gepubliceerd op 31 december 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde
28 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De beschikkingen nrs. 97/200/EG tot 97/214/EG van de Raad van 17 maart 1997, machtigen de lidstaten eenzelfde maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 9 van de Zesde richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (P.B.E.G. nr. L 86 van 28 maart 1997). Het Koninkrijk België is titularis van de machtiging nr. 97/200/EG. De afwijkende maatregel bepaald door die beschikkingen, bestaat erin om tot 31 december 1999 of tot een wijziging door een specifieke richtlijn, de telecommunicatiediensten op te nemen in de handelingen die genieten van artikel 9 van de (Zesde) (BTW) richtlijn nr. 77/388/EEG. Als telecommunicatiediensten worden beschouwd, « diensten die betrekking hebben op de transmissie, uitzending of ontvangst van signalen, tekst, beelden en geluiden of informatie van allerlei aard, via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische systemen, daaronder begrepen de overdracht en het verlenen van het recht om gebruik te maken van capaciteit voor een dergelijke transmissie, uitzending of ontvangst ».
De omzetting van de afwijkende maatregel in het Belgisch Wetboek van de BTW werd verwezenlijkt bij koninklijk besluit van 27 mei 1997 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, met toepassing van de artikelen 2, § 1, en 3, § 1, 2° en 3°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie (Belgisch Staatsblad van 31 mei 1997). Dit koninklijk besluit is in werking getreden op 1 juni 1997.
Artikel 18, § 1, tweede lid, 14°, van het Wetboek van de BTW beschouwt sindsdien als telecommunicatiediensten, « diensten die betrekking hebben op de transmissie, uitzending of ontvangst van signalen, tekst, beelden en geluiden of informatie van allerlei aard, via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische systemen, daaronder begrepen de overdracht en het verlenen van het recht om gebruik te maken van capaciteit voor een dergelijke transmissie, uitzending of ontvangst ».
Artikel 21 van dit Wetboek bepaalt bovendien als plaats van de handeling : - in de regel, op de plaats waar de dienstverrichter de zetel van zijn economische activiteit of een vaste inrichting heeft gevestigd van waaruit hij de dienst verricht of, bij gebrek aan een dergelijke zetel of vaste inrichting, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats (Wetboek van de BTW, artikel 21, § 2); - in afwijking, op de plaats waar de ontvanger van de dienst de zetel van zijn economische activiteit of een vaste inrichting heeft gevestigd waarvoor de dienst is verricht of, bij gebreke, zijn woonplaats of zijn gebruikelijke verblijfplaats, wanneer de dienst wordt verleend aan een ontvanger die buiten de Gemeenschap is gevestigd of aan een belastingplichtige die in de Gemeenschap doch buiten het land van de dienstverrichter is gevestigd en handelt voor de doeleinden van zijn economische activiteit (Wetboek van de BTW, artikel 21, § 3, 7°, i); - in allerlaatste afwijking, in België, indien het gaat om telecommunicatiediensten, verricht door dienstverrichters, gevestigd buiten de Gemeenschap, en verstrekt aan ontvangers die hun zetel, vaste inrichting, woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats in België hebben en die niet handelen in de hoedanigheid van belastingplichtige voor de behoeften van een economische activiteit (Wetboek van de BTW, artikel 21, § 3, 9°).
Aangenomen in het licht van de beschikkingen nr. 97/200/EG en soortgelijke, wijzigt de richtlijn nr. 1999/59/EG van de Raad van 17 juni 1999, met ingang van 1 januari 2000, de (Zesde) richtlijn nr. 77/388/EEG met betrekking tot de regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde die van toepassing is op telecommunicatiediensten (P.B.E.G. nr. L 162 van 26 juni 1999). - Op de eerste plaats bekrachtigt de richtlijn nr. 1999/59/EG essentieel de hiervoor omschreven toestand waarop zij zich baseert : zij veralgemeent het opnemen van de telecommunicatiediensten in de handelingen welke genieten van artikel 9 van de (Zesde) (BTW) richtlijn nr. 77/388/EEG. - Vervolgens breidt de richtlijn nr. 1999/59/EG de notie uit van telecommunicatiedienst tot het verstrekken van toegang tot wereldwijde informatienetten. - Tenslotte beperkt zij de allerlaatste afwijking tot de telecommunicatiediensten welke feitelijk hier te lande worden gebruikt of geëxploiteerd.
Onderhavig koninklijk besluit zet die nieuwe bepalingen om in het Wetboek van de BTW. - Artikel 1 van dit koninklijk besluit vult artikel 18, § 1, tweede lid, 14°, van het Wetboek aan. Het integreert er het verstrekken van toegang tot wereldwijde informatienetten. - Artikel 2 wijzigt, in de zin vereist door de richtlijn, de bepaling die het voorwerp uitmaakt van artikel 21, § 3, 9°, van dit Wetboek. - Artikel 3 bepaalt de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen op 1 januari 2000.
Vermits het enkel om technische verduidelijkingen gaat, zouden die nieuwe bepalingen op budgettair vlak geen aanzienlijk verschil tot gevolg hebben.
Genomen in uitvoering van artikel 105 van het Wetboek van de BTW, heeft het koninklijk besluit het overleg in de Ministerraad van 9 december 1999, vereist.
Het advies van de Raad van State van 15 december 1999, werd gegeven binnen de termijn bepaald door artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op dit Hoog Rechtscollege. Er werd met dit advies rekening gehouden.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 10 december 1999 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde », heeft op 15 december 1999 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.
De motivering van het verzoek om spoedbehandeling is in de brief en in de aanhef in nagenoeg dezelfde bewoordingen gesteld.
In het onderhavige geval luidt die motivering, zoals ze in de aanhef van het ontwerpbesluit is gesteld, als volgt : « Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit; dat de Richtlijn 1999/59/EG in werking is getreden op 26 juni 1999; dat artikel 2, 1, eerste lid, van die richtlijn de lidstaten ertoe verplicht ten laatste op 1 januari 2000 aan deze richtlijn te voldoen; dat het met andere woorden absoluut noodzakelijk is dat de Belgische wetgeving naar behoren op die datum wordt aangepast; dat de bepalingen van onderhavig besluit, dat juist dit als voorwerp heeft, bijgevolg vereisen dat op 1 januari 2000 van kracht te gaan; dat dit besluit dus dringend moet genomen worden. » Overeenkomstig het genoemde artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich beperkt tot de volgende opmerkingen.
Artikel 3bis, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State luidt als volgt : « De ontwerpen van koninklijke besluiten die de van kracht zijnde wettelijke bepalingen kunnen opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen, worden voorgelegd aan het met redenen omkleed advies van de afdeling wetgeving.
Dat advies wordt samen met het verslag aan de Koning en het koninklijk besluit waarop het betrekking heeft, gepubliceerd.
De besluiten, het advies, het verslag aan de Koning en de tekst van de ontwerpen van besluiten die zijn voorgelegd aan de afdeling wetgeving, worden, voor hun bekendmaking in het Staatsblad, medegedeeld aan de Voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. ».
Het ontwerpbesluit dat ter fine van advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State is voorgelegd, valt wegens het onderwerp ervan (1) binnen de werkingssfeer van artikel 3 bis, § 1, van de voormelde gecoördineerde wetten, zoals overigens blijkt uit de brief met de adviesaanvraag van 10 december 1999. Daaruit volgt dat een verslag aan de Koning in het Nederlands en het Frans moet worden opgemaakt, dat behoort te worden ondertekend door de minister en gevoegd moet worden bij de tekst van het ontwerpbesluit dat ter fine van advies aan de Raad van State wordt voorgelegd. Het geldt in zekere zin als memorie van toelichting (2) en vormt één van de vormvereisten waarvan de afdeling wetgeving van de Raad van State moet nagaan of ze vervuld zijn voordat de afdeling wetgeving wordt geadieerd, overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten.
Dat document is te laat aan de Raad van State bezorgd, terwijl uit het advies van de inspecteur van Financiën blijkt dat deze zozeer betreurd heeft dat hij daarvan geen kennis heeft kunnen nemen dat hij over het ontwerpbesluit geen gunstig advies heeft kunnen geven.
Om soortgelijke redenen als die welke hiervoren zijn aangegeven, moet de ratio legis van teksten bekend zijn wil een efficiënte adminitratieve en begrotingscontrole kunnen plaatsvinden.
Om dezelfde redenen behoort in de regel van bij de adviesaanvraag een volledig dossier te zijn ingediend opdat de Raad van State binnen een termijn van drie dagen aan een ontwerp een dienstig onderzoek van wijden.
Met toepassing van artikel 84, tweede lid, van de voormelde gecoördineerde wetten op de Raad van State, en onder voorbehoud van de zopas gemaakte opmerking, geeft het ontwerp geen aanleiding tot andere opmerkingen.
De Kamer was samengesteld uit De heren : P. Hanse, Staatsraad, voorzitter.
P. Liernardy, Staatsraad.
P. Quertainmont, Staatsraad.
Mevr. M. Proost, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer P. Brouwers, referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.
De greffier, M. Proost.
De voorzitter, P. Hanse. _______ Nota's (1) In dit verband behoort erop te worden gewezen dat bij artikel 2 van het ontworpen besluit een nieuwe tekst in de plaats wordt gesteld van artikel 21, § 3, 9°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, welke bepaling in dat Wetboek is ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 mei 1997 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, met toepassing van de artikelen 2, § 1, en 3, § 1, 2° en 3°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, welk besluit bekrachtigd is bij de wet van 12 december 1997 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, en de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie.(2) Het voormelde besluit kan immers alleen aan de hand van de commentaar vervat in het verslag aan de Koning worden uitgelegd. 28 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, goedgekeurd bij de wet van 2 december 1957, inzonderheid op artikel 93;
Gelet op de Zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde : uniforme grondslag, inzonderheid op artikel 9, gewijzigd bij de richtlijn 84/386/EEG van 31 juli 1984;
Gelet op de Beschikking 97/200/EG van de Raad van 17 maart 1997 waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 9 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting;
Gelet op de Richtlijn 1999/59/EG van de Raad van 17 juni 1999 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde die van toepassing is op telecommunicatiediensten;
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 18, § 1, tweede lid, 14°, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1997, op artikel 21, § 3, 9°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 mei 1997, en op artikel 105, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 15 oktober 1998;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën uitgebracht op 3 december 1999;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 8 december 1999;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit; - dat de Richtlijn 1999/59/EG in werking is getreden op 26 juni 1999; - dat artikel 2, 1, eerste lid, van die richtlijn de lidstaten ertoe verplicht ten laatste op 1 januari 2000 aan deze richtlijn te voldoen; - dat het met andere woorden absoluut noodzakelijk is dat de Belgische wetgeving naar behoren op die datum wordt aangepast; - dat de bepalingen van onderhavig besluit, dat juist dit als voorwerp heeft, bijgevolg vereisen om op 1 januari 2000 van kracht te gaan; - dat dit besluit dus dringend moet genomen worden;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 15 december 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 18, § 1, tweede lid, 14°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de puntkomma wordt vervangen door een punt;2° de bepaling wordt aangevuld als volgt : « Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder telecommunicatiediensten mede verstaan het bieden van toegang tot wereldwijde informatienetten.».
Art. 2.Artikel 21, § 3, 9°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 mei 1997, wordt vervangen als volgt : « 9° in België, indien het gaat om telecommunicatiediensten die feitelijk hier te lande worden gebruikt of geëxploiteerd, welke een dienstverrichter gevestigd buiten de Gemeenschap verstrekt aan een ontvanger gevestigd in die Gemeenschap en die niet handelt in de hoedanigheid van belastingplichtige voor de behoeften van een economische activiteit. ».
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000.
Art. 4.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Ciergnon, 28 december 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969; Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1ste editie;
Wet van 15 oktober 1998, Belgisch Staatsblad van 24 november 1998;
Koninklijk besluit van 27 mei 1997, Belgisch Staatsblad van 31 mei 1997;
Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973;
Wet van 4 juli 1989, Belgisch Staatsblad van 25 juli 1989;
Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996.