gepubliceerd op 21 juli 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid"
10 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid", algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 11 december 1979, inzonderheid op de artikelen 3, 14 en 15 van de statuten, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 november 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 april 1999;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid".
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 mei 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Koninklijk besluit van 11 december 1979, Belgisch Staatsblad van 9 januari 1980.
Koninklijk besluit van 26 april 1999, Belgisch Staatsblad van 18 december 1999.
Bijlage Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979 houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid" (Overeenkomst geregistreerd op 22 juni 1999 onder het nummer 51057/CO/109)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters, hierna werklieden genoemd, van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf ressorteren.
Art. 2.In artikel 3 van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid", vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 december 1979, laatst gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 november 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 26 april 1999, worden de derde, achtste en negende doelstellingen vervangen door de volgende bepalingen : « 3° het verrichten van de betaling van de aanvullende vergoeding in het raam van het conventioneel brugpensioen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende het brugpensioen, evenals van de bijzondere werkgeversbijdragen, bepaald bij artikel 268 van de programmawet van 22 december 1989, bij artikel 141 van de wet houdende sociale bepalingen van 29 december 1990 en bij de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling; 8° het uitkeren van de vergoeding, voorzien bij artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de vorming;9° de uitkering van de bijdrage betaald overeenkomstig artikel 14, § 3, van deze statuten, ter financiering van het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie" en ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de vorming.»
Art. 3.Artikel 14 van dezelfde statuten wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 14.§ 1. Het fonds beschikt over de door de werkgevers verschuldigde bijdragen, bedoeld in artikel 15 van deze statuten. § 2. Ter uitvoering van artikel 3, 6° van deze statuten maakt het fonds, onmiddellijk na ontvangst van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen, aan het "Fonds voor Bestaanszekerheid voor het kleding- en confectiebedrijf" een als volgt vastgesteld bedrag over : - van 1 januari 1999 tot 31 december 1999 : 0,42 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen; - van 1 januari 2000 tot 31 december 2000 : 0,33 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen; - van 1 januari 2001 tot 31 december 2001 : 0,38 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen. § 3. Ter uitvoering van artikel 3, 9° van deze statuten maakt het fonds, onmiddellijk na ontvangst van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen, aan het "Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC)" een als volgt vastgesteld bedrag over : - van 1 januari 1999 tot 31 december 1999 : 4,17 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen; - van 1 januari 2000 tot 31 december 2000 : 10 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen; - van 1 januari 2001 tot 31 december 2001 : 11,5 pct. van de in § 1 van dit artikel bedoelde bijdragen. ».
Art. 4.Artikel 15 van dezelfde statuten wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 15.§ 1. Van 1 januari 1999 tot 31 december 1999 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 2,40 pct. van de brutolonen der werklieden. § 2. Van 1 januari 2000 tot 31 december 2000 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 3 pct. van de brutolonen der werklieden. § 3. Van 1 januari 2001 tot 31 december 2001 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 2,6 pct. van de brutolonen der werklieden. ».
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 mei 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX