Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 april 1999
gepubliceerd op 01 juni 1999

Koninklijk besluit tot aanpassing van de artikelen 138, 161 en 167 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering aan het handvest van de sociaal verzekerde

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012355
pub.
01/06/1999
prom.
30/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/30/1999012355/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot aanpassing van de artikelen 138, 161 en 167 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering aan het handvest van de sociaal verzekerde (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967 en 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997 en 13 februari 1998;

Gelet op de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde, inzonderheid op de artikelen 11bis en 22, § 5, ingevoegd bij de wet van 25 juni 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 138, 161, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 september 1994, en 167;

Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad, Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 januari 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 maart 1999;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « Handvest » van de sociaal verzekerde in werking is getreden op 1 januari 1997, zodat de uitvoeringsmaatregelen, voor zover dit materieel mogelijk is, eveneens met ingang van 1 januari 1997 moeten uitwerking hebben; dat de verschillende instellingen van sociale zekerheid de ontwerpen van besluit voor hun sector moesten opstellen teneinde hun eigen regeling aan te passen aan de bepalingen van het handvest; dat teneinde de uitvoerbaarheid van deze wet mogelijk te maken in de sector van de werkloosheidsverzekering en teneinde de door de wetgever beoogde bescherming aan de sociaal verzekerde via het handvest te waarborgen, het dan ook noodzakelijk is dat dit besluit ter uitvoering van de wet zo snel mogelijk wordt genomen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 april 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 138 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering wordt aangevuld met het volgende lid: « Voor de toepassing van artikel 11bis van het Handvest worden de procedure en de termijnen bepaald krachtens het eerste lid, 1°, 2° en 4°, in samenlezing met de artikelen 145 en 167, §§ 3 en 4, en met de bepalingen opgenomen in of uitgevaardigd krachtens artikel 147 van onderhavig besluit, geacht minstens gelijkwaardige waarborgen te bieden voor de werkloze. De voormelde procedure en termijnen treden dus in de plaats van deze vermeld in de artikelen 10 en 11 van het Handvest. »

Art. 2.Artikel 161 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 30 september 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 161.De uitkeringen worden eenmaal per maand na vervallen termijn betaald. De betaling geschiedt uiterlijk binnen de termijn van één maand. Deze termijn vangt aan de derde werkdag volgend op het tijdstip waarop de beslissing tot toekenning van het recht op uitkeringen aan de uitbetalingsinstelling werd meegedeeld, doch ten vroegste op de dag waarop de toekenningsvoorwaarden, inzonderheid de indiening bij de uitbetalingsinstelling van de controlekaart en de vereiste verantwoordingsstukken waaruit het gerechtigd zijn blijkt, vervuld zijn.

Indien het werkloosheidsbureau bij het nazicht van de uitgaven in toepassing van artikel 164 een bijpassing voorstelt en de uitbetalingsinstelling met dit voorstel instemt, gaat de in het eerste lid vermelde termijn in op het tijdstip waarop het voorstel tot bijpassing individueel wordt bevestigd.

De in het eerste lid vermelde termijn gaat in op het tijdstip waarop de uitbetalingsinstelling de beslissing van de directeur bedoeld in artikel 167, § 3, ontvangt, indien deze uitspraak tot gevolg heeft dat een betaling moet worden verricht.

In afwijking van het eerste lid, kan het beheerscomité de betaling van de uitkeringen vóór het einde van de maand toelaten indien feestdagen of brugdagen gelegen op het eind van de betrokken maand of in het begin van de volgende maand er zouden kunnen toe leiden dat deze betaling abnormaal zou vertraagd worden.

De bepalingen van onderhavig artikel worden, voor de toepassing van artikel 11bis van het Handvest, geacht minstens gelijkwaardige waarborgen te bieden voor de werkloze als deze vermeld in artikel 12 van het Handvest. De eerstvermelde bepalingen treden derhalve in de plaats van de laatstvermelde. »

Art. 3.Artikel 167 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 167.§ 1. De uitbetalingsinstelling is aansprakelijk : 1° voor de vergissing die zij heeft begaan in de berekening van het bedrag van de uitkeringen die de werkloze toekomen;2° voor de betalingen die zij heeft verricht zonder geldige uitkeringskaart die het recht op uitkeringen verleent;3° voor de betalingen die zij heeft verricht met miskenning van de wettelijke en reglementaire bepalingen;4° voor de betalingen die zij heeft verricht en die het werkloosheidsbureau heeft verworpen of uitgeschakeld uitsluitend wegens een fout of nalatigheid die aan de uitbetalingsinstelling is te wijten, inzonderheid wanneer de stukken buiten de reglementaire termijn aan het werkloosheidsbureau zijn overgemaakt. In geen geval is de uitbetalingsinstelling aansprakelijk voor verkeerde betalingen waaraan de werkloze zelf schuld heeft. § 2. In de gevallen bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, 2° en 3° kan de uitbetalingsinstelling zich op de werkloze verhalen voor de ten onrechte betaalde sommen.

In het geval bedoeld in § 1, eerste lid, 4°, kan de uitbetalingsinstelling zich niet op de werkloze verhalen voor de betaalde sommen. Indien het bedrag van de verschuldigde som of de aansprakelijkheid van de uitbetalingsinstelling betwist wordt, maakt de meest gerede partij de zaak aanhangig bij de directeur, die uitspraak doet na de belanghebbende partijen te hebben gehoord. De werkloze en de uitbetalingsinstelling worden schriftelijk in kennis gesteld van de uitspraak. § 3. In het geval bedoeld in artikel 24, § 1, vierde lid, 3°, kan de werkloze die de uitleg van de uitbetalingsinstelling betwist, de zaak binnen de termijn van één maand die een aanvang neemt op het tijdstip waarop hij in kennis is van het antwoord, schriftelijk aanhangig maken bij de directeur, die uitspraak doet na ontvangst van de schriftelijke verantwoording van de uitbetalingsinstelling. De partijen moeten niet opgeroepen worden om gehoord te worden. De werkloze en de uitbetalingsinstelling worden schriftelijk in kennis gesteld van de uitspraak. § 4. De uitbetalingsinstelling moet aan de rechthebbende de uitkeringen betalen die hem verschuldigd zijn en die hem niet konden betaald worden of waarvan de terugvordering werd bevolen door de directeur of door de bevoegde rechtsmacht wegens haar nalatigheid of fout, inzonderheid indien documenten laattijdig aan het werkloosheidsbureau werden overgemaakt. § 5. De bepalingen van artikel 22, §§ 1 tot 4 van het Handvest zijn niet op dwingende wijze van toepassing op de schulden bedoeld in § 2, eerste lid. De private uitbetalingsinstelling beslist discretionair over de aanvragen tot afzien van deze terugvorderingen. »

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.

In afwijking van het eerste lid, is artikel 167, § 3, van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals ingevoegd bij het onderhavige besluit, slechts van toepassing vanaf de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke onderhavig besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 5.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951.

Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961.

Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963.

Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967.

Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967.

Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978.

Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982.

Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.

Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989.

Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.

Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994.

Wet van 11 april 1995, Belgisch Staatsblad van 6 september 1995.

Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996.

Wet van 13 maart 1997, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1997.

Wet van 25 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 13 september 1997.

Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.

Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991.

Koninklijk besluit van 30 september 1994, Belgisch Staatsblad van 14 oktober 1994.

^