Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 06 april 2008
gepubliceerd op 25 april 2008

Koninklijk besluit betreffende de kwaliteitsstandaarden, de pedagogische- en omkaderingsnormen van de politiescholen en het college van de directeurs van de politiescholen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
numac
2008000134
pub.
25/04/2008
prom.
06/04/2008
ELI
eli/besluit/2008/04/06/2008000134/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 APRIL 2008. - Koninklijk besluit betreffende de kwaliteitsstandaarden, de pedagogische- en omkaderingsnormen van de politiescholen en het college van de directeurs van de politiescholen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 93, 98 en 142bis ;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 maart 2007;

Gelet op het protocol nr. 206/3 van 26 april 2007 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Overwegende dat het advies van de adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 25 september 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 11 juni 2007;

Gelet op het advies nr. 43.937/2 van de Raad van State, gegeven op 9 januari 2008;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Kwaliteitsstandaarden

Artikel 1.Een kwalitatief hoogstaande opleiding veronderstelt : 1° een globale benadering waarbij een specifieke opleiding wordt afgestemd op andere voorafgaande of navolgende opleidingen;2° een geïntegreerde benadering waarbij de opleiding afgestemd wordt op de operationele noden van de politiediensten zoals ze zijn geformuleerd door de diverse overheden, en op de individuele ontwikkelingsbehoeften van het personeel;3° een planmatige aanpak waarbij een opleiding wordt ontwikkeld op basis van een harmonieuze aanpak doorheen een reeks logische en samenhangende fases;4° het vastleggen van een opleidingsprofiel dat vertaald wordt in algemene en concrete doelstellingen en het samenstellen van een programma dat specifieke doelstellingen, lesinhouden en lestijden omvat;5° een multidisciplinaire aanpak waarbij wordt samengewerkt met de overheden, de verantwoordelijken en de personeelsleden van de politiediensten, de maatschappij en met andere onderwijsinstellingen;6° een doeltreffende en efficiënte aanpak;7° een evaluatie van de opleidingsprocessen tijdens, op het einde en na de opleidingen;8° een gemotiveerd en beschikbaar korps van onderwijs- en omkaderingspersoneel dat beschikt over voldoende theoretische en praktische kennis, pedagogische vaardigheden en professionele ervaring om de betrekking die het bekleedt uit te oefenen.

Art. 2.Onverminderd artikel 9 waken de politiescholen, in samenwerking met de directie van de opleiding, over de kwaliteit van de opleidingen die ze organiseren en verstrekken.

De directie van de politieschool is in het bijzonder belast met het in plaats stellen van instrumenten die toelaten het bereikte kwaliteitsniveau te meten.

Art. 3.Elke politieschool bepaalt een missiestatement en een pedagogisch project waarvan de directie van de opleiding op de hoogte wordt gebracht.

Art. 4.Het missiestatement omvat minstens de volgende elementen : 1° de bestaansreden en het doeleinde van de politieschool;2° de missie van de politieschool;3° de waarden waarbij de politieschool zich aansluit en die ze wil bevorderen;4° de strategische doelstellingen die de politieschool in het raam van de politieopleidingen wil bereiken;5° de manier waarop de politieschool wenst te werken en haar doelstellingen wenst te bereiken.

Art. 5.Het pedagogisch project omvat minstens de volgende elementen : 1° de doelstellingen, de keuzes en de prioriteiten waar de politieschool op pedagogisch vlak de aandacht wil op vestigen;2° de externe partners waarmee de politieschool wil samenwerken op pedagogisch- en onderwijsvlak;3° de pedagogische projecten die de politieschool wil verwezenlijken.

Art. 6.De Minister stelt jaarlijks tegen uiterlijk 15 september een federaal opleidingsplan op voor het volgende jaar. Dit federaal opleidingsplan bevat de, op basis van het nationaal veiligheidsplan vastgelegde, prioritaire opleidingsthema's voor de voortgezette opleiding.

Art. 7.Elke politieschool stelt, in samenspraak met de directie van de opleiding, op basis van het federaal opleidingsplan, van de opleidingsplannen van de politiediensten, van de individuele opleidingsplannen van het personeel en van het beheerscontract van de politieschool, in de loop van het laatste trimester van het jaar een jaarlijks opleidingsplan op voor het volgende jaar.

De politieschool mag de politiediensten bijstaan bij de analyse van hun behoeften en de uitwerking van hun opleidingsplan.

Art. 8.Elke politieschool maakt in de loop van het eerste semester van het jaar een jaarverslag op van het vorige jaar. Het jaarverslag wordt toegezonden aan de directie van de opleiding na goedkeuring, in voorkomend geval, door de inrichtende macht van de politieschool.

Art. 9.De directie van de opleiding is belast met de kwaliteitsbewaking van de politieopleiding, verstrekt door de erkende en ingerichte politiescholen.

Hiertoe beschikt zij over een eigen orgaan dat is belast met die kwaliteitsbewaking.

De directie van de opleiding bezoekt de politiescholen en informeert zich omtrent het kwaliteitsniveau van de verstrekte opleiding. Zo kan zij onder meer de cursussen bijwonen. Zij organiseert minstens één keer per jaar proeven om de kwaliteit van de in de politiescholen verstrekte opleiding te evalueren. Deze proeven worden niet in aanmerking genomen bij de beoordeling van de leerlingen. Zij stelt aanbevelingen op om de kwaliteit van de opleiding te verbeteren. Die aanbevelingen worden toegezonden aan de verantwoordelijken van de betrokken politiescholen en aan de overheid.

De directie van de opleiding stelt jaarlijks een verslag op omtrent haar activiteiten van kwaliteitsbewaking.

Zij publiceert bovendien jaarlijks een globaal verslag omtrent de opleidingen.

Art. 10.De directie van de opleiding is belast met : 1° het bepalen van het model en de vorm van het missiestatement en van het pedagogisch project;2° het waken over de uniformiteit inzake het opstellen door elke politieschool van het jaarlijks opleidingsplan bedoeld in artikel 7, eerste lid en van het jaarverslag bedoeld in artikel 8, inzonderheid wat betreft de noodzakelijke elementen, de vorm en de concrete uitvoeringsmodaliteiten ervan;3° het meedelen van het model van het evaluatieverslag en van de concrete organisatie- en uitvoeringsmodaliteiten van de evaluatie, bedoeld in artikel 9 aan de politiescholen;4° het bepalen van de vorm van het schooldossier, bedoeld in artikel 26 van het ministerieel besluit van 24 oktober 2002 houdende het algemeen studiereglement betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten;5° het bepalen van de modaliteiten van de individuele planning en opvolging bedoeld in artikel 24. TITEL II. - Pedagogische en omkaderingsnormen HOOFDSTUK 1. - De functionaliteiten Afdeling 1. - Algemeen

Art. 11.In elke politieschool worden de volgende functionaliteiten georganiseerd : 1° een functionaliteit "onderzoek en ontwikkeling";2° een functionaliteit "documentaire steun";3° een functionaliteit "pedagogische steun";4° een functionaliteit "sociaal aanspreekpunt";5° een functionaliteit "planning";6° een functionaliteit "leerlingenadministratie";7° een functionaliteit "logistieke steun". In die functionaliteiten moet worden voorzien voor het geheel van de activiteiten en van de organisatie van de politieschool zonder dat ze er specifiek structureel moeten worden georganiseerd. Afdeling 2. - De functionaliteit "onderzoek en ontwikkeling"

Art. 12.De verwezenlijking van een functionaliteit "onderzoek en ontwikkeling" in de politiescholen strekt ertoe dat de politiescholen deelnemen aan het zoeken naar en het ontwikkelen van de evolutie van politionele strategieën, interventies, tactieken en technieken.

Art. 13.De functionaliteit "onderzoek en ontwikkeling", waarvan de uniformiteit binnen de politiescholen door de directie van de opleiding verzekerd wordt, omvat de volgende domeinen : 1° het waarborgen van de kwaliteit en de bijwerking van de verschillende opleidingsinhouden in de betrokken politieschool;2° het verzamelen van informatiebronnen met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingen in het domein van de politionele strategieën, interventies, tactieken en technieken die in de betrokken politieschool worden georganiseerd;3° de samenwerking met andere onderwijsinstellingen, onderzoekscentra, wetenschappelijke instellingen en openbare besturen;4° de deelname aan werkgroepen voor de ontwikkeling van nieuwe politionele strategieën, interventies, tactieken en technieken. Afdeling 3. - De functionaliteit "documentaire steun"

Art. 14.De verwezenlijking van een functionaliteit "documentaire steun" strekt ertoe dat in de politiescholen voldoende informatiebronnen aanwezig zijn om de leerprocessen van de aspiranten en studenten te ondersteunen.

Art. 15.De functionaliteit "documentaire steun", waarvan de uniformiteit binnen de politiescholen door de directie van de opleiding verzekerd wordt, omvat de volgende domeinen : 1° het ter beschikking stellen van informatiebronnen aan de aspiranten, de studenten en het onderwijzend personeel;2° het ter beschikking stellen van de resultaten van de functionaliteit "onderzoek en ontwikkeling" aan het onderwijzend personeel. Afdeling 4. - De functionaliteit "pedagogische steun"

Art. 16.De verwezenlijking van de functionaliteit "pedagogische steun" in de politiescholen strekt ertoe een moderne, verantwoorde, coherente en harmonieuze pedagogische aanpak voor alle opleidingscycli te ontwikkelen en te waarborgen.

Art. 17.De functionaliteit "pedagogische steun", waarvan de uniformiteit binnen de politiescholen door de directie van de opleiding verzekerd wordt, omvat de volgende domeinen : 1° de coherentie en de coördinatie tussen de verschillende opleidingsinitiatieven;2° het bereiken van de doelstellingen van de verschillende opleidingsinitiatieven;3° de globale en geïndividualiseerde didactische en pedagogische ondersteuning van de leerlingen, in het bijzonder op het vlak van de studiebegeleiding;4° de pedagogische en didactische ondersteuning van het onderwijzend personeel;5° het beheer van de informatiebronnen, van de documentatie en van het didactische materiaal;6° het onderzoek naar en de ontwikkeling van innoverende praktijken inzake onderwijs en pedagogie.

Art. 18.De functionaliteit "pedagogische steun" wordt uitgeoefend door de pedagogische cel bedoeld in artikel IV.II.35 RPPol. Afdeling 5. - De functionaliteit "sociaal aanspreekpunt"

Art. 19.De verwezenlijking van de functionaliteit "sociaal aanspreekpunt" strekt ertoe dat de leerlingen over een luisterend oor, over steun of over een aanspreekpunt beschikken voor sociale problemen.

Art. 20.De functionaliteit "sociaal aanspreekpunt", waarvan de uniformiteit binnen de politiescholen door de directie van de opleiding verzekerd wordt, omvat de volgende domeinen : 1° het ontvangen van de klachten en de opmerkingen van de leerlingen en het overmaken ervan aan de bevoegde personen;2° het luisteren naar en de doorverwijzing van de leerlingen voor problemen van praktische, financiële of persoonlijke aard;3° de rol van vertrouwensdienst met betrekking tot ongewenst gedrag op het werk. Afdeling 6. - De functionaliteit "planning"

Art. 21.De verwezenlijking van de functionaliteit "planning" in de politiescholen strekt ertoe de harmonieuze planning en organisatie van de verschillende opleidingen en ondersteunende activiteiten die door de politieschool moeten worden uitgevoerd, te realiseren.

Art. 22.De functionaliteit "planning", waarvan de uniformiteit binnen de politiescholen door de directie van de opleiding verzekerd wordt, omvat de volgende domeinen : 1° de planning in tijd en ruimte, de coördinatie en de opvolging van de verschillende opleidingen en ondersteunende activiteiten;2° de coördinatie van de beschikbaarheid van het onderwijzend personeel van de betrokken politieschool;3° de naleving van de toepassing van de normen en standaarden zoals ze in dit besluit zijn vastgelegd. Afdeling 7. - De functionaliteit "leerlingenadministratie"

Art. 23.De verwezenlijking van de functionaliteit "leerlingenadministratie" strekt ertoe de administratieve en statutaire opvolging van de deelnemers aan de opleidingen binnen een politieschool te waarborgen.

Art. 24.De functionaliteit "leerlingenadministratie", waarvan de uniformiteit binnen de politiescholen door de directie van de opleiding verzekerd wordt, omvat de volgende domeinen : 1° het bijhouden van de schooldossiers van de aspiranten;2° het bijhouden van de individuele planning en opvolging van de studenten. Afdeling 8. - De functionaliteit "logistieke steun"

Art. 25.De verwezenlijking van de functionaliteit "logistieke steun" strekt ertoe de beschikbaarheid en de evolutie van de infrastructuur, het materiaal en de budgetten binnen de betrokken politieschool te waarborgen.

Art. 26.De functionaliteit "logistieke steun", waarvan de uniformiteit binnen de politiescholen door de directie van de opleiding verzekerd wordt, omvat de volgende domeinen : 1° de beschikbaarheid van de middelen bedoeld in artikel 25;2° de coördinatie en de opvolging van de gebruikte middelen bedoeld in artikel 25;3° de opvolging van de toepassing van de normen en standaarden zoals ze in dit besluit zijn vastgelegd. HOOFDSTUK 2. - Structuur van de politiescholen Afdeling 1. - Algemeen

Art. 27.Om te kunnen beantwoorden aan de kwaliteitsvereisten bedoeld in Titel I en aan de verwezenlijking van de functionaliteiten bedoeld in hoofdstuk 1, is elke politieschool, onverminderd de prerogatieven van de vakorganisaties, samengesteld uit de volgende organen : 1° de directie van de politieschool;2° de opleidingsraad;3° het pedagogisch comité. Wanneer een politieschool opleidingen organiseert in de verschillende taalstelsels, moet voor de samenstelling van de organen een evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende taalstelsels in acht worden genomen. Afdeling 2. - De directie van de politieschool

Art. 28.De directie van de politieschool bestaat uit de directeur van de politieschool die zich kan laten bijstaan door adjuncten en/of medewerkers.

Art. 29.De directie van de politieschool is belast met : 1° wat de erkende politiescholen betreft, de voorbereiding van, de onderhandeling over en het opstellen van het beheerscontract;2° het opstellen van het missiestatement en het pedagogisch project op basis van het beheerscontract;3° het goedkeuren van het jaarlijks opleidingsplan;4° het opstellen van het reglement van inwendige orde waarin de educatieve schoolmaatregelen vastgesteld door de Minister worden opgenomen;5° het opstellen van het jaarverslag.

Art. 30.De directie van de politieschool staat ook in voor het dagelijkse beheer van de politieschool onder het gezag van de inrichtende macht. Ze staat in het bijzonder in voor : 1° de uitvoering van het jaarlijks opleidingsplan van de politieschool;2° de bepaling van de inhoud van de opleidingen en de organisatie ervan;3° de naleving van de coherentie tussen de verschillende opleidingsinitiatieven;4° de naleving van de kwaliteitsstandaarden en de omkaderingsnormen bedoeld in dit besluit;5° de pedagogische ondersteuning en het sociaal aanspreekpunt van de leerlingen;6° de opvolging en de organisatie van de voortgezette opleiding van het onderwijzend personeel;7° de concretisering van de functionaliteiten. Afdeling 3. - De opleidingsraad

Art. 31.Een opleidingsraad wordt in de politiescholen opgericht om te waken over een harmonisering van de werkelijke opleidingsbehoeften.

Art. 32.De opleidingsraad heeft tot taak : 1° het jaarlijkse opleidingsplan op te stellen en te evalueren;2° adviezen te verstrekken, de directie van de politieschool aanbevelingen over de opleidingen en voorstellen te formuleren.

Art. 33.De opleidingsraad omvat ten minste de volgende leden : 1° de directeur of zijn vertegenwoordiger, voorzitter;2° voor de erkende politiescholen, een vertegenwoordiger van de inrichtende macht;3° een vertegenwoordiger van de directie van de opleiding;4° een procureur des Konings of zijn vertegenwoordiger;in de door de Minister ingerichte scholen betreft het een federale magistraat; 5° de gouverneur of zijn vertegenwoordiger;6° ten minste één vertegenwoordiger van de lokale politie;7° ten minste één vertegenwoordiger van de federale politie.

Art. 34.De opleidingsraad komt minstens één keer per jaar samen. Afdeling 4. - Het pedagogisch comité

Art. 35.Er wordt in de politiescholen een pedagogisch comité opgericht. Het moet waken over het behoud en de verbetering van de pedagogische kwaliteit van het opleidingssysteem met inachtneming van de kwaliteitsstandaarden vastgesteld in dit besluit.

Art. 36.Het pedagogisch comité heeft tot taak adviezen te verstrekken en aanbevelingen en voorstellen te formuleren aan de directie van de opleiding met betrekking tot : 1° de nieuwe ontwikkelingen inzake overdracht van kennis, politiebekwaamheden en -gedragingen;2° de verwezenlijking van de omkaderingsnormen en kwaliteitsstandaarden;3° de pedagogische en didactische aanpak van de opleidingen;4° de omkadering en de ondersteuning van de leerlingen;5° de verbetering van het profiel en van de selectiecriteria van het onderwijzend personeel;6° de voortgezette opleiding van het onderwijzend personeel;7° de concretisering van het algemeen studiereglement en van de examens;8° het reglement van inwendige orde van de politieschool.

Art. 37.Het pedagogisch comité omvat ten minste de volgende leden : 1° de directeur van de politieschool of zijn vertegenwoordiger, voorzitter;2° een vertegenwoordiger van de directie van de opleiding;3° ten minste één lid van de pedagogische cel van de politieschool;4° ten minste twee vertegenwoordigers van het onderwijzend personeel;5° ten minste één stagecoördinator van de politieschool, voor zover de politieschool opleidingen organiseert die stages omvatten;6° ten minste één mentor, voor zover de politieschool opleidingen organiseert die stages omvatten;7° ten minste één leerling van de politieschool.

Art. 38.Het pedagogisch comité komt ten minste één keer per jaar samen. HOOFDSTUK 3. - De normen Afdeling 1. - Algemeen

Art. 39.Elke politieschool waakt erover om over voldoende middelen te beschikken op het vlak van personeel, materiaal, didactisch materiaal en infrastructuur om de haar toevertrouwde opleidingen te verzekeren. Afdeling 2. - Omkadering inzake personeel

Art. 40.Alle aspiranten die tegelijkertijd zijn toegelaten tot de basisopleiding van hun kader vormen een promotie. Zij wordt verdeeld in klassen die, op hun beurt, onderverdeeld kunnen worden in groepen.

Art. 41.Onverminderd artikel 42 worden de omkaderingsnormen van een groep of een klas door de school, voor elk type opleiding, vastgelegd in functie van de te bereiken doelstellingen, de inhoud en de gebruikte methode.

Art. 42.Elke groep of klas moet door ten minste één lid van het onderwijzend personeel worden omkaderd.

In elke politieschool wordt onder het onderwijzend personeel voor een zelfde promotie en per taalstelsel een promotieverantwoordelijke aangewezen. Afdeling 3. - Infrastructuur

Art. 43.De minimumnormen inzake infrastructuur van de politiescholen zijn vastgelegd in de bijlage bij dit besluit.

TITEL III. - Het college van de directeurs van de politiescholen

Art. 44.Er wordt een college van de directeurs van de politiescholen opgericht. Dit college wordt voorgezeten door de directeur van de directie van de opleiding of zijn vertegenwoordiger en is samengesteld uit de directeurs van alle politiescholen of hun vertegenwoordiger.

Het secretariaat van het college van de directeurs van de politiescholen wordt verzekerd door de directie van de opleiding.

Art. 45.Het college van de directeurs van de politiescholen draagt bij tot een coherente, harmonieuze en dynamische aanpak van het geheel van beroepsopleidingscycli binnen de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

Art. 46.Het college van de directeurs van de politiescholen heeft tot taak adviezen te verstrekken en aanbevelingen te doen aan de Minister of aan de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer met betrekking tot : 1° de inhoud, de aanpak, de uitvoering en de opvolging van het federale opleidingsplan bedoeld in artikel 6;2° alle materies met betrekking tot de rekrutering en de opleiding van het politiepersoneel;3° de werking van de in artikel 27 bedoelde organen;4° de functionaliteiten bedoeld in de artikelen 11 en volgende;5° de interactie en samenwerking tussen de politiescholen.

Art. 47.Het college van de directeurs van de politiescholen is ook een forum voor informatie, uitwisseling van ervaringen en opvolging van initiatieven, geplande of lopende projecten en ontwikkelingen op pedagogisch vlak in het algemeen en op het vlak van de politieopleidingen in het bijzonder.

Art. 48.Het college van de directeurs van de politiescholen komt ten minste één keer per trimester na oproeping door de voorzitter samen.

De voorzitter nodigt, rekening houdend met de dagorde, de personen uit waarvan de expertise bijdraagt tot het goed verloop van de vergadering.

Art. 49.De agenda van de vergaderingen wordt vastgelegd door de voorzitter.

Elk lid van het college van de directeurs van de politiescholen kan een punt op de agenda laten plaatsen.

TITEL IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen

Art. 50.In artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeven en van beroepsopleidingen door de erkende politiescholen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "algemene directie personeel" vervangen door de woorden "algemene directie van de ondersteuning en het beheer";2° in het eerste lid, 1°, worden de woorden "de Minister van Binnenlandse Zaken" vervangen door de woorden "de Minister van Binnenlandse zaken of de directeur van de directie van de opleiding binnen de algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie";3° In het derde lid, worden de woorden "of de door hem aangewezen dienst van de federale politie" vervangen door de woorden "of de directeur van de directie van de opleiding binnen de algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie".

Art. 51.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 6 april 2008 ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, J. VANDEURZEN

Bijlage bij het koninklijk besluit van 6 april 2008 Minimumnormen inzake infrastructuur van de politiescholen 1. Leslokalen De politieschool die een basisopleiding of een functionele opleiding organiseert, moet over voldoende leslokalen beschikken met een gepaste oppervlakte om gelijktijdig en achtereenvolgend het aantal aspiranten en studenten, zoals bepaald in het beheerscontract, te ontvangen.2. Centrum voor praktische oefeningen De politieschool die een basisopleiding of een functionele opleiding organiseert, moet over een centrum voor praktische oefeningen beschikken dat simulatieruimtes en materiaal voor zelfobservatie omvat.3. Informaticalokalen De politieschool moet over voldoende informaticalokalen beschikken om gelijktijdig of achtereenvolgend het aantal aspiranten en studenten, zoals bepaald in het beheerscontract, te ontvangen. 4. Infrastructuurnormen 4.1. Voor de basisopleidingen moet de politieschool die een basisopleiding organiseert beschikken over : ? een functioneel parcours; ? een multifunctionele sportzaal; ? een zwembad; ? een officieel goedgekeurde schietstand; ? een lokaal voor zelfverdediging; ? een auditorium. 4.2. Voor de opleidingen geweldbeheersing moet de politieschool die een functionele of voortgezette opleiding organiseert op het vlak van geweldbeheersing, over de volgende infrastructuur beschikken : ? ten minste één leslokaal; ? een centrum voor praktische oefeningen met ten minste één simulatieruimte; ? een officieel goedgekeurde schietstand; ? een lokaal voor zelfverdediging. 4.3. Voor de functionele of voortgezette opleidingen, moet de politieschool die andere modules van functionele of voortgezette opleidingen organiseert, over een infrastructuur beschikken die toereikend is om gelijktijdig of achtereenvolgend het aantal leerlingen, zoals bepaald in het beheerscontract, te ontvangen.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 6 april 2008 betreffende de kwaliteitsstandaarden, de pedagogische en omkaderingsnormen van de politiescholen en het college van de directeurs van de politiescholen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 2002 betreffende de terbeschikkingstelling van opleiders van de federale politie in de erkende politiescholen en betreffende de nadere regels voor de toekenning van een financiële tussenkomst voor de organisatie van selectieproeben en van beroepsopleidingen door de erkende poloitiescholen.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, J. VANDEURZEN

^