gepubliceerd op 29 april 1999
Ministerieel besluit houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten
21 APRIL 1999. - Ministerieel besluit houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten
De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994, 20 december 1995, 23 maart 1998 en 5 februari 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 mei 1993, 7 augustus 1995 en 14 december 1998, inzonderheid op de artikelen 11, 12, 13 en 21;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 mei 1963 houdende inrichting van de bestrijding der veeziekten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 januari 1976, 3 april 1978, 19 december 1990, 21 januari 1992, 10 januari 1995 en 24 september 1997;
Gelet op het advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 maart 1999;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 8 april 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het noodzakelijk is onverwijld aan varkensbeslagen Aujeszky-statuten te kunnen verlenen teneinde de bestrijding van deze ziekte te versnellen met het oog op zijn uitroeiing;
Overwegende dat zijn uitroeiing en het verwerven van statuten essentiële voorwaarden stellen om de uitvoer van varkens naar de andere lidstaten van de Europese Unie te handhaven;
Overwegende dat de reglementering in betreffend besluit een fundamenteel element van het uitroeiingsplan van de ziekte van Aujeszky, ingediend door het Koninkrijk België en goedgekeurd door voornoemde beschikking 98/703/EG vormt, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° een varkensbeslag met Aujeszky-statuut A4, A3, A2, en A1 : de begripsbepalingen zoals deze zijn bepaald in artikel 1, 16°, 17°, 18° en 19° van het koninklijk besluit van 5 maart 1993 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de ziekte van Aujeszky; 2°. gE-negatief of gE-positief : het respectievelijk afwezig of aanwezig zijn van antistoffen tegen het gE-glycoproteïne van het Aujeszky-virus; 3°. negatief of positief : het respectievelijk afwezig of aanwezig zijn van antistoffen tegen het Aujeszky-virus;
Art. 2.Om een Aujeszky-statuut te verwerven en te behouden, dienen de toegangstest, de aannemingsstest en opvolgingstesten uitgevoerd te worden zoals voorgeschreven in onderhavig besluit.
Art. 3.Aan een varkensbeslag wordt het Aujeszky-statuut A2 toegekend indien de toegangstest, zoals voorgeschreven in bijlage I van onderhavig besluit, uitgevoerd is.
Art. 4.§ 1. Aan een varkensbeslag wordt het Aujeszky-statuut A3 toegekend indien de toegangstest en daarna de aannemingstest, zoals voorgeschreven in respectievelijk bijlage I en II van onderhavig besluit, uitgevoerd zijn en indien alle stalen na onderzoek gE-negatief zijn.
Indien de aannemingstest uitgevoerd wordt binnen de maand na de toegangstest, dienen de varkens die bemonsterd werden tijdens de toegangstest, niet meer opnieuw bemonsterd te worden.
Indien na de aannemingstest één of meer stalen na onderzoek gE-positief zijn, dienen de varkens, waarvan de stalen gE-positief zijn, afgevoerd te worden van het beslag en geslacht te worden vooraleer het Aujeszky-statuut A3 kan toegekend worden.
Indien echter na de aannemingstest meer dan 2 procent van de stalen na de onderzoeken gE-positief zijn, wordt het Aujeszky-statuut A3 niet toegekend en dient de aannemingstest na 4 maanden herhaald te worden. § 2. Het Aujeszky-statuut A3 blijft behouden indien de opvolgingstesten op het varkensbeslag uitgevoerd zijn, zoals voorgeschreven in bijlage III van onderhavig besluit, en indien alle stalen na onderzoek gE-negatief zijn.
Indien echter niet meer dan 2 stalen na onderzoek gE-positief zijn, blijft het Aujeszky-statuut A3 behouden, indien : - een bijkomend serologisch onderzoek uitgevoerd wordt bij 40 varkens of, indien er minder dan 40 varkens aanwezig zijn, bij alle in aanmerking komende varkens; - het totaal aantal gE-positieve stalen, na onderzoek van de opvolgingstest en het bijkomend onderzoek, niet meer dan 2 bedraagt; - de varkens, waarvan de stalen gE-positief zijn, onverwijld afgevoerd worden van het beslag en geslacht.
Art. 5.§ 1. Aan een varkensbeslag wordt het Aujeszky-statuut A4 toegekend indien de toegangstest en daarna de aannemingstest, zoals voorgeschreven in respectievelijk bijlage I en II van onderhavig besluit, uitgevoerd zijn en indien alle stalen na onderzoek negatief zijn. Indien het beslag voorafgaand het Aujeszky-statuut A3 bezit, dient de toegangstest niet uitgevoerd te worden.
Indien de aannemingstest uitgevoerd wordt binnen de maand na de toegangstest, dienen de varkens, die bemonsterd zijn tijdens de toegangstest, niet meer bemonsterd te worden.
Indien na de aannemingstest één of meer stalen na onderzoek positief zijn, dienen de varkens, waarvan de stalen positief zijn, afgevoerd te worden van het beslag en geslacht te worden, vooraleer het Aujeszky-statuut A4 kan toegekend worden.
Indien echter na de aannemingstest meer dan 2 procent van de stalen na de onderzoeken positief zijn, wordt het Aujeszky-statuut A4 niet toegekend en dient de aannemingstest na 4 maanden herhaald te worden. § 2. Het Aujeszky-statuut A4 blijft behouden indien de opvolgingstesten op het varkensbeslag uitgevoerd zijn, zoals voorgeschreven in bijlage III van onderhavig besluit, en indien alle stalen na onderzoek negatief zijn.
Indien echter niet meer dan 2 stalen na onderzoek positief zijn, blijft het Aujeszky-statuut A4 behouden, indien : - een bijkomend serologisch onderzoek uitgevoerd wordt bij 40 varkens of, indien er minder dan 40 varkens aanwezig zijn, bij alle in aanmerking komende varkens; - het totaal aantal stalen, positief na onderzoek van de opvolgingstest en het bijkomend onderzoek, niet meer dan 2 bedraagt; - de varkens, waarvan de stalen positief zijn, onverwijld afgevoerd worden van het beslag en geslacht.
Art. 6.Aan een varkensbeslag met Aujeszky-statuut A1 of A2, waar alle varkens afgevoerd werden, wordt het Aujeszky-statuut A3 of A4 toegekend op voorwaarde dat : - het bedrijf grondig gereinigd en ontsmet wordt volgens de instructies van de Inspecteur-dierenarts; - de aangevoerde varkens respectievelijk het Aujeszky-statuut A3 of A4 bezitten; - ten vroegste 30 dagen na de aanvoer van de varkens, de toegangstest, zoals voorgeschreven in bijlage I, uitgevoerd is en alle stalen respectievelijk gE-negatief of negatief zijn.
Art. 7.De stalen voor de onderzoeken, vermeld in dit besluit, worden genomen door de bedrijfsdierenarts op verzoek van de verantwoordelijke van het beslag, die hem hiervoor de nodige hulp verleent.
De bedrijfsdierenarts identificeert ieder staal volgens de instructies van de Inspecteur-dierenarts, zodanig dat het duidelijk toe te wijzen is aan het bemonsterde varken.
De bedrijfsdierenarts maakt de stalen zo vlug mogelijk over aan het bevoegde centrum voor preventie en de diergeneeskundige begeleiding.
Art. 8.De verantwoordelijke dient het bewijs van de slachting, in het kader van de bepalingen van de artikelen 4 en 5, voor te leggen aan de bevoegde Inspecteur-dierenarts.
Art. 9.Het onderzoek van de stalen, bedoeld in onderhavig besluit, wordt uitgevoerd door de centra voor preventie en de diergeneeskundige begeleiding binnen de grenzen van hun territoriale bevoegdheid volgens de onderrichtingen van de Dienst en onder begeleiding van het CODA.
Art. 10.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten worden aan de erkende Vereniging voor dierenziektenbestrijding, waar het centrum voor preventie en de diergeneeskundige begeleiding van afhangt, ten laste van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, een vergoeding toegekend van 120 BEF per onderzocht staal en vóór belasting op de toegevoegde waarde.
Art. 11.De vergoedingen voorzien in artikel 10 worden, ten laste van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, vereffend op voorlegging van schuldvorderingen per kwartaal in het dubbel opgesteld met vermelding en specifiëring van het maandelijks aantal verrichte onderzoeken.
De schuldvorderingen zijn getekend door de voorzitter en de secretaris van de Vereniging voor dierenziektenbestrijding en de bevoegde Inspecteur-dierenarts.
Art. 12.Indien de Inspecteur-dierenarts vaststelt dat de vermelde staalnames of onderzoeken niet uitgevoerd zijn volgens de bepalingen van onderhavig besluit, wordt het onderzoek als ongeldig beschouwd.
Art. 13.De erkende Verenigingen voor dierenziektenbestrijding zijn ertoe gehouden hun medewerking te verlenen aan de uitvoering van dit besluit en van de richtlijnen van de Dienst, volgens de modaliteiten die hij voorschrijft.
Art. 14.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten wordt voor het nemen van de bloedstalen in het kader van artikel 7 aan de bedrijfsdierenarts een forfaitaire vergoeding toegekend ten laste van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten ten bedrage van 100 BEF per genomen bloedstaal, vóór belasting op de toegevoegde waarde, op voorwaarde dat de selectie van de bemonsterde dieren, de bloedname, de identificatie van de bloedstaal en de overmaking ervan aan het centrum voor preventie en de diergeneeskundige begeleiding werden uitgevoerd volgens de onderrichtingen van de Inspecteur-dierenarts en voor zover de gevraagde documenten correct en volledig werden ingevuld.
De vergoedingen worden rechtstreeks aan de bedrijfsdierenarts uitbetaald tegen overlegging van een behoorlijk gerechtvaardigde kostenstaat die door de Inspecteur-dierenarts juist werd verklaard.
Een model van deze kostenstaat is in bijlage IV bij dit besluit gevoegd.
Art. 15.§ 1. Met het oog op de bepaling van het Aujeszky-statuut moeten tussen 1 mei 1999 en 31 december 1999 op alle varkensbeslagen met Aujeszky-statuut A1 waar fokvarkens worden gehouden bloedstalen gepreleveerd worden, volgens de normen van de toegangstest voor fokvarkens, zoals voorzien in bijlage 1 en volgens de instructies van de Dienst. § 2. Tot 1 januari 2001 kunnen varkens afkomstig van een beslag zonder Aujeszky-statuut A3 of A4 worden toegevoegd aan een beslag met Aujeszky-statuut A3 indien kan worden aangetoond dat ze gE-negatief zijn overeenkomstig de volgende modaliteiten : - een eerste bloedstaalname wordt uitgevoerd op het beslag van oorsprong binnen de twee weken vóór het vertrek waarbij het negatief resultaat schriftelijk geattesteerd wordt door de bedrijfsdierenarts van het beslag van oorsprong; - een tweede bloedstaalname wordt uitgevoerd drie weken na aankomst op het beslag van bestemming waar deze varkens gedurende ten minste vier weken in een door de Dienst goedgekeurde isolatiestal worden afgezonderd in quarantaine vooraleer ze met andere dieren van het beslag mogen in contact komen. § 3. Tot 1 januari 2001 kunnen varkens afkomstig van een beslag zonder Aujeszky-statuut A4 worden toegevoegd aan een beslag met Aujeszky-statuut A4 indien kan worden aangetoond dat ze negatief zijn overeenkomstig de volgende modaliteiten : - een eerste bloedstaalname wordt uitgevoerd op het beslag van oorsprong binnen de twee weken vóór het vertrek waarbij het negatief resultaat schriftelijk geattesteerd wordt door de bedrijfsdierenarts van het beslag van oorsprong; - een tweede bloedstaalname wordt uitgevoerd drie weken na aankomst op het beslag van bestemming waar deze varkens gedurende ten minste vier weken in een door de Dienst goedgekeurde isolatiestal worden afgezonderd in quarantaine vooraleer ze met andere dieren van het beslag mogen in contact komen.
Art. 16.Het ministerieel besluit van 19 augustus 1998 houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de status « Aujeszky-vrij » voor bedrijven waar fokvarkens worden gehouden, wordt opgeheven.
Art. 17.Dit besluit treedt in werking vanaf 1 januari 1999, uitgezonderd de artikelen 10 en 14 die in werking treden vanaf 1 mei 1999.
Brussel, 21 april 1999.
K. PINXTEN
Bijlagen bij het ministerieel besluit houdende voorwaarden betreffende het verwerven en behouden van de Aujeszky-statuten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 21 april 1999.
De Minister van Landbouw en de Kleine et Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN