gepubliceerd op 27 september 2001
Ministerieel besluit betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan bepaalde overheden van de federale politie
7 SEPTEMBER 2001. - Ministerieel besluit betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan bepaalde overheden van de federale politie
De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op de artikelen IV.I.12, IV.I.47, IV.II.33, V.II.15, tweede lid, VI.II.22, VI.II.46, eerste lid, VI.II.52, eerste lid, VI.II.81, 1°, VII.I.15, § 3, tweede lid, VII.II.14, VII.II.29, tweede lid, VII.II.30, eerste lid, VII.II.31, eerste en tweede lid, VII.II.33, eerste lid, VII.II.39, tweede lid, VII.II.40, eerste lid, VII.II.41, eerste lid, VII.II.43, eerste lid, X.I.2, eerste lid en X.II.1, 2°;
Gelet op het het ministerieel besluit van 1 januari 1992 betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan het algemeen commando van de rijkswacht, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 28 januari 1993, 14 februari 1994, 31 mei 1994, 30 december 1994 en 22 mei 1995;
Gelet op het ministerieel besluit van 28 maart 1994 betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan het algemeen commando van de rijkswacht inzake de ontwerpprocedure van wettelijke en reglementaire teksten, de bezoldigingsregeling, de staatscomptabiliteit, de schuldvorderingen, het afgeven van stamboekgegevens en het ondertekenen van administratieve akten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 31 mei 1994 en 10 februari 1995;
Gelet op het ministerieel besluit van 22 mei 1995 betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken inzake de geschillen en de burgerlijke aansprakelijkheid van en de rechtshulp en zaakschadevergoeding voor de personeelsleden van het operationeel korps van de rijkswacht, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 9 januari 1997;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 14 juni 2001, Besluit : HOOFDSTUK I. - Overdracht van bevoegdheden inzake het beheer van de contractuele personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de federale politie
Artikel 1.Wat de contractuele personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de federale politie betreft, hebben de directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie of de personeelsleden die hij aanwijst, bevoegdheid inzake : 1° het ontslag en de opzegging;2° de uitwerking en de toepassing van de reglementen en onderrichtingen;3° het verlenen van de eervolle onderscheidingen. HOOFDSTUK II. - Overdracht van bevoegdheden inzake de erkende artsen, tand- en veeartsen
Art. 2.Wat de erkende artsen, tand- en veeartsen betreft, heeft de directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie, bevoegdheid inzake de aanwerving, het ontslag en de opzegging. HOOFDSTUK III. - Overdracht van bevoegdheden inzake de vergoedingen waarop bepaalde personeelsleden van de federale politie aanspraak kunnen maken in geval van opzettelijke gewelddaden of van ontploffing van oorlogs- of valstriktuigen
Art. 3.De commissaris-generaal van de federale politie verzendt de aanvragen tot vergoeding, zoals bedoeld in artikel 42 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, met zijn gemotiveerde adviezen aan de minister van Binnenlandse Zaken. HOOFDSTUK IV. - Overdracht van bevoegdheden inzake de kanselarij
Art. 4.De kanselarij behoort tot de bevoegdheid van de directeur van de directie van de juridische dienst, het contentieux en de statuten van de federale politie of de personeelsleden van die directie die hij aanwijst.
Zij zijn bevoegd voor de ontvangst en het visum van de gerechtelijke en buitengerechtelijke akten, de registratie en de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de wetten, koninklijke en ministeriële besluiten alsook van de officiële berichten betreffende de federale politie en, in voorkomend geval, de lokale politie, en de klassering en bewaring van de originelen van de besluiten. HOOFDSTUK V. - Overdracht van bevoegdheden inzake stageovereenkomsten
Art. 5.De directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie of de personeelsleden die hij aanwijst, hebben bevoegdheid om de aanvragen tot het lopen van stages of tot het volgen van cursussen in de federale politie door niet-personeelsleden van de federale politie in te willigen en de nadere regels ervan te bepalen. HOOFDSTUK VI. - Overdracht van bevoegdheden inzake de ontwerpprocedure van wettelijke en reglementaire teksten, de bezoldigingsregeling, de staatscomptabiliteit, de schuldvorderingen en het ondertekenen van administratieve akten
Art. 6.Gedurende de procedure van de administratieve en begrotingscontrole en van de raadpleging van de afdeling wetgeving van de Raad van State inzake ontwerpen van wetten en reglementaire besluiten betreffende de rechtstoestand van het personeel van de politiediensten, treedt, behoudens andersluidende aanwijzing, de directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie, als deskundige op in naam van de Minister van Binnenlandse Zaken.
Art. 7.Inzake de betalingen die volgens de bezoldigingsregeling aan de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken moeten voorgelegd worden, treedt, wat het personeel van de federale politie betreft, de directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie, in naam van de Minister van Binnenlandse Zaken op in de volgende materies : 1° verwijderingsvergoeding na langdurige afwezigheid om gezondheidsredenen;2° toelagen voor sommige werken of prestaties van bijzonder gevaarlijke of ongezonde aard.
Art. 8.De directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie of de personeelsleden die hij aanwijst, verstrekken in naam van de Minister van Binnenlandse Zaken aan de belanghebbenden en de openbare diensten de gegevens uit het stamboek voor de doeleinden waarvoor die vereist zijn.
Art. 9.De directeur van de directie van de financiën van de federale politie kan in naam van de Minister van Binnenlandse Zaken de rekeningen van de rekenplichtigen in baar geld van de federale politie, ontvangen en aan het Rekenhof voorleggen.
Art. 10.Voor de toepassing van het statuut of van een overeenkomst van huur van werk van de personeelsleden van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, die behoren tot het operationeel kader of tot het administratief en logistiek kader, zijn de dienstchef van het sociaal secretariaat van de federale politie of de personen die hij aanwijst, bevoegd voor : 1° onverminderd artikel 140quater, derde lid, 1°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, het vaststellen van de geldelijke rechten met inbegrip van, wat de federale politie betreft, de kinderbijslagen;2° het overgaan tot de regularisatie van die rechten;3° het ondertekenen van alle documenten met betrekking tot die materie. De personeelsleden van het sociaal secretariaat van de federale politie verzenden aan de centrale dienst van de vaste uitgaven, de wijzigingen in hetzij het effectief, hetzij in de stand van de gerechtigden van de geldelijke rechten.
Art. 11.De directeur van de directie van de financiën van de federale politie of de personen die hij aanwijst zijn bevoegd om, voor de federale politie : 1° na de voorbereidende vereffening, de uitgavenordonnanties op de begroting van de federale politie te ondertekenen en aan het Rekenhof te bezorgen;2° de verklaringen van derde-beslagene, zoals bedoeld in artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek, af te leggen wat de schuldvorderingen op de begroting van de federale politie betreft;3° met het oog op het stuiten van de verjaringen op aanvraag van de belanghebbende, de door artikel 101 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1991, bepaalde verklaringen van schulderkenning door de Staat af te geven voor de vorderingen op de begroting van de federale politie;4° over te gaan tot de toepassing, wat de federale politie betreft, van de bepalingen van hoofdstuk VI van de wet van 1 augustus 1985 inzake de bescherming van personen die schuldeiser en schuldenaar zijn van sommige openbare besturen en instellingen van openbaar nut;5° met toepassing van artikel 55, § 3, 1°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 betreffende de maatschappelijke zekerheid, de daar bedoelde attesten af te geven aan de schuldeisers die erom verzoeken;6° de vereiste documenten te ondertekenen met betrekking tot het vrijmaken van borgstelling en waarborgen;7° de opvolging te doen van alle betalingen die in handen van derden dienen te geschieden in plaats van aan de oorspronkelijke begunstigde. HOOFDSTUK VII. - Overdracht van bevoegdheden inzake de geschillen en de burgerlijke aansprakelijkheid van en de rechtshulp en zaakschadevergoeding voor de personeelsleden van het operationeel kader van de federale politie Afdeling 1. - De geschillen
Art. 12.De directeur van de directie van de juridische dienst, het contentieux en de statuten van de federale politie of de personeelsleden van die directie die hij aanwijst, hebben tot een bedrag van BEF 2 500 000 (EUR 61 973,38), bevoegdheid om de geschillen te behandelen inzake de burgerlijke aansprakelijkheid van de Staat of, met uitzondering van de militairen in dienst bij de federale politie, van de personeelsleden van de federale politie ten aanzien van de personeelsleden van de federale politie, de Staat en de vakorganisaties bedoeld in de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten.
Zij mogen met name het bedrag vastleggen dat, hetzij door vrijwillige betaling ingevolge een aanbod tot dading, hetzij met alle rechtsmiddelen van het aansprakelijke personeelslid moet worden teruggevorderd en het gedeelte van de schade bepalen dat door de Staat wordt gedragen, alsook de uitgaven goedkeuren die voortvloeien hetzij uit een vonnis, hetzij uit een dading, hetzij uit een eenvoudige schuldbekentenis van de Staat.
Art. 13.De directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie of de personeelsleden die hij aanwijst, hebben, tot een bedrag van BEF 2 500 000 (EUR 61 973,38), bevoegdheid om de geschillen te behandelen inzake de overheidsopdrachten met betrekking tot de federale politie.
Art. 14.Tijdens de rechtsplegingen voor de Raad van State die betrekking hebben op de federale politie en haar personeel, wordt de Minister van Binnenlandse Zaken vertegenwoordigd door de directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie of door de personeelsleden die deze laatste aanwijst.
De Minister van Binnenlandse Zaken wijst de personeelsleden aan die in zijn naam alle geschriften en procedurestukken mogen ondertekenen.
De directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie is gemachtigd in naam van de Minister van Binnenlandse Zaken alle documenten op te vorderen die dienstig zijn voor de verdediging van het departement en alle procedurehandelingen te verrichten die ter uitvoering van zijn taak nodig zijn. Afdeling 2. - De diefstal, het verlies, het ontbreken, de beschadiging
en het misbruik van goederen die in het bezit zijn van de federale politie
Art. 15.§ 1. Wanneer aan de Staat schade werd veroorzaakt door een personeelslid van het operationeel kader van de federale politie en voor zover er geen derde in betrokken is, heeft de door de directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie aangewezen overheid de bevoegdheid om, voor zover de aan de Staat veroorzaakte schade niet meer dan BEF 120 000 (EUR 2 974,72) bedraagt, te beslissen welk deel van de schade door de Staat wordt gedragen en welk bedrag er van het aansprakelijke personeelslid dient te worden teruggevorderd.
De in het eerste lid bedoelde overheid doet het aanbod tot dading bedoeld in artikel 49, § 1, van de wet op het politieambt. § 2. Wordt geen dading bereikt, dan hebben de directeur van de directie van de juridische dienst, het contentieux en de statuten van de federale politie of de personeelsleden van die directie die hij aanwijst, tot een bedrag van BEF 2 500 000 (EUR 61 973,38), bevoegdheid om, na onderzoek of na verslag, alle nodige beslissingen te nemen. Zij mogen met name het bedrag vastleggen dat, hetzij door vrijwillige betalingen, hetzij met alle rechtsmiddelen van het aansprakelijk personeelslid moet worden teruggevorderd en het gedeelte van de schade bepalen dat door de Staat wordt gedragen, alsook de uitgaven goedkeuren die voortvloeien hetzij uit een vonnis, hetzij uit een dading, hetzij uit een eenvoudige schuldbekentenis van de Staat.
Art. 16.De in deze afdeling vastgelegde bevoegdheden hebben geen betrekking op de rekenplichtige ambtenaren, de gedelegeerde ordonnateurs of de ambtenaren welke speciaal en rechtstreeks met het toezicht over de rekenplichtigen belast zijn. Wat dit betreft, blijven zij volledig aan de op hen toepasselijke speciale bepalingen onderworpen. Afdeling 3. - Betrekkingen met advocaten en andere bevoegdheden
Art. 17.§ 1. Voor de rechtsgeschillen met betrekking tot de in afdelingen 1, 2 en 4 van dit hoofdstuk bedoelde bevoegdheden, hebben de directeur van de directie van de juridische dienst, het contentieux en de statuten van de federale politie of de personeelsleden die hij aanwijst, bevoegdheden inzake : 1° de betrekkingen met de advocaten;2° de gerechts- en rechtsplegingskosten;3° de expertises. § 2. Voor de rechtsgeschillen met betrekking tot de in hoofdstukken I en II bedoelde bevoegdheden, hebben de directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie of de personeelsleden die hij aanwijst, bevoegdheden inzake : 1° de betrekkingen met de advocaten;2° de gerechts- en rechtsplegingskosten;3° de expertises. Afdeling 4. - Zaakschade
Art. 18.De directeur van de directie van de juridische dienst, het contentieux en de statuten van de federale politie of de personeelsleden van die directie die hij aanwijst, hebben bevoegdheid om de aanvragen van de federale politieambtenaren tot schadeloosstelling ingevolge zaakschade af te handelen. HOOFDSTUK VIII. - Overdracht van bevoegdheden in het raam van het RPPOL
Art. 19.De in de artikelen IV.I.12 en IV.I.47, RPPol, bedoelde dienst is de directie van de rekrutering en van de selectie van de federale politie.
Art. 20.De in artikel IV.II.33, RPPol, bedoelde dienst is de directie van de opleiding van de federale politie.
Art. 21.De in de artikelen V.II.15, tweede lid, en VI.II.22, RPPol, bedoelde afgevaardigde is de directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie.
Art. 22.De in de artikelen VI.II.46, eerste lid, VI.II.52, eerste lid, VII.I.15, § 3, tweede lid, VII.II.14, VII.II.29, tweede lid, VII.II.30, eerste lid, VII.II.31, eerste en tweede lid, VII.II.33, eerste lid, VII.II.39, tweede lid, VII.II.40, eerste lid, VII.II.41, eerste lid, en VII.II.43, eerste lid, RPPol, bedoelde dienst is de directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer van de federale politie.
Art. 23.De in artikel VI.II.81, 1°, RPPol, bedoelde gemachtigde is de directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie.
Art. 24.De in de artikelen X.I.2, eerste lid en X.II.1, 2°, RPPol, bedoelde overheid is de directeur-generaal van de algemene directie personeel van de federale politie. HOOFDSTUK IX. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 25.Worden opgeheven : 1° het ministerieel besluit van 1 januari 1992 betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan het algemeen commando van de rijkswacht, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 28 januari 1993, 14 februari 1994, 31 mei 1994, 30 december 1994 en 22 mei 1995;2° het ministerieel besluit van 28 maart 1994 betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken aan het algemeen commando van de rijkswacht inzake de ontwerpprocedure van wettelijke en reglementaire teksten, de bezoldigingsregeling, de staatscomptabiliteit, de schuldvorderingen, het afgeven van stamboekgegevens en het ondertekenen van administratieve akten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 31 mei 1994 en 10 februari 1995;3° het ministerieel besluit van 22 mei 1995 betreffende het overdragen van sommige bevoegdheden van de Minister van Binnenlandse Zaken inzake de geschillen en de burgerlijke aansprakelijkheid van en de rechtshulp en zaakschadevergoeding voor de personeelsleden van het operationeel korps van de rijkswacht, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 9 januari 1997.
Art. 26.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001.
Brussel, 7 september 2001.
A. DUQUESNE