Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 september 2007
gepubliceerd op 14 november 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012564
pub.
14/11/2007
prom.
28/09/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 SEPTEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 september 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Subcomité voor de metaalhandel Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003 Wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 14 mei 2003 (Overeenkomst geregistreerd op 30 oktober 2003 onder het nummer 68209/CO/149.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden of werksters.

Art. 2.De statuten van het "Sociaal Fonds voor de handelsbedrijven van de metaalsector", zijn bijgevoegd in bijlage.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maand, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.

Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 januari 2005.

Art. 4.De collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2001, betreffende de "statuten van het sociaal fonds", geregistreerd onder het nummer 60503/CO/149.04 op 11 januari 2002 wordt opgeheven.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 september 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel Statuten HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, opdrachten en duur Afdeling 1. - Benaming

Artikel 1.Er wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht het : "Sociaal Fonds van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel" afgekort "Sociaal Fonds voor de metaalhandel", verder in deze statuten het "fonds" genoemd.

Dit fonds wordt opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 1970, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 augustus 1978 (Belgisch Staatsblad van 19 november 1970). Afdeling 2. - Zetel

Art. 2.De maatschappelijke zetel van het fonds is te Brussel gevestigd. Hij kan, bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, naar elke andere plaats in België worden overgebracht. Afdeling 3. - Opdrachten

Art. 3.Het fonds heeft als opdracht : 3.1. de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren; 3.2. de toekenning en de uitkering van aanvullende sociale voordelen te regelen en te verzekeren; 3.3. de vakbondsvorming van de werklieden te bevorderen; 3.4. jaarlijks tewerkstellingsattesten af te leveren aan de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de metaalhandel; 3.5. een deel van de werking en sommige initiatieven van de VZW "Educam" te financieren volgens door de raad van bestuur vastgelegde regels; 3.6. ten laste nemen van bijzondere bijdragen; 3.7. de stimulering van de vorming en de informatie van de werkgevers; 3.8. de inning van de bijdrage voorzien voor de financiering en inrichting van een sectoraal pensioenstelsel. Afdeling 4. - Duur

Art. 4.Het fonds wordt opgericht voor een onbepaalde tijd. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers, de werklieden en de werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.

Met "werklieden" wordt bedoeld : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK III. - Statutaire opdrachten van het fonds Afdeling 1. - Inning en invordering van de bijdragen

Art. 6.Het fonds is gelast de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren. Afdeling 2. - Toekenning en uitkering

van de aanvullende vergoedingen 2.1. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid

Art. 7.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde werklieden hebben, voor elke werkloosheidsuitkering of halve werkloosheidsuitkering erkend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en voorzien bij artikel 28, 1° en bij artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (tijdelijke werkloosheid omwille van sluiting van de onderneming wegens jaarlijks verlof of tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen) recht, ten laste van het fonds, op de bij artikel 7, § 2 van deze statuten voorziene vergoeding, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - de werkloosheidsuitkeringen bij toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering genieten; - op het ogenblik der werkloosheid, in dienst van de werkgever zijn. § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt vanaf 1 juli 2003 vastgesteld op : - 7,50 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 3,75 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering.

Art. 8.Vanaf 1 juli 2003 hebben de schoolverlaters, die nog geen recht hebben op werkloosheidsuitkeringen in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering, tijdens hun wachtperiode recht op de aanvullende werkloosheidsvergoeding van 7,50 EUR bij tijdelijke werkloosheid omwille van sluiting van de onderneming wegens jaarlijkse vakantie of bij tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen, conform artikel 28, 1° en artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. 2.2. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid.

Art. 9.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde werklieden hebben ten laste van het fonds, voor elke werkloosheidsuitkering recht op de bij artikel 9, § 2 voorziene vergoeding met een maximum van respectievelijk 200 dagen en 300 dagen per geval, al naargelang zij op de eerste werkloosheidsdag minder dan 45 jaar oud zijn of 45 jaar en ouder zijn, en voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : 1. werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering;2. door een in artikel 5 bedoelde werkgever ontslagen geweest zijn;3. op het ogenblik van het ontslag, ten minste vijf jaar tewerkgesteld zijn in één of meerdere ondernemingen die onder een van de volgende paritaire comités ressorteren : - voor de ijzernijverheid (Paritair Comité 104); - voor de voortbrenging van non-ferrometalen (Paritair Comité 105); - voor de metaal-, machine- en elektrische bouw (Paritair Comité 111); - voor de sectoren verwant aan de metaal-, machine- en elektrische bouw (Paritaire Subcomités 149.01, 149.02, 149.03 en 149.04); - voor het garagebedrijf (Paritair Comité 112); - voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gemaakt (Paritair Subcomité 142.01); - voor de wapensmederij met de hand (Paritair Comité 147); 4. een wachttijd van vijftien kalenderdagen hebben vervuld. Voor de berekening van de wachttijd, worden de dagen werkloosheid en ziekte, in voorkomend geval, gelijkgesteld. § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt vanaf 1 juli 2003 vastgesteld op : - 5,00 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 2,50 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering. 2.3. Aanvullende ziektevergoeding

Art. 10.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde werklieden hebben na ten minste zestig dagen ononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval recht, ten laste van het fonds, op een vergoeding ter aanvulling van de uitkeringen voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - de ongeschiktheiduitkering van de ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten bij toepassing van de wetgeving ter zake; - op het ogenblik waarop de ongeschiktheid zich voordoet, in dienst van een in artikel 5 bedoelde werkgever zijn. § 2. forfaitair bedrag van de bij artikel 10 bedoelde vergoeding wordt vanaf 1 juli 2003 als volgt vastgesteld : - 74,50 EUR na de eerste 60 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 74,50 EUR meer na de eerste 120 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 97,00 EUR meer na de eerste 180 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 97,00 EUR meer na de eerste 240 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 97,00 EUR meer na de eerste 300 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 97,00 EUR meer na de eerste 365 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 97,00 EUR meer na de eerste 455 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 97,00 EUR meer na de eerste 545 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 97,00 EUR meer na de eerste 635 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 97,00 EUR meer na de eerste 725 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 97,00 EUR meer na de eerste 815 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 97,00 EUR meer na de eerste 905 dagen ononderbroken ongeschiktheid. - 97,00 EUR meer na de eerste 995 dagen ononderbroken ongeschiktheid. § 3. Een arbeidsongeschiktheid kan, ongeacht de duur ervan, slechts aanleiding geven tot de toekenning van een enkele reeks vergoedingen; het hervallen in een zelfde ziekte wordt beschouwd als integraal deel uitmakend van de vorige ongeschiktheid wanneer die zich voordoet binnen de eerste veertien dagen volgend op het einde van die periode van arbeidsongeschiktheid. 2.4. Aanvullende vergoeding voor oudere werklozen

Art. 11.De in artikel 5 bedoelde werklieden die volledig werkloos worden gesteld, hebben vanaf 1 juli 2003 recht op een dagelijkse vergoeding van 5,00 EUR naar rata van 6 vergoedingen per week, onder de volgende voorwaarden : - ten minste 55 jaar oud zijn op de eerste dag van de werkloosheid; - uitkeringen voor volledige werkloosheid genieten; - 20 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen waarvan 5 jaar in de sector metaalhandel (PSC 149.04). 2.5. Aanvullende vergoeding voor oudere zieken

Art. 12.De in artikel 5 bedoelde werklieden die verkeren in een toestand van blijvende arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval, hebben vanaf 1 juli 2003 recht op een dagelijkse vergoeding van 5,00 EUR naar rata van 6 vergoedingen per week, onder de volgende voorwaarden : - ten minste 55 jaar oud zijn op de eerste dag van de werkloosheid of de arbeidsongeschiktheid; - uitkeringen van ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten; - een carenzstijd van dertig kalenderdagen hebben vervuld, ingaande op de eerste dag van de ongeschiktheid; - 20 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen waarvan 5 jaar in de sector metaalhandel (PSC 149.04).

Art. 13.De werklieden die de bij artikelen 11 en 12 bedoelde vergoeding genieten, hebben geen recht op de bij het artikel 9, artikel 10 en artikel 15 voorziene vergoeding. 2.6. Aanvullende vergoeding in geval van sluiting van onderneming

Art. 14.De in artikel 5 bedoelde werklieden hebben vanaf 1 juli 2003 recht op een aanvullende vergoeding in geval van sluiting van onderneming, volgens de hierna bepaalde voorwaarden : 1. op het ogenblik van de sluiting van onderneming, ten minste 45 jaar oud zijn;2. op het ogenblik van de sluiting van onderneming een anciënniteit van minimum vijf jaar in de firma hebben;3. het bewijs leveren niet opnieuw krachtens een arbeidsovereenkomst te zijn aangeworven binnen een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van het ontslag. Onder "sluiting van onderneming" in de zin van de 1e alinea van dit artikel, verstaat men : de totale en definitieve stopzetting van de activiteiten van de onderneming.

Het bedrag van de aanvullende vergoeding wordt bepaald op 248,00 EUR. Dit bedrag wordt verhoogd met 12,50 EUR verhoogd per jaar anciënniteit, met een maximum van 818,00 EUR. 2.7. Aanvullende vergoedingen bij brugpensioen na ontslag

Art. 15.§ 1. In toepassing van en overeenkomstig : - de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 1974, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975); - het nationaal akkoord van 14 mei 2003 betreffende het brugpensioen na ontslag tussen 1 juli 2003 en 30 juni 2005, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel; - de collectieve arbeidsovereenkomst brugpensioen vanaf 58 jaar van 8 juli 2003 met een looptijd van 1 juli 2003 tot 30 juni 2005, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel; - de collectieve arbeidsovereenkomst brugpensioen na ontslag van 8 juli 2003 met een looptijd van 1 juli 2003 tot 30 juni 2005, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003 betreffende het brugpensioen na ploegenarbeid tussen 1 januari 2003 en 31 december 2004, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 1998 betreffende de berekeningswijze van de aanvullende vergoeding brugpensioen, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, neemt het fonds de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering te zijnen laste.

Deze vergoeding wordt berekend op het ogenblik van de op brugpensioenstelling en blijft ongewijzigd onder voorbehoud van het feit dat zij gebonden is aan de evolutie van het indexcijfer volgens de modaliteiten van toepassing op het vlak van werkloosheidsuitkeringen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971.

Bovendien wordt het bedrag van deze vergoeding elk jaar op 1 januari herzien door de Nationale Arbeidsraad in functie van de conventionele evolutie van de lonen. § 2. De dagelijkse uitkering voor volledige werkloosheid voorzien bij artikel 9 van de statuten wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de bij § 1 van dit artikel bedoelde aanvullende vergoeding. § 3. Om te kunnen genieten van het brugpensioen zoals vermeld in de vorige paragrafen moeten de betrokkenen vanaf 1 juli 2003 bewijzen dat zij ten minsten 5 jaar hebben gewerkt als arbeiders in een of meerdere ondernemingen ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.

Indien een arbeider een anciënniteit heeft opgebouwd in een zelfde onderneming, die een bepaalde periode niet tot het Paritaire Subcomité voor de metaalhandel behoorde of die opgedeeld is in verschillende technische entiteiten behorende tot verschillende paritaire comités, dan wordt deze anciënniteit als een geheel beschouwd. § 4. In uitvoering van artikel 15 en artikel 16 van de wet van 1 april 2003 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2003-2004 (Belgisch Staatsblad van 16 mei 2003), aangevuld door artikel 75 en artikel 76 van de programmawet van 8 april 2003 (Belgisch Staatsblad van 17 april 2003) wordt de aanvullende vergoeding brugpensioen verder uitbetaald in geval van werkhervatting door de werkman. § 5. Vanaf 1 juli 2003 neemt het fonds de toepassing van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 1974 op zich indien een ondernemingsakkoord de uitbreiding van deze voordelen voorziet tot de werklieden die minder dan 58 jaar oud zijn en tot de werksters die minder dan 55 jaar oud zijn.

Het fonds neemt dit voordeel ten laste vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werkman 58 jaar en de werkster 55 jaar wordt, op voorwaarde dat de werkgever, op het ogenblik van het sluiten van het ondernemingsakkoord, een kopie hiervan gestuurd heeft aan het fonds en dat hij de forfaitaire bijdrage, voorzien bij artikel 35, heeft vereffend. § 6. In toepassing van en overeenkomstig : - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 gesloten op 13 juli 1993 in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2003, betreffende het halftijds brugpensioen tussen 1 januari 2003 en 31 december 2004, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, neemt het fonds de aanvullende vergoeding ten laste. Deze aanvullende vergoeding wordt berekend op het ogenblik van de op halftijds brugpensioenstelling en blijft ongewijzigd, onder voorbehoud dat zij gekoppeld is aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten van toepassing op de werkloosheidsuitkeringen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971. Het bedrag van deze aanvullende vergoeding wordt berekend volgens de formule zoals omschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55.

Voormelde bepalingen zijn van toepassing op werklieden en werksters vanaf de leeftijd van 55 jaar. 2.8. Aanvullende vergoeding bij halftijdse loopbaanonderbreking

Art. 16.Vanaf 1 juli 2003 betaalt het fonds een aanvullende vergoeding van 62,00 EUR per maand gedurende 60 maanden aan werklieden van 53 jaar en meer die in halftijdse loopbaanonderbreking zijn conform artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en in dit kader van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een uitkering ontvangen. 2.9. Aanvullende sociale vergoeding.

Art. 17.§ 1. De werklieden van de bij artikel 5 bedoelde werkgevers hebben recht ten laste van het fonds, op een aanvullende sociale vergoeding, voor zover zij sedert tenminste een jaar lid zijn van één van de representatieve interprofessionele organisaties van werknemers die voor het hele land zijn opgericht. § 2. Het bedrag van de bij artikel 15, § 1 bedoelde aanvullende sociale vergoeding wordt jaarlijks vastgesteld door de raad van bestuur. 2.10 Betalingsmodaliteiten

Art. 18.§ 1. De in artikelen 7 (aanvullende werkloosheidsvergoeding in geval van tijdelijke werkloosheid), 9 (aanvullende werkloosheidsvergoeding in geval van volledige werkloosheid), 10 (aanvullende vergoeding in geval van arbeidsongeschiktheid), 11 (aanvullende vergoeding voor oudere werklozen), 12 (aanvullende vergoeding voor oudere zieken), 14 (aanvullende vergoeding voor sluiting van onderneming), 15 (aanvullende vergoeding voor brugpensioen na ontslag en voor halftijds brugpensioen), en artikel 16 (aanvullende vergoeding bij halftijdse loopbaanonderbreking) bedoelde vergoedingen worden rechtstreeks door het fonds aan de betrokken werklieden uitbetaald, voor zover zij het bewijs leveren van hun recht op de vergoedingen voorzien door voormelde artikelen en volgens de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur. § 2. De in het artikel 17 bedoelde vergoeding (aanvullende sociale vergoeding) wordt uitbetaald door de interprofessionele representatieve werknemersorganisaties die op nationaal niveau verbonden zijn.

Art. 19.De raad van bestuur bepaalt de datum en de modaliteiten van betaling van de door het fonds toegekende vergoedingen.

In geen geval mag de betaling van de vergoedingen afhankelijk zijn van de storting der bijdragen welke door de aan het fonds onderworpen werkgevers verschuldigd zijn. Afdeling 3. - Bevorderen van de vakbondsvorming

Art. 20.Op verzoek van de werkgevers die het voorschot hebben gedaan, betaalt het fonds de uitbetaalde lonen terug (vermeerderd met de patronale bijdragen) van de werklieden die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1999 betreffende de vakbondsvorming, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel geregistreerd op 20 december 1999 onder het nummer 53398/CO/149.04.

Art. 21.Het bedrag dat bestemd is voor de organisatie van deze vakbondsvorming wordt jaarlijks vastgesteld door de raad van bestuur van het fonds. Afdeling 4. - Vorming en informatie van de werkgever stimuleren

Art. 22.Het fonds kent aan de organisaties van de werkgevers, vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, een tussenkomst toe in de kosten voor informatie en vorming van de werkgevers. Zij wordt geïnd volgens de modaliteiten vastgesteld door artikel 30 van deze statuten. Afdeling 5. - Jaarlijks afleveren van tewerkstellingsattesten

Art. 23.Het fonds is ermee gelast de jaarlijkse aflevering van tewerkstellingsattesten te regelen en te verzekeren. Deze tewerkstellingsattesten worden bezorgd aan alle werklieden van de bij artikel 5 van deze statuten bedoelde werkgevers. De raad van bestuur wordt ermee belast de praktische toepassingsmodaliteiten van dit artikel vast te stellen. Afdeling 6. - Financiering van een deel van de werking

en van sommige initiatieven van de VZW "Educam"

Art. 24.§ 1. Het fonds financiert een deel van de werking en sommige van de initiatieven van de VZW "Educam". § 2. De financiële bijdrage van het fonds wordt jaarlijks door de raad van bestuur bepaald. Afdeling 7. - Ten laste nemen van bijzondere bijdragen

Art. 25.§ 1. De bijzondere bijdragen ten laste van de werkgevers op het conventioneel brugpensioen en ingevoerd enerzijds door de programmawet van 22 december 1989 en anderzijds door de programmawet van 29 december 1990, respectievelijk verschuldigd aan de rijksdienst voor werknemerspensioenen en de Rijksdienst voor sociale zekerheid worden door het fonds ten laste genomen. § 2. De bedoelde bijzondere bijdragen worden vanaf 1 januari 1991 ten laste genomen voor de mannen vanaf de leeftijd van 56 jaar en voor de vrouwen vanaf 55 jaar, voor zover het brugpensioen een aanvang heeft genomen tussen 1 januari 1991 en 30 juni 2003.

In geval van brugpensioen ploegenarbeid worden de bedoelde bijzondere bijdragen voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vanaf de leeftijd van 56 jaar ten laste genomen. § 3. De bijzondere bijdragen worden ten laste genomen onder bovenvermelde voorwaarden tot de op pensioenstelling van de werklieden.

Art. 26.De raad van bestuur van het fonds bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van artikel 25 van onderhavige statuten.

Art. 27.De voorwaarden van toekenning van de aanvullende vergoedingen en de financiële tegemoetkomingen welke door het fonds worden verleend evenals het bedrag daarvan, kunnen op voorstel van de raad van bestuur gewijzigd worden, bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK IV. - Beheer van het fonds

Art. 28.§ 1. Het fonds wordt beheerd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties. § 2. Deze raad van bestuur bestaat uit zestien leden, hetzij acht vertegenwoordigers van de werkgevers en acht vertegenwoordigers van de werknemers. § 3. De leden van de raad van bestuur worden benoemd door het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.

Art. 29.§ 1. Elk jaar duidt de raad van bestuur onder zijn leden een voorzitter en drie ondervoorzitters aan. § 2. Het voorzitterschap en het eerste ondervoorzitterschap wordt beurtelings door de werkgevers- en de werknemersafgevaardigden waargenomen.

De categorie waartoe de voorzitter behoord wordt, voor de eerste maal, door loting aangeduid.

De tweede ondervoorzitter behoort tot de werknemersgroep en de derde tot de werkgeversgroep.

Art. 30.§ 1. De raad van bestuur wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad van bestuur tenminste eenmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer tenminste twee leden van de raad van bestuur erom verzoeken. § 2. De uitnodiging vermeldt de agenda. § 3. De notulen worden door de door de raad van bestuur aangeduide directeur opgesteld. § 4. Wanneer tot stemming moet overgegaan worden, dient een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deel te nemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt (onthouden) zich het jongste lid (de jongste leden). § 5. De raad van bestuur kan slechts geldig beslissen over de op de agenda gestelde kwesties en in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging en ten minste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging behoren.

De beslissingen worden met een meerderheid van twee derden van de stemgerechtigden genomen.

Art. 31.§ 1. De raad van bestuur heeft tot taak het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die voor zijn goede werking zijn vereist. Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheid inzake het beheer en de leiding van het fonds. § 2. De raad van bestuur treedt in rechte op in naam van het fonds op vervolging en ten verzoeke van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde beheerder. § 3. De raad van bestuur kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden of zelfs aan derden.

Voor al de andere handelingen dan deze waarvoor de raad van bestuur speciale volmachten heeft verleend, volstaan de gezamenlijke handtekeningen van vier bestuurders (twee van werknemerszijde en twee van werkgeverszijde). § 4. De verantwoordelijkheid van de bestuurders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkel persoonlijke verbintenis aan betreffende hun beheer ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. HOOFDSTUK V. - Financiering van het fonds

Art. 32.Om de financiering van de in het artikel 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 20, 22 en 24 bedoelde voordelen te verzekeren, beschikt het fonds over de bijdragen die door de bij artikel 5 bedoelde werkgevers verschuldigd zijn.

Art. 33.§ 1. Vanaf 1 januari 2001 wordt de bijdrage van de werkgevers aan het sociaal fonds vastgesteld door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen bindend zal verklaard worden door koninklijk besluit. § 2. Een buitengewone bijdrage kan door de raad van bestuur van het fonds worden bepaald, die eveneens de innings- en verdelingsmodaliteiten vaststelt. § 3. Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst bekrachtigd bij koninklijk besluit.

Art. 34.§ 1. De inning en de invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd, bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid. § 2. De raad van bestuur van het fonds bepaalt de verdeling van de bijdragen.

Art. 35.§ 1. Een bijdrage van 2,05 pct. gebaseerd op de laatste bruto bezoldiging aan 108 pct. verdiend door de werklieden bedoeld bij artikel 15, § 3, wordt rechtstreeks aan het fonds betaald door de werkgever. Zij wordt berekend vanaf de aanvang van het brugpensioen in de onderneming tot de sectorale leeftijd brugpensioen. § 2. De bijdrage bedoelt onder § 1, wordt betaald door de werkgever vóór de datum van het brugpensioen van de werklieden. Zij wordt forfaitair berekend en betaald volgens de modaliteiten, bepaald door de raad van bestuur van het fonds. § 3. De in dit artikel bepaalde bijdrage wordt tijdens dezelfde periode en volgens dezelfde modaliteiten als die welke zijn bedoeld in artikel 15, § 3, geschorst, behalve voor de overeenkomsten die vóór 1 juli 1985 op het niveau van de ondernemingen werden gesloten. HOOFDSTUK VI. - Begroting, rekeningen van het fonds

Art. 36.Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december.

Art. 37.De rekeningen van het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten.

De raad van bestuur evenals de door het Paritair Subcomité voor de metaalhandel aangeduide revisor of accountant maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar.

De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen, moeten uiterlijk gedurende de maand juni aan het Paritair Subcomité voor de metaalhandel worden voorgelegd. HOOFDSTUK VII. - Ontbinding, vereffening van het fonds

Art. 38.Het fonds kan slechts bij eenparige beslissing van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel worden ontbonden. Dit laatste dient tegelijkertijd de vereffenaars te benoemen, hun bevoegdheden en hun bezoldiging vast te stellen en de bestemming van de activa van het fonds te bepalen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 september 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^