gepubliceerd op 29 september 2015
Ministerieel besluit houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten
24 SEPTEMBER 2015. - Ministerieel besluit houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten
De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de
wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
07/12/1998
pub.
05/01/1999
numac
1998021488
bron
diensten van de eerste minister
Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus
sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121, vervangen bij de
wet van 26 april 2002Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
26/04/2002
pub.
30/04/2002
numac
2002000334
bron
ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie
Wet houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten
sluiten;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 13/05/2008 numac 2008000428 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten ("RPPol"), artikel IV.II.42, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 september 2015;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 april 2008Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/04/2008 pub. 25/04/2008 numac 2008000134 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende de kwaliteitsstandaarden, de pedagogische- en omkaderingsnormen van de politiescholen en het college van de directeurs van de politiescholen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen sluiten betreffende de kwaliteitsstandaarden, de pedagogische- en omkaderingsnormen van de politiescholen en het college van de directeurs van de politiescholen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen, artikel 29, 4° ;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 september 2015 betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten, de artikelen 4, tweede lid, 20, § 2, eerste en tweede lid, 24, 36, eerste lid, b), en 40;
Gelet op het ministerieel besluit van 7 september 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 07/09/2001 pub. 27/09/2001 numac 2001000665 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan bepaalde overheden van de federale politie sluiten betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan bepaalde overheden van de federale politie;
Gelet op het ministerieel besluit van 24 oktober 2002Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 24/10/2002 pub. 10/12/2002 numac 2002000735 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Ministerieel besluit houdende het algemeen studiereglement betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten sluiten houdende het algemeen studiereglement betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten;
Gelet op het protocol van onderhandeling nr. 342/2 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op 28 augustus 2014;
Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 11 december 2014;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 29 april 2015;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 23 juni 2015;
Overwegende dat het advies van de Raad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op advies 57.806/2/V van de Raad van State, gegeven op 18 augustus 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit : Hoofdstuk 1. - Toepassingsgebied en definities
Artikel 1.Dit onderwijs- en examenreglement is van toepassing op alle opleidingsactiviteiten binnen de door de politiescholen aan de aspiranten-inspecteur van politie verstrekte basisopleiding.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "eerste evaluator" : het onderwijzend of omkaderingspersoneel binnen de politieschool, aangewezen door de directeur van de politieschool, verantwoordelijk voor de eindevaluatie van het professioneel functioneren van de aspirant-inspecteur;2° "examinator" : verantwoordelijke voor de verbetering van een examenonderdeel van een cluster aangewezen door de directeur van de politieschool.Deze examinator kan de clustercoördinator zijn; 3° "leerplan" : het plan dat de attitudes, de competenties, de doelstellingen, de studie-uren en, in voorkomend geval, het werkplekleren verbonden aan een cluster omschrijft;4° "tweede evaluator" : de directeur van de politieschool of het door hem aangewezen personeelslid met een hogere graad dan de eerste evaluator of, bij ontstentenis, dezelfde graad maar een hogere graadanciënniteit. Hoofdstuk 2. - Algemeenheden en schoolreglement
Art. 3.Aanvullend op en met naleving van dit onderwijs- en examenreglement stellen alle politiescholen een schoolreglement op, waarin minstens volgende aspecten aan bod komen : - missie en visie van de school (pedagogisch project); - schoolorganisatie; - gedragscode; - regels met betrekking tot aan- en afwezigheid tijdens de opleidingsactiviteiten; - procedure bij afwezigheid tijdens permanente evaluatie; - procedure bij het verhinderd of te laat zijn bij deelname aan examens; - procedure bij de aanvraag van een uitstel van de opleiding; - modaliteiten inzake de beoordeling van het professioneel functioneren; - procedure voor het aanvragen van verlof; - regels met betrekking tot het correct dragen van het uniform; - regels met betrekking tot de wapenbeveiliging.
Het schoolreglement wordt door de aspirant-inspecteur bij het starten van de opleiding getekend voor kennisname. Dit ondertekend reglement wordt opgenomen in het schooldossier van de aspirant-inspecteur.
Hoofdstuk 3. - Onderwijsreglement Afdeling 1. - De clusterfiche
Art. 4.§ 1. Voor elke cluster binnen de basisopleiding tot inspecteur, zoals bepaald door artikel 15 van het koninklijk besluit van 24 september 2015 betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten, wordt door de school een clusterfiche opgesteld. § 2. In de clusterfiche dienen de competenties, doelstellingen, studie-uren en opdrachten werkplekleren aangevuld te worden met minimaal onderstaande elementen : 1° de door de politieschool bepaalde leerinhouden;2° de clustercoördinator en het onderwijzend personeel van de cluster;3° de werkvormen verbonden aan de cluster;4° het aantal uren werkplekleren;5° de evaluatiemomenten;6° de evaluatiemodaliteiten;7° het studiemateriaal. § 3. De clusterfiche kan te allen tijde geconsulteerd worden. Afdeling 2. - Opleidingsdossier en schooldossier
Art. 5.De ingerichte en erkende politiescholen belast met een basisopleiding voor het basiskader houden voor iedere opleidingscyclus een opleidingsdossier bij. Dit dossier bestaat uit de volgende mappen : 1° map I : een inventaris per map, die het Romeins cijfer bevat van de map waarop die betrekking heeft;2° map II : het programma, de clusterfiches en de uurroosters van de opleidingsactiviteiten;3° map III : de naamlijst van het onderwijzend personeel en de door hen gegeven onderwerpen;4° map IV : de naamlijst van de aspiranten-inspecteur en de door hen behaalde eindresultaten;5° map V : de naamlijst van de effectieve leden van de examencommissie en de jury en hun vervangers;6° map VI : alle documenten met betrekking tot de beoordeling van de clusters en het professioneel functioneren;7° map VII : met betrekking tot het werkplekleren, deel B van de functioneringsfiche waarvan het model is bepaald in bijlage 3 van dit besluit;8° map VIII : een afschrift van het verslag van de examens en van het gemotiveerd advies van de jury;9° map IX : elk ander nuttig document. Alle stukken worden in chronologische volgorde genummerd, overeenkomstig artikel II.8, tweede en derde lid, van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 13/05/2008 numac 2008000428 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
Art. 6.§ 1. De ingerichte en erkende politiescholen belast met een basisopleiding voor het basiskader houden voor iedere aspirant-inspecteur een schooldossier bij. Dit dossier bestaat uit de volgende mappen : 1° map I : een inventaris per map, die het Romeins cijfer bevat van de map waarop die betrekking heeft;2° map II : de individuele en nuttige gegevens over de aspirant-inspecteur;3° map III : alle documenten met betrekking tot de beoordeling van het professioneel functioneren;4° map IV : alle documenten met betrekking tot de beoordeling van de clusters;5° map V : het blad der tuchtstraffen;6° map VI : de educatieve opvolgingsrapporten;7° map VII : alle documenten met betrekking tot het slagen van de aspirant-inspecteur;8° map VIII : elk ander nuttig document. Alle stukken worden in chronologische volgorde genummerd, overeenkomstig artikel II.8, tweede en derde lid, van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 13/05/2008 numac 2008000428 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. § 2. Op mondelinge vraag kan de aspirant-inspecteur te allen tijde inzage krijgen in zijn schooldossier.
Ter voorbereiding van een verweerschrift bij de beoordeling van het professioneel functioneren of bij een voorstel tot definitieve afwijzing, kan de aspirant-inspecteur op schriftelijke vraag een kopie verkrijgen van zijn schooldossier.
Art. 7.De directeur-generaal kan voor alle nuttige doeleinden het opleidingsdossier en het schooldossier opvragen. Afdeling 3. - Leer- en begeleidingssysteem
Art. 8.De aspirant-inspecteur is gedurende de opleidingscyclus zowel in de politieschool als tijdens het werkplekleren, zelf verantwoordelijk voor het behalen van de doelstellingen die zijn vastgesteld voor de opleiding. Hij wordt hierbij begeleid en ondersteund door het onderwijzend en omkaderingspersoneel.
Onderafdeling 1. - Portfolio
Art. 9.De aspirant-inspecteur neemt gedurende de opleidingscyclus relevante informatie over het eigen leerproces zoals feedback van de selectie, zijn inspanningen en vooruitgang, zijn prestaties, reflecties op het werkplekleren op in het portfolio.
Het portfolio wordt in overweging genomen bij de motivering van de beoordeling van het professioneel functioneren en bij de motivering van de beoordeling door de jury.
Het portfolio wordt georganiseerd volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal.
Onderafdeling 2. - Werkplekleren
Art. 10.Per werkplek-leeropdracht geeft de begeleider van de werkplek feedback aan de hand van een fiche. Deze fiche bestaat uit een beoordeling van de uitvoering van de werkplek-leeropdracht (deel A) en een beoordeling van de attitudes van de aspirant-inspecteur (deel B).
Deze fiche wordt ondertekend door de begeleider en de aspirant en deel A wordt toegevoegd aan het portfolio, deel B wordt toegevoegd in map III aan het schooldossier.
Het werkplekleren wordt georganiseerd volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal.
Onderafdeling 3. - Permanente evaluatie
Art. 11.De directeur van de politieschool bepaalt per cluster, in samenspraak met het onderwijzend en omkaderingspersoneel, de inhoud, de vorm en de frequentie van de permanente evaluatie.
Na elk onderdeel van de permanente evaluatie heeft de aspirant-inspecteur recht op inzage en/of feedback van de beoordeling hiervan. Afdeling 4. - Opleidingsinformatie en -administratie
Onderafdeling 1. - Aanwezigheid en afwezigheid
Art. 12.Elke afwezigheid dient gerechtvaardigd te zijn en aan de politieschool gemeld te worden voor de aanvang van de opleidingsactiviteiten waarop de aspirant-inspecteur afwezig is. Het schoolreglement bepaalt de nadere regels ervan.
Onderafdeling 2. - Uitstel
Art. 13.§ 1. De aspirant-inspecteur heeft om gezondheidsredenen of omwille van een arbeidsongeval ambtshalve recht op uitstel van het geheel of een gedeelte van de basisopleiding voor de in het medisch attest bepaalde duur. § 2. De aspirant-inspecteur kan wegens zwangerschap of omwille van ernstige of uitzonderlijke omstandigheden uitstel verzoeken voor het geheel of een gedeelte van de basisopleiding.
De aspirant-inspecteur richt hiertoe een gemotiveerd schriftelijk verzoek aan de directeur van de politieschool.
De directeur van de politieschool beslist over de toekenning van een uitstel en bepaalt de duur ervan. Hij brengt zijn gemotiveerde beslissing binnen de vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag ter kennis van de aspirant-inspecteur en van de directeur-generaal.
Wanneer de aspirant-inspecteur niet akkoord gaat met de in het derde lid bedoelde beslissing, kan hij binnen de vijf werkdagen een verweerschrift indienen bij de directeur-generaal, die beslist op basis van stukken. § 3. Indien de aspirant-inspecteur recht heeft op uitstel of uitstel verzoekt voor één of meerdere beoordelingsmomenten dient hij dit, schriftelijk, aan te geven of te vragen vóór de betrokken beoordeling plaatsvindt.
Onderafdeling 3. - Dragen van het uniform
Art. 14.Elke aspirant-inspecteur draagt zijn uniform tijdens de opleidingsactiviteiten of tijdens de eventuele activiteiten in een politiedienst, en dit op de wijze zoals aangegeven in het schoolreglement. Hij mag dit niet dragen op weg van/naar opleidingsactiviteiten of van/naar activiteiten in een politiedienst, tenzij met uitdrukkelijke toestemming van de directeur van de politieschool of de verantwoordelijke van de betrokken politiedienst.
Onderafdeling 4. -Verzaking
Art. 15.De aspirant-inspecteur kan op elk ogenblik beslissen niet langer deel te nemen aan de basisopleiding. Hiertoe richt hij een verklaring tot verzaking aan de directeur-generaal en verwittigt hij de directeur van de politieschool en, in voorkomend geval, de korpschef hiervan. Die verzaking is onvoorwaardelijk en onherroepelijk.
Die verzaking wordt gelijkgesteld met niet slagen in de zin van artikel 13 van de wet van 26 april 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/04/2002 pub. 30/04/2002 numac 2002000334 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Wet houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten sluiten houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten.
De aspirant-inspecteur die een verklaring tot verzaking indient, levert op het moment dat hij zijn verzaking geeft of ten laatste 2 werkdagen nadien zijn legitimatiekaart, uitrusting en schoolmateriaal in.
Hoofdstuk 4. - Examenreglement Afdeling 1. - Organisatie van de examens
Art. 16.Het overzicht van de af te leggen examens in de voorziene examenperiode wordt door de betrokken politieschool bij de start van de opleidingscyclus bekendgemaakt.
Art. 17.De directeur van de politieschool verzekert de anonimiteit van de aspiranten-inspecteur op het ogenblik van verbetering van het schriftelijk examen. Afdeling 2. - Verloop van de examens
Art. 18.De aspirant-inspecteur krijgt een individuele score per examen.
Art. 19.De aspirant-inspecteur kan enkel slagen indien hij aan alle voorziene examens heeft deelgenomen.
Art. 20.De aspirant-inspecteur die voor één of meerdere clusters niet aan minimaal 80% van de voorziene opleidingsactiviteiten heeft deelgenomen, moet de gemiste opleidingsactiviteiten inhalen volgens de geïndividualiseerde nadere regels vastgesteld door de directeur van de politieschool en dit aan de hand van een educatief opvolgingsrapport.
Art. 21.De aspirant-inspecteur dient het examen af te leggen binnen de door de politieschool toegemeten tijd en zich te schikken naar de instructies van het onderwijzend en omkaderingspersoneel.
De aspirant-inspecteur houdt zich strikt aan de vastgestelde uurregeling en plaats van het examen.
Indien de aspirant-inspecteur verhinderd is wegens gezondheidsredenen of omwille van ernstige of uitzonderlijke omstandigheden of door overmacht om deel te nemen aan een gepland examen, meldt hij dit zo snel mogelijk aan de school, volgens de richtlijnen bepaald in het schoolreglement.
In dat geval wordt het examen op een latere datum georganiseerd volgens de nadere regels vastgesteld door de directeur van de politieschool.
Indien de aspirant-inspecteur zonder gegronde reden op een examen afwezig is, behaalt hij een clustercijfer nul voor de betrokken cluster.
Art. 22.De organisatie en de beoordeling van de examenonderdelen worden uitgevoerd door de aangewezen examinatoren van de betrokken cluster. Bij de verbetering en de beoordeling van de examens kunnen zij worden bijgestaan door het onderwijzend en omkaderingspersoneel.
Bij het afnemen van een schriftelijk examen kan, al dan niet in de plaats van de examinator, ook een toezichthouder worden ingezet. Afdeling 3. - Blok 1
Art. 23.Tijdens de examenperiode die volgt op blok 1 worden de clusters uit dat blok geëxamineerd. De transversale clusters maken hier geen deel van uit.
Art. 24.Wanneer de aspirant-inspecteur in eerste zittijd niet slaagt op één of meerdere clusters, kan hij automatisch deelnemen aan de tweede zittijd voor de examens van de clusters waarvoor hij niet slaagde. Afdeling 4. - Blok 2
Art. 25.Tijdens de examenperiode die volgt op blok 2 worden de clusters uit dat blok geëxamineerd, met inbegrip van de transversale clusters, alsook de geïntegreerde proef.
Art. 26.Wanneer de aspirant-inspecteur in eerste zittijd niet slaagt op één of meerdere clusters en/of op onderdelen van de geïntegreerde proef, kan hij automatisch deelnemen aan de tweede zittijd voor de examens van de clusters en/of onderdelen van de geïntegreerde proef waarvoor hij niet slaagde. Afdeling 5. - Onregelmatigheden
Art. 27.Indien een lid van het onderwijzend of omkaderingspersoneel vaststelt dat de aspirant-inspecteur tijdens het afleggen van de examens of de permanente evaluatie een onregelmatigheid begaan heeft, dient hij dit onverwijld en schriftelijk te melden aan de directeur van de politieschool.
Wordt beschouwd als onregelmatigheid elk gedrag van een aspirant-inspecteur in het raam van een examen of van de permanente evaluatie waardoor deze het vormen van een juist oordeel omtrent de kennis, het inzicht en/of de vaardigheden van zichzelf, dan wel van andere aspiranten-inspecteur geheel of gedeeltelijk onmogelijk maakt of poogt te maken.
Art. 28.In geval van een vastgestelde onregelmatigheid krijgt de aspirant-inspecteur een nul-score op het betrokken examen of op het betrokken onderdeel van de permanente evaluatie.
Hij dient na de vaststelling onmiddellijk zijn documenten van het examen of van de permanente evaluatie in.
Deze beslissing heeft geen invloed op de evaluatie van de andere clusters.
Art. 29.In alle gevallen wordt die vaststelling opgenomen in de evaluatie van het professioneel functioneren van de betrokken aspirant-inspecteur. Afdeling 6. - Feedback
Art. 30.Na elke zittijd heeft de aspirant-inspecteur recht op inzage van de verbeterde examens.
Art. 31.Indien de aspirant-inspecteur dit wenst, kan hij met het oog op pedagogische begeleiding een gesprek vragen om feedback te krijgen over alle examenresultaten. Daartoe richt hij een schriftelijke aanvraag aan de directeur van de politieschool.
Wanneer de aspirant-inspecteur feedback krijgt, wordt hiervan een schriftelijk verslag gemaakt. Dit verslag wordt ondertekend door de aspirant-inspecteur en opgenomen in het schooldossier.
Tijdens de feedback wordt aan de aspirant-inspecteur uitleg gegeven betreffende het tot stand komen van het examenresultaat. Er worden aan de aspirant-inspecteur aanwijzingen verstrekt om zijn studieprestaties te bevorderen, te verbeteren of bij te sturen, met het oog op een nieuwe deelname aan examens of een heroriëntering. De studievoortgang en/of de studieaanpak worden ook besproken.
Art. 32.Dit recht op inzage en de eventuele feedback dienen plaats te vinden binnen de hiervoor voorziene periodes. Deze periodes worden bepaald door de politieschool. De inzage en feedback dienen plaats te vinden ten laatste vijf werkdagen voor de volgende zittijd van de respectieve examens.
Hoofdstuk 5. - Beoordeling en slagen van de aspirant-inspecteur Afdeling 1. - Clustercijfer of competentiecijfer
Art. 33.Het clustercijfer of competentiecijfer wordt uitgedrukt onder de vorm van een geheel getal van 0 tot en met 20. Het berekende cijfer wordt afgerond naar het onderliggend cijfer voor de decimalen kleiner dan 0,50 en naar boven voor de decimalen groter dan of gelijk aan 0,50. Afdeling 2. - Cijfer geïntegreerde proef
Art. 34.Het cijfer van de geïntegreerde proef wordt uitgedrukt onder de vorm van een geheel getal van 0 tot en met 20. Het berekende cijfer wordt afgerond naar het onderliggend cijfer voor de decimalen kleiner dan 0,50 en naar boven voor de decimalen groter dan of gelijk aan 0,50. Afdeling 3. - Professioneel functioneren
Art. 35.De directeur van de politieschool of de door hem hiervoor aangewezen persoon licht bij de aanvang van de basisopleiding de aspirant-inspecteur in over de modaliteiten inzake de evaluatie van het professioneel functioneren.
Art. 36.De aspirant-inspecteur wordt geëvalueerd door de eerste evaluator.
Het onderwijzend en omkaderingspersoneel verleent zijn medewerking aan het opstellen van de beoordeling van het professioneel functioneren van de aspirant-inspecteur.
Art. 37.De eindevaluatie van het professioneel functioneren gebeurt aan de hand van één of meerdere functionerings- en evaluatiegesprekken tijdens de basisopleiding en op basis van de functioneringsfiches - deel B "attitudes" met betrekking tot het werkplekleren.
Voorafgaand aan de eindevaluatie van het professioneel functioneren voert de eerste evaluator ten minste één functioneringsgesprek met de aspirant-inspecteur. Het verslag van dit functioneringsgesprek wordt opgenomen in een functioneringsfiche waarvan het model is bepaald in bijlage 3. Een kopie van deze functioneringsfiche wordt, na het gesprek, ter kennis gebracht van de aspirant-inspecteur.
De eerste evaluator beoordeelt het professioneel functioneren van de aspirant-inspecteur na een evaluatiegesprek waarvan het verslag wordt opgenomen in een evaluatiefiche waarvan het model is bepaald in bijlage 4. Een kopie van deze evaluatiefiche wordt, onmiddellijk na het gesprek, ter kennis gebracht van de aspirant-inspecteur.
De in bijlage 7 bepaalde evaluatie-indicatoren die negatief beoordeeld worden, moeten uitdrukkelijk worden gemotiveerd in de evaluatiefiche.
Art. 38.Wanneer de aspirant-inspecteur akkoord gaat met de inhoud van de evaluatiefiche, tekent de aspirant-inspecteur deze fiche en wordt de fiche geklasseerd in het schooldossier.
Wanneer de aspirant-inspecteur niet akkoord gaat met de inhoud van de evaluatiefiche, bezorgt hij binnen de vijf werkdagen na de in artikel 37, derde lid, bedoelde kennisneming zijn verweerschrift met opmerkingen aan de eerste evaluator.
Treedt de eerste evaluator alle opmerkingen in het verweerschrift bij, dan past hij de evaluatiefiche overeenkomstig aan binnen de drie werkdagen en wordt de fiche geklasseerd in het schooldossier.
Treedt de eerste evaluator de opmerkingen in het verweerschrift niet bij, dan brengt hij de evaluatiefiche met zijn antwoord op het verweerschrift binnen de drie werkdagen ter kennis van de aspirant-inspecteur. De aspirant-inspecteur kan binnen de drie werkdagen een repliek op dit antwoord bezorgen aan de eerste evaluator. Deze repliek wordt aan het evaluatiedossier toegevoegd.
Na afloop van de in het vierde lid bedoelde termijn, bezorgt de eerste evaluator het evaluatiedossier, bestaande uit de evaluatiefiche, verweerschriften en replieken onverwijld aan de tweede evaluator die beslist op grond van het door de eerste evaluator aangevuld evaluatiedossier.
De in het vijfde lid bedoelde beslissing kan hetzij een bevestiging, hetzij een wijziging zijn van de evaluatiefiche van de eerste evaluator. In geval van wijziging vermeldt de tweede evaluator zijn motivering op de evaluatiefiche. Deze beslissing houdt een eindevaluatie in en wordt binnen de drie werkdagen ter kennis gebracht van de aspirant-inspecteur. De evaluatiefiche wordt vervolgens geklasseerd in het schooldossier. Afdeling 4. - Mededeling van de resultaten
Art. 39.Na de eerste en tweede zittijd van blok 1, geeft elke examinator zijn punten door aan de politieschool. Hierna worden de punten van elke aspirant-inspecteur aan hem persoonlijk bekend gemaakt door middel van een individueel rapport waarvan het model is vastgelegd in bijlage 6 dat wordt getekend door de directeur van de politieschool en de aspirant-inspecteur.
Art. 40.Na de eerste en tweede zittijd op het einde van blok 2 geeft elke examinator zijn punten door aan de politieschool voorafgaand aan de bijeenkomst van de jury. Hierna en in voorkomend geval na bijeenkomst van de jury, worden de punten van elke aspirant-inspecteur aan hem persoonlijk bekend gemaakt door middel van een individueel rapport waarvan het model is vastgelegd in bijlage 6 dat wordt getekend door de directeur van de politieschool en de aspirant-inspecteur.
Hoofstuk 6. - Educatief opvolgingsrapport Afdeling 1. - Algemeenheden
Art. 41.Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de tucht en de ordemaatregelen die van toepassing zijn op de personeelsleden van de politiediensten, wordt er een specifiek stelsel van educatieve schoolmaatregelen ingesteld dat van toepassing is op de aspiranten-inspecteur in de basisopleiding.
De educatieve schoolmaatregel kan geen aanleiding geven tot de toekenning van een cijfer dat het studieresultaat beïnvloedt.
Art. 42.De educatieve schoolmaatregelen die de directeur van de politieschool of de persoon die hij aanwijst, kan toepassen ten aanzien van een aspirant-inspecteur zijn de volgende : 1° een bijkomende schriftelijke opleidingsactiviteit;2° een bijkomende praktische opleidingsactiviteit;3° een bijzondere taak in verband met de vastgestelde tekortkoming;4° één of meerdere uren verplichte inhaalcursussen, tijdens de gewone cursusdagen, tussen 7 uur en 20 uur, met een maximum van 5 uur per week;5° één of meerdere verplichte aanvullende testen, tijdens de gewone cursusdagen, tussen 7 uur en 20 uur, met een maximum van 5 uur per week;6° de tijdelijke uitsluiting van de betrokken aspirant-inspecteur van één of meerdere opleidingsactiviteiten, voor een maximum van 5 opeenvolgende werkdagen, om gedurende die periode in de politieschool of in een dienst van de federale politie of de lokale politie een schriftelijke en/of praktische opleidingsactiviteit en/of een bijzondere taak in verband met de vastgestelde tekortkoming te verrichten;7° de tijdelijke uitsluiting van de betrokken aspirant-inspecteur van het geheel van de opleidingsactiviteiten of van de politieschool, voor een maximum van 5 opeenvolgende werkdagen, om gedurende die periode in de politieschool of in een dienst van de federale politie of de lokale politie een schriftelijke en/of praktische opleidingsactiviteit en/of een bijzondere taak in verband met de vastgestelde tekortkoming te verrichten. Na afloop van de uitsluiting bedoeld in het eerste lid, 6° en 7°, is de aspirant-inspecteur verantwoordelijk voor het inhalen van de cursussen. Afdeling 2. - De procedures
Onderafdeling 1. - Algemeenheden
Art. 43.Alle documenten met betrekking tot de procedures bedoeld in deze afdeling worden geklasseerd in het schooldossier van de betrokken aspirant-inspecteur en kunnen in aanmerking worden genomen voor de evaluatie van het professioneel functioneren van de aspirant-inspecteur.
Vaststellingen of klachten met betrekking tot het gedrag van een aspirant-inspecteur maken het voorwerp uit van een educatief opvolgingsrapport opgesteld door een lid van het onderwijzend of omkaderingspersoneel, waarvan het model is bepaald in bijlage 5.
Dat rapport vat de feiten beknopt samen en wordt neergelegd bij de directeur van de politieschool of bij de persoon die hij aanwijst.
Dat rapport bevat, in voorkomend geval, een vermelding van de eventueel reeds genomen maatregelen alsook elk voorstel van te nemen maatregelen.
De directeur van de politieschool of de persoon die hij aanwijst, neemt binnen de vijf werkdagen een beslissing. Hij brengt die beslissing ter kennis van de aspirant-inspecteur.
De beslissing van de directeur van de politieschool of de persoon die hij aanwijst, kan één van de volgende zijn : 1° de klassering zonder gevolg in het schooldossier;2° het nemen van één of meerdere educatieve schoolmaatregelen, bedoeld in artikel 42, eerste lid, 1° tot 7° ;3° het voorstel tot definitieve afwijzing;4° het informatieverslag aan de tuchtoverheid om eventueel een tuchtprocedure op te starten. Het educatief opvolgingsrapport wordt getekend voor kennisname door de aspirant-inspecteur alvorens dat, met de eventuele opmerkingen van de aspirant-inspecteur, te klasseren in zijn schooldossier waarvan de stukken worden geïnventariseerd.
Onderafdeling 2. - De tijdelijke uitsluiting
Art. 44.Wanneer de directeur van de politieschool of de persoon die hij aanwijst overweegt één van de maatregelen bedoeld in artikel 42, eerste lid, 6° en 7°, te nemen, moet hij de aspirant-inspecteur voorafgaandelijk horen.
Hoofstuk 7. - Het voorstel tot definitieve afwijzing Afdeling 1. - Het voorstel tot definitieve afwijzing tijdens de
opleiding
Art. 45.Het voorstel tot definitieve afwijzing van een aspirant-inspecteur wordt door de directeur van de politieschool ter kennis gebracht van de betrokken aspirant-inspecteur.
Dit voorstel wordt vergezeld van het schooldossier van de aspirant-inspecteur.
Art. 46.Binnen de zeven werkdagen die de kennisgeving bedoeld in artikel 45 volgen, kan de aspirant-inspecteur een verweerschrift richten aan de directeur van de politieschool.
Wanneer dit het geval is formuleert de directeur van de politieschool binnen de vijf werkdagen een gemotiveerde repliek op dit verweerschrift en brengt deze ter kennis van de aspirant. De aspirant kan op deze repliek geen verweerschrift meer indienen tenzij de directeur in zijn repliek nieuwe elementen toevoegt. In dat geval kan de aspirant opnieuw een verweerschrift binnen de zeven werkdagen indienen.
De directeur van de politieschool kan hierop, binnen de vijf werkdagen, een bijkomende repliek formuleren die hij ter kennis brengt van de aspirant.
Zowel het(de) verweerschrift(en) als de repliek(en) worden toegevoegd aan het schooldossier van de aspirant-inspecteur.
Art. 47.De directeur van de politieschool maakt het volledige schooldossier over aan de directeur-generaal.
Art. 48.De directeur-generaal beslist, in principe, op stukken.
Hij kan zich, door de betrokkenen, alle bijkomende informatie laten bezorgen en/of de betrokkenen bij zich roepen.
De aspirant-inspecteur kan schriftelijk vragen om voorafgaandelijk door de directeur-generaal of zijn vertegenwoordiger gehoord te worden. Afdeling 2. - Het voorstel tot definitieve
afwijzing op het einde van de opleiding
Art. 49.De procedure omschreven in de artikelen 45 tot en met 48 is van overeenkomstige toepassing op het voorstel tot definitieve afwijzing op het einde van blok 2, met dien verstande dat de directeur van de politieschool wordt vervangen door de jury voor wat betreft artikel 45 en door de voorzitter van de jury voor wat betreft de artikelen 46 en 47.
Hoofstuk 8. - Wijziging van het ministerieel besluit van 24 oktober 2002Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 24/10/2002 pub. 10/12/2002 numac 2002000735 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Ministerieel besluit houdende het algemeen studiereglement betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten sluiten houdende het algemeen studiereglement betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten
Art. 50.Artikel 2 van het ministerieel besluit van 24 oktober 2002Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 24/10/2002 pub. 10/12/2002 numac 2002000735 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Ministerieel besluit houdende het algemeen studiereglement betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten sluiten houdende het algemeen studiereglement betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten, wordt aangevuld met de woorden "met uitzondering van de basisopleiding verstrekt aan het basiskader".
Art. 51.In artikel 30 van hetzelfde besluit worden de punten 5, 6, 7 en 9 opgeheven.
Art. 52.De bijlagen 5, 6, 7 en 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 17 december 2008Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 17/12/2008 pub. 29/01/2009 numac 2009000041 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 24 oktober 2002 houdende het algemeen studiereglement betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten sluiten, worden opgeheven.
Hoofstuk 9. - Wijziging van het ministerieel besluit van 7 september 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 07/09/2001 pub. 27/09/2001 numac 2001000665 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan bepaalde overheden van de federale politie sluiten betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan bepaalde overheden van de federale politie
Art. 53.Artikel 24ter van het ministerieel besluit van 7 september 2001Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 07/09/2001 pub. 27/09/2001 numac 2001000665 bron ministerie van binnenlandse zaken Ministerieel besluit betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan bepaalde overheden van de federale politie sluiten betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse zaken aan bepaalde overheden van de federale politie, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 6 maart 2007, wordt vervangen als volgt : "De in artikel 10 van het koninklijk besluit van 20 november 2001 betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten en houdende diverse andere overgangsbepalingen en in artikel 10 van het koninklijk besluit van 24 september 2015 betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten, bedoelde dienst is de dienst van de rekrutering en van de selectie van de federale politie.".
Hoofstuk 10. - Slotbepalingen
Art. 54.Worden geïnventariseerd in de volgende bijlagen bij dit besluit : 1° het competentieprofiel van de aspirant, in de bijlage 1;2° het leerplan van de basisopleiding, in de bijlage 2;3° de functioneringsfiche, in de bijlage 3;4° de evaluatiefiche professioneel functioneren, in de bijlage 4;5° het educatief opvolgingsrapport, in de bijlage 5;6° het individueel rapport, in de bijlage 6;7° de evaluatie-indicatoren, in de bijlage 7.
Art. 55.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2015. De regelgeving die op 30 september 2015 van toepassing was, blijft evenwel gelden voor de op die datum lopende opleidingen.
Brussel, 24 september 2015.
J. JAMBON
Bijlage 1 bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, Jan JAMBON
Bijlage 2 bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, Jan JAMBON
Bijlage 3 bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, Jan JAMBON
Bijlage 4 bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, Jan JAMBON
Bijlage 5 bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, Jan JAMBON
Bijlage 6 bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, Jan JAMBON
Bijlage 7 bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 24 september 2015 houdende het onderwijs- en examenreglement betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het basiskader van de politiediensten.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, Jan JAMBON