Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 augustus 2016
gepubliceerd op 07 oktober 2016

Koninklijk besluit houdende maatregelen betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2016024189
pub.
07/10/2016
prom.
30/08/2016
ELI
eli/besluit/2016/08/30/2016024189/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 AUGUSTUS 2016. - Koninklijk besluit houdende maatregelen betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 7, artikel 8, artikel 9, 1°, 2°, 3° en 4°, artikel 15, 1° en 2°, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007 en artikel 17, gewijzigd bij de wetten van 23 december 2005 en 20 juli 2006;

Gelet op de wet van 23 maart 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/03/1998 pub. 30/04/1998 numac 1998016042 bron ministerie van middenstand en landbouw Wet betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten sluiten betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, artikel 4, eerste lid, 1° ;

Gelet op de wet van 4 februari 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/02/2000 pub. 18/02/2000 numac 2000022108 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, §§ 1 tot 3, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, en § 6, ingevoegd bij de wet van 13 juli 2001 en aangevuld bij de wet van 9 juli 2004, en artikel 5, tweede lid, 13°, vervangen bij de wet van 22 december 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/11/2001 pub. 24/11/2001 numac 2001022869 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen sluiten houdende het toevertrouwen van bijkomende opdrachten aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 2, d);

Gelet op het koninklijk besluit van 3 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/10/1997 pub. 15/11/1997 numac 1997016281 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten sluiten houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 18 augustus 2015;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid op 10 december 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 8 februari 2016;

Gelet op advies 59.288/3 van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 92/119/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° ziekte: elke ziekte die voorkomt op de lijst opgenomen in bijlage;2° dier: elk huisdier van een soort die rechtstreeks vatbaar is voor de ziekte dat een rol kan spelen in de epidemiologie van de ziekte, doordat het als drager of bron van besmetting kan fungeren;3° vatbaar dier: elke diersoort die is opgenomen voor een ziekte in de lijst van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 3 februari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 11/03/2014 numac 2014024064 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht sluiten tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht;4° verdacht besmet dier: elk dier dat rechtstreeks of onrechtstreeks in contact kan zijn geweest met het ziekteverwekkend agens;5° verdacht aangetast dier: elk dier dat klinische symptomen of letsels vertoont die aanleiding kunnen geven tot een gegronde verdenking van de ziekte;6° aangetast dier: elk dier waarbij de ziekte officieel werd vastgesteld door een laboratoriumonderzoek uitgevoerd door het nationale referentielaboratorium;7° Agentschap: het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;8° bevestiging van de besmetting: verklaring van het Agentschap van de aanwezigheid van de ziekte, op basis van de resultaten van laboratoriumonderzoek.In geval van een epidemie kan het Agentschap de aanwezigheid van de ziekte echter ook bevestigen op grond van klinisch en/of epidemiologisch onderzoek; 9° haard: elk bedrijf waar een besmetting met de ziekte is bevestigd;10° buurt- of contactbedrijf: elk bedrijf waar voor de ziekte vatbare dieren worden gehouden en dat door zijn ligging of door verplaatsing van personen, dieren, voertuigen of ander materiaal contact heeft gehad met een verdacht bedrijf of met een haard en waarbij het agens van de ziekte kan overgebracht zijn;11° vector: elk gewerveld of ongewerveld dier dat, langs mechanische, dan wel langs biologische weg, het ziekteverwekkend agens kan overdragen en verspreiden;12° incubatietijd: de tijd die kan verlopen tussen de blootstelling aan het agens van de ziekte en de eerste klinische symptomen.De maximale duur van de toe te passen incubatietijd is in bijlage per ziekte aangegeven; 13° eigenaar of verantwoordelijke: de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar van de dieren is, of die belast is met de verzorging van de betrokken dieren, al dan niet tegen financiële vergoeding;14° officiële dierenarts: dierenarts van het Agentschap;15° Minister: de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft;16° PCE: Provinciale Controle Eenheid van het Agentschap;17° bedrijfsdierenarts: de erkende dierenarts, aangewezen door de verantwoordelijke in toepassing van: a) artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten, om regelmatige controles uit te voeren in de geografische entiteit en profylactische handelingen uit te voeren bij de varkens van het beslag, b) artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten, om in de geografische entiteit de reglementaire controles en profylactische ingrepen op de runderen van het beslag uit te voeren, c) artikel 2, 8°, van het koninklijk besluit van 17 maart 1997 houdende organisatie van het epidemiologisch toezicht op overdraagbare spongiforme encephalopathies bij herkauwers, om in de geografische entiteit de reglementaire controles en profylactische ingrepen op de herkauwers van het veebeslag uit te voeren;18° erkende dierenarts: dierenarts in de zin van artikel 4 van de wet van 28 augustus 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/08/1991 pub. 06/07/2011 numac 2011000415 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de uitoefening van de diergeneeskunde en het koninklijk besluit van 20 november 2009 betreffende de erkenning van dierenartsen. HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen

Art. 3.Dit besluit bepaalt de bestrijdingsmaatregelen die dienen te worden toegepast bij verdenking of bevestiging van de ziekte. HOOFDSTUK 3. - Verdenking van de ziekte

Art. 4.Elk vermoeden van de aanwezigheid van een ziekte die voorkomt op de lijst opgenomen in de bijlage moet onmiddellijk aangegeven worden bij het Agentschap, zoals beschreven in het koninklijk besluit van 3 februari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 11/03/2014 numac 2014024064 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht sluiten tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en tot regeling van de aangifteplicht.

Art. 5.Wanneer zich op een bedrijf verdacht besmette of verdacht aangetaste dieren bevinden, plaatst de officiële dierenarts het bedrijf onverwijld onder verdenking en start hij een onderzoek om na te gaan of de betrokken ziekte al dan niet aanwezig is. In het bijzonder neemt hij passende monsters voor laboratoriumonderzoek of laat hij deze nemen.

Art. 6.§ 1. In het verdachte bedrijf voert de officiële dierenarts de volgende maatregelen uit: 1° het tellen van alle categorieën van voor de ziekte vatbare dieren en per categorie het tellen van het aantal dieren die reeds gestorven zijn, verdacht besmet of verdacht aangetast zijn.Deze telling wordt door de verantwoordelijke dagelijks bijgewerkt met het aantal dieren dat wordt geboren of sterft. Deze gegevens moeten desgevraagd worden voorgelegd; 2° het uitvoeren van een epidemiologisch onderzoek overeenkomstig hoofdstuk 5. § 2. De volgende maatregelen zijn van toepassing op het verdachte bedrijf: 1° alle vatbare dieren worden op stal gehouden of op een andere plaats ondergebracht waar zij kunnen worden afgezonderd;2° elke verplaatsing van vatbare dieren van en naar het bedrijf is verboden;3° elke verplaatsing van personen, van niet voor de ziekte vatbare dieren en van voertuigen van en naar het bedrijf evenals elke verplaatsing van vlees of kadavers van dieren, van diervoeders, materiaal, afval, uitwerpselen, strooisel, mest of alles dat de ziekte kan overdragen, is onderworpen aan de toestemming van de officiële dierenarts.De officiële dierenarts bepaalt de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om ieder gevaar van verspreiding van de ziekte uit te sluiten; 4° bij de in- en uitgangen van de gebouwen, lokalen of plaatsen waar de vatbare dieren zijn gehuisvest en van het bedrijf zelf dient gezorgd te worden voor passende ontsmettingsvoorzieningen volgens de onderrichtingen van de officiële dierenarts.

Art. 7.In afwachting van het ingaan van de in artikel 6 bedoelde maatregelen treft de verantwoordelijke van elk verdacht besmet of verdacht aangetast dier, alle voorzorgsmaatregelen om te voldoen aan hetgeen bepaald is in artikel 6, met uitzondering van paragraaf 1, 2°.

Art. 8.De in de artikelen 5 en 6 bedoelde maatregelen worden pas opgeheven wanneer de officiële dierenarts de vermoedelijke aanwezigheid van de ziekte heeft weerlegd. HOOFDSTUK 4. - Maatregelen in de haard

Art. 9.§ 1. Zodra de besmetting met de ziekte op een bedrijf bevestigd is, verklaart de officiële dierenarts het bedrijf tot haard.

Hij betekent de verklaring tot haard aan de verantwoordelijke. § 2. In aanvulling van de in artikel 6 bedoelde maatregelen past de officiële dierenarts ook de volgende maatregelen toe : 1° de onmiddellijke afmaking en vernietiging van alle vatbare dieren;2° de vernietiging of behandeling op passende wijze, overeenkomstig zijn instructies, van alle stoffen en afval, zoals voeder, strooisel, mest en drijfmest, die mogelijk zijn besmet;3° na uitvoering van de onder de 1° en 2° bedoelde werkzaamheden, het reinigen en ontsmetten overeenkomstig artikel 19 van de gebouwen waar de vatbare dieren waren gehuisvest, evenals de omgeving daarvan, de gebruikte vervoermiddelen en al het andere materieel dat kan zijn besmet.

Art. 10.§ 1. De officiële dierenarts heft de maatregelen overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 in een bedrijf op en geeft toestemming om terug voor de ziekte vatbare diersoorten in het bedrijf binnen te brengen: 1° na vastgesteld te hebben dat de reiniging en ontsmetting overeenkomstig artikel 19 op bevredigende wijze is uitgevoerd;2° nadat een sanitaire leegstand en een wachttijd gerespecteerd is van ten minste 21 dagen en die minstens gelijk is aan de maximale incubatietijd van de betrokken ziekte. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de officiële dierenarts, indien de vector van de ziekte een insect is, verklikkerdieren plaatsen in de haard en de maatregelen verlengen tot de resultaten van het onderzoek van de verklikkerdieren negatief zijn. HOOFDSTUK 5. - Epidemiologisch onderzoek

Art. 11.Het epidemiologisch onderzoek betreft: 1° de duur van de periode waarin de ziekte op het bedrijf aanwezig kan zijn;2° de mogelijke oorsprong van de ziekte in het bedrijf;3° de identificatie van buurt- of contactbedrijven;4° de verplaatsingen van personen, dieren, kadavers, voertuigen, materieel en alle andere stoffen die het ziekteverwekkende agens van en naar een bedrijf kunnen hebben gebracht;5° de aanwezigheid en verspreiding van vectoren van de ziekte.

Art. 12.Met het oog op de coördinatie van dit onderzoek wordt een ziektebestrijdingscentrum opgericht door het Agentschap. HOOFDSTUK 6. - Maatregelen in de buurt- of contactbedrijven

Art. 13.§ 1. De officiële dierenarts plaatst alle buurt- of contactbedrijven onder verdenking en past er de maatregelen van hoofdstuk 3 toe. § 2. De officiële dierenarts kan de in artikel 9, § 2, bedoelde maatregelen ook uitvoeren in de buurt- of contactbedrijven van een haard wanneer door de ligging ervan en/of door de aard van de contacten er een ernstig vermoeden is van besmetting.

Art. 14.Wanneer artikel 13 van toepassing is voor een buurt- of contactbedrijf van een haard dan blijven de maatregelen bepaald in hoofdstuk 3 gelden gedurende ten minste een met de maximale incubatietijd van elke ziekte overeenkomende periode, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de besmetting vermoedelijk heeft plaatsgehad.

Indien het tijdstip van besmetting niet gekend is, dient het tijdstip van verklaring tot haard van toepassing te zijn. HOOFDSTUK 7. - Maatregelen in de beschermings- en toezichtsgebieden

Art. 15.Zodra de besmetting bevestigd is, bakent de officiële dierenarts rond de haard een beschermingsgebied af met een straal van ten minste drie kilometer, en daarrond een toezichtsgebied met een straal van ten minste tien kilometer.

Art. 16.§ 1. In het beschermingsgebied zijn de volgende maatregelen van toepassing: 1° het inventariseren van de bedrijven en hun dieren;2° onverminderd het koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten, het koninklijk besluit van 28 februari 1999 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige runderziekten en het koninklijk besluit van 17 maart 1997 houdende organisatie van het epidemiologisch toezicht op overdraagbare spongiforme encephalopathies bij herkauwers, worden alle bedrijven waar vatbare dieren worden gehouden op gezette tijden bezocht. De frequentie van deze bezoeken hangt af van de ernst van de ziekte in de bedrijven die het grootste risico inhouden en wordt nader bepaald door het Agentschap. De dieren worden klinisch onderzocht en, er worden, in voorkomend geval, monsters voor laboratoriumonderzoek genomen. De gegevens en de resultaten van die bezoeken worden geregistreerd; 3° het verplaatsen en vervoeren van vatbare dieren over openbare of particuliere wegen, is verboden.Het Agentschap kan evenwel afwijkingen toestaan voor de doorvoer van deze dieren over de weg of per trein, op voorwaarde dat de dieren niet worden uitgeladen en dat nergens halt wordt gehouden; 4° de vatbare dieren moeten op het bedrijf waar zij zich bevinden op stal worden gehouden, tenzij om onder dekking van een geschreven toelating afgeleverd door de officiële dierenarts, met het oog op noodslachting, rechtstreeks te worden vervoerd naar een in het beschermingsgebied gelegen slachthuis, of, indien er zich in het beschermingsgebied geen slachthuis bevindt, naar een door de officiële dierenarts aangewezen slachthuis gelegen in het toezichtsgebied.Voor dergelijk vervoer geeft de officiële dierenarts slechts toestemming nadat alle vatbare dieren van het bedrijf zijn onderzocht en geen enkel dier verdacht aangetast is; 5° de voertuigen en de hierbij gebruikte uitrusting, die binnen het beschermingsgebied gebruikt worden voor het vervoer van vatbare dieren of mogelijkerwijze besmet materiaal, met name voeder, mest en drijfmest, mogen een bedrijf binnen het beschermingsgebied, het beschermingsgebied zelf of een slachthuis niet verlaten zonder voorafgaandelijke reiniging en ontsmetting overeenkomstig de voorschriften van de officiële dierenarts. § 2. De maatregelen in het beschermingsgebied blijven van kracht gedurende ten minste een met de maximale incubatietijd van de ziekte overeenkomende periode te tellen vanaf het tijdstip waarop de dieren van de haard zijn geruimd overeenkomstig hoofdstuk 4 en de in artikel 19 bedoelde reiniging- en ontsmetting.

Indien het tijdstip van besmetting niet gekend is, dient het tijdstip van verklaring tot haard van toepassing te zijn. § 3. Na afloop van de in paragraaf 2 bedoelde periode, zijn de in het toezichtsgebied geldende bepalingen bedoeld in artikel 17 ook van toepassing in het beschermingsgebied.

Art. 17.§ 1. In het toezichtsgebied zijn volgende maatregelen van toepassing: 1° het inventariseren van de bedrijven en hun dieren;2° verplaatsen of vervoer van vatbare dieren over openbare wegen is verboden, behalve om hen naar de weide of naar hun stal te brengen binnen het toezichtsgebied, onder de voorwaarden bepaald door de officiële dierenarts.Het Agentschap kan evenwel afwijkingen toestaan voor de doorvoer van deze dieren over de weg of per trein, op voorwaarde dat de dieren niet worden uitgeladen en dat nergens halt wordt gehouden. Niettemin kunnen, met de toestemming van het Agentschap, slachtvarkens van buiten het toezichtsgebied worden aangevoerd naar een slachthuis gelegen in dit gebied; 3° het is verboden vatbare dieren buiten het toezichtsgebied te brengen gedurende ten minste een met de maximale incubatietijd van de ziekte overeenkomende periode, te rekenen vanaf de datum waarop de laatste haard werd vastgesteld.Nadien mogen de dieren buiten dat gebied worden gebracht om onder officiële controle rechtstreeks naar een door de officiële dierenarts aangewezen slachthuis te worden afgevoerd met het oog op onmiddellijke slachting. Voor dit vervoer wordt slechts toestemming gegeven nadat alle vatbare dieren van het bedrijf zijn onderzocht en geen enkel dier verdacht aangetast is. § 2. De maatregelen in het toezichtsgebied blijven van kracht gedurende ten minste een met de maximale incubatietijd van de ziekte overeenkomende periode na het tijdstip waarop alle in hoofdstuk 4 bedoelde dieren zijn geruimd en na de in artikel 19 bedoelde reinigingen en ontsmetting. § 3. In afwijking van paragraaf 2 kunnen in toepassing van artikel 10, § 2, de maatregelen in het toezichtsgebied verlengd worden tot de resultaten van het onderzoek van de verklikkerdieren negatief zijn.

Art. 18.Indien de in artikel 16, § 1, 4°, en artikel 17, § 1, 3°, bedoelde verbodsbepalingen langer dan dertig dagen worden gehandhaafd en indien als gevolg daarvan het onderbrengen van de dieren problemen oplevert, kan de officiële dierenarts, indien de verantwoordelijke een met redenen omkleed verzoek daartoe heeft ingediend, toestemming verlenen om de dieren van een bedrijf in het beschermingsgebied, respectievelijk het toezichtsgebied, af te voeren en te vervoeren, op voorwaarde dat: 1° de feiten zijn vastgesteld;2° alle vatbare dieren op het bedrijf zijn geïnspecteerd;3° de te vervoeren dieren klinisch zijn onderzocht, en geen enkel dier verdacht aangetast is;4° elk afzonderlijk dier geïdentificeerd is volgens de geldende reglementering of bij ontstentenis met een door de officiële dierenarts erkend oormerk;5° het bedrijf van bestemming gelegen is in het beschermingsgebied of in het toezichtsgebied. De nodige voorzorgen moeten worden genomen om verspreiding van het ziekteverwekkend agens te voorkomen, in het bijzonder wat de reiniging en ontsmetting van de voertuigen na elke rit betreft. HOOFDSTUK 8. - Reiniging en ontsmetting

Art. 19.Voor de reiniging en ontsmetting, zijn de volgende maatregelen van toepassing: 1° de werkzaamheden met betrekking tot reiniging, ontsmetting en verdelging van insecten worden verricht overeenkomstig de instructies van de officiële dierenarts om de verspreiding of overleving van het ziekteverwekkend agens uit te sluiten;2° de te gebruiken ontsmettingsmiddelen of insecticiden en desgevallend de concentratie ervan officieel zijn goedgekeurd;3° de officiële dierenarts gaat na voltooiing van de onder de 1° en 2° bedoelde werkzaamheden na of de maatregelen naar behoren werden uitgevoerd. HOOFDSTUK 9. - Laboratoriumdiagnose

Art. 20.§ 1. Alleen het nationale referentielaboratorium is bevoegd om de laboratoriumdiagnose voor de ziekte te stellen. § 2. Het nationale referentielaboratorium bewaart de isolaten van het virus van de ziekte, afkomstig van de in het nationaal grondgebied bevestigde gevallen. § 3. Het nationale referentielaboratorium werkt samen met de communautaire referentielaboratoria. HOOFDSTUK 1 0. - Vaccinatie

Art. 21.De vaccinatie en de behandeling tegen de ziekte zijn verboden.

Art. 22.In afwijking van artikel 21 kan de Minister beslissen tot de vaccinatie tegen de ziekte als aanvulling op de maatregelen van dit besluit op voorwaarde dat alle gevaccineerde dieren: 1° met een duidelijk merkteken worden geïdentificeerd;2° binnen het inentingsgebied bepaald door de Minister blijven, tenzij om met toelating van de officiële dierenarts naar een door hem aangewezen slachthuis te worden afgevoerd om daar onmiddellijk te worden geslacht.Deze afvoer mag enkel worden toegestaan nadat alle dieren van voor de ziekte vatbare soorten van het bedrijf zijn onderzocht en geen enkel dier verdacht aangetast is. HOOFDSTUK 1 1. - Vergoedingen

Art. 23.§ 1. Binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingsartikel wordt aan de eigenaar van de op bevel afgemaakte dieren en ten laste van het Fonds voor de gezondheid en de kwaliteit van dieren en dierlijke producten, een vergoeding toegekend gelijk aan de waarde van het dier voor zover de eigenaar de bepalingen van dit besluit heeft nageleefd.

De vergoeding per dier mag in geen geval het bedrag van: a) 3.000 euro voor runderen, b) 2.500 euro voor paardachtigen, c) 1.000 euro voor varkens, d) 600 euro voor schapen, geiten of andere diersoorten overschrijden. § 2. De schatting van de dieren wordt verricht volgens de procedure bepaald bij de artikelen 77 en 78 van het koninklijk besluit van 10 oktober 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/10/2005 pub. 17/10/2005 numac 2005022850 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer sluiten betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer. HOOFDSTUK 1 2. - Sancties

Art. 24.Inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en vervolgd overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 februari 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/02/2001 pub. 28/02/2001 numac 2001022136 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen sluiten houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, en gestraft overeenkomstig hoofdstuk VI van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. HOOFDSTUK 1 3. - Slotbepalingen

Art. 25.De Minister kan de bijlage bij dit besluit wijzingen om ze in overeenstemming te brengen met wijzigingen aan de bijlagen van richtlijn 92/119/EEG.

Art. 26.Het koninklijk besluit van 3 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/10/1997 pub. 15/11/1997 numac 1997016281 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten sluiten houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten wordt opgeheven.

Art. 27.De minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 augustus 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Willy BORSUS

Bijlage bij het koninklijk besluit van 30 augustus 2016 houdende maatregelen betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten LIJST VAN EXOTISCHE DIERZIEKTEN

Ziekte

Maximale incubatietijd

Runderpest

21 dagen

Pest bij de kleine herkauwers

21 dagen

Epizoötische hemorragische ziekte bij herten

40 dagen

Schapen- en geitenpokken

21 dagen

Enzootische encephalomyelitis (ziekte van Teschen)

40 dagen

Vesiculaire stomatitis

21 dagen

Nodulaire dermatose

28 dagen

Rift valley fever

30 dagen


Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 30 augustus 2016 houdende maatregelen betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Willy BORSUS

^