Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 14 maart 2003
gepubliceerd op 12 juni 2003

Ministerieel besluit ter uitvoering van artikel 100 van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2003014156
pub.
12/06/2003
prom.
14/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/14/2003014156/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 MAART 2003. - Ministerieel besluit ter uitvoering van artikel 100 van het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur


De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Gelet de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 2001/12/EEG tot wijziging van richtlijn 91/440/EEG betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap;

Gelet de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 2001/13/EEG tot wijziging van richtlijn 95/18/EEG betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen;

Gelet de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 2001/14/EEG inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit, alsmede inzake veiligheidscertificering;

Gelet op artikel 181 van de programmawet van 2 augustus 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 maart 2003 betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, inzonderheid het artikel 100;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 december 1998 betreffende de vergunning van spoorwegonderneming en het gebruik van de spoorweginfrastructuur en inzonderheid hoofdstuk III;

Gelet op het ministerieel besluit van 23 maart 1999 voor de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteit;

Gelet op de hoogdringendheid gemotiveerd door : de noodzaak om zonder uitstel de maatregelen te treffen die nodig zijn om te vermijden dat de verantwoordelijkheid van de Staat in het geding zou komen doordat hij in gebreke zou worden gesteld wegens het niet tijdig omzetten van de voorgenoemde richtlijnen; de noodzaak om een tijdelijke regeling te voorzien, in het bijzonder, inzake de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteit opdat spoorwegondernemingen op een billijke en niet discriminerende wijze zouden worden behandeld;

Gelet de gecoördineerde wetten op de Raad van State inzonderheid op artikel 3, § 1, Besluit :

Artikel 1.De Minister verklaart zijn gemachtigde in de persoon van de directeur - generaal van de Algemene Directie Vervoer te Land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer bevoegd, de bevoegdheden uit te oefenen van de Spoordienst inzake de toewijzing en tarifering op basis van de beschikkingen van het hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 11 december 1998 betreffende de vergunning van spoorwegonderneming en het gebruik van de spoorweginfrastructuur en van het ministerieel besluit van 23 maart 1999 tot vaststelling van de modaliteiten voor de toewijzing van de spoorweginfrastructuurcapaciteit.

De afgevaardigde brengt de aanvrager en de Minister gezamenlijk op de hoogte van alle beslissingen die hij krachtens deze bepaling neemt.

De Minister verklaart op dezelfde wijze zijn gemachtigde bevoegd, de bevoegdheden van het Instituut van de Spoorwegen uit te oefenen.

Art. 2.Deze bevoegdverklaring eindigt wanneer de effectieve benoeming plaatsvindt van de leden van de beheersorganen van de Spoordienst en het Instituut van de Spoorwegen

Art. 3.Onderhavig besluit treedt in werking op 15 maart 2003.

Mevr. I. DURANT

^