gepubliceerd op 04 september 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen, houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de privé-ziekenhuizen
28 MEI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen, houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de privé-ziekenhuizen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen, houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de privé-ziekenhuizen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 mei 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 5 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997.
Bijlage Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 Maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de privé-ziekenhuizen (Overeenkomst geregistreerd op 27 augustus 1998 onder het nummer 48998/CO/305.01) HOOFDSTUK I. - Juridisch kader
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 op de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector en het koninklijk besluit van 16 april 1998. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de instellingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen. HOOFDSTUK III. - Begripsomschrijvingen
Art. 3.§ 1. Onder werknemers wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendenpersoneel. § 2. Onder partijen wordt verstaan : de werkgevers- en werknemersorganisaties die deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben gesloten en de werkgevers en de werknemers zoals bedoeld onder artikel 2 die door de algemeen verbindend verklaring ervan zullen gebonden zijn. § 3. Onder sector wordt verstaan : de sector zoals bedoeld onder artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 4. Onder koninklijk besluit wordt verstaan : het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 april 1998. § 5. Onder groepering van werkgevers of van instellingen wordt verstaan : de vrijwillige groepering van werkgevers en/of instellingen bedoeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 6. Onder bevoegde ministers wordt verstaan : de ministers van Tewerkstelling en Arbeid, van Sociale Zaken en van Volksgezondheid. § 7. Onder aanvragende instelling wordt verstaan : de instelling welke bij het sociaal fonds een aanvraagdossier indient ten einde middelen te verwerven met het oog op de bevordering van de tewerkstelling zoals voorzien in deze overeenkomst. § 8. Onder sociaal fonds wordt verstaan : het "Fonds Sociale Maribel voor de privé-ziekenhuizen", opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen. HOOFDSTUK IV. - Vermindering van de R.S.Z.-werkgeversbijdragen
Art. 4.Overeenkomstig het koninklijk besluit en conform de beschikkingen van deze overeenkomst kan de sector genieten van een forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen in de sociale zekerheid.
Art. 5.De globale opbrengst van de bijdragevermindering vermeld onder artikel 4 wordt als volgt berekend : * op 1 juli 1998 : 70 800 werknemers x 6 500 BEF = 460 200 000 BEF per kwartaal; * op 1 juli 1999 : 71 600 werknemers x 9 750 BEF = 698 100 000 BEF per kwartaal.
Deze berekening is gebaseerd op de R.S.Z.-gegevens van 31 december 1996 en op het kwartaalbedrag van de forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdrage per werknemer die minstens halftijds is tewerkgesteld. HOOFDSTUK V. - Aantal gesubsidieerde/niet-gesubsidieerde werknemers
Art. 6.Het personeel wordt voor 100 pct. op indirecte basis gesubsidieerd. HOOFDSTUK VI. - Verbintenis inzake tewerkstelling
Art. 7.Rekening houdend met de bepalingen van artikel 20, paragraaf 1, van deze overeenkomst, verbindt de sector er zich toe de opbrengsten van de forfaitaire vermindering van de werkgeversbijdragen zoals bedoeld onder de artikelen 4 en 5 van deze overeenkomst uitsluitend aan te wenden voor de netto-aangroei van het totaal arbeidsvolume en van de reguliere tewerkstelling.
Art. 8.In uitvoering van artikel 7 en vertrekkend van artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, zal een minimale netto-bijkomende tewerkstelling gerealiseerd worden van voltijdse werknemers.
Rekening houdend met de bepalingen van artikel 20 van deze overeenkomst wordt dit aantal op 1 juli 1998 geraamd op 1 534 V.T.E. waarvan 800 V.T.E. aangeworven worden in toepassing van artikel 20, paragraaf 2.
Rekening houdend met de bepalingen van artikel 20 van deze overeenkomst wordt dit aantal op 1 juli 1999 geraamd op 2 334 V.T.E. waarvan 800 V.T.E. aangeworven worden in toepassing van artikel 20, paragraaf 2 boven op het aantal bepaald in het vorige lid.
Deze minimale netto-bijkomende tewerkstelling zal overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, paragraaf 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 worden bepaald.
Onder voorbehoud van de specifieke regeling van toepassing op de logistieke assistenten worden de werknemers aangeworven in uitvoering van deze overeenkomst voltijds tewerkgesteld. Er kan slechts van deze regel worden afgeweken tot een arbeidsduur van 3/4 tewerkstelling, in bijzondere en verantwoorde gevallen, overeenkomstig de procedure vermeld in artikel 22.
Het tewerkstellingscijfer bepaald in het tweede lid van dit artikel dient uiterlijk op 31 maart 1999 op vlak van de sector te worden gerealiseerd.
Het tewerkstellingscijfer bepaald in het derde lid van dit artikel dient uiterlijk op 31 maart 2000 op vlak van de sector te worden gerealiseerd.
De aanwervingen dienen op vlak van iedere instelling te worden gerealiseerd aan een gemiddelde brutoloonkost van maximum 1 200 000 BEF, patronale lasten inbegrepen. De tussenkomst van het sectoraal fonds is echter beperkt tot de bezoldigde, effectieve en ermee gelijkgestelde, prestaties.
Art. 9.De partijen verzoeken de bevoegde ministers toepassing te maken van artikel 4, paragraaf 6 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 onder andere in geval van samenwerkingsvormen, groeperingen, fusies, herstructurering of vermindering van het aantal bedden.
De instelling die een aanvraag tot toepassing van voornoemd artikel 4, paragraaf 6, indient moet het geheel van de procedures voorzien in het toepasselijk reglementair besluit naleven. De ondernemingsraad moet worden ingelicht over het geheel van de procedures voorzien in hetzelfde besluit.
In geval van samenwerkingsvormen, groeperingen, fusies, herstructurering of vermindering van het aantal bedden kan de berekening van de bijkomende netto tewerkstelling het voorwerp uitmaken van aanvraag tot bijkomende inlichtingen vanwege de raad van beheer van het sectoraal fonds.
Art. 10.De netto-bijkomende tewerkstelling en het arbeidsvolume waarvan sprake in artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet verwezenlijkt worden op het niveau van : * de sector zoals omschreven in artikel 2 van deze overeenkomst; * elke aanvragende instelling welke via het sociaal fonds middelen toegewezen krijgt voor tewerkstelling zoals bedoeld in het kader van deze overeenkomst.
De instelling moet de netto-bijkomende tewerkstelling en de toename van het arbeidsvolume overeenstemmend met de toegewezen middelen verwezenlijken overeenkomstig de bepalingen van artikel 20, paragraaf 2 van deze overeenkomst.
Art. 11.De werknemers bedoeld in artikel 4, paragraaf 2, van het koninklijk besluit worden niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemers. HOOFDSTUK VII. - Storting van de forfaitaire werkgeversbijdrage-vermindering aan het sectoraal fonds
Art. 12.Ongeacht of de werkgever al dan niet toegetreden is tot het stelsel van de bijdrageverminderingen stort de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, vanaf het derde kwartaal van het jaar 1998, ieder kwartaal aan het sociaal fonds de opbrengst van de bijdrageverminderingen waarop de werkgevers bedoeld in artikel 2 van deze overeenkomst aanspraak kunnen maken bij toepassing van het koninklijk besluit van 5 februari 1997.
Het sociaal fonds wordt belast met : * het storten van het bedrag, overeenstemmend met de schijf van de bijdragevermindering bedoeld in artikel 20, paragraaf 1, van deze overeenkomst, aan de werkgevers die er recht op hebben; * het overmaken, overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit van 20 mei 1998 en van hoofdstuk XI van deze overeenkomst, van de voorstellen inzake toekenning van de jobs overeenstemmend met de schijf van de bijdragevermindering bedoeld in artikel 20, paragraaf 2, van deze overeenkomst. * het storten van de tussenkomst van het sociaal fonds aan de werkgevers waaraan jobs ten laste van de schijf bedoeld in artikel 20, paragraaf 2, werden toegekend. HOOFDSTUK VIII. - Waarborgen met betrekking tot de aanwending van de R.S.Z.-bijdragevermindering ten voordele van de tewerkstelling
Art. 13.In uitvoering van artikel 3, paragraaf 6, van het koninklijk besluit zal elke werkgever om de zes maanden een verslag bezorgen aan het sociaal fonds.
Het verslag bevat per betrokken trimester volgende informatie : * de globale tewerkstelling in personen en voltijds equivalenten van alle personeelsleden welke minstens halftijds contractueel verbonden zijn aan de aanvragende instelling en vergeleken tussen de betrokken trimesters en de twee voorafgaande refertetrimesters; * de globale tewerkstelling in personen en voltijds equivalenten van alle personeelsleden welke minder dan halftijds contractueel verbonden zijn aan de aanvragende instelling en vergeleken tussen de betrokken trimesters en de twee voorafgaande refertetrimesters; * de globale tewerkstelling van de werknemers die tewerkgesteld zijn in de instelling en prestaties verrichten voor geneesheren of paramedici en contractueel met de instelling verbonden zijn; * het globale bedrag van de bijdragevermindering; * een nominatieve lijst van de aangeworven werknemers zoals bedoeld onder artikel 7 van deze overeenkomst met vermelding van hun urencontract, hun functie, de plaats/dienst van tewerkstelling en in voorkomend geval de datum van uitdienst en de vervangende werknemer en of zij in hun vorige tewerkstelling op één of andere wijze met de instelling verbonden waren.
Het sociaal fonds kan bijkomende informatie opvragen.
Art. 14.Het onder artikel 13 bedoelde verslag moet ten laatste op 28 februari en op 30 september van elk jaar worden bezorgd aan het sociaal fonds. Het dient geattesteerd door alle leden van de ondernemingsraad, bij ontstentenis door de werkgever en de leden van de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis door de ondertekenaars van de collectieve arbeidsovereenkomst zoals vermeld in artikel 22 van deze overeenkomst. Zij ontvangen minstens 14 dagen voor de attestatie een exemplaar van het verslag.
Een model van het verslag zal door het sociaal fonds worden opgesteld.
Art. 15.Het sociaal fonds stelt een globaal verslag op dat aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen wordt bezorgd. De voorzitter bezorgt het verslag en zijn bijlagen aan de bevoegde ministers bedoeld in artikel 3, paragraaf 6, van het koninklijk besluit van 5 februari 1997.
Het globaal verslag moet vergezeld zijn van een afschrift van de verslagen van de verschillende instellingen en van de adviezen uitgebracht op vlak van de individuele instellingen.
Het globaal verslag moet aan de voorzitter worden bezorgd uiterlijk op : * 30 november voor wat betreft het verslag met betrekking tot het eerste semester van het lopende kalenderjaar; * 30 april voor wat betreft het verslag met betrekking tot het tweede semester van het afgelopen kalenderjaar. HOOFDSTUK IX. - Voltijds en deeltijds personeel
Art. 16.Wat de indeling van voltijds en deeltijds tewerkgestelde werknemers betreft heeft de sector voldaan aan de verplichtingen gezien deze 45 pct. deeltijdse werknemers telt. HOOFDSTUK X. - Kalender met betrekking tot de verwezenlijking van de bijkomende tewerkstelling
Art. 17.De sector verbindt er zich toe minstens 50 pct. van de onder artikel 8 van deze overeenkomst vermelde netto bijkomende tewerkstelling te realiseren op 31 december 1998 en 100 pct. op 31 maart 1999.
Op het vlak van de instelling die middelen ontvangt bij toepassing van artikel 20, paragraaf 2, in het kader van de herverdeling, moet 100 pct. van de netto-bijkomende tewerkstelling voortspruitend uit de herverdeling worden verwezenlijkt op het einde van het kwartaal volgend op dit van de betekening van de toekenning van de middelen.
Op het vlak van de instelling moeten 100 pct. van de netto-bijkomende tewerkstelling voortspruitend uit artikel 20, paragraaf 2, tweede lid verwezenlijkt worden op het einde van het kwartaal volgend op dit van de indiening van het aanvraagdossier door de instelling bij het sociaal fonds. HOOFDSTUK XI. - Modaliteiten van toewijzing van de netto-bijkomende tewerkstelling
Art. 18.De bijkomende tewerkstelling voortspruitend uit artikel 20, paragraaf 2 zal in de sector a rato van 20 pct. worden toegewezen aan personen die aan één van de twee volgende criteria beantwoorden : * ofwel geen diploma, getuigschrift of brevet van hoger secundair onderwijs behaald hebben; * ofwel op de dag van de indiensttreding minstens 12 maanden uitkeringsgerechtigd volledig werkloos zijn.
Art. 19.Deze bepaling is van toepassing op de tewerkstelling voortspruitend uit artikel 20, paragraaf 2.
Rekening houdend met de bepalingen van artikel 18 worden alle voor de actuele dienstverlening benodigde functies in aanmerking genomen voor netto-bijkomende tewerkstelling echter slechts in zoverre zij een direct effect hebben op de vermindering van de arbeidsdruk van het actuele personeel in de instellingen. De sector verwacht op deze wijze een verbetering van de actuele dienstverlening.
Art. 20.§ 1. Een eerste schijf van 3 250 BEF per kwartaal en per werknemer die het recht op de bijdragevermindering voorzien door het koninklijk besluit van 5 februari 1997 opent wordt, per instelling, voorbehouden aan de tewerkstelling van logistieke assistenten.
Het sociaal fonds stort aan de instellingen die logistieke assistenten aanwerven of hebben aangeworven het bedrag overeenstemmend met het effectieve gebruik van de eerste schijf in de instelling.
Het bedrag bedoeld in deze paragraaf wordt niet gemutualiseerd.
Het bedrag overeenstemmend met de eerste schijf dat niet wordt gebruikt, wordt door het sociaal fonds aan het terugvorderingsfonds voorzien in artikel 3, paragraaf 7, van voornoemd koninklijk besluit gestort. § 2. Het saldo van de bijdragevermindering toegekend in uitvoering van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 wordt gemutualiseerd volgens de modaliteiten bepaald door deze paragraaf.
Elke toetredende instelling verwerft via het sociaal fonds 90 pct. van de werkgeversbijdragevermindering welke van toepassing is op de instelling.
Het percentage vermeld in het vorige lid kan bij collectieve arbeidsovereenkomst gewijzigd worden vanaf 1 juli 1999.
De saldi voortspruitend uit de bepalingen van het tweede lid van deze paragraaf zullen het voorwerp uitmaken van een herverdeling op het vlak van de sector.
Deze herverdeling geschiedt op basis van significante personeelstekorten in bepaalde instellingen waar de arbeidsdruk uitzonderlijk is. Het sociaal fonds wordt belast met de uitwerking van de hiertoe nodige criteria.
De toekenning van de jobs voortspruitend uit de herverdeling geschiedt overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, paragraaf 2, van het ministerieel besluit van 20 mei 1998. HOOFDSTUK XII. - Aanvraagmodaliteiten
Art. 21.De instellingen bedoeld onder artikel 2 en artikel 3, paragraaf 7 van deze overeenkomst moeten aan het sociaal fonds een aanvraagdossier overmaken.
In het aanvraagdossier moet de instelling vermelden of zij toetreedt tot artikel 20, paragraaf 1 of tot artikel 20, paragraaf 2, of tot het geheel van artikel 20.
Indien de instelling van de bijdragevermindering voorzien door het koninklijk besluit van 5 februari 1997 en door deze overeenkomst met ingang vanaf 1 juli 1998 wenst te genieten of haar lopende toetreding wenst te verlengen is zij er toe gehouden aan het sociaal fonds mede te delen : * vóór 31 augustus 1998, haar bedoeling toe te treden of haar toetreding te verlengen; * vóór 1 oktober 1998, een volledig aanvraagdossier.
De andere instellingen genieten van de bepalingen van artikel 20 vanaf de eerste dag van het kwartaal volgend op dit van de betekening van de goedkeuring van hun toetreding.
Het sociaal fonds stelt het model aanvraagdossier op.
Art. 22.De onderhandeling op instellingsniveau, gevoerd in de ondernemingsraad, of bij ontstentenis met de syndicale afvaardiging, moet bepalen in welke diensten de arbeidsdruk het hoogst is, welke functies hiervoor ingevuld worden en onder welke arbeidsvoorwaarden dit zal gebeuren.
In geval deze bespreking niet leidt tot een akkoord, kan op de regionale vakbondssecretarissen een beroep worden gedaan door de werknemersvertegenwoordigers in de ondernemingsraad en/of syndicale afvaardiging.
Het aanvraagdossier moet vergezeld zijn van een kopie van het verslag van voornoemde bespreking.
Art. 23.Het sociaal fonds brengt een voorstel uit inzake verdeling van de bijkomende jobs voortspruitend uit artikel 20, paragraaf 2, van deze overeenkomst.
Bij de vaststelling van het niet naleven van de verbintenissen genomen door de werkgever in het kader van zijn aanvraagdossier en/of van de hem toegekende middelen in het kader van de herverdeling voorzien door artikel 20, paragraaf 2, brengt het sociaal fonds de bevoegde ministers ervan op de hoogte.
Bij gebrek van een akkoord op het vlak van de instelling betreffende de toepassing van artikel 20, paragraaf 2, tweede lid, wordt het sociaal fonds belast met het uitbrengen van een voorstel betreffende de ter beschikking staande middelen.
Art. 24.De beslissingen en voorstellen van het sociaal fonds worden aan de bevoegde ministers ter goedkeuring voorgelegd en aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen medegedeeld. HOOFDSTUK XIII. - Inwerkingtreding en duurtijd
Art. 25.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt, vanaf haar datum van inwerkingtreding, de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen, houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de privé-ziekenhuizen.
Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1998 en is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door elk van de partijen mits een opzegging van drie maanden betekend bij aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 mei 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX