gepubliceerd op 03 september 2010
Koninklijk besluit houdende bepaalde uitzonderlijke begeleidingsmaatregelen toepasselijk op de personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging die rechtstreeks betrokken zijn bij het transformatieplan van de krijgsmacht
26 AUGUSTUS 2010. - Koninklijk besluit houdende bepaalde uitzonderlijke begeleidingsmaatregelen toepasselijk op de personeelsleden van het Ministerie van Landsverdediging die rechtstreeks betrokken zijn bij het transformatieplan van de krijgsmacht
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 107, tweede lid;
Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, artikel 10bis, § 2, ingevoegd bij de wet van 27 maart 2003;
Gelet op het protocol van onderhandelingen van het Onderhandelingscomité van het militair personeel, gesloten op 5 maart 2010;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 maart 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 23 april 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 21 mei 2010;
Gelet op het protocol van onderhandelingen van het Sectorcomité XIV, gesloten op 7 juni 2010;
Gelet op het advies 48.385/4 van de Raad van State, gegeven op 30 juni 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de volgende personeelsleden van het ministerie van Landsverdediging die, naargelang het geval, een nieuwe gewone plaats van het werk of een nieuwe administratieve standplaats, in België, krijgen aangewezen, onder de voorwaarden bepaald in het tweede lid : 1°de militair in werkelijke dienst; 2° het lid van het burgerpersoneel, statutair of contractueel, in dienstactiviteit. De affectatiewijzigingen bedoeld in het eerste lid : 1° worden uitgevoerd tijdens de periode van 1 januari 2010 tot 31 december 2014;2° vloeien niet voort uit een verzoek van het personeelslid, behalve indien dit verzoek ingediend wordt door een personeelslid van een eenheid of dienst die ontbonden wordt of verhuist in het kader van het transformatieplan van de krijgsmacht, ingevolge een oproep uitgaande van de directeur-generaal human resources, en voor zover deze aanvraag niet een functie beoogt in een internationaal hoofdkwartier, een internationale generale staf of een internationale instelling;3° worden uitgevoerd in het kader van het transformatieplan van de krijgsmacht en : a) vloeien hetzij voort uit de ontbinding of de verhuizing van een eenheid of dienst;b) zijn hetzij een rechtstreeks gevolg van de toepassing van het transformatieplan van de krijgsmacht. De volgende overheden bepalen welke affectatiewijzigingen aan de voorwaarden bedoeld in het tweede lid, beantwoorden : 1° voor de militairen : de chef van de sectie loopbaanbeheer van de algemene directie human resources;2° voor de leden van het burgerpersoneel : de ambtenaar, aangeduid door de minister van Landsverdediging, van de ondersectie loopbaanbeheer burgerpersoneel van de divisie personeel van de algemene directie human resources. De beslissing bedoeld in het derde lid kan het voorwerp uitmaken van een gemotiveerd beroep, ingediend binnen de tien werkdagen, vanaf de betekening van de beslissing, met een ter post aangetekende brief bij de directeur-generaal human resources.
Art. 2.§ 1. In afwijking van het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militair die in België verplicht wordt bepaalde werkelijke lasten te dragen, voor de militair bedoeld in artikel 1 van dit besluit, die aan de voorwaarden bepaald in het tweede lid beantwoordt : 1° wordt de periode van drie maanden bedoeld in artikel 9, § 1, van voormeld besluit, op twaalf maanden gebracht;2° is artikel 11 van voormeld besluit niet van toepassing. Beantwoordt aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid de militair waarvan : 1° de nieuwe gewone plaats van het werk op meer dan tien kilometer verwijderd ligt van de vorige gewone plaats van het werk;2° de nieuwe gewone plaats van het werk op meer dan dertig kilometer verwijderd ligt van de woonplaats van de militair op het moment waarop de wijziging van affectatie voorgeschreven wordt. § 2. De verhuizing van de militair naar een nieuwe woonplaats gelegen op dertig kilometer of minder van zijn nieuwe gewone plaats van het werk, beëindigt de toepassing van de afwijking bedoeld § 1.
Wanneer de nieuwe woonplaats op meer dan dertig kilometer van de nieuwe gewone plaats van het werk gelegen is, worden de vergoedingen toegekend na de verhuizing berekend vanaf de nieuwe woonplaats. § 3. Dit artikel is evenwel niet van toepassing op de opper- en de hoofdofficier.
Art. 3.Voor de affectatiewijzigingen die aan de voorwaarden van artikel 1, tweede lid, beantwoorden, zijn van toepassing op het lid van het burgerpersoneel bedoeld in artikel 1 : 1° artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militair die in België verplicht wordt bepaalde werkelijke lasten te dragen;2° artikel 2 van dit besluit;3° het koninklijk besluit van 7 december 1992 houdende toekenning van een verhuisvergoeding aan de militairen bij overbrenging van de gewone plaats van het werk. Het toekennen van vergoedingen in toepassing van het eerste lid sluit evenwel het recht uit op ieder voordeel van dezelfde aard, voor dezelfde redenen, krachtens : 1° het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen, toelagen en premies van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten;2° het koninklijk besluit van 13 april 1965 tot regeling van de bijdrage van de Staat in de kosten wegens standplaatsverandering van de leden van het personeel van de federale overheidsdiensten. Voor de toepassing van het eerste lid, indien de gemeenschappelijke vervoermiddelen verscheidene klassen omvatten, worden de personeelsleden van niveaus A en B, alsook de personeelsleden die bekleed zijn met een afgeschafte graad van rang 22, geacht in het eerste klasse reizen.
Art. 4.Een eenmalige forfaitaire vergoeding voor herinrichting van de woning van 1.000 euro wordt toegekend aan het personeelslid bedoeld in artikel 1, dat van woonplaats verandert in de 6 maanden voor en 18 maanden na de datum van de overbrenging van de gewone plaats van het werk of van de verandering van de administratieve standplaats in België, voor zover de nieuwe gewone plaats van het werk meer dan dertig kilometer verwijderd is van de vorige gewone plaats van het werk alsook van de woonplaats van het personeelslid op het moment waarop de wijziging van affectatie voorgeschreven wordt.
Wanneer het personeelslid zijn woonplaats vestigt in een militair kwartier, wordt het bedrag van de vergoeding bedoeld in het eerste lid evenwel bepaald op 200 euro.
De vergoeding voor herinrichting van de woning wordt niet toegekend wanneer de nieuwe woonplaats zich op een grotere afstand bevindt van de nieuwe gewone plaats van het werk, of van de nieuwe administratieve standplaats, dan de oude woonplaats.
De vergoeding voor herinrichting van de woning wordt uitbetaald aan het personeelslid op voorlegging van het bewijs van de verandering van woonplaats.
Art. 5.Aan het personeelslid bedoeld in artikel 1, wordt voor elk kind ten laste dat voldoet aan de in dit artikel vermelde leeftijdsvoorwaarden, een maandelijkse forfaitaire vergoeding voor opvang toegekend gedurende een periode van een jaar vanaf de datum van de overbrenging van de gewone plaats van het werk of van de verandering van de administratieve standplaats : 1° indien het kind jonger dan drie jaar is : 60 euro;2° indien het kind drie jaar is of ouder en de afstand tussen de woonplaats en de nieuwe gewone plaats van het werk of de nieuwe administratieve standplaats bedraagt : a) tussen de dertig en de tachtig kilometer : 20 euro;b) meer dan tachtig kilometer : 40 euro. Iedere wijziging aan het recht op de vergoeding bedoeld in het eerste lid heeft ingang vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gebeurtenis die de wijziging rechtvaardigde, zich heeft voorgedaan.
De vergoeding is verschuldigd vanaf de dag na de geboorte. Zij is niet meer verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind de leeftijd van dertien jaar bereikt.
Wanneer de maandelijkse vergoeding niet volledig verschuldigd is, wordt zij gesplitst volgens de verdeelregels van toepassing voor de wedde.
Art. 6.Een eenmalige forfaitaire taalinburgeringsvergoeding wordt toegekend aan het personeelslid bedoeld in artikel 1, dat van woonplaats verandert in de 6 maanden voor en 18 maanden na de datum van de overbrenging van de gewone plaats van het werk of van de verandering van de administratieve standplaats in België, voor zover zowel de nieuwe gewone plaats van het werk of de nieuwe administratieve standplaats, als de nieuwe woonplaats, gelegen zijn in een ander taalgebied dan, naargelang het geval, het taalstelsel of de taalrol waartoe het personeelslid behoort, met uitsluiting van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
Het bedrag van de vergoeding wordt bepaald op : 1° voor de echtgenoot : 150 euro;2° per kind ten laste : 75 euro. De vergoeding bedoeld in het tweede lid, 1°, wordt evenwel niet toegekend wanneer de echtgenoot militair of lid van het burgerpersoneel van het ministerie van Landsverdediging is.
Om het recht op de vergoeding te openen, moeten de personen bedoeld in het tweede lid, ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters op hetzelfde adres als het betrokken personeelslid.
De taalinburgeringsvergoeding wordt uitbetaald aan het personeelslid op voorlegging van het bewijs van de verandering van woonplaats en van een bewijs dat de personen bedoeld in het tweede lid zich werkelijk integreren op taalvlak.
Art. 7.Indien zowel het personeelslid als de echtgenoot van het personeelslid aanspraak kunnen maken op de vergoedingen bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6, worden ze maar een keer uitbetaald.
Art. 8.De afstanden bedoeld in dit besluit worden bepaald zoals voor een dienstverplaatsing binnen het Rijk, volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 1ter van het ministerieel besluit van 22 oktober 1975 genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militair die in België verplicht wordt bepaalde werkelijke lasten te dragen.
Art. 9.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° echtgenoot : de echtgeno(o)t(e) van het personeelslid of de persoon met wie het personeelslid samenwoont overeenkomstig de artikelen 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek;2° kind ten laste : elk kind dat deel uitmaakt van het gezin van het personeelslid en : a) hetzij voor hetwelk het personeelslid of zijn echtgenoot prioritair rechthebbende of bijslagtrekkende zijn in een stelsel van kinderbijslag;b) hetzij dat fiscaal ten laste is van het personeelslid of zijn echtgenoot.
Art. 10.De minister van Landsverdediging kan, in bijzondere omstandigheden gebonden aan de uitvoering van het transformatieplan, de periode bedoeld in artikel 1, tweede lid, 1°, verlengen, zonder dat deze verlenging een jaar overschrijdt.
Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010 en treedt buiten werking op 1 juli 2016.
Indien de minister van Landsverdediging het voorrecht bedoeld in artikel 10 uitoefent, treedt dit besluit evenwel buiten werking op 1 juli 2017.
Art. 12.De Minister bevoegd voor Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 augustus 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, G. VANHENGEL De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM De Staatssecretaris voor Begroting, toegevoegd aan de Minister van Begroting, M. WATHELET