gepubliceerd op 27 mei 1999
Koninklijk besluit tot bekrachtiging van het akkoord, dat op 25 januari 1999 door de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen is gesloten ter uitvoering van artikel 69 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
26 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot bekrachtiging van het akkoord, dat op 25 januari 1999 door de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen is gesloten ter uitvoering van artikel 69 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid artikel 69, gewijzigd door de wet van 20 december 1995 houdende sociale bepalingen en artikel 57, gewijzigd door de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 oktober 1992 tot uitvoering van artikel 34terdecies, § 1 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling van verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, uitgebracht op 22 maart 1999;
Gelet op de goedkeuring door de Algemene raad van de verzekering voor geneeskundige verzorging op 22 maart 1999;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de omstandigheid dat de berekeningsregels van de forfaitaire honoraria voor het dienstjaar 1999 betaald per vepleegdag zo spoedig mogelijk moeten worden vastgelegd om de Dienst voor geneeskundige verzorging toe te laten om aan elk ziekenhuis het forfaitair bedrag toe te kennen zodat elk ziekenhuis de massa van de forfaitaire honoraria kent waarover de zorgverleners van het ziekenhuis kunnen beschikken;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 april 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het hierbijgevoegde akkoord wordt bekrachtigd.
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 26 april 1999 ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN
Bijlage Akkoord van de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen van 25 januari 1999 betreffende de regels voor de berekening van de forfaitaire honoraria inzake medische beeldvorming betaald per opneming voor gehospitaliseerde patiënten Op 25 januari 1999 heeft de Nationale commissie geneesheren - ziekenfondsen op basis van artikel 69 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, een akkoord gesloten betreffende de regels voor de berekening van de forfaitaire honoraria inzake medische beeldvorming betaald per opneming voor gehospitaliseerde patiënten.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit akkoord moet worden verstaan onder : - refertejaar : het jaar dat twee jaar valt voor het jaar waarin de forfaitaire honoraria worden toegekend; - verstrekkingen inzake medische beeldvorming : alle verstrekkingen die in de loop van het refertejaar waren opgenomen in de artikelen 17 en 17ter van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, verleend aan in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, met uitzondering van coronarografieën; - uitgaven voor medische beeldvorming : de door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen verschuldigde bedragen voor de verstrekkingen inzake medische beeldvorming die zijn verleend tussen 1 januari en 31 december van het refertejaar en opgenomen in de statistische tabellen, bedoeld in hoofdstuk VI van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en die betrekking hebben op het refertejaar en het eerste semester van het daaropvolgend dienstjaar; in geval van een vermindering van de hoegrootheid van de honoraria per verstrekking, moeten de bedragen worden aangepast aan 100 % van de waarde van de sleutelletter; -aantal opnemingen : aantal consultancehonoraria (nomenclatuurcodes 460703 en 460821) die tussen 1 januari en 31 december van het refertejaar zijn geattesteerd en die zijn opgenomen in de voormelde statistische tabellen betreffende het dienstjaar van het refertejaar en betreffende het eerste semester van het daaropvolgende dienstjaar; - begroting voor gehospitaliseerde patiënten die per opneming moet worden verdeeld : de globale begroting van de financiële middelen voor het hele Koninkrijk, voor de verstrekkingen inzake medische beeldvorming verleend aan in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, begroting vastgesteld krachtens artikel 69, § 1, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 en verminderd met het bedrag van de begrotingsvooruitzichten voor de uitgaven inzake medische beeldvorming voor : 1° de in de artikelen 17 en 17ter opgenomen coronarografieën en de in de artikel 17bis opgenomen echografieën;2° de consultancehonoraria (nomenclatuurcodes 460703 en 460821);3° het door de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen vastgestelde gedeelte dat per akte wordt terugbetaald voor de verstrekkingen opgenomen in de artikelen 17 en 17ter, met uitzondering van de coronarografieën; - aanpassingen aan de evolutie in de structuur van de bedden : verhouding tussen het aantal bedden per dienst op 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de forfaitaire honoraria werden toegekend, en het gemiddeld aantal bedden per dienst tijdens het refertejaar.
Art. 2.Voor het Koninkrijk worden per dienstengroep partiële begrotingen vastgesteld op grond van de begroting die per opneming moeten verdeeld worden naar rata van de uitgaven voor medische beeldvorming die zijn aangepast aan de evolutie van de structuur van de bedden. Die partiële begrotingen worden vastgelegd voor de volgende dienstengroepen : G1 :de dienst C waaraan de helft van de afdeling intensieve zorg wordt toegevoegd;
G2 :de diensten D, E en G waaraan de helft van de afdeling intensieve zorg wordt toegevoegd;
G3 :de diensten A, Br, H, K, L, M, N en acute Sp.
Wanneer het ziekenhuis geen dienst D, E of G, maar wel een dienst C heeft, zal de volledige afdeling intensieve zorg aan de dienstengroep G1 worden toegevoegd.
Wanneer het ziekenhuis geen dienst C, maar wel een dienst D, G of E heeft, zal de volledige afdeling intensieve zorg aan de dienstengroep G2 worden toegevoegd.
Art. 3.De partiële begrotingen worden volgens de volgende berekeningsregels verdeeld teneinde partiële enveloppen per ziekenhuis te vormen. § 1. De partiële begroting van de dienstengroep G1 wordt per ziekenhuis uitgesplitst evenredig met de score die elk ziekenhuis bekomt overeenkomstig de methode die in de bijlage I is beschreven en rekening houdende met de evolutie van de structuur van de bedden; § 2. de partiële begroting van de dienstengroep G2 wordt per ziekenhuis uitgesplitst evenredig met de mediaannorm van de referentiegroep waartoe het betrokken ziekenhuis behoort, die is berekend overeenkomstig de bepalingen van de bijlage II en rekening houdende met de evolutie van de structuur van de bedden; § 3. de partiële begroting van de dienstengroep G3 wordt uitgesplitst evenredig met de uitgaven voor medische beeldvorming welke voor die dienstengroep tijdens het refertejaar zijn geregistreerd, rekening houdende met de evolutie van de structuur van de bedden.
Art. 4.De som van de individuele partiële enveloppen vormt de individuele envelop. Het quotiënt van de deling van die individuele envelop door het gemiddelde aantal opnemingen voor het refertejaar en het jaar dat daaraan voorafgaat, aangepast aan de evolutie van de structuur van de bedden, is het bedrag van het forfaitair honorarium voor medische beeldvorming per opneming in het ziekenhuis.
Art. 5.Elk jaar stelt de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, voor elk algemeen ziekenhuis, het bedrag van het forfaitair honorarium per opneming in een of meer diensten A, Br, C, D, E, G, H, I, K, L, M, N of acute Sp, vast.
Hij deelt de voormelde bedragen mee aan het betrokken ziekenhuis en aan de verzekeringsinstellingen. Vanaf de datum waarop het bedrag van het forfaitair honorarium is meegedeeld, beschikken de ziekenhuizen, op straffe van onontvankelijkheid, over 45 dagen om hun eventuele opmerkingen in dat verband aan voormelde Dienst te bezorgen.
Elke betwisting in verband met de toegekende forfaits kan voor verzoening aan de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen worden voorgelegd.
Art. 6.Dit akkoord treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op die gedurende welke het koninklijk besluit, dat het bekrachtigt, in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Bijlage I van het akkoord geneesheren-ziekenfondsen van 25 januari 1999 1. Definitie van de score die de intensiteit van de noden inzake medische beeldvorming uitdrukt voor de opgenomen patiënten in de dienstengroep G1. Diverse nomenclatuurverstrekkingen zijn toegewezen aan diverse homogene patiëntengroepen die eenzelfde diagnose of behandeling vertegenwoordigen.
Aan elke patiëntengroep - en dus aan de nomenclatuurverstrekkingen welke daaraan zijn toegewezen - wordt een medische beeldvormingscoëfficiënt toegekend.
De overeenstemming van de nomenclatuurcodenummers met de homogene patiëntengroepen bevindt zich in de bijlage I van het akkoord van de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen van 31 oktober 1995 betreffende de berekeningsregels van de forfaitaire honoraria inzake klinische biologie betaald per verpleegdag gepubliceerd als bijlage bij het koninklijk besluit van 19 juni 1997 ter bekrachtiging van dit akkoord. De wegingscoëfficiënten Ki voor medische beeldvorming die met elke groep overeenstemmen zijn opgenomen onder punt 2.
De intensiteit van de behoeften inzake medische beeldvorming voor de dienstengroep G1 wordt, voor elk ziekenhuis, uitgedrukt onder de vorm van een score aan de hand van de volgende formule verkregen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin h = het betrokken ziekenhuis;
Ki = de medische beeldvormingscoëfficiënt van de patiëntengroep i; nhi = het aantal verstrekkingen dat overeenstemt met de patiëntengroep i en dat is verricht in ziekenhuis h;
E1=de verzameling van de patiëntengroepen die behoren tot de dienstengroep G1. 2. Tableau des coefficients de pondération Ki par groupe homogène de patients Tabel van de wegingscoëfficiënten Ki per homogene patiëntengroep Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage II van het akkoord geneesheren-ziekenfondsen van 25 januari 1999 Bepaling van de mediaannorm inzake medische beeldvorming voor de dienstengroep G2 verkregen op grond van de mediaanwaarde van de quotiënten van de deling van het bedrag voor medische beeldvorming door het aantal verstrekkingen inzake inwendige geneeskunde die in elk ziekenhuis zijn verricht, quotiënten die zijn berekend voor elk ziekenhuis van de referentiegroep.1. Begrip referentiegroep van een ziekenhuis Onder referentiegroep van een ziekenhuis h wordt een groep van ziekenhuizen verstaan die op basis van activiteitsgegevens het dichtst bij het betrokken ziekenhuis ligt.Die gelijkenis wordt bepaald via de berekening van de gelijkenisindexen en van de proportie-index tussen het ziekenhuis h en elk ander ziekenhuis j.
Een gelijkenisindex wordt berekend op grond van de frequenties voor de verstrekkingen of groepen van verstrekkingen van de nomenclatuur (zie punt 4) uit elk van de volgende subspecialismen van de inwendige geneeskunde : - de algemene inwendige geneeskunde; - de neuropsychiatrie; - de cardiologie; - de gastro-enterologie; - de pneumologie.
De gelijkenisindex tussen ziekenhuis h en elk ander ziekenhuis j, in een subspecialisme met n verstrekkingen of groepen van verstrekkingen van de nomenclatuur, wordt berekend met de formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin Yh.k = aantal verrichte verstrekkingen van het subspecialisme k in ziekenhuis h; m = aantal in aanmerking genomen subspecialismen (=5);
Yh = totaal aantal verstrekkingen inzake inwendige geneeskunde voor ziekenhuis h; log = logaritme met grondtal 2.
Om deel uit te maken van dezelfde groep dient het ziekenhuis voor de proportie-index en voor de gelijkenisindex van alle subspecialismen onder de gestelde limietwaarden te scoren.
De limietwaarde voor een subspecialisme is de mediaanwaarde van de indexwaarden voor alle ziekenhuizen samen. Voor de algemene inwendige geneeskunde is de limietwaarde gelijk aan 0,5. Indien de groep uit minder dan zeven ziekenhuizen bestaat, vervallen evenwel de limietwaarden voor neuropsychiatrie en voor pneumologie.
Als het aantal ziekenhuizen van de groep onvoldoende blijft worden ze onderverdeeld in groepen van zeven ziekenhuizen (rangorde volgens Spearman).
De samenstelling van de referentiegroep wordt voor een ziekenhuis met minder dan 150 geselecteerde verstrekkingen inzake inwendige geneeskunde niet uitgevoerd volgens de hoger beschreven methode. Alle betrokken ziekenhuizen worden ondergebracht in één enkele referentiegroep, die aldus de referentiegroep is voor elk van deze ziekenhuizen.
Voor de berekening van de gelijkenisindexen en van de proportie-index wordt geen rekening gehouden met de nomenclatuurcodenummers waarvoor het aantal verstrekkingen minder dan vijf bedraagt. Ingeval een ziekenhuis nomenclatuurverstrekkingen verricht van een bepaald subspecialisme en het ermee vergeleken ziekenhuis geen enkele verstrekking verricht uit dit subspecialisme, is de gelijkenisindex per definitie gelijk aan 1. 2. Bepaling van de mediaanwaarde van de quotiënten van de deling van het bedrag voor medische beeldvorming door het aantal in het ziekenhuis verrichte verstrekkingen inzake inwendige geneeskunde. Voor elk ziekenhuis uit de referentiegroep van een ziekenhuis h wordt het bedrag van de uitgaven voor medische beeldvorming voor de gehospitaliseerden in de dienstengroep G2 gedeeld door de frequentie van de geselecteerde verstrekkingen die zijn opgenomen onder punt 4.
De hier gebruikte mediaan van het bedrag voor medische beeldvorming per in het ziekenhuis h verrichte verstrekking inzake inwendige geneeskunde is : 1) gelijk aan het gemiddelde van de som van de mediaanwaarde van de groep en de waarde juist erboven en juist eronder als het aantal ziekenhuizen in de groep oneven is;2) gelijk aan het gemiddelde van de som van de waarden rond de mediaan van de groep als het aantal ziekenhuizen in de groep even is.3. Bepaling van de mediaannorm voor medische beeldvorming voor de dienstengroep G2 van een ziekenhuis Voor elk ziekenhuis wordt de mediaannorm inzake medische beeldvorming voor zijn dienstengroep G2 verkregen door de mediaanwaarde inzake medische beeldvorming, zoals ze onder punt 2 is berekend, te vermenigvuldigen met de frequentie van de geselecteerde verstrekkingen.4. Geselecteerde verstrekkingen 1.Algemene inwendige geneeskunde 1.1. 350324 1.2. 350523 1.3. 350626 + 350641 + 350663 + 354023 + 354045 + 354082 + 354104 + 354222 1.4. 355740 + 474600 1.5. 355806 + 355821 1.6. 355902 1.7. 458205 + 458220 + 468204 + 468226 1.8. 470083 1.9. 470400 + 470422 1.10. 470444 1.11. 470481 1.12. 458021 + 458043 + 458102 + 458242 + 468020 + 468042 + 468101 + 468241 1.13. 350044 1.14. 353183 1.15. 354060 1.16. 470024 1.17. 470466 1.18. 474725 2. Neuropsychiatrie. 2.1. 355526 2.2. 442982 2.3. 454160 + 454204 + 465161 + 465205 2.4. 477201 2.5. 458426 + 468425 2.6. 477326 + 477341 + 477363 2.7. 477385 + 477245 + 477400 2.8. 477422 2.9. 599200 2.10. 458404 + 468403 3. Cardiologie. 3.1. 229143 + 229165 3.2. 229180 3.3. 460585 3.4. 475624 + 458360 + 468366 3.5. 475860 + 475882 3.6. 475904 3.7. 476022 3.8. 476125 + 476140 + 476162 + 476184 3.9. 476206 3.10. 476280 3.11. 476302 3.12. 476324 3.13. 476641 3.14. 460445 + 460460 + 476545 3.15. 476626 3.16. 475020 3.17. 476044 + 476066 + 476081 3.18. nihil 3.19. 589024 + 589046 3.20. 589164 3.21. 589201 3.22. 589326 + 589341 4. Gastro-enterologie. 4.1. 355784 4.2. 451824 + 451905 + 462825 + 462906 4.3. nihil 4.4. 472205 + 472220 4.5. 473060 + 473082 4.6. 473104 + 473126 4.7. 473185 + 473200 4.8. 473222 4.9. 473281 4.10. 473406 4.11. 473443 + 473465 4.12. 473561 + 473583 4.13. 473664 + 473686 4.14. 355762 4.15. 472102 4.16. 472404 4.17. 473303 4.18. 473325 4.19. 473546 4.20. 473701 + 473723 4.21. 473642 4.22. 473421 4.23. 589363 5. Pneumologie. 5.1. 471063 + 471085 + 471225 + 471520 + 471542 + 471564 + 471726 5.2. 355666 + 471461 5.3. 452782 + 463783 5.4. 452841 + 463842 5.5. nihil 5.6. 471741 5.7. 471763 5.8. 471785 5.9. 471800 5.10. 471822 Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 26 april 1999 tot bekrachtiging van het akkoord, dat op 25 januari 1999 door de Nationale commissie geneesheren-ziekenfondsen is gesloten ter uitvoering van artikel 69 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN