Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 april 2007
gepubliceerd op 12 juli 2007

Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden waaronder de telefoongidsen worden vervaardigd, verkocht of verspreid, de inhoud en de vorm van de aangifte die bij het Instituut moet worden gedaan

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2007011251
pub.
12/07/2007
prom.
27/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/27/2007011251/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden waaronder de telefoongidsen worden vervaardigd, verkocht of verspreid, de inhoud en de vorm van de aangifte die bij het Instituut moet worden gedaan


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat U ter goedkeuring wordt voorgelegd, heeft tot doel de bepalingen van artikel 45 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie uit te voeren, en voornamelijk het tweede lid van de eerste paragraaf van dat artikel 45.

Die bepalingen hebben betrekking op de telefoongidsen, die een essentieel middel zijn voor de toegang tot de telefoondiensten.

Artikel 45 van de wet schrijft voor dat al wie een telefoongids wenst te vervaardigen, verkopen of verspreiden, verplicht is een aangifte te doen bij het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie.

Die aangifte heeft betrekking op alle uitgevers van telefoongidsen, met inbegrip van de persoon die belast zal zijn met de uitgave van de universele telefoongids, waarvan sprake in artikel 87 van de wet. De laatstgenoemde zal echter in zijn aangifte de bijzondere bepalingen van die dienst vermelden die opgelegd zijn door de bijlage bij de wet.

Dit besluit bepaalt daarom de vorm die de aangifte moet aannemen, de aard van de gegevens die in de telefoongids moeten worden vermeld, alsook de nadere regels inzake verspreiding van de telefoongidsen.

Er dient te worden opgemerkt dat dit besluit bestemd is om het koninklijk besluit van 14 september 1999 houdende de voorwaarden tot vervaardiging, uitgave en verspreiding van de telefoongidsen en tot intrekking van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 met hetzelfde onderwerp, te vervangen. Sommige bepalingen van dat besluit die niet in strijd zijn met de wet, zijn echter in de onderhavige tekst overgenomen.

COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN Artikel 1 bevat diverse definities.

Er dient te worden opgemerkt dat de abonneegegevens die door de operator worden verstrekt, niet noodzakelijk de gegevens van de abonnee zelf zijn, maar wel die van de eindgebruiker van de aansluiting, zoals die door de abonnee zijn meegedeeld. Het komt namelijk nogal vaak voor dat een persoon een abonnement neemt ten gunste van een derde.

Het begrip « minimale abonneegegevens » definieert de minimale gegevens die de operator noodzakelijkerwijs moet verzamelen bij de abonnees die op de lijsten willen voorkomen die bestemd zijn voor de telefoongidsen en voor de telefooninlichtingendiensten.

Artikel 2 gaat over de wijze van verzending van de aangifte waarmee een persoon laat weten dat hij een telefoongids wil uitgeven, alsook over de inhoud van die aangifte.

De punten 1° en 2° behoeven geen bijzondere commentaar.

De gegevens die nodig zijn voor de vervaardiging van de in punt 3° vermelde telefoongidsen kunnen worden verzameld bijvoorbeeld bij de operatoren of zelfs rechtstreeks bij de abonnees. Krachtens de bepalingen van artikel 45, § 4, van de wet, mag een uitgever van telefoongidsen de ontvangen gegevens echter alleen maar gebruiken voor de verstrekking van een telefoongids, hetgeen de doorverkoop van de gegevens door de uitgevers van telefoongidsen verhindert.

Een uitgever mag vrij bepalen wat hij verstaat onder de dekkingszone van zijn telefoongids, waarnaar in punt 4° verwezen wordt. De omschrijving van die dekkingszone is nodig om correct de bepalingen te kunnen toepassen van het eerste lid in fine van artikel 3 met betrekking tot de categorieën van personen die gratis in de telefoongids mogen worden vermeld.

Zo ook is de omschrijving van de in punt 5° vermelde beroepscategorieën nodig om de bepalingen van artikel 3, eerste lid, met betrekking tot de verspreiding van de telefoongidsen correct te kunnen toepassen.

De financiering waarvan sprake in punt 6°, kan worden gewaarborgd onder andere via reclame, vermeldingen tegen betaling of de opbrengst van de verkoop van de telefoongidsen.

Om te kunnen nagaan of de gegevensbronnen aan de wettelijke voorschriften voldoen en geen schending van de persoonlijke levenssfeer met zich kunnen brengen, verduidelijkt artikel 3 dat het Instituut moet worden ingelicht over de oorsprong van de gegevens. Men zou in zekere zin kunnen spreken van een controle van de traceerbaarheid van de gegevens.

Artikel 4 schrijft voor dat alle gebruikersgegevens die in de telefoongids worden opgenomen, behalve met de instemming van de abonnee, beperkt zullen blijven tot het strikte minimum dat nodig is om de eindgebruiker te identificeren. Zo zal in het concept van minimumgegeven alleen de beginletter van de voornaam van de eindgebruiker worden vermeld. Op verzoek van de abonnee moet echter de volledige voornaam van de eindgebruiker worden vermeld en dit zonder extra kosten. De abonnee kan namelijk vinden dat de beginletter van de voornaam onvoldoende is om de gebruiker te identificeren.

Tevens moet worden opgemerkt dat de bepalingen van artikel 4, eerste lid, onder voorbehoud van de instemming van de abonnee, de verplichting opleggen dat alle eindgebruikers die in de categorie of categorieën vallen die door een telefoongids wordt of worden beoogd, daarin worden opgenomen. Met dat doel zijn de operatoren daarom verplicht om ervoor te zorgen dat in het contract met hun klant wordt gevraagd naar onder andere de categorie of categorieën van vrije beroepen of van commerciële, industriële of ambachtelijke activiteiten die door de eindgebruikers worden uitgeoefend. Die vermelding is gratis. Indien hij dat wenst kan de abonnee de operator ook vragen om in de telefoongids gegevens op te nemen over de personen die met de eindgebruiker samenwonen en die gevraagd hebben om in de telefoongids te staan. Die vermeldingen zijn eveneens gratis.

Er moet worden benadrukt dat het feit dat er geen reclamecontract met de uitgever van telefoongidsen is afgesloten, niet mag worden beschouwd als de weigering om de hierboven opgesomde vermeldingen in de gids te laten opnemen.

Voor de mobiele operatoren wordt ervan uitgegaan dat het adres van aansluiting het adres is dat door de abonnee wordt opgegeven.

Om het Instituut in staat te stellen om zijn algemene controlebevoegdheid uit te oefenen in verband met de toepassing van de bepalingen van de wet, met name op het gebied van de telefoongidsen en van de inlichtingendiensten, bepaalt artikel 5 dat de uitgevers van telefoongidsen het Instituut gratis 3 bijgewerkte exemplaren van hun telefoongidsen moeten verstrekken. Die verplichting geldt zowel voor de telefoongidsen die gratis aan het publiek worden verstrekt als voor diegene die tegen betaling worden verspreid.

Artikel 6 beoogt de opheffing van het koninklijk besluit van 14 september 1999 dat het stelsel van de telefoongidsen regelde. Dit is gerechtvaardigd door de nieuwe bepalingen inzake telefoongidsen die ingevoerd zijn door de wet van 13 januari 2005 betreffende de elektronische communicatie.

Artikel 7 behoeft geen commentaar.

Het advies van de Raad van State nr. 42.639/4, van 24 april 2007, werd gedeeltelijk gevolgd.

De opmerking van de Raad van State met betrekking tot artikel 4 van het ontwerpbesluit in verband met een potentieel probleem van coherentie en overlapping met artikel 133 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie is niet gevolgd. De reden daarvoor is dat het gevaar voor incoherentie of overlapping wegvalt doordat rekening wordt gehouden met het feit dat artikel 133 van de wet van 13 juni 2005 slaat op het gebruik dat eventueel van een telefoongids kan worden gemaakt, terwijl artikel 4 van het ontwerpbesluit betrekking heeft op de aard van de gegevens die aan de leveranciers van telefoongidsen moeten worden bezorgd. Die twee afzonderlijke kwesties worden behandeld door elk van de bepalingen in kwestie, die elk in een specifiek stelsel voorzien voor de formulering door de betrokken personen van hun instemming met het oog op andere toepassingen van de telefoongids of andere gegevens die in de telefoongids moeten worden vermeld.

De opmerking van de Raad van State met betrekking tot artikel 4 van het ontwerpbesluit in verband met een overdreven kosteloosheid ten aanzien van de vrijheid van handel en nijverheid is niet in aanmerking genomen. Dit komt door het feit dat die kosteloosheid een gerechtvaardigde doelstelling nastreeft, namelijk te vermijden dat de gebruikers van de telefoongidsen geconfronteerd worden met onvolledige telefoongidsen en misleid worden over het bestaan van een aantal spelers in de verschillende economische sectoren, net wegens de onvolledigheid van een telefoongids. Die kosteloosheid is bovendien evenredig met het streefdoel, omdat ze beperkt blijft tot de minimale gegevens, zoals die gedefinieerd zijn in artikel 1 van het ontwerpbesluit, waarbij extra vermeldingen tegen betaling kunnen zijn.

We hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN

ADVIES 42.639/4 van 24 april 2007 van de afdeling wetgeving van de Raad van State De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 28 maart 2007 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Consumentenzaken verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende de voorwaarden waaronder de telefoongidsen worden vervaardigd, verkocht of verspreid, de inhoud en de vorm van de aangifte die bij het Instituut moet worden gedaan », heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Aanhef 1. Het ontwerpbesluit geeft aan zijn rechtsgrond te ontlenen aan artikel 45 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. Paragraaf 1 van dit artikel schrijft voor dat het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (hierna het « BIPT ») vooraf om advies moet worden gevraagd.

In het onderhavige geval is het advies van het BIPT, gedateerd 29 maart 2007, aan de Raad van State overgezonden door de gemachtigde van de minister. De aanhef moet worden aangevuld met de opgaaf van de datum van het advies.

Dit advies vermeldt evenwel dat het betrekking heeft op een versie van de ontwerptekst die dateert van 2 juni 2006. Indien blijkt dat deze versie gewijzigd is nadat ze aan het BIPT is gezonden, dient de steller van het ontwerp het BIPT te verzoeken om een advies over de definitieve versie. 2. De akkoordbevinding van de Minister van Begroting en het advies van de Inspecteur van Financiën zijn krachtens de artikelen 5, 2°, en 14, 1°, van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole niet vereist voor de ontworpen tekst. Teneinde elke verwarring omtrent de verplichte aard van de raadpleging van die instanties weg te nemen, behoeft naar die akkoordbevinding en dat advies niet te worden verwezen in de aanhef, zodat het derde en het vierde lid ervan dienen te vervallen.

Dispositief Artikel 1 Artikel 1, 5°, geeft een definitie van de « aanbieder van een inlichtingendienst ».

Dit begrip houdt geen verband met de ontwerptekst. Het moet worden vervangen door het begrip « aanbieder van telefoongidsen », dat verderop in de ontwerptekst wordt gebruikt.

Artikel 4 1. Artikel 4 van het ontwerpbesluit lijkt een overbodige herhaling te zijn van artikel 133, § 1, vierde, vijfde en zesde lid, van de wet van 13 juni 2005. Daaromtrent om uitleg gevraagd, heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord : « [...] il faut bien voir que l'article 133 de la loi du 13 juin 2005 concerne la relation entre un opérateur et son client, tandis que les articles 4 contenus dans les arrêtés en projet visent plutôt la relation entre un abonné et le fournisseur d'un annuaire ou d'un service de renseignements.

L'article 133 vise à permettre un contrôle, en amont, du flux des données personnelles vers un fournisseur d'annuaire ou de service de renseignements et impose un certain nombre d'obligations aux fournisseurs d'un service téléphonique accessible au public. L'article 4 des textes en projet impose des obligations aux fournisseurs d'annuaires ou de services de renseignements. Il n'y a donc ni redondance, ni violation d'une norme de degré supérieur. » Deze uitleg gaat niet op.

Het eerste, tweede en derde lid van artikel 133, § 1, zijn immers wel degelijk aldus geredigeerd dat ze zich vooral richten tot de aanbieders van een openbare telefoniedienst, maar dit geldt niet voor de volgende leden van die paragraaf, inzonderheid het vijfde en het zesde lid, waarin rechtstreeks wordt verwezen naar de telefoongidsen en de telefooninlichtingendiensten.

Deze twee leden luiden als volgt : « Indien de telefoongids of de telefooninlichtingendienst gebruikt kan worden voor andere toepassingen dan het zoeken van persoonsgegevens op basis van de naam en, in voorkomend geval, de woon-, verblijf- of vestigingsplaats van de abonnee, mag de telefoongids of de telefooninlichtingendienst deze toepassingen slechts aanbieden, indien de betrokken abonnee daarvoor zijn duidelijke toestemming heeft gegeven.

Onder toestemming in de zin van dit artikel wordt verstaan de vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting, waarmee de betrokken abonnee of zijn wettelijke vertegenwoordiger aanvaardt dat persoonsgegevens die op hem betrekking hebben, voor de in het vorige lid bedoelde toepassing worden verwerkt. » De ontwerptekst moet aldus worden herzien dat hij samenhang vertoont met het voornoemde artikel 133 en dat iedere overbodige herhaling wordt voorkomen. In dat opzicht staat het niet aan een koninklijk besluit om regels in herinnering te brengen, te herhalen, te parafraseren of samen te vatten die reeds in wetsbepalingen voorkomen.

Een zodanige werkwijze is niet alleen onnodig, maar ze kan bovendien de indruk wekken dat het tot de bevoegdheid van de Koning behoort om die regels te wijzigen, terwijl die bevoegdheid uitsluitend aan de wetgever toekomt. 2. De tweede zin van de onderzochte bepaling is moeilijk te begrijpen, inzonderheid in zoverre daarin het woord « basisgegevens » voorkomt, waarvan niet duidelijk is of het alle gegevens opgesomd in de vorige zin omvat, dan wel of het alleen op de « minimale gegevens » slaat. Om uitleg gevraagd over de gunstige regeling die de ontwerptekst invoert ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, 5°, van het ontwerpbesluit, heeft de gemachtigde van de minister voorts gesteld : « [...] l'objectif consiste à contraindre les fournisseurs d'annuaires et de services de renseignements qui organisent leur présentation de telle sorte qu'apparaissent un certain nombre de catégories professionnelles, à faire figurer gratuitement, dans chacune des catégories qu'ils ont choisi d'intégrer dans leur annuaire ou service de renseignement, l'ensemble des acteurs concernés par cette catégorie qui en font la demande, avec la spécificité en ce qui concerne les annuaires qu'ils ne sont tenus de reprendre que les acteurs appartenant au découpage géographique couvert par l'annuaire. Cette obligation ne vise que les mentions minimales, et non d'éventuelles mentions à caractère publicitaire qui, elles, seraient payantes. L'on évite de la sorte que les personnes consultant ces annuaires ou services de renseignements soient trompées quant au caractère incomplet dudit annuaire ou service de renseignement.

Une disposition identique figurait déjà à l'article 3 de l'arrêté royal du 14 septembre 1999 portant les conditions de confection, édition et distribution des annuaires téléphoniques et rapportant l'arrêté royal du 13 juin 1999 ayant le même objet (Belgisch Staatsblad 18 septembre 1999, pp. 34868 et s.). » Deze uitleg maakt het weliswaar mogelijk het beoogde doel beter te begrijpen dan op basis van het verslag aan de Koning, maar aldus wordt, in zoverre de bepaling geen bestanddeel van de universele dienst betreft, een kosteloosheid opgelegd die buitensporig lijkt in het licht van de vrijheid van handel en nijverheid.

Artikel 7 Uit artikel 5 volgt dat het besluit onmiddellijk in werking treedt, de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Tenzij er een specifieke reden bestaat om af te wijken van de gangbare termijn van inwerkingtreding bepaald bij artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen, dient in beginsel te worden afgezien van de onmiddellijke inwerkingtreding teneinde elkeen een redelijke termijn te geven om kennis te nemen van de nieuwe regels.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Ph. HANSE, kamervoorzitter, P. LIENARDY, staatsraad, J. JAUMOTTE, staatsraad, Mevr. C. GIGOT, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. A. VAGMAN, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. JAUMOTTE. De griffier, C. GIGOT De voorzitter, Ph. HANSE

27 APRIL 2007. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden waaronder de telefoongidsen worden vervaardigd, verkocht of verspreid, de inhoud en de vorm van de aangifte die bij het Instituut moet worden gedaan ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, inzonderheid op artikel 45;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie gegeven op 26 april 2007;

Gelet op het advies 42.639/4 van de Raad van State, gegeven op 24 april 2007;

Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken en van Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « wet » : de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie;2° « Instituut » : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie zoals bedoeld in artikel 13 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;3° « abonneegegevens » : de inlichtingen die de personen die diensten voor vaste of mobiele spraaktelefonie aan eindgebruikers aanbieden bij de abonnee hebben verzameld en die nodig zijn voor de verstrekking van een inlichtingendienst;4° « minimale abonneegegevens » : de minimale persoonsgebonden gegevens waarmee de eindgebruiker van de aansluiting kan worden geïdentificeerd en die bestaan uit: a) de naam of de firmanaam van de persoon die daartoe is aangewezen door de abonnee;b) de initiaal of initialen van de gebruikelijke voornaam in geval van een gebruiker die een natuurlijke persoon is;c) het adres van de gebruiker met vermelding van de straatnaam, van het huisnummer en van de gemeente;5° « aanbieder van een telefoongids » : de persoon die een aangifte heeft ingediend overeenkomstig artikel 45 van de wet om een telefoongids te verstrekken. HOOFDSTUK II. - De telefoongidsen

Art. 2.§ 1. De aangifte waarvan sprake in artikel 45 van de wet, wordt bij een ter post aangetekend schrijven verstuurd naar het Instituut.

Deze aangifte omvat : 1° de identiteit en het adres van de aangever.Indien de aangever een rechtspersoon is, de rechtsvorm, de benaming en de precieze vermelding van de maatschappelijke zetel, alsook een afschrift van de statuten; 2° een verbintenis om binnen twee maanden volgend op de indiening van de aangifte bij het Instituut, een overeenkomst te sluiten met de ombudsdienst voor telecommunicatie. Die overeenkomst bepaalt de nadere regels voor de behandeling van de klachten waarvan sprake in artikel 43bis, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven; 3° de oorsprong van de gegevens die de basis vormen voor de uitgave van de telefoongids;4° de definitie van de beoogde territoriale dekking;5° in voorkomend geval, de categorie of categorieën van vrije beroepen of van commerciële, industriële of ambachtelijke activiteiten die in de gids worden opgenomen;6° de beoogde financieringswijze;7° behalve de verstrekking van abonneegegevens, de overige door de telefoongids verstrekte dienst(en);8° de voorwaarden voor het beschikbaar stellen van de telefoongids aan het publiek;9° de eventuele voorwaarden inzake recycling van de vervangen telefoongidsen.10° de soort(en) van dragers waarop de telefoongids aan het publiek beschikbaar wordt gesteld. § 2. Elke wijziging van een van de elementen die volgens § 1 zijn aangegeven, moet ten minste twee weken voor ze van kracht wordt aan het Instituut worden meegedeeld.

Art. 3.De aanbieders van telefoongidsen, delen aan het Instituut de lijst mee van de personen met wie zij een contract hebben gesloten overeenkomstig artikel 45, § 2, van de wet, voor de levering van de gegevens overeenkomstig artikel 133 van de wet.

Art. 4.De abonneegegevens worden beperkt tot de minimale abonneegegevens, tenzij de abonnee zonder de minste dubbelzinnigheid zijn toestemming heeft verleend om aanvullende gegevens te publiceren, met inbegrip van de volledige voornaam, de beroepsbezigheid van de eindgebruiker, alsook de personen die met hem samenwonen en die onder hun eigen naam wensen te worden vermeld. Die minimale gegevens worden gratis vermeld voorzover de eindgebruikers onder de categorie vallen, bedoeld in artikel 2, § 1, 5°, van dit besluit en voor zover zij gevestigd zijn in de geografische zones die door de gids worden gedekt.

Art. 5.Elke persoon die een telefoongids vervaardigt, verkoopt of verspreidt, verstrekt, ongeacht de drager ervan, kosteloos drie bijgewerkte exemplaren van die gids aan het Instituut. HOOFDSTUK III. - Opheffings- en Slotbepalingen

Art. 6.Het koninklijk besluit van 14 september 1999 houdende de voorwaarden tot vervaardiging, uitgave en verspreiding van de telefoongidsen en tot intrekking van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 met hetzelfde onderwerp wordt opgeheven de dag waarop dit besluit in werking treedt.

Art. 7.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Elektronische Communicatie behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN

^