gepubliceerd op 20 november 1997
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning van de toelagen voor het wetenschappelijk en technisch onderzoek met landbouwkundige finaliteit
29 AUGUSTUS 1997. Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning van de toelagen voor het wetenschappelijk en technisch onderzoek met landbouwkundige finaliteit
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet ;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, inzonderheid op artikel 12 en artikelen 55 tot 58;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 1994 tot regeling van de Administratieve en Begrotingscontrole ;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, zoals gewijzigd door de wet van 7 juni 1994 ;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 december 1995;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 27 februari 1996;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996 ;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de noodzaak om onverwijld maatregelen te nemen inzake de voorwaarden van toekenning van de toelagen voor het wetenschappelijk en technisch onderzoek met landbouwkundige finaliteit voortvloeit uit de verplichting deze steunverlening aan te passen aan de afschaffing van het Instituut tot aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw enerzijds en aan de oprichting van de Consultatieve Raad voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw anderzijds, teneinde de continuïteit van het beleid tot bevordering van het landbouwkundig onderzoek te verzekeren;
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, kan de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft toelagen toekennen aan natuurlijke of rechtspersonen, voor wetenschappelijke of technische onderzoekingen met landbouwkundige finaliteit.
Art. 2.§ 1 - Het gemiddelde betoelagingspercentage van het geheel van de betoelaagde projecten mag niet meer bedragen dan 78 % in 1998, 77 % in 1999, 76 % in 2000 en 75 % vanaf 2001. § 2 - Een maximum van 50 % van de beschikbare begrotingskredieten kunnen voorbehouden worden voor toelage-aanvragen met een betoelagingspercentage van meer dan 80 %. § 3 - Een betoelagingspercentage van meer dan 80 % mag uitsluitend toegepast worden voor projecten die : - ter ondersteuning dienen van een prioritair initiatief van de regering of van de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, of - zich inschrijven in het kader van reglementaire schikkingen die genomen of te nemen zijn, of - de instelling beogen van normen, of - de verbetering van de kwaliteit van de producten tot doel hebben, of - een bijzonder innoverend karakter hebben, of - het behoud beogen van de competitiviteit van de ondernemingen, inzonderheid door een vermindering van de kostprijs op het niveau van de land- en tuinbouwuitbatingen. § 4 - De federale overheid is eigenaar van de onderzoeksresultaten die voortkomen uit projecten die een betoelagingspercentage van meer dan 80 % krijgen. § 5 - Het betoelagingspercentage van de niet in § 3 bedoelde projecten dient zich tussen de 40 en 80 % te bevinden van de onderzoekingsbegroting. § 6 - Een medefinanciering is iedere financiering welke niet voortkomt van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, met uitzondering van de variabele kredieten ingeschreven in de acties van de Begrotingsfondsen van dit Ministerie, voor zover het onderzoeksproject kadert in de acties van deze Fondsen. § 7 - De betoelaging van het wetenschappelijk onderzoek zal het voorwerp uitmaken van een evaluatie, met name voor wat de toepassing van de bepalingen van onderhavig artikel betreft.
Art. 3.De Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft stelt, op voorstel van de Consultatieve Raad voor Onderzoek en Ontwikkeling in de Landbouw, de onderzoeksthema's vast die als prioritair beschouwd worden voor de toekenning van de toelagen.
Art. 4.§ 1 - De toelage-aanvragen worden gericht aan de Directeur-Generaal van het Bestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling van het Ministerie van Middenstand en Landbouw ten laatste op 31 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de toelage gevraagd wordt. § 2 - De toelage-aanvragen bevatten een beknopt programma van het onderzoek waarvoor de tussenkomst wordt gevraagd, de vermelding van de middelen die zullen aangewend worden voor de uitvoering van het programma en een schatting van de kosten van het onderzoek. Ze verantwoorden het wetenschappelijk, technisch en economisch belang van het onderzoek en vermelden het gevraagde betoelagingspercentage. § 3 - In afwijking van paragraaf 1, kunnen de toelage-aanvragen ingediend worden op gelijk welk ogenblik als zij betrekking hebben op projecten die, tegelijkertijd : - beantwoorden aan dringende onderzoekings-noden, en - beantwoorden aan een uitdrukkelijke vraag van de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft.
Art. 5.De voorstellen voor toekenning van toelagen worden aan de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft door de Directeur-Generaal van het Bestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling voorgelegd, na gunstig advies van het Beoordelingscomité dat hiervoor door de Minister wordt ingesteld.
Art. 6.De beslissingen voor toekenning van toelagen worden bij ministerieel besluit genomen.
Art. 7.§ 1 - De Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft kan voorschotten toekennen op de toelagen. Het saldo, hetzij 10 % van de toelage, wordt pas uitbetaald na de verantwoording van het gebruik van het geheel van deze toelagen. § 2 - In geval van vervroegde stopzetting van een project moet het niet gebruikte deel van de voorschotten worden teruggestort aan de Schatkist.
Art. 8.Het toekennen van een toelage geeft aanleiding tot het opstellen van een overeenkomst tussen de Staat, vertegenwoordigd door de Directeur-Generaal van het Bestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling en de begunstigden. De Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft stelt het model van die overeenkomst vast.
Art. 9.§ 1 - Bij wijze van overgangsmaat-regel, worden de toelagen betreffende het dienstjaar 1997 toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 21 januari 1997 tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning van de toelagen voor het wetenschappelijk en technisch onderzoek met landbouwkundige finaliteit voor het dienstjaar 1997. § 2 - Bij wijze van overgangsmaatregel, zijn de onderzoeksthema's die als prioritair beschouwd worden voor de toekenning van de toelagen voor het dienstjaar 1998 degene die door de Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen op 3 juli 1997 goedgekeurd werden. § 3 - Bij wijze van overgangsmaatregel, zijn de toelage-aanvragen betreffende het dienstjaar 1998 degene die ingediend werden bij het Bestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling van het Ministerie van Middenstand en Landbouw in antwoord op de enquête die op 8 juli 1997 gelanceerd werd.
Art. 10.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 29 augustus 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN