Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 oktober 1997
gepubliceerd op 15 november 1997

Koninklijk besluit houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1997016281
pub.
15/11/1997
prom.
03/10/1997
ELI
eli/besluit/1997/10/03/1997016281/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 OKTOBER 1997. Koninklijk besluit houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993 en 21 december 1994, inzonderheid hoofdstuk III;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 september 1883 houdende reglement van algemeen bestuur van de diergeneeskundige politie;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1920 betreffende de diergeneeskundige politie en waarbij maatregelen getroffen worden ter bestrijding der runderpest;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 juni 1930 houdende, wat betreft de vergoedingen voor op bevel der overheid afgemaakte dieren, wijziging van het reglement op de diergeneeskundige politie;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1965 betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 februari 1972, 3 april 1989, 18 maart 1991 en 31 oktober 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 januari 1977 betreffende de bestrijding van de vesiculeuze ziekte van het varken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 januari 1979;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 1990 betreffende de identificatie van runderen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 maart 1992, 14 oktober 1993 en 11 maart 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 februari 1995 betreffende de identificatie van varkens;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 1996;

Gelet op de Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het uitbreken van een exotische ziekte snel de proporties van een epidemie kan aannemen, met het gevolg dat veel dieren sterven en dat de rentabiliteit van de veeteelt in gevaar komt;

Overwegende dat de te nemen maatregelen in die mate moeten zijn dat de verspreiding van de ziekten wordt tegengegaan, met name door een strenge controle van de bewegingen van de dieren en van de produkten die de infectie kunnen verspreiden;

Overwegende dat Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte, dringend in nationaal recht moet worden omgezet;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Onverminderd de bepalingen van artikel 1 van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987 wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder : 1° ziekte : elke exotische ziekte die voorkomt op de lijst opgenomen in bijlage, en hierna genoemd de ziekte;2° dier : elk huisdier van een soort die rechtstreeks vatbaar is voor de ziekte, of elk in het wild levend gewerveld dier dat een rol kan spelen in de epidemiologie van de ziekte, doordat het als drager of bron van besmetting kan fungeren;3° beslag : het geheel van huisdieren van een bepaalde soort gehouden in een geografische entiteit en die een duidelijk omschreven eenheid vormen op basis van de epidemiologische banden, vastgesteld door de inspecteur-dierenarts.Er mag aan het beslag slechts één sanitair statuut per bepaalde ziekte worden toegekend. De localisatie van het beslag wordt vastgesteld op basis van het adres en de coördinaten van de geografische entiteit; 4° geografische entiteit of bedrijf : elk gebouw of complex van gebouwen dat een eenheid vormt, de erbij horende terreinen daarin begrepen, waar huisdieren worden gehouden of die daartoe bestemd zijn;5° verdacht besmet dier : elk dier dat rechtstreeks of onrechtstreeks in contact kan zijn geweest met het ziekteverwekkend agens.6° verdacht aangetast dier : elk dier dat klinische symptomen of letsels vertoont die aanleiding kunnen geven tot een gegronde verdenking van de ziekte; 7° aangetast dier : elk dier waarbij de ziekte officieel werd vastgesteld door een laboratoriumonderzoek dat door het C.O.D.A. werd uitgevoerd; 8° seropositief varken : elk varken waarvan een serologisch onderzoek aantoont dat het drager is van antistoffen tegen de vesiculaire varkensziekte;9° bevestiging van de besmetting : verklaring door de Dienst van de aanwezigheid van de ziekte, op basis van de resultaten van laboratoriumonderzoek;in geval van een epidemie kan de Dienst de aanwezigheid van de ziekte echter ook bevestigen op grond van klinisch en/of epidemiologisch onderzoek; 10° haard : elk bedrijf waar de besmetting door de ziekte is bevestigd;11° buurt- of contactbedrijf : elk bedrijf waar dieren van voor de ziekte vatbare soorten worden gehouden en dat door de ligging ervan of dat door verplaatsing van personen, dieren, voertuigen of ander materiaal contact gehad heeft met een bedrijf onder verdenking of met een haard en waarbij het agens van de ziekte kan overgebracht zijn;12° vector : elk gewerveld of ongewerveld dier dat, langs mechanische, dan wel langs biologische weg, het ziekteverwekkend agens kan overdragen en verspreiden;13° incubatietijd : de tijd die kan verlopen tussen de blootstelling aan het agens van de ziekte en de eerste klinische symptomen.De incubatietijd is in bijlage per ziekte aangegeven; 14° I.V.K. : het Instituut voor Veterinaire Keuring van het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu; 15° CODA : het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;16° inspecteur-dierenarts : de officiële dierenarts van de Dienst, verantwoordelijk voor het betrokken veebeslag;17° Minister : de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.Dit besluit bepaalt de bestrijdingsmaatregelen die dienen te worden toegepast bij verdenking of bevestiging van de ziekte. In dit kader kan de Minister de lijst opgenomen in bijlage wijzigen en aanvullen.

Art. 3.De Minister kan bijkomende maatregelen van diergeneeskundige politie, vereist voor de bestrijding van de ziekte, uitvaardigen. HOOFDSTUK III. - Verdenking van de ziekte

Art. 4.Bij verdenking van de ziekte is de verantwoordelijke of elk andere persoon verplicht dit onmiddellijk aan de inspecteur-dierenarts aan te geven. Bij diens onbereikbaarheid dient men zich tot het dichtsbijzijnde rijkswachtkantoor te richten.

Art. 5.Wanneer zich op een bedrijf verdacht besmette of verdacht aangetaste dieren bevinden, plaatst de inspecteur-dierenarts onverwijld het bedrijf onder verdenking en start een onderzoek om na te gaan of de betrokken ziekte al dan niet aanwezig is. In het bijzonder neemt hij passende monsters voor laboratoriumonderzoek of laat deze nemen.

Art. 6.§ 1. In het bedrijf onder verdenking voert de inspecteur-dierenarts de volgende maatregelen uit : 1° telling van alle categorieën van voor de ziekte vatbare dieren en voor iedere categorie telling van het aantal dieren die reeds gestorven zijn, verdacht besmet of verdacht aangetast zijn;deze telling wordt door de verantwoordelijke dagelijks bijgewerkt met het aantal dieren dat tijdens de verdenking wordt geboren of sterft; deze gegevens moeten desgevraagd worden voorgelegd; 2° een epidemiologisch onderzoek overeenkomstig hoofdstuk V; § 2. De volgende maatregelen zijn van kracht op het bedrijf onder verdenking : 1° alle dieren van voor de ziekte vatbare soorten worden er op stal gehouden of op een andere plaats ondergebracht waar zij kunnen worden afgezonderd;2° elke verplaatsing van voor de ziekte vatbare soorten dieren van en naar het bedrijf is verboden;3° elke verplaatsing van personen, van dieren van andere, niet voor de ziekte vatbare soorten en van voertuigen van en naar het bedrijf evenals elke verplaatsing van vlees of kadavers van dieren, van diervoeders, materiaal, afval, uitwerpselen, strooisel, mest of alles dat de ziekte kan overdragen, is onderworpen aan de toestemming van de inspecteur-dierenarts.De inspecteur-dierenarts bepaalt de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om ieder gevaar van verspreiding van de ziekte uit te sluiten. 4° bij de in- en uitgangen van de gebouwen, lokalen of plaatsen waar de voor de ziekte vatbare dieren zijn gehuisvest, en van het bedrijf zelf dient gezorgd te worden voor passende ontsmettingsvoorzieningen volgens de onderrichtingen van de inspecteur-dierenarts.

Art. 7.In afwachting van het inwerking treden van de in artikel 6 bedoelde maatregelen treft de verantwoordelijke van elk verdacht besmet of verdacht aangetast dier, alle nuttige maatregelen om te voldoen aan hetgeen bepaald is in artikel 6, met uitzondering van paragraaf 1, 2°.

Art. 8.De inspecteur-dierenarts heft de in de artikelen 5 en 6 bedoelde maatregelen pas op wanneer de verdenking weerlegd is. HOOFDSTUK IV. - Maatregelen in de haard

Art. 9.§ 1. Zodra de besmetting door de ziekte op een bedrijf bevestigd is, verklaart de inspecteur-dierenarts het bedrijf tot haard. § 2. In aanvulling van de in artikel 6 bedoelde maatregelen past de inspecteur-dierenarts ook de volgende maatregelen toe : 1° onmiddellijke afmaking en vernietiging van alle dieren van voor de ziekte vatbare soorten;2° vernietiging of behandeling op passende wijze, overeenkomstig zijn instructies, van alle stoffen en afval, zoals voeder, strooisel, mest en drijfmest, die mogelijk zijn besmet;3° na uitvoering van de onder 1 en 2 bedoelde werkzaamheden, het reinigen en ontsmetten, overeenkomstig artikel 20, van de gebouwen waar de dieren van de voor de ziekte vatbare soorten waren gehuisvest, evenals de omgeving daarvan, de gebruikte vervoermiddelen en al het andere materieel dat kan zijn besmet.

Art. 10.§ 1. De inspecteur-dierenarts geeft toestemming om weer dieren van voor de ziekte vatbare soorten in het bedrijf binnen te brengen, na : 1° vastgesteld te hebben dat overeenkomstig artikel 20 de reiniging en ontsmetting op bevredigende wijze is uitgevoerd;2° een wachttijd van ten minste éénentwintig dagen. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan de inspecteur-dierenarts, indien de vector van de ziekte een insect is, verklikkerdieren plaatsen in de haard en de maatregelen verlengen tot de resultaten van het onderzoek van de verklikkerdieren negatief zijn.

Art. 11.Wanneer in het wild levende dieren verdacht besmet, verdacht aangetast of aangetast zijn neemt de Dienst in overleg met de Regering van het betreffende Gewest passende maatregelen. HOOFDSTUK V. - Epidemiologisch onderzoek

Art. 12.Het epidemiologisch onderzoek betreft : 1° de duur van de periode waarin de ziekte op het bedrijf aanwezig kan zijn;2° de mogelijke oorsprong van de ziekte in het bedrijf en de identificatie van buurt- of contactbedrijven;3° de verplaatsingen van personen, dieren, kadavers, voertuigen, materieel en alle andere stoffen die het ziekteverwekkende agens van en naar een bedrijf kunnen hebben gebracht;4° de aanwezigheid en verspreiding van vectoren van de ziekte.

Art. 13.Met het oog op de coördinatie van dit onderzoek wordt een bestrijdingscentrum opgericht. HOOFDSTUK VI. - Maatregelen in de buurt- of contactbedrijven

Art. 14.§ 1. De inspecteur-dierenarts plaatst alle buurt- of contactbedrijven onder verdenking en past er de maatregelen van hoofdstuk III toe. § 2. De inspecteur-dierenarts kan de in artikel 9, paragraaf 2 bedoelde maatregelen ook uitvoeren in de buurt- of contactbedrijven van een haard wanneer door de ligging ervan en/of door de aard van de contacten er een ernstig vermoeden is van besmetting.

Art. 15.Wanneer artikel 14 van toepassing is voor een buurt- of contactbedrijf van een haard dan blijven de maatregelen bepaald in hoofdstuk III gelden gedurende ten minste een met de maximale incubatietijd van elke ziekte overeenkomende periode, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de besmetting vermoedelijk heeft plaatsgehad. HOOFDSTUK VII Maatregelen in de beschermings- en toezichtsgebieden

Art. 16.Zodra de besmetting bevestigd is, bakent de inspecteur-dierenarts rond de haard een beschermingsgebied af met een straal van ten minste 3 kilometer, en daarrond een toezichtsgebied met een straal van ten minste 10 kilometer.

Art. 17.§ 1. In het beschermingsgebied zijn de volgende maatregelen van toepassing : 1° registratie van alle bedrijven waar dieren van voor de ziekte vatbare soorten worden gehouden en inventarisatie van deze dieren;2° de bedrijven waar dieren van voor de ziekte vatbare soorten worden gehouden, worden op gezette tijden bezocht.Deze dieren worden klinisch onderzocht en, in voorkomend geval, worden monsters voor laboratoriumonderzoek genomen. De gegevens en de resultaten van die bezoeken worden geregistreerd; 3° verkeer en vervoer van dieren van voor de ziekte vatbare soorten over openbare of particuliere wegen, is verboden.De Dienst kan evenwel afwijkingen toestaan voor de doorvoer van deze dieren over de weg of per trein, op voorwaarde dat de dieren niet worden uitgeladen en dat nergens halt wordt gehouden; 4° de dieren van voor de ziekte vatbare soorten moeten in het bedrijf waarop zij zich bevinden op stal worden gehouden, tenzij om onder dekking van een geschreven toelating, afgeleverd door de inspecteur-dierenarts, met het oog op noodslachting, rechtstreeks te worden vervoerd naar een in het beschermingsgebied gelegen slachthuis, of, indien er zich in het beschermingsgebied geen slachthuis bevindt, naar een door de inspecteur-dierenarts aangewezen slachthuis gelegen in het toezichtsgebied.Voor dergelijk vervoer geeft de inspecteur-dierenarts slechts toestemming nadat alle dieren van voor de ziekte vatbare soorten van het bedrijf zijn onderzocht en geen enkel dier verdacht aangetast is; 5° de voertuigen en de hierbij gebruikte uitrusting, die binnen het beschermingsgebied gebruikt worden voor het vervoer van dieren van voor de ziekte vatbare soorten of mogelijkerwijze besmet materiaal, met name voeder, mest, drijfmest, mogen een bedrijf binnen het beschermingsgebied of het beschermingsgebied zelf of een slachthuis niet verlaten zonder voorafgaandelijke reiniging en ontsmetting overeenkomstig de voorschriften van de inspecteur-dierenarts; § 2. De maatregelen in het beschermingsgebied blijven van kracht gedurende ten minste een met de maximale incubatietijd van de ziekte overeenkomende periode na het tijdstip waarop de dieren van de haard zijn geruimd overeenkomstig hetgeen bepaald is in hoofdstuk IV en de in artikel 20 bedoelde reiniging- en ontsmetting. § 3. Na afloop van de in paragraaf 2 bedoelde periode, zijn de in het toezichtsgebied geldende bepalingen ook van toepassing in het beschermingsgebied.

Art. 18.§ 1. In het toezichtsgebied zijn volgende maatregelen van toepassing : 1° registratie van alle bedrijven waar dieren van voor de ziekte vatbare soorten worden gehouden en inventarisatie van deze dieren;2° verplaatsen of vervoer van dieren van voor de ziekte vatbare soorten over openbare wegen is verboden, behalve om hen naar de weide of naar hun stallen te brengen binnen het toezichtsgebied, onder de voorwaarden die de inspecteur-dierenarts bepaalt.De Dienst kan evenwel afwijkingen toestaan voor de doorvoer van deze dieren over de weg of per trein, op voorwaarde dat de dieren niet worden uitgeladen en dat nergens halt wordt gehouden. Niettemin kunnen, met de toestemming van de Dienst, slachtvarkens van buiten het toezichtsgebied worden aangevoerd naar een slachthuis gelegen in dit gebied. 3° verbod dieren van voor de ziekte vatbare soorten buiten het toezichtsgebied te brengen gedurende ten minste een met de maximale incubatietijd van de ziekte overeenkomende periode, te rekenen vanaf de datum waarop de laatste haard werd vastgesteld.Nadien mogen deze dieren buiten dat gebied worden gebracht om onder officiële controle rechtstreeks naar een door de inspecteur-dierenarts aangewezen slachthuis te worden afgevoerd met het oog op onmiddellijke slachting.

Voor dit vervoer wordt slechts toestemming gegeven nadat alle dieren van voor de ziekte vatbare soorten van het bedrijf zijn onderzocht en geen enkel dier verdacht aangetast is. § 2. De maatregelen in het toezichtsgebied blijven van kracht gedurende ten minste een met de maximale incubatietijd van de ziekte overeenkomende periode na het tijdstip waarop alle in hoofdstuk IV bedoelde dieren zijn geruimd en na de in artikel 20 bedoelde reiniging- en ontsmetting. § 3. In afwijking van paragraaf 2 kunnen in toepassing van artikel 10, paragraaf 2 de maatregelen in het toezichtsgebied verlengd worden tot de resultaten van het onderzoek van de verklikkerdieren negatief zijn.

Art. 19.Indien de in artikel 17, paragraaf 1, lid 4 en artikel 18, paragraaf 1, lid 3 bedoelde verbodsbepalingen langer dan dertig dagen worden gehandhaafd en indien als gevolg daarvan het onderbrengen van de dieren problemen oplevert, kan de inspecteur-dierenarts, indien de verantwoordelijke een met redenen omkleed verzoek daartoe heeft ingediend, toestemming verlenen om de dieren van een bedrijf in het beschermingsgebied, respectievelijk het toezichtsgebied, af te voeren en te vervoeren, op voorwaarde dat : 1° de feiten zijn vastgesteld;2° alle dieren van de voor de ziekte vatbare soort op het bedrijf zijn geïnspecteerd;3° de af te voeren dieren klinisch zijn onderzocht, en geen enkel dier verdacht aangetast is;4° elk afzonderlijk dier geïdentificeerd is volgens de geldende reglementering of bij ontstentenis met een door de inspecteur-dierenarts erkend oormerk;5° het bedrijf van bestemming gelegen is in het beschermingsgebied of in het toezichtsgebied. De nodige voorzorgen moeten worden genomen om verspreiding van het ziekteverwekkend agens te voorkomen, in het bijzonder wat de reiniging en ontsmetting van de voertuigen na elke rit betreft. HOOFDSTUK VIII. - Reiniging en ontsmetting

Art. 20.De volgende maatregelen zijn van toepassing : 1° de werkzaamheden met betrekking tot reiniging, ontsmetting en verdelging van insecten worden verricht overeenkomstig de instructies van de inspecteur-dierenarts om de verspreiding of overleving van het ziekteverwekkend agens uit te sluiten;2° de te gebruiken ontsmettingsmiddelen of insecticiden en desgevallend de concentratie ervan officieel zijn goedgekeurd;3° de inspecteur-dierenarts gaat na voltooiing van de onder lid 2 bedoelde werkzaamheden na of de maatregelen naar behoren werden uitgevoerd. HOOFDSTUK IX. - Laboratoriumdiagnose

Art. 21.§ 1. Alleen het C.O.D.A. is bevoegd om de laboratoriumdiagnose voor de ziekte te stellen. § 2. Het C.O.D.A. bewaart de isolaten van het virus van de ziekte, afkomstig van de in het Rijk bevestigde gevallen. § 3. Het C.O.D.A. werkt samen met de communautaire referentielaboratoria. HOOFDSTUK X. - Inenting

Art. 22.De inenting en behandeling tegen de ziekte is verboden.

Art. 23.In afwijking van art. 22 kan de Minister beslissen tot de inenting tegen de ziekte als aanvulling van de maatregelen van dit besluit op voorwaarde dat alle ingeënte dieren : 1° met een duidelijk merkteken worden geïdentificeerd;2° binnen het inentingsgebied blijven, tenzij om mits toelating van de inspecteur-dierenarts naar een door hem aangewezen slachthuis te worden afgevoerd om daar onmiddellijk te worden geslacht.Deze afvoer mag enkel worden toegestaan nadat alle dieren van voor de ziekte vatbare soorten van het bedrijf zijn onderzocht en geen enkel dier verdacht aangetast is. HOOFDSTUK XI. - Bijzondere maatregelen met het oog op de opsporing en de bestrijding van de vesiculaire varkensziekte Afdeling I. - Verdenking van vesiculaire varkensziekte

Art. 24.De maatregelen van hoofdstuk III zijn van toepassing in het bedrijf onder verdenking van vesiculaire varkensziekte.

Art. 25.In het bedrijf waar varkens seropositief bevonden worden die niet beantwoorden aan de bepalingen van artikel 26 worden na een periode van minstens achtentwintig dagen aanvullende serologische onderzoeken verricht. De maatregelen van hoofdstuk III blijven van toepassing tot de voltooiing van deze aanvullende onderzoeken. Indien bij latere onderzoeken geen symptomen van de ziekte worden aangetroffen en de varkens nog altijd seropositief zijn, worden deze seropositieve varkens afgemaakt en vernietigd of onder controle geslacht in een door de inspecteur-dierenarts aangewezen slachthuis. Afdeling 2. - Bevestiging van vesiculaire varkensziekte

Maatregelen in de haard

Art. 26.In afwijking van artikel 1, lid 9° wordt de vesiculaire varkensziekte bevestigd op een bedrijf waar : 1° het virus van deze ziekte is geïsoleerd, hetzij bij de varkens, hetzij in de omgeving;2° seropositieve varkens verblijven voor zover deze varkens of andere varkens die er verblijven kenmerkende letsels en/of symptomen van deze ziekte vertonen;3° seropositieve varkens of varkens, die klinische symptomen vertonen, verblijven en als dit bedrijf een buurt- of contactbedrijf is;

Art. 27.§ 1. In de haard zijn de maatregelen van artikel 9 van toepassing. § 2. In afwijking van artikel 10 geeft de inspecteur-dierenarts pas toestemming om weer varkens in het bedrijf binnen te brengen onder de volgende voorwaarden : 1° ten vroegste vier weken na de eerste volledige reiniging en ontsmetting van de haard zoals bepaald in artikel 35;2° alle aangevoerde varkens moeten vooraf serologisch onderzocht zijn volgens de onderrichtingen van de Dienst en negatief zijn;3° alle varkens moeten binnen een periode van acht dagen aan het bedrijf toegevoegd worden;4° geen enkel varken mag van het bedrijf afgevoerd worden gedurende een periode van zestig dagen die ingaat op de dag waarop het laatste varken is toegevoegd;5° ten vroegste na achtentwintig dagen moeten alle varkens klinisch en een representatief aantal serologisch onderzocht worden. § 3. Indien in het bedrijf varkens met buitenbeloop gehouden worden dan dient voorafgaand met verklikkervarkens herbevolkt te worden volgens de onderrichtingen van de Dienst. § 4. Vlees van uit de haard afkomstige varkens, die werden geslacht in de periode tussen de datum van vermoedelijke insleep van de ziekte en de tenuitvoerlegging van de officiële maatregelen, wordt opgespoord en onder officieel toezicht vernietigd om verspreiding van het virus van de vesiculaire varkensziekte te voorkomen. Afdeling 3. - Maatregelen tegen vesiculaire varkensziekte

in het beschermingsgebied

Art. 28.De maatregelen voorzien in artikel 17, paragraaf 1, worden vervangen door de volgende maatregelen : 1° registratie van alle bedrijven in het gebied waar varkens worden gehouden en inventarisatie van de varkens;2° alle bedrijven waar varkens worden gehouden worden op gezette tijden bezocht.De varkens worden klinisch onderzocht en in voorkomend geval worden monsters voor laboratoriumonderzoek genomen. De gegevens en de resultaten van die bezoeken worden geregistreerd; 3° verkeer en vervoer van varkens over openbare of particuliere wegen, is verboden.De Dienst kan evenwel afwijkingen toestaan voor de doorvoer van varkens over de weg of per trein, op voorwaarde dat de varkens niet worden uitgeladen en dat nergens halt wordt gehouden; 4° voertuigen en de hierbij gebruikte uitrusting, die binnen het beschermingsgebied gebruikt worden voor het vervoer van dieren of mogelijkerwijze besmet materiaal, met name voeder, mest, drijfmest, mogen een bedrijf binnen het beschermingsgebied of het beschermingsgebied zelf of een slachthuis niet verlaten zonder voorafgaandelijke reiniging en ontsmetting overeenkomstig de voorschriften van de inspecteur-dierenarts;5° varkens mogen van het bedrijf waar zij worden gehouden, niet worden afgevoerd binnen de éénentwintig dagen na de voltooiing van de in artikel 35 bedoelde voorlopige reiniging en ontsmetting van de haard. Na deze termijn kan de inspecteur-dierenarts toestemming verlenen om varkens van het betrokken bedrijf af te voeren : a) rechtstreeks naar een door de inspecteur-dierenarts aangewezen slachthuis dat bij voorkeur gelegen is in het beschermingsgebied of het toezichtgebied, mits : - binnen de veertien dagen voor de afvoer, een serologisch onderzoek is uitgevoerd van een representatief aantal varkens en besmetting uitgesloten is; - alle varkens op het bedrijf vooraf geïnspecteerd zijn; - de voor de slachting te vervoeren varkens klinisch onderzocht zijn en geen enkel varken verdacht aangetast is; - elk varken geïdentificeerd is volgens de geldende reglementering; - het voertuig verzegeld wordt.

De voertuigen en de hierbij gebruikte uitrusting worden gereinigd en ontsmet volgens de onderrichtingen van de inspecteur-dierenarts. b) in uitzonderlijke omstandigheden rechtstreeks naar andere bedrijven in het beschermingsgebied op voorwaarde dat : - alle varkens op het bedrijf vooraf geïnspecteerd zijn; - alle te vervoeren varkens klinisch onderzocht zijn, en geen enkel varken verdacht aangetast is; - elk varken geïdentificeerd is volgens de geldende reglementering. 6° vers vlees van varkens als bedoeld onder lid 5°, a, wordt voorzien van het merkteken dat is vastgesteld in de bijlage bij Richtlijn 72/461/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het introcommunautair handelsverkeer in vers vlees, en wordt vervolgens behandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, 1 van Richtlijn 80/215/EEG van de Raad van 22 januari 1980 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautair handelsverkeer in vleesproducten.

Art. 29.In afwijking van de bepalingen van artikel 17, paragraaf 2, blijven de maatregelen voor het beschermingsgebied ten minste van kracht totdat : 1° alle in artikel 35 vastgestelde maatregelen zijn uitgevoerd;2° bij de varkens op alle bedrijven in het gebied : a) een klinisch onderzoek is uitgevoerd waarbij geen enkel varken verdacht aangetast is;b) een serologisch onderzoek is uitgevoerd van een statistisch representatief aantal varkens waarbij besmetting uitgesloten wordt. Het onderzoek en de bemonstering als bedoeld onder litera a en b mogen pas worden uitgevoerd achtentwintig dagen na de voltooiing van de in artikel 35 bedoelde voorlopige reiniging en ontsmetting van de haard.

Art. 30.Na verloop van de in artikel 29, lid 2°, vermelde periode zijn in het toezichtsgebied geldende bepalingen, zoals vermeld in artikel 31, ook van toepassing in het beschermingsgebied. Afdeling 4. - Maatregelen tegen vesiculaire varkensziekte in het

toezichtsgebied

Art. 31.De maatregelen voorzien in artikel 18, paragraaf 1, worden vervangen door de volgende : 1° registratie van alle bedrijven waar varkens worden gehouden en inventarisatie van de varkens;2° vervoer van varkens over openbare of particuliere wegen is verboden.De Dienst kan evenwel afwijkingen toestaan voor de doorvoer van varkens op voorwaarde dat de varkens niet worden uitgeladen en dat nergens halt wordt gehouden. Niettemin kunnen, met de toelating van de Dienst, slachtvarkens van buiten het toezichtsgebied worden aangevoerd naar een slachthuis gelegen in dit gebied; 3° in afwijking van lid 2 is de afvoer van varkens van een bedrijf gelegen in het toezichtsgebied mits toestemming van de inspecteur-dierenarts toegestaan op voorwaarde dat : a) alle varkens op het bedrijf binnen de achtenveertig uur voor het vervoer geïnspecteerd zijn;b) de te vervoeren varkens binnen de achtenveertig uur voor het vervoer klinisch onderzocht zijn en geen enkel varken verdacht aangetast is;c) een statistisch representatief aantal monsters van de te vervoeren varkens binnen de veertien dagen voor het vervoer aan een serologisch onderzoek is onderworpen en daarbij geen antilichamen van het virus van de vesiculaire varkensziekte zijn aangetroffen;d) elk varken geïdentificeerd is volgens de geldende reglementering;e) in de voorafgaande periode van eenentwintig dagen geen varkens op het bedrijf werden binnengebracht.Deze bepaling is niet van toepassing voor de rechtstreekse afvoer van slachtvarkens naar het slachthuis; f) de voertuigen en de hierbij gebruikte uitrusting die voor het vervoer van die varkens gebruikt worden, na elk transport worden gereinigd en ontsmet overeenkomstig de voorschriften van de inspecteur-dierenarts.4° de voertuigen en de hierbij gebruikte uitrusting die voor het vervoer van de varkens of andere dieren of van mogelijk verontreinigd materiaal binnen het toezichtsgebied gebruikt zijn, mogen dit gebied niet verlaten voordat zij overeenkomstig de voorschriften van de inspecteur-dierenarts zijn gereinigd en ontsmet.

Art. 32.§ 1. In afwijking van de bepalingen van artikel 18, paragraaf 2, blijven de maatregelen voor het toezichtsgebied ten minste van kracht totdat : 1° alle in artikel 35 vastgestelde maatregelen zijn uitgevoerd;2° alle maatregelen voor het beschermingsgebied zijn uitgevoerd. § 2. In toepassing van artikel 27, paragraaf 3 kunnen de maatregelen in het toezichtsgebied verlengd worden tot de resultaten van het onderzoek van de verklikkervarkens negatief zijn. Afdeling 5. - Maatregelen in buurt- en contactbedrijven

Art. 33.§ 1. In buurt- en contactbedrijven zijn de bepalingen van artikelen 14 en 15 van toepassing. § 2. Deze bepalingen blijven van kracht tot : 1° de varkens klinisch zijn onderzocht met negatief resultaat;2° bij een serologisch onderzoek van een statistisch representatief aantal monsters van de varkens geen antilichamen van het virus van de vesiculaire varkensziekte zijn aangetroffen. § 3. De onder paragraaf 2 bedoelde onderzoeken mogen pas worden uitgevoerd achtentwintig dagen na het contact of de verklaring tot haard. Afdeling 6. - Maatregelen in het slachthuis

Art. 34.Ingeval de besmetting door vesiculaire varkensziekte in een slachthuis wordt bevestigd worden de volgende maatregelen toegepast : 1° alle in het slachthuis aanwezige varkens worden onmiddellijk geslacht;2° de karkassen en slachtafvallen van verdacht besmette varkens worden onder officieel toezicht vernietigd, om gevaar van verspreiding van het virus van de vesiculaire varkensziekte te voorkomen;3° gebouwen en uitrusting, met inbegrip van voertuigen, worden gereinigd en ontsmet overeenkomstig de instructies van de inspecteur-dierenarts;4° overeenkomstig artikel 12 wordt een epidemiologisch onderzoek verricht;5° op zijn vroegst vierentwintig uur na de voltooiing van de overeenkomstig lid 3° uitgevoerde reinigings en ontsmettingswerkzaamheden mogen opnieuw slachtvarkens binnengebracht worden. Afdeling 7. - Reiniging en Ontsmetting

Art. 35.Onverminderd de bepalingen van artikel 20 zijn de volgende maatregelen van toepassing bij de reiniging en ontsmetting van een haard : 1° procedure voor voorlopige reiniging en ontsmetting : a) zodra de varkens zijn afgevoerd om te worden vernietigd, worden alle lokalen waar de dieren worden gehuisvest en alle andere delen van lokalen die tijdens het afmaken zijn verontreinigd, besproeid met ontsmettingsmiddel in de voor vesiculaire varkensziekte vereiste concentratie.Het gebruikte ontsmettingsmiddel moet ten minste vierentwintig uur op het behandelde oppervlak aanwezig blijven; b) alle eventuele weefselresten of bloed moet zorgvuldig worden verzameld en worden vernietigd.2° procedure voor tussentijdse reiniging en ontsmetting : a) mest, strooisel en besmet voer moeten uit de gebouwen worden verwijderd, opgehoopt en besproeid met een erkend ontsmettingsmiddel. Drijfmest moet zodanig worden behandeld dat het virus wordt gedood; b) alle verplaatsbare accessoires moeten uit de lokalen worden verwijderd en apart worden gereinigd en ontsmet;c) vet en vuil moeten van alle oppervlakken worden verwijderd door middel van een ontvettingsmiddel en vervolgens moeten de oppervlakken met water onder druk worden gereinigd;d) alle oppervlakken worden opnieuw met ontsmettingsmiddel besproeid;e) lekvrije ruimten moeten door middel van fumigatie worden ontsmet;f) de beschadigde vloeren, muren en andere beschadigde delen moeten onmiddellijk worden hersteld;g) alle delen van lokalen die volledig vrij zijn van brandbaar materiaal kunnen een warmtebehandeling met een vlammenwerper ondergaan;h) alle oppervlakken moeten worden besproeid met een alkalisch ontsmettingsmiddel met een pH-waarde van meer dan 12,5 of met een ander erkend ontsmettingsmiddel.Het ontsmettingsmiddel moet na achtenveertig uur met water worden verwijderd. 3° procedure voor definitieve reiniging en ontsmetting : veertien dagen later moet de behandeling met de vlammenwerper of met een alkalisch ontsmettingsmiddel overeenkomstig lid 2°, g of h worden herhaald. HOOFDSTUK XII. - Vergoedingen

Art. 36.Aan de eigenaars van éénhoevige dieren, herkauwers en varkens die aangetast, verdacht aangetast of verdacht besmet zijn door de ziekte en op bevel afgemaakt, wordt een vergoeding toegekend die de gehele waarde van het dier beloopt, voor zover de eigenaar zich naar de bepalingen van dit besluit heeft geschikt.

In geen enkel geval mag het bedrag van deze vergoeding hoger zijn dan 100 000 Belgische frank.

De schatting van de dieren wordt verricht volgens de procedure bepaald bij de artikelen 20 en 21 van het koninklijk besluit van 3 april 1965 betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer. HOOFDSTUK XIII. - Sancties

Art. 37.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de hoofdstukken V en VI van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. HOOFDSTUK XIV. - Slotbepalingen

Art. 38.Worden opgeheven : - het woord « pokken » in de artikels 2, lid D, 7 lid 3°, 60B, 62, 69 en 71 en de woorden « gevaarlijke pokken » in artikel 31 van het koninklijk besluit van 20 september 1883 houdende reglement van algemeen bestuur van de diergeneeskundige politie; - het artikel 1, lid 4°, en artikel 6 van het koninklijk besluit van 28 juni 1930 houdende, wat betreft de vergoedingen voor op bevel der overheid afgemaakte dieren, wijziging van het reglement op de diergeneeskundige politie; - het koninklijk besluit van 25 november 1920 betreffende de diergeneeskundige politie - maatregelen ter bestrijding der runderpest; - het koninklijk besluit van 4 januari 1977 betreffende de bestrijding van de vesiculeuze ziekte van het varken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 januari 1979.

Art. 39.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 40.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 oktober 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN Bijlage bij het koninklijk besluit houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de bestrijding van bepaalde exotische dierziekten LIJST VAN EXOTISCHE ZIEKTEN WAARVOOR EEN AANGIFTEPLICHT GELDT Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 oktober 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^