetacheerde federale politieambtenaren bij de politiezones werd eind 2003 een federaal organiek begrotingsfonds opgericht voor de verrichtingen voortvloeiend uit de betaling door de federale politie en hun terugbetaling door de betreffende politiezones. 2.1.3. VERANTWOORDELIJKHEDEN CDVU - SSGPI - POLITIEZONE In april 2006 nam de toenmalige Ministerraad een belangrijke beslissing : groen licht voor de aankoop van een loonmotor voor de berekening van de lonen van de personeelsleden van de geïntegreerde politie, ter vervanging van de loonmotor CDVU. De voorkeur ging uit naar een loonmotor die centraal geïmplementeerd zou worden op het niveau van het Secretariaat van de Geïntegreerde Politie, gestructureerd op twee niveaus (SSGPI), maar die decentraal consulteerbaar en voedbaar moest zijn door de 197 werkgevers, zijnde de 196 politiezones en de federale politie.
Met de implementatie van deze loonmotor wil het SSGPI de breuk maken met het verleden en zich herpositioneren als een dienst die de behoeften en verwachtingen van haar klanten en medewerkers kent en hier ook rekening mee houdt bij de inrichting van haar organisatie.
Deze uitdaging heeft zich vertaald in het project Themis' en had bij aanvang de volgende doelstellingen : - beschikken over een loonverwerkingstoepassing in eigen beheer; - zorgen voor een loonberekening, conform de geldende regelgeving; - aanleveren van correcte, bruikbare en exploiteerbare output op vlak van boekhouding, fiscaliteit en sociale zekerheid; - decentrale consultatie- en invoermogelijkheden; - een ondersteuning bieden aan de 197 werkgevers.
Vanaf 1 januari 2010 worden de wedden van alle personeelsleden van de geïntegreerde politie berekend worden door de nieuwe loonmotor « Themis ». Er zullen geen herberekeningen uitgevoerd worden door de Themis-loonmotor voor de periode vóór 1 januari 2010. Dit wil zeggen dat de rechten van april 2001 tot en met december 2009 zullen gebeuren in de oude loonmotor van de CDVU. Bijgevolg zullen ook de outputbestanden voor deze herberekeningen worden aangeleverd door de CDVU. Om te vermijden dat de problemen die zich in het verleden hebben gesteld meegenomen worden naar de toekomst moet er een onderscheid worden gemaakt in de algemene boekhouding tussen de berekeningen aangeleverd door de CDVU en deze aangeleverd door de loonmotor « Themis ». => vanaf 1 januari 2010 mogen uitsluitend nog volgende algemene en specifieke rekeningen worden gebruikt : - 45501 : te betalen netto bezoldigingen - 45301 : ingehouden bedrijfsvoorheffingen - 45401 : sociale zekerheidsbijdragen - 45821 : andere inhoudingen Tot 31/12/2009 was de onderstaande situatie van kracht.
De sanctie wegens laattijdige indiening van de sociale zekerheidsaangifte, onvolledige of onjuiste sociale zekerheidsaangifte wordt geregeld in artikel 71 van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen.
Wanneer de aangifte voor de lokale politiezones gebeurt door de CDVU, in toepassing van artikel 140 quater van de WGP, worden de sancties wegens laattijdige aangifte ten laste gelegd van de CDVU. Indien de CDVU, op basis van de in de jaarkalender weerhouden afsluitings- en betalingsdata, het bewijs levert dat die dienst geen verantwoordelijkheid draagt bij de laattijdige indiening van de aangifte, zal de RSZPPO de sancties ten laste leggen van het SSGPI. Indien het SSGPI op zijn beurt, op basis van de in de jaarkalender weerhouden afsluitings- en betalingsdata, het bewijs levert dat het SSGPI geen verantwoordelijkheid draagt bij de laattijdige indiening van de aangifte, zal de RSZPPO de sancties wegens laattijdige aangifte rechtstreeks recupereren bij de betrokken politiezone.
Slechts in laatste instantie zal dus de politiezone verantwoordelijk worden gesteld voor de laattijdige indiening van de aangifte. Deze aansprakelijkheid kan zich normaliter enkel voordoen wanneer de zone niet alle informatie betreffende haar personeelsleden doorgeeft aan het SSGPI. De bevoegdheden van het CDVU werden overgeheveld naar het SSGPI bij wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen (B.S. 31-12-2009) Indien de aangifte voor de politiezones gebeurt door het SSGPI in toepassing van artikel 149octies van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden de sancties wegens laattijdige aangifte ten laste gelegd van het SSGPI. Indien het SSGPI, op basis van de in de jaarkalender voorziene afsluitings- en betalingsdata, het bewijs levert dat dat Secretariaat geen verantwoordelijkheid draagt voor de laattijdige indiening van de aangifte, legt de RSZPPO de sancties wegens laattijdige aangifte ten laste van de betrokken politiezone. 2.1.3.1. OPDRACHTEN CDVU Op 1 januari 2010 werden de taken, die momenteel worden uitgevoerd door de CDVU, overgenomen door het SSGPI voor wat betreft de geldelijke rechten die ontstaan vanaf de wedde voor januari 2010 (Ref : Wet van 30/12/2009 - B.S. van 31/12/2009)..
Volgende artikels werden in de WGP aangepast en/of toegevoegd :
Art. 140quater.De CDVU blijft belast met het uitvoeren van alle rechtzettingen die, in voorkomend geval, dienen te gebeuren op de wedden en de aanverwante rechten, toegekend aan de personeelsleden van de politiediensten sinds 1 april 2001 tot 31 december 2009, alsook van de aangiften en de sociale en fiscale voorafbetalingen die hierop betrekking hebben, en het vaststellen en meedelen van de boekhoudkundige stukken, van de betalingsstukken en van de nodige verantwoordingsstukken.
Art. 149octies.Het SSGPI voert, voor wat de wedden en de aanverwante rechten betreft, de beslissingen uit die de federale politie of de politiezones nemen, elk voor wat hun personeel betreft. Zij delen daartoe de gegevens mee die vereist zijn overeenkomstig het door elke werkgever gekozen model van decentrale werking van de loonmotor.
Hiervoor heeft het SSGPI inzonderheid de volgende opdrachten : 1° instaan voor de correcte toepassing van het statuut op alle personeelsleden.Elke niet conforme toepassing wordt gemeld aan de betrokken werkgever. De algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie kan een gemotiveerd advies voorleggen aan de minister van Binnenlandse Zaken. 2° het meedelen van het resultaat van de berekeningen bedoeld in 8° en de overbrenging van de betalingsstukken nodig om tijdig de wedden, de aanverwante rechten en de fiscale en sociale inhoudingen aan de rechthebbenden te kunnen betalen;3° het beheer van de geschillen betreffende de terugvordering van de onverschuldigde betalingen, de loonbeslagen en loonsoverdrachten, overeenkomstig het door elke werkgever gekozen model van decentrale werking van de loonmotor;4° het bijhouden van een kopie van het weddedossier betreffende elk bezoldigd personeelslid;5° een algemene informatieopdracht;6° instaan voor de verdere verwerking van de door de federale politie of de politiezones verstrekte gegevens, overeenkomstig het door elke werkgever gekozen model van decentrale werking van de loonmotor;7° de berekening van de wedden en de aanverwante rechten van de personeelsleden van de politiediensten;8° de berekening van de wettelijke en reglementaire inhoudingen en bijdragen;9° het vervullen van de sociale en fiscale aangifteverplichtingen en de indiening bij de bevoegde instanties;10° het opstellen van de boekhoudkundige stukken, van de betalingsstukken en van de nodige verantwoordingsstukken; De minister van Binnenlandse Zaken kan het SSGPI machtigen gelijkaardige opdrachten te vervullen voor andere personen die uitbetalingen ontvangen ten laste van de begroting van hetzij de federale politie, hetzij een korps van lokale politie.
Het SSGPI kan, in de diensten van de federale politie of in de korpsen van de lokale politie of zo nodig bij de gemeentebesturen die ze bewaren, alsook bij de algemene inspectie, alle documenten en stukken die nodig zijn voor de uitvoering van zijn opdracht raadplegen en er kopie van maken.
Het SSGPI kan de betrokken administraties in gebreke stellen.
In geval van vaststelling van onregelmatigheden in de toepassing van het statuut licht het SSGPI onverwijld de bevoegde overheden hiervan in. In afwachting van een definitieve beslissing kan het SSGPI bewarende maatregelen nemen. 2.1.3.2. Oprichting van een secretariaat van de geïntegreerde politie, gestructureerd op 2 niveaus « WGP, Titel Vbis. - Het secretariaat van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus ». Er wordt een "Secretariaat van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus" opgericht, afgekort "SSGPI".
Het SSGPI staat onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken die de algemene principes inzake zijn organisatie, zijn werking en zijn algemeen beheer vastlegt.
Het dagelijks beheer van het SSGPI wordt toegewezen aan een directeur-diensthoofd die rechtstreeks verantwoording aflegt aan de minister van Binnenlandse Zaken. De directeur-diensthoofd van het SSGPI behoort tot het administratief en logistiek kader. De personeelsleden van het SSGPI behoren tot het personeel van de federale politie of, met toepassing van artikel 96, tot de lokale politie.
De Koning kan voor het ambt van directeur-diensthoofd van het SSGPI, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, specifieke statutaire regels bepalen. De minister van Binnenlandse Zaken stelt de personeelsformatie van het SSGPI vast. - De opdrachten van het SSGPI Zie hoger WGP, art. 149octies.
Met de implementatie van de nieuwe loonmotor werden ook de taken en de bevoegdheden van het SSGPI opnieuw in vraag gesteld. Deze discussie maakt momenteel voorwerp uit van een specifiek daarvoor opgerichte werkgroep op het niveau van de FOD Binnenlandse Zaken. Van zodra deze werkgroep haar werkzaamheden heeft beëindigd en een definitief standpunt terzake werd ingenomen zal artikel 149quater WGP desgevallend worden aangepast - Het Comité SSGPI (5) De werking van het SSGPI, wordt opgevolgd door een gemengd "Toezichthoudend en raadgevend comité", hierna "het Comité SSGPI" genoemd, waarin vertegenwoordigers van zowel de federale als van de lokale politie - pro rata het aantal behandelde personeelsdossiers - als van de representatieve vakverenigingen van het personeel van de politiediensten zetelen.
De vertegenwoordigers van de vakverenigingen zijn niet-stemgerechtigde leden. De vertegenwoordigers van de federale politie worden aangewezen door de minister van Binnenlandse Zaken op voordracht van de commissaris-generaal en na advies van de minister van Justitie. De vertegenwoordigers van de lokale politie - gelijk verdeeld over burgemeesters, korpschefs en bijzondere rekenplichtigen - worden aangewezen door de adviesraad van burgemeesters. Zij zijn allen afkomstig uit verschillende politiezones. De directeur-diensthoofd van het SSGPI is van rechtswege niet-stemgerechtigd lid van het Comité SSGPI. Voor de uitvoering van zijn opdracht heeft het Comité SSGPI inzagerecht in de door het SSGPI behandelde stukken. De leden zijn echter tot geheimhouding verplicht betreffende de geïndividualiseerde gegevens die hen aldus ter kennis zijn gebracht. De schending van dit geheim, wordt bestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels van de samenstelling, de bevoegdheden, de werkingsregels en de duur van het mandaat van de leden van het Comité SSGPI. Het Comité SSGPI maakt zijn opmerkingen of adviezen over aan de minister van Binnenlandse Zaken. Jaarlijks bezorgt het Comité SSGPI hem een globaal verslag over zijn vaststellingen en de algemene werking van het SSGPI, waarvan kopie wordt bezorgd aan de minister van Justitie.
De werkingskosten van het Comité SSGPI vallen ten laste van het SSGPI, dat eveneens instaat voor het secretariaat van het Comité SSGPI. 2.2. DE GEWONE UITGAVEN - WERKINGSKOSTEN (71) 2.2.1. VERGOEDINGEN In verband met de vergoeding voor telefoon, onderhoud van uniform, maaltijd- en verblijfskost, dienstverplaatsingen wordt een economische code uit de reeks "121-xx" aangewend. Aan deze loonelementen die begroot moeten worden op deze economische codes wordt eveneens, naar analogie met de personeelsuitgaven, een suffix toegevoegd.
De gedetailleerde berekening van de gebudgetteerde bedragen ingeschreven onder de economische codes 121-XX wordt bijkomend, per soort vergoeding, vermeld in de tabel van het personeel van de politiezone. Hierbij kan de berekeningsmodule voor de personeelskosten vermeld in punt 2.1.2.2 van huidige omzendbrief als basis dienen. 2.2.2. AANKOPEN INDIVIDUELE BASIS- EN FUNCTIEUITRUSTING Het koninklijk besluit van 10 juni 2006 houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, evenals het ministerieel besluit van 15 juni 2006 inzake de basisuitrusting en de algemene functieuitrusting van de leden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, genoemd, werden beiden in het Belgisch Staatsblad van 14 juli 2006 gepubliceerd.
Deze besluiten worden vervolledigd met bepaalde richtlijnen opgenomen in de omzendbrief GPI 65 van 27 februari 2009 (B.S. 27 maart 2009), die de omzendbrieven GPI 12 van 7 november 2001 (B.S. 19 december 2001) en GPI 12bis van 30 december 2004 (B.S. 7 januari 2005) betreffende de basisuitrusting van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, opheft.
In de omzendbrief GPI 31 van 20 december 2002 betreffende de overdracht van de functie-uitrusting bij mobiliteit worden de begrippen basisuitrusting en functieuitrusting duidelijk omschreven (BS 21 januari 2003).
De aankopen dienen te worden begroot onder de economische code 124-05 "Aankoop individuele basis- en functieuitrusting". Bij voorkeur wordt een onderscheid gemaakt tussen de basisuitrusting en de functieuitrusting.
Bij de opmaak van de begroting dienstjaar N' moet, overeenkomstig de voormelde omzendbrief GPI 31, rekening gehouden worden met de overgang bij mobiliteit van personeelsleden tussen de zones van de lokale politie, van de federale naar de lokale politie en van de lokale naar de federale politie. Hierbij staat de plaats van bestemming in voor de financiering van de functieuitrusting. 2.2.3. HUUR FEDERALE GEBOUWEN Het K.B. van 9 november 2003 (B.S. 29 december 2003) tot regeling van de voorwaarden en modaliteiten van de eigendomsoverdracht van administratieve en logistieke gebouwen van de Staat naar de gemeenten of meergemeentepolitiezones voorziet de bepalingen inzake de eventuele huur van federale gebouwen.
De marktconforme huurprijs wordt bepaald door de Federale Overheidsdienst Financiën. De gemeente of meergemeentepolitiezone neemt hiertoe vooraf contact op met de Federale Overheidsdienst Financiën en verzaakt aan de huur indien zij met de Federale Overheidsdienst Financiën omtrent de huurprijs geen akkoord bereikt.
De huur dient te worden geraamd onder de economische code 126-01.
Sinds februari 2006 dient dit bedrag jaarlijks te worden geïndexeerd volgens de formule die wordt aangegeven op de bijakten van het huurcontract.
De huur die de gemeenten en meergemeentezones verschuldigd zijn voor het tijdelijk gebruik van de gebouwen waarvan zij afstand hebben gedaan, moet op de eerste van elke maand gestort worden op rekening : 679-2004102-82, GEBOUWENFONDS - ADVP, Waterloolaan 76, 1000 BRUSSEL, met mededeling van het nummer van de zonelocatie van het gebouw - « HUUR »- maand - jaar. 2.3. DE GEWONE UITGAVEN - OVERDRACHTEN (72) Indien de functie van bijzondere rekenplichtige wordt waargenomen door een gewestelijke ontvanger dient de tussenkomst in zijn wedde en werkingsuitgaven te worden voorzien onder de economische code 415-01.
Bij de budgettering van de betreffende tussenkomst dient rekening te worden gehouden met volgende waardering van de taak van gewestelijke ontvanger in een politiezone : - de politiezone wordt in aanmerking genomen voor 1/10 punt per inwoner; - met een minimum evenwel van 3000 punten en een maximum van 13.000 punten.
Het is mogelijk dat naast een bijdrage in de personeelskost ook een bijdrage in de kantoor- en reiskosten van de gewestelijke ontvanger wordt aangerekend. Andere gebudgetteerde toelagen dienen te worden gemotiveerd. 2.4. DE GEWONE UITGAVEN - SCHULD (7X) 2.4.1. INTREST- EN AFLOSSINGSLASTEN De intrest- en aflossingslasten, zowel van de opgenomen als van de op te nemen leningen, worden globaal voorzien op de functie 330.
De intresten en aflossingen dienstjaar N' met betrekking tot overgedragen leningen dienen realistisch te worden gebudgetteerd op basis van lijsten die door de betreffende financiële instellingen ter beschikking worden gesteld. Betreffende lijsten worden als bijlage bij de politiebegroting gevoegd.
De rentevoeten van de nieuw op te nemen leningen worden realistisch geraamd in functie van de geldende marktvoorwaarden. Voor de nieuwe leningen voorziet men in de begroting dienstjaar N' een intrestlast van zes maanden. Een kapitaalsaflossing wordt al dan niet voorzien in functie van het type van financiering dat wordt gepland, waarbij steeds de meest gunstige financiering dient te worden beoogd.
Het verdient aanbeveling via samenwerkingsverbanden (met gemeente(n)), met andere politiezones,...) gezamenlijk te onderhandelen over leningsvoorwaarden met het oog op het bedingen van betere voorwaarden.
De tabel betreffende de evolutie van de schuld van de politiezone, aangevuld met de nieuw op te nemen leningen, dient eveneens te worden bijgevoegd. 2.4.2. CORRECTIEMECHANISME INZAKE OVERDRACHT FEDERALE GEBOUWEN NAAR DE POLITIEZONES In uitvoering van artikel 248quater van de WGP dienen de administratieve en logistieke gebouwen en hun terreinen die op 1 januari 2001 noodzakelijk waren voor de huisvesting van de federale ambtenaren die naar de lokale politie werden overgeheveld, overgedragen te worden naar de politiezones.
De overgedragen gebouwen en hun gronden dienen bijgevolg sinds 1 januari 2003 te worden opgenomen op de balans van de politiezone.
De overdracht van de gebouwen en hun terreinen vereist geen budgettaire inschrijving in de politiebegroting. De eigendomsoverdracht dient enkel te worden geboekt op het niveau van de algemene boekhouding. Hierbij vormt de algemene rekening 10000 "Beginkapitaal" de tegenpost.
Conform het koninklijk besluit van 9 november 2003 (B.S. 29 december 2003) kunnen de betrokken gemeenten en meergemeentepolitiezones afstand doen van de over te dragen gebouwen en hun terreinen binnen een termijn van 30 kalenderdagen ingaande op de datum van publicatie van het koninklijk besluit tot regeling van de eigendomsoverdracht. De constructiewaarde, de terreinen NIET inbegrepen, van de aan de politiezones over te dragen gebouwen, gedeelte of percentage van een gebouw, werden geschat op basis van de gangbare evaluatiemethode en de gemiddelde bouwkostprijzen zoals gebruikt door de Commissie voor de Inventaris van het Patrimonium van de Staat. Voor de waardering van de terreinen is het aan het college om de waarderingsregels vast te leggen.
Met het oog op een gelijke behandeling van de politiezones wordt bij de overdracht van de administratieve en logistieke gebouwen en terreinen van de Staat naar de politiezones een correctiemechanisme toegepast.
Elke politiezone heeft recht op een theoretische waarde Y aan onroerende goederen (terreinen niet inbegrepen) die als volgt wordt berekend : Y = a x b x c waarbij : a = het aantal aan de politiezone overgedragen leden van het operationeel kader van de federale politie in uitvoering van de WGP b = een oppervlakte van 25 m2 per overgedragen operationele federale ambtenaar c = euro 1.338,63 per m2 De federaal geschatte waarde X wordt vergeleken met de theoretische waarde Y - Indien X < Y dan betaalt het Fonds dat het correctiemechanisme beheert, jaarlijks, gedurende 20 jaar, aan de politiezone een bedrag C = (X - Y)/20 De absolute waarde van het verschil tussen X en Y is een vordering op lange termijn die enkel wordt opgenomen in de algemene boekhouding op de algemene rekening 27541 "Leningen aan de hogere overheden" met als tegenpost de algemene rekening 10000 " Beginkapitaal ".
De absolute waarde van het jaarlijks initieel (niet geïndexeerd) bedrag (= bedrag C) wordt in de politiebegroting gebudgetteerd op het ontvangstenartikel 33001/891-01 - "Correctiemechanisme ten gunste van de politiezone".
Het deel dat dit initieel bedrag overstijgt ingevolge indexering moet worden beschouwd als een financiële opbrengst en wordt begroot op het ontvangstartikel 33001/261-03 "Indexatie van het correctiemechanisme ten gunste van de politiezone » - Indien X > Y dan betaalt de politiezone jaarlijks, gedurende 20 jaar, aan het Fonds dat het correctiemechanisme beheert een bedrag C = (X - Y)/20 Het verschil tussen X en Y is een schuld op lange termijn die enkel wordt opgenomen in de algemene boekhouding op de algemene rekening 17101 "Leningen ten laste van de politiezone" met als tegenpost de algemene rekening 10000 "Beginkapitaal".
Het jaarlijks initieel (niet geïndexeerd) bedrag (= bedrag C) wordt in de politiebegroting gebudgetteerd op het uitgavenartikel 33001/911-01 - "Correctiemechanisme ten laste van de politiezone".
Het deel dat dit initieel bedrag overstijgt ingevolge indexering moet worden beschouwd als een financiële kost en wordt begroot op het uitgavenartikel 33001/211-01 "Indexatie van het correctiemechanisme ten laste van de politiezone". - Ingeval van afstand van de eigendomsoverdracht door de politiezone Ingeval van afstand van de eigendomsoverdracht betaalt het op te richten Fonds dat het correctiemechanisme beheert jaarlijks gedurende 20 jaar aan de politiezone een bedrag C = Y/20.
Het bedrag Y is een vordering op lange termijn die wordt opgenomen op de algemene rekening 27541 " Leningen aan de hogere overheden " met als tegenpost de algemene rekening 10000 " Beginkapitaal ".
Het jaarlijks initieel (niet geïndexeerd) bedrag (= bedrag C) wordt in de politiebegroting gebudgetteerd op het ontvangstartikel 33001/891-01 - "Correctiemechanisme ten gunste van de politiezone".
Het deel dat dit initieel bedrag overstijgt ingevolge indexering moet worden beschouwd als een financiële opbrengst en wordt begroot op het ontvangstenartikel 33001/261-03 "Indexatie van het correctiemechanisme ten gunste van de politiezone » De ramingen voor de waarden a, X, Y en C kan u terugvinden in de bijlage 2 van het K.B. van 9 november 2003 (gewijzigd bij K.B. van 27 april 2007 en bij K.B. van 18 november 2008).
Ingeval van een overdracht aan de politiezone van (een) door de Regie der Gebouwen afgesloten huurovereenkomst(en), zoals bepaald in het K.B. van 7 september 2003 tot vaststelling van de lijst van huurovereenkomsten betreffende de administratieve en logistieke gebouwen en hun terreinen, afgesloten door de Regie der Gebouwen, en die aan de gemeenten of meergemeentepolitiezones worden overgedragen (B.S. 29 december 2003), wordt, conform artikel 2 van het K.B. van 9 november 2003, het bedrag C = (X - Y)/20 vanaf 2004 vermeerderd met het bedrag vermeld in de kolom jaarlijkse huurvergoeding van de bijlage 2 bij het K.B. van 9 november 2003 (gewijzigd bij K.B. van 27 april 2007 en bij K.B. van 18 november 2008) De voormelde vermeerdering van C betreft een bijkomende uitgave voor de betreffende politiezone en wordt bij voorkeur geboekt op het uitgavenartikel 33001/301-02 "Terugbetaling van onwaarden op geïnde vastgestelde rechten van de gewone dienst". De boeking vormt een tegenboeking van de verleende federale toelage inzake federaal overgedragen huurovereenkomsten aan sommige zones zoals verder vermeld onder punt 2.8.2.7. De correctie is gebaseerd op een gelijke behandeling van alle politiezones.
Het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot regeling van de eigendomsoverdracht van administratieve en logistieke gebouwen van de Staat naar de gemeenten of meer-gemeentepolitiezones en tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 augustus 2005 tot regeling van de eigendomsoverdracht van administratieve en logistieke gebouwen van de Staat naar de gemeenten of meergemeentepolitiezones (B.S.18 juni 2007) en het koninklijk besluit van 18 november 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 tot regeling van de eigendomsoverdracht van administratieve en logistieke gebouwen van de Staat naar de gemeenten of meergemeentepolitiezones (B.S. 03/12/2008) leggen de definitieve bedragen vast van het correctiemechanisme.
De voorbereiding van dit K.B. liep evenwel vertraging op omwille van diverse betwistingen en de lokale beslissingen over het al dan niet overnemen van de aangeboden gebouwen.
Om te vermijden dat de betalende overheden geconfronteerd werden met een inhaalbeweging in de betalingen (2003-2006) werd door de Ministerraad op het begrotingsconclaaf 2006 beslist om de looptijd van het Gebouwenfonds op 20 jaar te behouden, doch met ingang van het begrotingsjaar 2006 in plaats van het begrotingsjaar 2003. Het koninklijk besluit van 29 november 2007, gepubliceerd op 12 december 2007 in het Belgisch Staatsblad, wijzigt hiertoe het koninklijk besluit van 9 november 2003.
De zones dienen het bedrag voor 2011, te ramen op basis van het bedrag dat staat vermeld in de kolom tot vaststelling van de jaarlijkse correctie C = (X-Y)/20, te vermenigvuldigen conform artikel 1, 4° van het koninklijk besluit van 29 november 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 november 2003, met de gezondheidsindex van de maand januari van het jaar 2011 gedeeld door de gezondheidsindex van de maand januari 2006, eventueel vermeerderd met het bedrag waarmee de dotatie wordt verhoogd ingevolgde de federale huurtoelage (zie bijlage 2 van het K.B. van 27 april 2007) Artikel 3 van koninklijk besluit van 29 november 2007 voorziet in de mogelijkheid om de door de gemeenten of meergemeentepolitiezones niet betaalde verschuldigde huur in te vorderen. Zo zullen de onbetaalde huurgelden 2010 in mindering worden gebracht van het bedrag dat hen verschuldigd is in toepassing van het correctiemechanisme 2011 2.5. DE GEWONE UITGAVEN - VORIGE DIENSTJAREN : 2001 EN VROEGER (76) Indien bijkredieten dienen te worden voorzien met betrekking tot de dienstjaren 2001 en vroeger, dient steeds het onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds personeelsuitgaven en anderzijds werkings- of investeringsuitgaven.
Ingeval van personeelsuitgaven voor ex-federaal of ex-gemeentepersoneel met betrekking tot 2001 en vroeger legt R.S.Z.P.P.O. de aangifte verplichtend bij de voormalige werkgever, d.i. desgevallend de gemeente of de federale politie. Bijgevolg mogen de betreffende personeelsuitgaven NIET worden opgenomen in de politiebegroting.
Met betrekking tot de statutaire meerkost van de gemeentepolitie gedurende het jaar 2001 werden de nodige federale toelagen uitbetaald aan de gemeenten, dit in uitvoering van het K.B. van 29 april 2001 (gewijzigd bij K.B. van 22 mei 2001), het K.B. van 30 november 2001 en het K.B. van 15 januari 2003.
Ingeval van achterstallen 2001 m.b.t. de bezoldiging van de korpschef, de eventuele zitpenningen van raadsleden en de vergoeding aan de bijzondere rekenplichtige mogen de nodige kredieten daarentegen worden opgenomen in de politiebegroting, gelet op het feit dat in deze gevallen de politiezone als werkgever dient te worden beschouwd. De CDVU en het SSGPI zullen overigens, op vraag van de politiezone, instaan voor de berekening en de aangiften van deze uitgaven. 2.6. DE GEWONE UITGAVEN - OVERBOEKINGEN (78) Artikel 8 van het ARPC bepaalt ondermeer dat wanneer de begrotingsmiddelen op de gewone dienst toereikend zijn, de raad op de gewone politiebegroting kredieten kan uittrekken om die middelen te bestemmen voor het dekken van buitengewone uitgaven.
Een overboeking van middelen van de gewone naar de buitengewone dienst is gebruikelijk voor de financiering van buitengewone uitgaven van geringe waarde. Een andere mogelijke financiering van buitengewone uitgaven van geringe waarde is uiteraard een rechtstreekse tussenkomst door de gemeente(n) in de buitengewone dienst van de politiebegroting via een buitengewone gemeentelijke toelage.
De eventuele voorziene overboekingen van de gewone naar de buitengewone dienst dienen voor het einde van het dienstjaar te worden geboekt in functie van de werkelijke vastgelegde uitgaven buitengewone dienst waarvoor conform de politiebegroting voorzien werd in een financiering via overboekingen. Immers met betrekking tot de overboekingen van de gewone naar de buitengewone dienst is geen mogelijke overdracht van uitgavenkredieten naar een volgend dienstjaar mogelijk.
Indien de politiezone middelen van de gewone dienst wenst aan te wenden ter prefinanciering van buitengewone uitgaven, ondermeer in afwachting van het bekomen van een aangevraagde lening, dienen hiertoe (1) in de begroting de nodige kredieten inzake overboeking van de gewone naar de buitengewone dienst en inzake de terugboeking van de buitengewone naar de gewone dienst te worden ingeschreven en dienen (2) de nodige boekingen conform het ARPC in de politieboekhouding te worden geboekt op het ogenblik van de aanwending van de middelen van de gewone dienst. 2.7. DE GEWONE ONTVANGSTEN - PRESTATIES (60) Artikel 90 van de WGP bepaalt dat de raad een reglement kan vaststellen betreffende de inning van een vergoeding voor opdrachten van bestuurlijke politie van de lokale politie en dat de Koning de voorwaarden en de nadere regels van deze inning regelt bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
In afwachting van de publicatie van dit koninklijk besluit herneemt artikel 90 van de WGP dus de bepalingen van het door de WGP opgeheven artikel 223bis van de NGW (ingevoegd bij wet van 15 juli 1992). De gemeenteraadsbesluiten die voorafgaand aan 1 januari 2002 werden genomen op grond van artikel 223bis van de NGW kunnen verder uitgevoerd worden in de eengemeentepolitiezones.
De opbrengsten uit diensten verleend door de politiezone ten voordele van "ondernemingen en gezinnen" dienen te worden geboekt onder de economische code 161-01, ingeval van eventuele opbrengsten uit diensten ten voordele van "overheidssectoren" is de economische code 162-01 aangewezen.
Een verhuring door de politiezone van een onroerend goed dat door de politiezone niet wordt gebruikt (bijvoorbeeld een aan de politiezone federaal of gemeentelijk overgedragen gebouw) dient in de politieboekhouding te worden geboekt onder de economische code 163-01 ingeval van een verhuring aan "bedrijven of gezinnen" of onder de economische code 164-01 ingeval van een verhuring aan de "overheidssector". Ik verzoek u ingeval van verhuring een marktconforme huurprijs te bedingen waarbij minimaal de boekhoudkundige lasten voor de politiezone worden aangerekend.
Conform artikel 33 van de WGP, waarbij artikel 232 van de NGW van toepassing wordt verklaard op de politiezone, bepaalt de raad de voorwaarden van de huur. 2.8. DE GEWONE ONTVANGSTEN - OVERDRACHTEN (61) In navolging van de vastlegging van de looncomponenten waaruit de economische codes betreffende de personeelsuitgaven, de terugbetaling van kosten en dienstvergoedingen of de erelonen en vergoedingen van niet-politiepersoneel, zullen bestaan, werd ook het ARPC aangepast. Om een eenvormige transparante boekhouding te kunnen voeren werden naast de voormelde aanpassing ook de artikelnummers betreffende de federale en gemeentelijke dotaties met hun omschrijving in het ARPC eenduidig vastgelegd (bijlage 2) 2.8.1. FEDERALE TOELAGEN VOORGAANDE DIENSTJAREN AAN DE POLITIEZONES (66) - INDEXATIE FEDERALE BASISTOELAGE 2010 - 330/465-48/2009 De eventuele indexatie van de federale basistoelage 2010 zal door de regering worden bepaald in het begrotingsconclaaf 2011. Hoewel de uiteindelijke aanpassing van de indexatie 2010 pas mogelijk is nadat het indexcijfer van december 2010 is gekend, wijzen de vooruitzichten van het Planbureau er op dat er effectief een bijkomende indexatie ten gunste van de lokale politie moet worden voorzien.
De geïndexeerde bedragen van dienstjaar « N-1 » mogen NIET ingeschreven worden. 2.8.2. FEDERALE TOELAGEN EIGEN DIENSTJAAR 2011 AAN DE POLITIEZONES (61) Tenzij een andere berekening wordt aangegeven, wordt er voor de indexatie uitgegaan van de stijgingscoëfficiënt van de gezondheidsindex zoals vastgesteld in bijlage 1 van de federale omzendbrief ABB5/430/2010/5 van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, houdende "Voorafbeelding van de begroting 2011 : Richtlijnen » : 1,2 % (2009 naar 2010) en 1,6 % (2010 naar 2011) Aangezien het hier evenwel om een raming gaat, dient de nodige omzichtigheid aan de dag gelegd. Er dient alleszins rekening mee te worden gehouden dat de actuele situatie tot gevolg kan hebben dat er met voorlopige twaalfden zal worden gewerkt.
Het inschrijven in de politiebegroting van andere federale toelagen die niet gebaseerd zijn op Koninklijke besluiten of federale onderrichtingen dient te worden beschouwd als het inschrijven van fictieve ontvangsten. De betreffende fictieve ontvangsten dienen door de gouverneur in uitvoering van artikel 72 van de WGP te worden geschrapt. 2.8.2.1. FEDERALE BASISTOELAGE VOOR HET JAAR 2011 - 330/465-48 De federale basistoelage 2011 wordt gebudgetteerd onder het artikel 330/465-48 - "Federale basistoelage".
De berekening van de bedragen gebeurt door te vertrekken van het laatste integraal gecorrigeerde jaar, 2009. Daaraan werden voorziene stijgingscoefficiënten van 1,2 % voor de stijging van 2009 naar 2010 en 1,6 % voor de stijging van 2010 naar 2011 toegevoegd.
Een positieve indexatie wordt geboekt op het artikel 330/465-48/20xx.
Een negatieve indexatie (zoals van toepassing voor 2009) dient geregistreerd te worden op artikel : 2010-330/301-02/2009 : « Terugbetaling van onwaarden op geïnde vastgestelde rechten van de gewone dienst ».
U kan de in bijlage 5 toegevoegde bedragen inschrijven in de begroting. De geïndexeerde bedragen van dienstjaar « N-1 » mogen NIET ingeschreven worden. 2.8.2.2. BIJKOMENDE FEDERALE TOELAGE 2011 - 33004/465-48 De bijkomende federale toelage 2011 wordt gebudgetteerd onder het artikel 33004/465-48 - "Bijkomende Federale Toelage".
Er wordt uitgegaan van het bedrag voor 2010 en van de stijgingscoëfficiënt (zoals bepaald in hoger vermelde omzendbrief). tussen het jaar 2010 en het jaar 2011 U dient, de in bijlage 5 toegevoegde bedragen in te schrijven in de begroting. De geïndexeerde bedragen van dienstjaar « N-1 » mogen NIET ingeschreven worden.
Conform de beslissing van de Raad van State krijgen alle zones (met uitzondering van de Brusselse - die anders gefinancieerd worden) voortaan een uitbetaling aan 100 %, ongeacht of ze al dan niet een dossier hebben ingediend in het kader van de meerkost. Voor het verleden zal de terugbetaling gefragmenteerd gebeuren; betrokken zones zullen hierover nog bijkomende info ontvangen. 2.8.2.3. FEDERALE SOCIALE TOELAGE I 2011 - 330/465-02 De berekeningswijze is identiek aan deze vermeld in het koninklijk besluit van 6 januari 2003 houdende de toekenning aan de gemeente of aan de meergemeentepolitiezone van een federale sociale toelage voor het jaar 2003 (B.S. 21/01/2003). De toegekende bedragen en de modaliteiten zijn aangepast conform het principe dat het verdelingsmechanisme KUL-norm/wedde-coëfficiënt jaarlijks progressief zal evolueren in het voordeel van de « KUL-norm-verdeelsleutel »; voor 2011 wordt dit 65/35.
De Federale Sociale Toelage I 2011 wordt gebudgetteerd onder artikel 330/465-02 « Federale Sociale Toelage I ».
U kan, de in bijlage 5 toegevoegde bedragen inschrijven in de begroting. De geïndexeerde bedragen van dienstjaar « N-1 » mogen NIET ingeschreven worden. 2.8.2.4. Federale Sociale Toelage II 2011 - 33001/465-02 Onder de Federale Sociale Toelage II dient te worden verstaan de federale tegemoetkoming inzake de meerkost met betrekking tot de patronale sociale zekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de politiezones verschuldigd met toepassing van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, verder Mammoet genoemd.
Wettelijke basis (6) : Raming : De raming van de Federale Sociale Toelage II dient gelijk te zijn aan de in de begroting dienstjaar N' langs uitgavenzijde geraamde patronale sociale zekerheidsbijdragen op toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de politiezone verschuldigd met toepassing van de Mammoet minus het jaarplafondbedrag zoals berekend en medegedeeld door R.S.Z.P.P.O. aan de politiezone, geïndexeerd naar dienstjaar N'.
Onder jaarplafondbedrag dient te worden verstaan het door de gemeente(n) van de politiezone verschuldigde jaarbedrag 2000 inzake patronale sociale zekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van het politiepersoneel van de gemeenten op basis van de aangiften voor het jaar 2000 ingediend door de gemeente(n) van de politiezone vóór 1 april 2002. Het geïndexeerde jaarplafondbedrag blijft dus verschuldigd door de politiezone.
De berekeningsmodule inzake personeelskosten genereert automatisch een raming inzake de Federale Sociale Toelage II op basis van de geraamde personeelsuitgaven. Hiertoe dient nog wel via het tabblad "Para"(meters) het jaarplafond 2000, in de cel B6, te worden ingebracht. De berekeningsmodule voorziet in een automatische indexatie.
Praktische modaliteiten : R.S.Z.P.P.O. berekent elk kwartaal de Federale Sociale Toelage II voor dat kwartaal op basis van de aangifte ingediend door de CDVU voor de kwartalen vóór 1 januari 2010. en op basis van de aangifte ingediend door het SSGPI voor de kwartalen vanaf 1 januari 2010.
De Federale Sociale Toelage II voor een bepaald kwartaal is gelijk aan de voor het betreffend kwartaal verschuldigde patronale sociale zekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de politiezone verschuldigd met toepassing van de Mammoet minus het geïndexeerde kwartaalplafondbedrag;
R.S.Z.P.P.O. brengt elke kwartaal de voor dat kwartaal berekende Federale Sociale Toelage II in mindering van het totaal bedrag dat de politiezone verschuldigd is inzake sociale zekerheidsbijdragen; gelet op het beginsel van de volledigheid (of universaliteit) van de begroting, houdende dat ALLE ontvangsten en ALLE uitgaven in de begroting dienen te worden opgenomen, boekt de politiezone op het ogenblik van de ontvangst van de kwartaalfactuur van R.S.Z.P.P.O. de Federale Sociale Toelage II voor dat kwartaal in ontvangst op het budgettair artikel 33001/465-02 - " Federale Sociale Toelage II " en in uitgave op de AR 45400 "Bijdragen aan de R.S.Z.P.P.O. » ;
De Federale Sociale Toelage II wordt door de federale overheid rechtstreeks gestort aan de Sociale Zekerheid;
De percentages inzake de patronale sociale zekerheidsbijdragen (zonder de pensioensbijdrage), zoals vermeld in de tabel onder punt 2.1.2.1. van huidige omzendbrief, 15,47 % voor de vastbenoemden, 20 % voor de contractuelen en 5,73 % voor de Gesco's We vestigen nogmaals uw aandacht op het feit dat : - de eventuele zitpenningen aan de raadsleden, de vergoeding aan de bijzondere rekenplichtige en de eventuele vergoeding aan de secretaris van de politiezone niet verschuldigd zijn met toepassing van de Mammoet en bijgevolg NIET onder de toepassing vallen van de Federale Sociale Toelage II; - onder personeelsleden van de politiezone dient te worden verstaan alle operationele én CaLog- personeelsleden van de politiezone, zonder onderscheid naar herkomst (ex-gemeente, ex-federaal of nieuwe indiensttredingen).
De begrotingsraming van de patronale sociale zekerheidsbijdragen, verschuldigd op de toelagen, premies en vergoedingen met toepassing van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) minus het plafond op jaarbasis medegedeeld door RSZPPO (geïndexeerd conform art. 4 van het K.B. van 14 mei 2002 tot regeling van de meerkost die betrekking heeft op het gedeelte van de sociale zekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de politiezones) vormt de begrotingsraming voor de Federale Sociale Toelage II. Het plafondbedrag te betalen door de politiezone wordt geïndexeerd overeenkomstig art.4 van het K.B. als volgt : A=B x I1/1,2271 Meer informatie kan u terugvinden in Memo 37 op de site van CGL [ http ://www.infozone.be ]. 2.8.2.5. Federale Toelage aan Boventallige Politiezones - 33002/465-48 Dit stelsel is zonder voorwerp en wordt bijgevolg niet meer verlengd. 2.8.2.6. Federale Toelage 2011 Uitrusting Handhaving Openbare Orde - 33003/465-48 De federale toelage uitrusting handhaving openbare orde 2011 wordt gebudgetteerd onder het artikel 33003/465-48 - "Federale toelage uitrusting handhaving openbare orde".
Het bedrag wordt berekend op basis van het bedrag voor 2010 vermeerderd met de stijgingscoëfficiënt van de gezondheidsindex zoals bepaald door de federale omzendbrief ABB5/430/2010/5 (1.6 % voor 2010 naar 2011).
U kan, de in bijlage 5 toegevoegde bedragen inschrijven in de begroting. 2.8.2.7. FEDERALE TOELAGE INZAKE FEDERAAL OVERGEDRAGEN HUUROVEREENKOMSTEN AAN SOMMIGE POLITIEZONE Het koninklijk besluit van 9 november 2003 (B.S. 29 december 2003) tot regeling van de voorwaarden en modaliteiten van de eigendomsoverdracht van administratieve en logistieke gebouwen van de Staat naar de gemeenten of meergemeentepolitiezones en de bepaling van de correctiemechanismen voorziet eveneens in de regeling van de principes inzake de tenlasteneming door de betreffende gemeenten of meergemeentepolitiezones van de kosten van de huur.
Het voormelde koninklijk besluit voorziet dat de politiezones vanaf 1 januari 2004 in de rechten, plichten en lasten zouden treden van de Regie der Gebouwen die voortvloeien uit de huurovereenkomsten die de Regie heeft afgesloten in de mate dat ze gebouwen of gedeelten van gebouwen betreffen die federale ambtenaren huisvesten die overgeheveld werden naar de politiezones.
De betalingsmiddelen voor de verhuringen zullen worden voorzien op het budget van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. Het bedrag dat correspondeert met de huurovereenkomst(en) die aan een bepaalde politiezone wordt (worden) overgedragen, zal worden toegevoegd aan het bedrag overeenkomstig het correctiemechanisme (punt 2.4.2) van de betrokken zones en dit gedurende 20 jaar vanaf 2004, dus ook nadat de zone het contract eventueel zou opgezegd hebben. Conform artikel 3, 2° van het voornoemd koninklijk besluit van 29 november 2007 wordt het bedrag vanaf 2007 jaarlijks aangepast door het te vermenigvuldigen met de waarde van de gezondheidsindex van de maand januari van het jaar waarvoor het bedrag verschuldigd is, gedeeld door de waarde van de gezondheidsindex van de maand januari 2006. Op die wijze wordt ook de huisvesting van de overgedragen ambtenaren waarop deze huurovereenkomsten betrekking hebben, verzekerd.
Overgedragen huurovereenkomsten dienen te worden gebudgetteerd onder de economische code 465-01.
De definitieve bedragen van de Federale Toelage inzake Federaal Overgedragen Huur-overeenkomsten kan u eveneens terugvinden in de bijlage 2 bij het K.B. van 27 april 2007 en het K.B. van 18 november 2008. Deze toelage zal gelijktijdig met het correctiemechanisme worden gestort. Zie voor toepassing ook de opmerkingen in punt 2.4.2. 2.8.2.8. BIJKOMENDE FEDERALE TOELAGE GEFINANCIERD VIA DE « VERKEERSVEILIGHEIDSPLANNEN » De benaming van deze federale dotatie blijft bewaard, maar de dotatie is niet langer gekoppeld aan een door de zone in te dienen actieplan m.b.t. de verkeersveiligheid. Er is bijgevolg ook geen aftoetsing meer op federaal niveau.
De federale toelagen van de « verkeersveiligheidsactieplannen » dienen in de begroting te worden ingeschreven onder het artikelnummer 33005/465-48 : federale toelage verkeersveiligheidsactieplannen.
Het bedrag ingeschreven op de begroting mag niet hoger zijn dan het bedrag van 2010. Deze cijfers werden meegedeeld op de website INFOZONE op 25 oktober 2010 en gemaild aan de bijzondere rekenplichtigen.
Zodra de officiële cijfers voor 2011 bekend zijn, dient het eerder ingeschreven bedrag te worden aangepast via een begrotingswijziging. 2.8.2.9. DE FEDERALE DOTATIE OM HET AANWERVINGSBELEID TE STIMULEREN. Deze nieuwe dotatie kan worden ingeschreven onder het nieuwe artikel 33007/465-48 : Federale dotatie om het aanwervingsbeleid in politiezones te stimuleren (zie bijlage 2 : 1.1.) Indien het principe van de federale dotatie 2010 om het aanwervingsbeleid in de politiezones te stimuleren, wordt bewaard voor 2011, dienen nog de modaliteiten en de voorwaarden tot toekenning te worden bepaald.
Zodra er individuele bedragen voor 2011 bekend zijn, zullen deze worden meegedeeld aan de politiezones, die ze dan kunnen inbrengen via een begrotingswijziging..
Luisteren Fonetisch lezen Woordenboek - Gedetailleerd woordenboek weergeven 2.8.3. DE GEMEENTELIJKE DOTATIE(S) (61) In uitvoering van artikel 40, zesde lid, van de WGP werden de nadere regels inzake de berekening en de verdeling van de gemeentelijke dotaties in de schoot van een meergemeentepolitiezone vastgelegd bij K.B. van 7 april 2005.
Krachtens artikel 34 van de WGP waarbij onder meer artikel 252 van de nieuwe gemeentewet van toepassing wordt verklaard op het budgettair en financieel beheer van de lokale politie, mag de begroting in geen enkel geval een deficitair saldo, noch een fictief evenwicht of een fictief batig saldo vertonen op de gewone dienst.
Het evenwicht in de gewone dienst komt tot stand door een dotatie van de gemeente(n) aan de politiebegroting die gelijk is aan het verschil tussen de gewone uitgaven en gewone ontvangsten van de politiebegroting. De gemeentelijke dotatie vormt bijgevolg het sluitstuk van de politiebegroting.
Conform artikel 208 van de WGP, houdende wijziging van artikel 255 van de NGW, is de gemeenteraad verplicht om elk jaar de kosten op de gemeentebegroting te brengen die ten laste worden gelegd van de gemeente door of krachtens de WGP met inbegrip van, in de meergemeentezone, de dotatie van de gemeente aan de politiezone.
De geraamde gemeentelijke dotatie - gewone dienst - wordt in de politiebegroting gebudgetteerd onder artikel 330/485-48.
In de meergemeentezone wordt aanbevolen om per gemeente die deel uitmaakt van de zone een afzonderlijk begrotingsartikel 330xx/485-48 te voorzien. Het ARPC werd overeenkomstig aangepast.
Overeenkomstig artikel 40, vijfde lid, van de WGP dient de bijdrage door de gemeenten van een meergemeentezone op zijn minst in twaalfden te worden uitbetaald.
Ik wens te benadrukken dat het K.B. in eerste instantie aan de gemeenten van een meergemeentepolitiezone de gelegenheid biedt om in onderling overleg en onderling akkoord het percentage van het aandeel van elke gemeente in de globale gemeentelijke dotatie te bepalen.
Pas in tweede instantie, namelijk in het geval dat de gemeenten van een meergemeentepolitiezone niet tot een akkoord komen, wordt opgelegd om het percentage in functie van de volgende factoren te bepalen : 1. de politionele norm bepaald overeenkomstig de bijlage bij het K.B. van 16 november 2001; 2. het gemiddeld belastbaar inkomen per inwoner van de gemeente, van 1999;3. het gemiddeld kadastraal inkomen in de schoot van de gemeente, van 1999. Waarbij de voormelde factoren worden gepondereerd als volgt : 6, 2, 2.
Ik verzoek de lokale beleidsverantwoordelijken om over de politiebegroting en de eruit voortvloeiende gemeentelijke dotatie(s) grondig en in een goede verstandhouding te overleggen.
Het spreekt vanzelf dat er steeds een overeenstemming dient te zijn tussen de gemeentelijke dotatie zoals respectievelijk opgenomen in de politiebegroting, de gemeenteraadsbeslissing in uitvoering van artikel 40 WGP en de gemeentebegroting. Mag ik de gouverneurs verzoeken hierover te waken. 2.9. DE GEWONE ONTVANGSTEN - SCHULD (62) Omvatten onder meer de bruto-intresten op de financiële rekeningen en op de eventuele termijnrekeningen van de politiezone. De roerende voorheffing wordt geboekt onder de economische groep 71 - gewone uitgaven - werkingskosten. 3. ONDERRICHTINGEN BETREFFENDE DE BUITENGEWONE DIENST 3.1. BUITENGEWONE UITGAVEN Wat de minimale begrotingsnormen betreft, verzoek ik u om in de buitengewone uitgavenbegroting dienstjaar N' minimaal de begrotingskredieten in te schrijven die noodzakelijk zijn voor een goede werking van de politiezone. 3.2. BUITENGEWONE ONTVANGSTEN Een eventuele gemeentelijke toelage - buitengewone dienst - dient in de politiebegroting te worden gebudgetteerd onder artikel 330/685-51.
In de meergemeentezone wordt aanbevolen om per gemeente die er deel van uitmaakt een afzonderlijk begrotingsartikel 330xx/685-51 te voorzien.
In verband met de eventuele verkoop door de lokale politiekorpsen van gebouwen van de territoriale brigades van de federale politie, welke in volle eigendom worden overgedragen naar het lokale politiekorps, dient te worden opgemerkt dat de opbrengst uit deze verkopen dient te worden aangewend ter financiering van de investeringen van het lokale politiekorps. 4. DE FEDERALE TOELAGEN AAN GEMEENTEN MET EEN SAMENLEVINGS- EN VEILIGHEIDSCONTRACT De federale toelage dienstjaar N' aan de gemeenten met een samenlevings- en veiligheidscontract dient te worden gebudgetteerd in de gemeentebegroting en niet in de politiebegroting.De betreffende toelage komt overeen met de kost voor het burger-personeel van het politieluik.
CONCLUSIE Indien de politiebegroting dienstjaar N' reeds is goedgekeurd door de raad op het ogenblik van het verschijnen van huidige omzendbrief dient de politiezone, conform artikel 14 van het ARPC, zonder verwijl de begroting dienstjaar N' via begrotingswijziging in overeenstemming te brengen met huidige omzendbrief.
Ik wil er u op attenderen dat, in voorkomend geval, de nodige aanpassingen dienen te gebeuren in de eerstvolgende begrotingswijziging zodra de bedragen worden bekendgemaakt bij koninklijk besluit.
Indien de politiebegroting dienstjaar N' nog niet is goedgekeurd door de raad op het ogenblik van het verschijnen van huidige omzendbrief, dient de politiebegroting dienstjaar N' te worden opgesteld of bijgestuurd conform huidige omzendbrief.
Huidige omzendbrief en aanvullende actuele informatie kan worden geraadpleegd op www.infozone.be of www.besafe.be.
Mijn administratie staat steeds ter beschikking voor verdere toelichtingen in verband met deze omzendbrief.
Directie Politiebeheer (ADVP) Tel. : (N) (02) 557 34 23 e-mail : ivo.depaepe@ibz.fgov.be (F) (02) 557 34 30 email : anne.laevens@ibz.fgov.be fax : (02) 557 34 37 Ik zou u dankbaar zijn indien u alle burgemeesters van uw provincie op de hoogte brengt van het voorgaande.
Gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, de datum waarop deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd, in het bestuursmemoriaal te willen vermelden.
Brussel, 23 december 2010.
De Minister van Binnenlandse Zaken, Mme A. TURTELBOOM _______ Nota's (1) Zie Memorie van toelichting rekening houdend met art.24 WGP. (2) Vóór 1 januari 2005, werd het aantal stemmen toegekend naar evenredigheid van de nettolast voor de functie Justitie en Politie onder de statistische code 399 van de laatst vastgestelde en goedgekeurde jaarrekeningen van elke gemeente (art 24 tweede lid WGP). (3) In de begroting zullen de aan de overeenkomst inzake verkeersveiligheid verbonden budgettaire artikelen voor de uitgaven door de bewoordingen ofwel door de functionele code verduidelijkt worden (4) In afwijking van artikel XI.II.13.§ 1., en ongeacht of men gebruik maakt van de keuzemogelijkheid voor het behoud van zijn oorspronkelijk statuut, behoudt het actueel personeelslid van het operationeel kader dat het statuut had van personeelslid van het operationeel korps van een korps van de gemeentepolitie daags vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, het recht op voorafgaande betaling van zijn wedde indien dit op hem van toepassing was vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Hetzelfde geldt voor toelagen en eender welk ander, samen met de wedde betaald, onderdeel van de bezoldiging. De betaling van kinderbijslag wordt echter niet bedoeld door dit artikel." (5) Art.149quinquies WGP (6) - de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid bepaalt onder artikel 15 : "Inzake de sociale zekerheidsbijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen van de personeelsleden, is de last die door de gemeenten en de meergemeentepolitiezones gedragen wordt, beperkt tot de sociale zekerheidsbijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen die door de gemeenten voor het politiepersoneel gedragen werden voor het jaar 2000.»; - in uitvoering van artikel 15 en artikel 16 van voormelde wet werd het Koninklijk besluit van 14 mei 2002 getroffen tot regeling van de meerkost die betrekking heeft op het gedeelte van de sociale zekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de politiezones.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld