gepubliceerd op 24 november 2006
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen
10 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 97, § 1, vervangen door de wet van 14 januari 2002 en op artikel 99, gewijzigd bij de wetten van 14 januari 2002 en 22 augustus 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 oktober 2002, 11 november 2002, 29 januari 2003, 4 juni 2003, 8 juli 2003, 11 juli 2003, 16 maart 2004, 7 juni 2004, 26 oktober 2004, 22 februari 2005, 11 juli 2005, 15 juli 2005, 13 maart 2006 en 12 mei 2006;
Gelet op de adviezen van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Financiering, gegeven op 29 september 2005, 10 november 2005 en 22 maart 2006;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 juli 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 30 oktober 2006;
Gelet op de adviezen 41.044/1/V en 41.205/1/V van de Raad van State, gegeven op 3 augustus 2006 en 7 september 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 15 van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 juni 2003, 8 juli 2003, 7 juni 2004, 22 februari 2005, 11 juli 2005 en 12 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 25° wordt geschrapt;2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « 34° in voorkomend geval, het bijzonder bedrag, ter verbetering van de werking van het ziekenhuis, zoals bedoeld in artikel 91quater.».
Art. 2.In artikel 25 van hetzelfde besluit wordt een § 7 ingevoegd, luidende : « § 7. Vanaf 1 juli 2006 wordt aan elk ziekenhuis een bedrag van 2.200 EUR toegekend om de kosten te dekken voor software waarmee financiële gegevens, alsook statistische informatie kunnen worden ingezameld. De bedragen zijn inbegrepen in de bedragen bedoeld in artikel 29, § 3, 3°, § 4, 3° en § 5, 3°. »
Art. 3.In artikel 29 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, 4°, wordt aangevuld met de volgende leden : « De laatste toe te kennen schijf op 1 juli 2007 wordt enkel toegekend aan ziekenhuizen dewelke voor de in een dubbele en gemeenschappelijke kamer opgenomen patiënten, voor het geheel van het ziekenhuis, de tarieven van het nationaal akkoord artsen-verzekeringsinstellingen toepassen. Ingeval waar er geen akkoord is, zijn de tarieven die gebruikt worden als basis voor de berekening van de tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de maximale tarieven dewelke kunnen toegepast worden. Het bewijs moet geleverd worden via een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de medische raad. » 2° § 3, 3°, wordt aangevuld met de volgende leden : « De laatste toe te kennen schijf op 1 juli 2007 wordt enkel toegekend aan ziekenhuizen dewelke voor de in een dubbele en gemeenschappelijke kamer opgenomen patiënten, voor het geheel van het ziekenhuis, de tarieven van het nationaal akkoord artsen-verzekeringsinstellingen toepassen. Ingeval waar er geen akkoord is, zijn de tarieven die gebruikt worden als basis voor de berekening van de tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de maximale tarieven dewelke kunnen toegepast worden. Het bewijs moet geleverd worden via een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de medische raad. »
Art. 4.Artikel 33, § 3, van hetzelfde besluit wordt met het volgende lid aangevuld : « Vanaf 1 juli 2006 wordt teneinde de gestegen energiekosten te dekken een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, dat als volgt wordt berekend : X = A/B*C waarbij : A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 EUR (index 1 juli 2006) B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen C = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 290 tot 299 van het ziekenhuis. »
Art. 5.In artikel 42 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt de 5e bewerking geschrapt; 2° in § 1, 8e bewerking, 2e lid, wordt de zin die begint met de woorden « Het genoemde verschil wordt voor 100 % in aanmerking genomen... » door de volgende zin vervangen : « Het genoemde verschil wordt voor 100 % in aanmerking genomen vanaf het dienstjaar dat begint op 1 juli 2006. »; 3° in de 11e bewerking, het punt b) wordt door de volgende bepalingen vervangen : « b) aan alle acute ziekenhuizen een forfaitair bedrag toegekend, berekend als volgt : de ziekenhuizen worden in opklimmende volgorde van de in artikel 80, 1°, bedoelde scores in decielen gerangschikt. Aan elk deciel wordt de volgende vermenigvuldigingscoëfficiënt toegekend : 1e deciel : 1,50 2e deciel : 1,40 3e deciel : 1,30 4e deciel : 1,20 5e deciel : 1,10 6e deciel : 1,00 7e deciel : 0,90 8e deciel : 0,80 9e deciel : 0,70 10e deciel : 0,60 - het aantal in bijlage 3 bedoelde verantwoorde dagen van het ziekenhuis wordt gewogen door de vermenigvuldigingsfactor toe te passen, die overeenstemt met de plaats die het ziekenhuis in de in het eerste gedachtenstreepje bedoelde rangschikking in decielen inneemt; - het beschikbare budget wordt gedeeld door het totale aantal verantwoorde dagen waarvan sprake in het tweede gedachtenstreepje en vermenigvuldigd met het aantal verantwoorde dagen van het betrokken ziekenhuis.
Om het bedrag te behouden, moeten de ziekenhuizen : - het ontslagmanagement implementeren en/of ontwikkelen, overeenkomstig de beginselen bepaald door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in overleg met de ziekenhuizen en de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft; - deelnemen aan de intervisies die door de wetenschappelijke teams van de universitaire referentieziekenhuizen worden georganiseerd en deelnemen aan alle activiteiten die vervolgens in het kader van de ontwikkeling van het ontslagmanagement door de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, worden vastgesteld; - jaarlijks een activiteitenrapport overmaken aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu volgens de door de FOD Volksgezondheid voorgestelde modaliteiten.
Wanneer niet aan alle modaliteiten wordt voldaan, stelt de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, het percentage van het toegekende bedrag dat moet worden terugbetaald, alsook de terugbetalingskalender vast. » 4° artikel 42 wordt aangevuld als volgt : « § 3.Vanaf 1 juli 2006 wordt teneinde de gestegen energiekosten te dekken een forfaitair bedrag (X) toegekend aan alle algemene ziekenhuizen met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, dat als volgt wordt berekend : X = A/B*C waarbij : A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 EUR (index 1 juli 2006) B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen C = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 289, 300 tot 309 en 320 tot 499 van het ziekenhuis. »
Art. 6.In artikel 43 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Vanaf 1 juli 2006 wordt aan de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten met 80 bedden en meer een forfaitair bedrag van 20.427,88 EUR (index 1 juli 2006) toegekend om de sociale dienst van de betrokken diensten te versterken.
Om het bedrag te behouden, moeten de ziekenhuizen : - het ontslagmanagement implementeren en/of ontwikkelen, overeenkomstig de beginselen bepaald door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in overleg met de ziekenhuizen en de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft; - deelnemen aan de intervisies die door de wetenschappelijke teams van de universitaire referentieziekenhuizen worden georganiseerd en deelnemen aan alle activiteiten die vervolgens in het kader van de ontwikkeling van het ontslagmanagement door de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, worden vastgesteld; - jaarlijks een activiteitenrapport uitbrengen aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu volgens de door de FOD Volksgezondheid voorgestelde modaliteiten.
Wanneer niet aan alle modaliteiten wordt voldaan, stelt de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, het percentage van het toegekende bedrag dat moet worden terugbetaald, alsook de terugbetalingskalender vast. »; 2° een § 4 wordt toegevoegd, luidende : « § 4.Vanaf 1 juli 2006 wordt teneinde de gestegen energiekosten te dekken een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten, dat als volgt wordt berekend : X = A/B*C waarbij : A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 EUR (index 1 juli 2006) B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen C = totaal aantal m2 van het ziekenhuis overeenkomstig de volgende bepalingen : - voor de Sp-diensten : kostenplaats 310 tot 319 met uitsluiting van 314; - voor de Sp-diensten voor palliatieve zorg : kostenplaats 314; - voor de geïsoleerde Sp-diensten met uitzondering van de Sp-diensten voor palliatieve zorg : kostenplaatsen 020 tot 199 en 310 tot 319, met uitsluiting van 314; - voor de geïsoleerde Sp-diensten voor palliatieve zorg : kostenplaatsen 020 tot 199 en 314; - voor de geïsoleerde G-diensten : kostenplaatsen 020 tot 199 en 300 tot 309. »
Art. 7.In artikel 44 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.1° Vanaf 1 juli 2005 wordt onderdeel B1 van de psychiatrische ziekenhuizen met een forfaitair bedrag (M) verhoogd voor zover het budget B1 dat op 30 juni 2005 van kracht is, uitgedrukt per bed, onder het nationale gemiddelde ligt.
Het bedrag (M) wordt als volgt berekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : - 1.445.000 EUR (index 1 juli 2005) gelijk is aan het beschikbare budget - beddenhi = het aantal erkende bedden van het ziekenhuis op 1 januari 2005 - beddenhz = het aantal erkende bedden op 1 januari 2005 van de ziekenhuizen die beantwoorden aan de voorwaarde bedoeld in het eerste lid De toekenning van het bedrag M mag niet tot gevolg hebben dat het nieuwe budget B1 per ziekenhuisbed hoger ligt dan het nationale gemiddelde. Desgevallend wordt het bedrag M verminderd en wordt het aldus vrijgemaakte budget aan de andere betrokken ziekenhuizen toegekend. 2° Vanaf 1 juli 2006 wordt een bedrag van 2.445.000 EUR (index 1 juli 2006) verdeeld onder die psychiatrische ziekenhuizen waarvan het bedrag van onderdeel B1 gedeeld door het in artikel 87, § 3, bedoelde referentieaantal, lager ligt dan 90 % van het resultaat van de som van onderdelen B1 van alle psychiatrische ziekenhuizen gedeeld door de som van hun referentieaantal. Het beschikbare budget wordt overeenkomstig de volgende berekening verdeeld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij : A = bedrag van onderdeel B1 op 30 juni 2006 N = referentieaantal van het ziekenhuis 3° Op 1 juli 2007 wordt een bijkomend bedrag van 2.445.000 EUR aan het beschikbare nationale budget toegevoegd en volgens door Ons vast te stellen modaliteiten verdeeld.
De laatste toe te kennen schijf op 1 juli 2007 wordt enkel toegekend aan ziekenhuizen dewelke voor de in een dubbele en gemeenschappelijke kamer opgenomen patiënten, voor het geheel van het ziekenhuis, de tarieven die in het nationaal akkoord artsen-verzekeringsinstellingen van toepassing zijn, toepassen.
Ingeval waar er geen akkoord is, zijn de tarieven die gebruikt worden als basis voor de berekening van de tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de maximale tarieven dewelke kunnen toegepast worden.
Het bewijs moet geleverd worden via een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de medische raad. »; 2° artikel 44 wordt aangevuld als volgt : « § 4.Vanaf 1 juli 2006 wordt teneinde de gestegen energiekosten te dekken een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de psychiatrische ziekenhuizen, dat als volgt wordt berekend : X = A/B*C waarbij : A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 EUR (index 1 juli 2006) B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen C = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 199, 315 en 340 tot 439 van het ziekenhuis. »
Art. 8.In artikel 45 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2bis wordt vervangen als volgt : « § 2bis.Voor de berekening van het aantal punten dat aan elk ziekenhuis wordt toegekend, zal de actualisering van de gegevens waarvan sprake in artikel 46, § 4, de volgende maal plaatsvinden op 1 juli 2007 en vervolgens om de twee jaar. »; 2° § 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.1° Onder totaalbudget wordt verstaan het bedrag verkregen door de optelling van het budget voor onderdeel B2 van elk ziekenhuis op 30 juni, voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget B2 vastgesteld wordt.
Voor de vaststelling van het totale budget op 1 juli 2002, en tijdens de aanpassingsperiode, bedoeld in artikel 45, § 9, wordt het budget B2 op 30 juni 2002 van elk ziekenhuis als volgt vastgesteld : 1° indien JR > Q (B2 * Q) + [(JR - Q) * x * B2'] 2° indien JR = Q (B2 * JR) + [(B2' * x' * (Q- JR)] 3° indien JR = Q (B2 * Q) Waarbij : JR = tijdens het dienstjaar 2000 gerealiseerde dagen; Q = verpleegdagenquotum 2002, zoals bedoeld in artikel 53 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986; x = 25 % tenzij het ziekenhuis in 2001 een aantal NAL verkregen heeft, vastgesteld bij toepassing van artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986. In dat geval wordt x 60 % voor de dagen tussen 90 en 95 % bezetting en/of 45 % voor de in 2000 gerealiseerde dagen die hoger liggen dan de in 1996 gerealiseerde dagen. Voor de in 1996 gerealiseerde dagen die nog gerealiseerd worden in 2000 en die hoger liggen dan de dagen in 1989 wordt x 45 % voorzover deze dagen gedurende een dienstjaar tussen 1990 en 1996 tegen 45 % vergoed werden; x' = 0 % tenzij de instelling in 2001 een aantal NAL verkregen heeft.
X wordt in dat geval 25 %;
B2 = waarde per dag op 31 december 2001 van onderdeel B2, buiten toepassing van de in artikel 15, 26°, bedoelde middelen en na aftrek van de in artikelen 74 en 77 bedoelde middelen;
B2' = dagwaarde op 31 december 2001, buiten toepassing van artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, van de in artikel 15, 26°, bedoelde middelen en na aftrek van de in artikelen 74 en 77 bedoelde middelen.
Aan het aldus voor elk ziekenhuis vastgestelde budget wordt het bedrag toegevoegd met betrekking tot onderdeel B2 van de gerealiseerde prestaties in chirurgische daghospitalisatie bedoeld in punt 6 van bijlage 3 voortkomend uit de verdeling van het beschikbare budget voor het chirurgisch dagziekenhuis tussen onderdelen B1 en B2 op basis van de relatieve waarde van elkeen van deze onderdelen B1 en B2 voor elk ziekenhuis. 2° Op 1 juli 2005 wordt het op 30 juni 2005 beschikbare globale budget met 3.546.000 EUR verhoogd. 3° Op 1 juli 2006 wordt een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de algemene ziekenhuizen met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, dat als volgt wordt berekend : X = A/B*C waarbij : A = beschikbaar budget van 9.661.667 EUR (index 1 juli 2006) B = totaal aantal opnamen voor voormelde ziekenhuizen van alleenstaande patiënten ouder dan 75 jaar die onder één van de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen vallen C = totaal aantal opnamen voor het ziekenhuis van alleenstaande patiënten ouder dan 75 jaar die onder één van de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen vallen.
De gegevens opgenomen onder B en C worden door de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen verstrekt, en hebben betrekking op het laatst bekende dienstjaar. 4° Op 1 juli 2007 wordt een bijkomend bedrag van 9.661.667 EUR aan het globale budget toegevoegd en verdeeld onder de ziekenhuizen dewelke voor de in een dubbele en gemeenschappelijke kamer opgenomen patiënten, voor het geheel van het ziekenhuis, de tarieven die in het nationaal akkoord artsen-verzekeringsinstellingen van toepassing zijn, toepassen.
Ingeval waar er geen akkoord is, zijn de tarieven die gebruikt worden als basis bij de tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen te berekenen, de maximale tarieven dewelke kunnen toegepast worden. Het bewijs moet geleverd worden via een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de medische raad. »
Art. 9.In artikel 48, § 2, van hetzelfde besluit worden in de definitie 'Ns = kwalificatienorm van de dienst in kwestie' na de woorden « Tn : 81,82 % » de woorden « T Vp : 81,25 % » ingevoegd.
Art. 10.In artikel 56 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen als volgt : « § 2. Alle algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, moeten deelnemen aan de initiatieven 'Toezicht op de nosocomiale infecties'. Het toezicht gebeurt voor elke vestigingsplaats van het ziekenhuis, behalve indien het protocol in kwestie niet van toepassing is op één of meerdere specifieke locaties van het ziekenhuis.
Onderdeel B4 wordt daartoe verhoogd met een forfaitair bedrag van 6.184,50 EUR (index 1 juli 2006).
Het toezicht heeft verplicht betrekking op de Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, van de Belgian Infection Control Society en van het referentielaboratorium voor MRSA en, naar keuze, op één van de volgende protocollen : 1. toezicht op pneumonieën en bacteremieën in de eenheden intensieve zorg overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur en van de Belgische Maatschappij voor Intensieve en Spoedgevallengeneeskunde;2. toezicht op septicemieën over het hele ziekenhuis overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur;3. toezicht op infecties van de operatiewonden overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur;4. toezicht op de multiresistente Enterobacteriaceae overeenkomstig het protocol van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid en van de Belgian Infection Control Society. Het toezicht heeft eveneens betrekking op de kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het ziekenhuishygiënebeleid in de instelling, indicatoren die gedefinieerd worden door de 'Commissie voor de coördinatie van het antibioticabeleid', opgericht door het koninklijk besluit van 26 april 1999, op advies van het 'Federaal Platform voor Ziekenhuishygiëne'.
Om te kunnen genieten van dit bedrag dienen de ziekenhuizen zich te verbinden tot : - het verzamelen van de gegevens met betrekking tot voormelde protocollen en kwaliteitsindicatoren; - het overmaken van voormelde gegevens aan het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur, en dit vóór het einde van de tweede maand die volgt op de beschouwde periode; - het storten aan het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid van een bedrag van 4.569,00 EUR (index 1 juli 2006) op rekeningnummer 001-1660480-13 van het WIV-Patrimonium met de vermelding 'toezicht op nosocomiale infecties' en de naam van het ziekenhuis. » De storting dient vóór einde maart van ieder jaar vereffend te zijn.
Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur zal ieder ziekenhuis een feedback geven met de analyse van de individuele gegevens en de nationale gegevens. Het zal eveneens iedere zes maanden aan de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft een rapport overmaken met onder andere de nationale gegevens alsook de adviezen of aanbevelingen terzake. »
Art. 11.In artikel 63 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden « 7.706.685 EUR (index 1 januari 2006) » vervangen door de woorden « 7.520.765 EUR (index 1 juli 2006) »; 2° in § 2, worden de woorden « 10.213.482 EUR (index 1 januari 2005 » vervangen door de woorden « 11.200.251 EUR (index 1 juli 2006) ».
Art. 12.In artikel 73 van hetzelfde besluit wordt een § 3 ingevoegd, luidende : « § 3. De lasten met betrekking tot de verhoging van de werkgeversbijdragen voor de pensioenen, zoals bedoeld in artikel 15, 15°, worden voor de nieuwe aangeslotenen bij 'pool 2 van het Rijksinstituut voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten (RSZ-PPO)', gefinancierd op basis van de reële door de RSZ-PPO meegedeelde kosten. »
Art. 13.In artikel 75 van hetzelfde besluit wordt § 6 vervangen als volgt : « § 6. Om het rationele gebruik van infectiewerende geneesmiddelen in de ziekenhuizen te stimuleren, wordt een budget van 1.826.108 EUR (index 1 juli 2006) verdeeld onder de algemene ziekenhuizen die op vrijwillige basis verzoeken om een afgevaardigde bij het antibiotherapiebeheer, alsook de 'interuniversitaire opleidingssecretariaten voor afgevaardigden bij het antibiotherapiebeheer' te financieren.
De ziekenhuizen worden, na advies van de 'Commissie ter coördinatie van het antibioticabeleid', opgericht door het koninklijk besluit van 26 april 1999, in de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu geselecteerd door de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft en dat volgens een rangschikking uitgevoerd op grond van de volgende criteria : - het bestaan van een functionele beheersgroep antibiotherapie; - het bestaan van een formularium van de infectiewerende geneesmiddelen in het ziekenhuis; - het bestaan van schriftelijke aanbevelingen voor de empirische en etiologische infectiewerende behandelingen en de infectiewerende profylaxe; - de aanwerving van een arts of apotheker afgevaardigde bij het antibiotherapiebeheer.
De functie van afgevaardigde arts voor het antibiotherapiebeheer kan bekleed worden door iemand die aan de volgende voorwaarden voldoet : - specialist zijn in de klinische biologie, en over een bijzondere bekwaamheid inzake klinische biologie beschikken; - specialist zijn in de inwendige geneeskunde of pediatrie en over een bijzondere bekwaamheid inzake infectiewerende pathologie beschikken.
De afgevaardigde voor het antibiotherapiebeleid moet melding maken van een experiment in de antibiotherapieraad en van een ziekenhuisactiviteit van minstens drie jaar in programma's ter evaluatie en verbetering van het voorschrijven van infectiewerende geneesmiddelen. Die activiteiten kunnen gestaafd worden met interne educatieve documenten en/of enquêteverslagen aan het comité voor ziekenhuishygiëne, aan het medisch-farmaceutisch comité en aan de hoofdgeneesheer alsmede met eventuele mededelingen aan de wetenschappelijke vergaderingen of nationale of internationale wetenschappelijke publicaties.
De dossiers inzake kandidaatstelling van ziekenhuizen moeten gezonden worden aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu - Bestuur van de Gezondheidszorg. Die moeten de volgende gegevens bevatten : 1. de lijst met de personen die deel uitmaken van de beheersgroep antibiotherapie en hun functies in het ziekenhuis;2. de notulen van de vergaderingen van de beheersgroep antibiotherapie van het verstreken jaar of van stukken waaruit blijkt dat de groep regelmatig vergadert;3. een exemplaar van het formularium van de infectiewerende geneesmiddelen in het ziekenhuis;4. een exemplaar met de schriftelijke aanbevelingen voor de empirische en etiologische infectiewerende behandelingen en de infectiewerende profylaxe in het ziekenhuis;5. een aanvraag voor de financiering van een afgevaardigde voor het antibiotherapiebeheer met de naam van de kandidaat of kandidaten voorgesteld door het Comité voor Ziekenhuishygiëne en het Medisch-Farmaceutisch Comité, ondertekend door zowel de beheerder als de hoofdgeneesheer en vergezeld van zijn of haar curriculum vitae, activiteitenrapporten inzake het antibiotherapiebeleid in de ziekenhuizen, van een brief met zijn of haar motivering en het advies van de Medische Raad van de instelling over de kandidatuur of kandidaturen. Onderdeel B5 van het budget van de geselecteerde algemene ziekenhuizen wordt met een forfaitair bedrag (X) verhoogd, dat als volgt wordt berekend : X = A * B/C waarbij : A = beschikbare budget van 1.783.100 EUR (index 1 juli 2006) B = aantal punten van het geselecteerde ziekenhuis C = aantal punten voor de geselecteerde ziekenhuizen.
In voorkomend geval wordt X beperkt tot 78.536,84 EUR (index 1 juli 2006) wat met 1 VTE overeenstemt. Om het aantal punten te bepalen wordt er rekening gehouden met het aantal C-, D-, L-, NIC-, E-, G- en M-bedden van het geselecteerde ziekenhuis met een weging, vastgesteld als volgt : - C-, D-, L-en NIC-bedden : 3 punten per bed, - E- en G-bedden : 2 punten per bed, - M-bedden : 1 punt per bed.
Onderdeel B5 van het budget van de ziekenhuizen die een 'interuniversitair opleidingssecretariaat voor afgevaardigden bij het antibiotherapiebeheer' herbergen, wordt met een forfaitair bedrag van 21.504 EUR (index 01/07/2006) verhoogd.
Na beëindiging van het werkingsjaar moeten de geselecteerde ziekenhuizen hun activiteitenverslag opsturen naar de 'Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid'. Dit activiteitenverslag bevat onder andere kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het antibioticabeleid van de instelling. Die indicatoren worden bepaald door de 'Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid', opgericht door het koninklijk besluit van 26 april 1999. »
Art. 14.In artikel 77, § 1, c), van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 2e streepje van het 2e lid wordt geschrapt;2° punt c) wordt aangevuld als volgt : « Bovendien moeten de ziekenhuizen om de drie jaar, te rekenen vanaf 1 mei 2006, aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een lijst bezorgen met de referenties van de wetenschappelijke publicaties inzake toegepast klinisch onderzoek en ontwikkeling, evaluatie en toepassing van nieuwe medische technieken, die de medische stafleden van het ziekenhuis tijdens de periode van drie jaar, die voorafgaat aan het dienstjaar waarvoor het budget wordt vastgelegd, hebben gepubliceerd.»
Art. 15.Artikel 78, 1°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 1° Een bedrag van 18.537.288,80 EUR (index 1 juli 2006) wordt verdeeld onder de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, als volgt : Voor elk ziekenhuis worden de volgende ratio's berekend : a) ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die aan de voorwaarden voldoen om de sociale maximumfactuur te genieten in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1;b) ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die de maximumfactuur lage inkomens genieten en die alleenstaand zijn in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1; c) ratio van het aantal dossiers van personen zonder onderstandsdomicilie waarvan de hospitalisatiekosten door de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie terugbetaald worden aan de O.C.M.W.'s ten opzichte van het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie.
Indien de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1, of de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie, voor een specifiek ziekenhuis, de gegevens bedoeld in de punten a), b) en/of c) niet kunnen verstrekken, richt de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zich rechtstreeks tot het betreffende ziekenhuis om de ontbrekende gegevens te verkrijgen. Indien de ontbrekende gegevens niet kunnen verkregen worden, wordt een onderdeel B8, 1°, aan dit ziekenhuis toegekend, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op socio-economisch vlak zwak patiëntenprofiel, waarbij het bedrag overeenstemt met het bovenbedoeld beschikbaar bedrag gedeeld door het totaal aantal erkende bedden van het geheel van de begunstigde ziekenhuizen en vermenigvuldigd met het aantal erkende bedden van het desbetreffende ziekenhuis.
De drie hierboven vermelde ratio's worden als volgt gewogen : - ratio onder a) : met 0,25; - ratio onder b) : met 0,66; - ratio onder c) : met 1,00.
De ratio's worden na weging opgeteld om een score te vormen.
De ziekenhuizen worden naar afnemende waarde van de verkregen score gerangschikt.
Het globaal budget wordt als volgt verdeeld : - 60 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder a) ; - 25 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder b) ; - 15 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder c).
Het budget wordt tussen de ziekenhuizen met een score hoger dan de mediaan verdeeld op basis van het totale aantal van deze gevallen welke in aanmerking genomen werden in de berekening van elke voormelde ratio.
Om het voordeel van de bovengenoemde financiering te behouden moeten de geselecteerde ziekenhuizen bewijzen dat zij voor de, in een dubbele en gemeenschappelijke kamer opgenomen patiënten, voor het geheel van het ziekenhuis, de tarieven die in het nationaal akkoord artsen-verzekeringsinstellingen van toepassing zijn, toepassen.
Ingeval waar er geen akkoord is, zijn de tarieven die gebruikt worden als basis voor de berekening van de tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de maximale tarieven dewelke kunnen toegepast worden.
Het bewijs moet geleverd worden via een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de medische raad.
Om de voormelde bedragen van het onderdeel B8 te behouden, moeten de ziekenhuizen : - meewerken aan het systematisch verzamelen en het doorsturen aan het FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu van correcte en volledige gegevens met betrekking tot het sociaal profiel van hun patiënten; - deelnemen aan informatie- en vormingsdagen met betrekking tot de begeleiding van patiënten met een zwak sociaal profiel en aan projecten die leiden tot een betere opvang van patiënten met een zwak sociaal profiel; - jaarlijks een verslag uitbrengen waaruit de besteding der middelen ten bate van de doelgroep blijkt.
De Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, kan door een overeenkomst met de betreffende ziekenhuizen, de praktische modaliteiten, inclusief deze van registratie, omschrijven op basis waarvan voormelde verplichtingen worden uitgevoerd en gecontroleerd.
Wanneer een ziekenhuis niet aan alle criteria voldoet, bepaalt de Minister waarvan hierboven sprake de percentages van het toegekende bedrag dat per betrokken ziekenhuis moet worden teruggestort alsook de timing van de terugbetaling. »
Art. 16.In artikel 79 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° §§ 1 en 2 worden opgeheven;2° in § 3 worden de woorden « § 3.Vanaf 1 oktober 2005 voor alle ziekenhuizen » vervangen door de woorden « Teneinde in alle ziekenhuizen de eindeloopbaanmaatregelen te financieren, wordt vanaf 1 oktober 2005 onderdeel B9 verhoogd met een bedrag om die bijhorende kosten te dekken. »
Art. 17.In artikel 79bis van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld als volgt : « Voor het jaar 2006 wordt het bedrag berekend door het aantal FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 228,94 EUR dus 170 EUR (index 1 juli 2005) verhoogd met de werkgeversbijdragen.»; 2° een § 1bis wordt ingevoegd, luidend als volgt : « § 1bis.Vanaf 1 oktober 2006 wordt aan alle werknemers van de privéziekenhuizen een forfaitair complement van de attractiviteitspremie toegekend.
Dit complement wordt in meerdere fases gefinancierd : - in 2006 : 195 EUR; - in 2007 : 127 EUR; - in 2008 : 128 EUR; - in 2009 : 48 EUR. Voor het jaar 2006 wordt het bedrag berekend door het aantal VTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 262,61 EUR (index 1 juli 2005), dus 195 EUR, verhoogd met de werkgeversbijdragen. »
Art. 18.In artikel 83 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de huidige tekst wordt § 1;2° het artikel wordt aangevuld als volgt : « § 2.Voor de ziekenhuizen waarvoor voor een bepaald dienstjaar de waarde van onderdeel C3 hoger ligt dan de tijdens dit boekjaar gefactureerde bedragen van de supplementen voor één- of tweepersoonskamers, kan een herziening van onderdeel C3 worden uitgevoerd.
Die herziening moet het voorwerp uitmaken van een expliciet verzoek van de betrokken ziekenhuisbeheerder.
Na die herziening mag onderdeel C3 een bedrag van 80 % van de inkomsten, afkomstig uit supplementen voor één- of tweepersoonskamers en die tijdens het boekjaar waarvoor dit verzoek is ingediend werden geboekt, niet overschrijden.
Het verzoek om herziening met betrekking tot een bepaald dienstjaar leidt de facto tot de herziening van onderdeel C3 voor de vier daaropvolgende dienstjaren. § 3. Op 1 juli 2006 wordt een bedrag van 10.500.000 EUR toegevoegd aan onderdeel C3. Dit bedrag wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de waarde van onderdeel C3 van hun budget van financiële middelen op 30 juni 2006.
Het genot van deze maatregel kan enkel behouden blijven op 1 juli 2007 indien de instelling het bewijs kan leveren dat het effectief minder supplementen voor één en tweepersoonskamers heeft gefactureerd gedurende het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor het bedrag is toegekend geworden. »
Art. 19.In artikel 87, § 3, van hetzelfde besluit worden na de woorden « T Vp » de woorden « Tf » toegevoegd.
Art. 20.In hetzelfde besluit, wordt Hoofdstuk IX aangevuld als volgt : « Afdeling III. - Budgettaire neutralisatie
Art. 91bis.De bepalingen van afdeling I en afdeling II hebben geen weerslag op het beschikbare nationale budget voor de vaststelling van de onderdelen A1, B1, B2 en B5 van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen.
Art. 91ter.Tot op het ogenblik dat de gegevens met betrekking tot zijn activiteit rekening houden met de aanpassing van de structuur van de bedden volgend op de sluiting, de opening of de reconversie van bedden, blijft het ziekenhuis deel uitmaken van de groep van ziekenhuizen zoals bedoeld in artikel 40, waartoe het behoorde voorafgaand aan de voormelde aanpassing van de structuur van de bedden. Afdeling IV. - Bijzonder bedrag bedoeld in artikel 99 van de wet
op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 91quater.In het onderdeel B4 van het budget van financiële middelen van het ziekenhuis kan in een bijzonder bedrag worden voorzien om de werking ervan te verbeteren, overeenkomstig de regelen en voorwaarden van deze afdeling.
Onderafdeling 2. - Voorwaarden voor de toekenning
Art. 91quinquies.§ 1. Om recht te hebben op het bijzonder bedrag bedoeld in artikel 91quater, dient de beheerder van het ziekenhuis een structurele vermindering van het budget van financiële middelen van de instelling aan te tonen. Deze vermindering moet het gevolg zijn van een interne herstructurering van de inrichting of het resultaat van een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met één of meerdere ziekenhuizen die leidt tot een specialisatie of een grotere concentratie van ziekenhuisactiviteiten. § 2. Onder structurele vermindering wordt begrepen : een terugkerende en reële vermindering van het budget van het ziekenhuis binnen één of meerdere van onderdelen A1, A3, B1, B2, B3 of B5.
Art. 91sexies.De beheerder kan geen aanspraak maken op het bijzonder bedrag als het voorwerp waarvoor hij de aanvraag doet aanleiding gegeven heeft tot de toekenning van een vergoeding bij toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 mei 1987 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de schadeloosstelling voor de niet-uitvoering van projecten van ziekenhuisbouw en voor de sluiting en de niet-ingebruikname van ziekenhuisdiensten evenals de wijze waarop de schadeloosstelling wordt berekend.
Art. 91septies.§ 1. De beheerder richt bij aangetekend schrijven een aanvraag tot toekenning van een bijzonder bedrag aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. § 2. Bij zijn aanvraag gericht aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu voegt de beheerder de volgende gegevens : 1° de aard en de omvang van de maatregelen die leiden tot de structurele vermindering;2° de precieze opsomming van elk van de maatregelen en hun weerslag op het budget van financiële middelen van het ziekenhuis.
Art. 91octies.§ 1. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu behandelt de aanvraag.
Hij gaat de verstrekte gegevens na en onderzoekt of de voorwaarden voor de toekenning van een bijzonder bedrag vervuld zijn.
Hij bevestigt de ontvankelijkheid van de aanvraag binnen de 60 dagen na ontvangst van de aanvraag. § 2. Indien de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, na het verstrijken van de termijn bedoeld in § 1, geen beslissing heeft genomen, wordt de aanvraag geacht aanvaard te zijn.
Art. 91nonies.§ 1. Indien de voorwaarden voor de toekenning zijn vervuld, wordt een overeenkomst opgemaakt tussen de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en de beheerder(s).
Deze overeenkomst bevat minstens volgende elementen : 1° de maatregelen waartoe de beheerder(s) zich verbind(t)(en) conform de aanvraag bedoeld in artikel 91septies en de doeleinden waarvoor het bedrag is bestemd, inzonderheid de schikkingen ten gunste van het personeel vallend onder de interne herstructureringsmaatregelen of genomen in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de ziekenhuizen;2° de wederzijdse verbintenissen waartoe de door een samenwerkingsakkoord gebonden ziekenhuizen gehouden zijn om het voordeel van het bijzonder bedrag te behouden. § 2. Op verzoek van één van de beheerders die de in § 1 bedoelde overeenkomst hebben ondertekend, komen de voorwaarden van de overeenkomst, mits het akkoord van alle partijen, voor herziening in aanmerking.
Art. 91decies.§ 1. Om het bijzonder bedrag te kunnen behouden, moeten de schikkingen ten gunste van het personeel vallend onder de maatregelen van interne herstructurering of genomen in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de ziekenhuizen worden nageleefd en moeten de voorgenomen maatregelen daadwerkelijk worden ten uitvoer gelegd. § 2. De beheerder mag het hem toegekende bijzonder bedrag niet aanwenden voor andere doeleinden dan deze omschreven in de overeenkomst.
Onderafdeling 3. - Wijze waarop het bijzonder bedrag wordt berekend en uitbetaald
Art. 91undecies.Het bijzonder bedrag dat wordt toegekend aan het ziekenhuis wordt bepaald op de datum van de ondertekening van de overeenkomst.
Art. 91duodecies.De basis voor de berekening van het bijzonder bedrag is het budget van financiële middelen van het ziekenhuis zoals gekend op de datum van de ondertekening van de overeenkomst.
Art. 91terdecies.§ 1. Het bijzonder bedrag wordt toegekend voor een periode van zes jaar en wordt vastgelegd op een percentage van de structurele vermindering, aan de hand van volgende regels : 1° indien de structurele vermindering leidt tot een vermindering lager dan 5 % van het jaarbudget van de financiële middelen van het ziekenhuis, wordt het percentage vastgelegd op 50 % van deze vermindering;2° indien de structurele vermindering leidt tot een vermindering gelijk aan of hoger dan 5 % van het jaarbudget van de financiële middelen van het ziekenhuis, wordt het percentage vastgelegd op 100 % van deze vermindering voor de eerste drie jaren van de beschouwde periode en op 50 % voor de laatste drie jaren;3° indien de structurele vermindering uitsluitend betrekking heeft op een vermindering van de oppervlakken die voor de vaststelling van onderdeel B1 van het budget van financiële middelen in aanmerking worden genomen, wordt het percentage vastgelegd op 100 % van deze vermindering;4° indien de structurele vermindering voortvloeit uit een samenwerkingsakkoord met als voorwerp het gelijktijdig concentreren en verminderen van het door het akkoord geviseerde beddenaanbod, is de waarde van het bijzonder bedrag gelijk aan 75 % van deze vermindering voor de eerste drie jaren van de beschouwde periode en op 50 % voor de laatste drie jaren. § 2. In het kader van een samenwerkingsovereenkomst wordt op dit bedrag een coëfficiënt toegepast die het relatieve aandeel uitdrukt van de lasten die de aanvrager draagt in uitvoering van de schikkingen van de overeenkomst die handelen over het personeel.
Art. 91quaterdecies.Het bijzonder bedrag wordt jaarlijks in het budget van financiële middelen van het ziekenhuis vereffend, rekening houdend met de uitvoering van de maatregelen van de overeenkomst.
Onderafdeling 4. - Aanpassing van het bijzonder bedrag
Art. 91quinquiesdecies.Elke nieuwe bepaling van budgettaire aard die tijdens de looptijd van de overeenkomst van toepassing is op het personeel gefinancierd door het budget van financiële middelen, heeft een aanpassing van het bijzonder bedrag tot gevolg.
Onderafdeling 5. - Controle en sancties
Art. 91sexiesdecies.De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu evalueert de uitvoering van de maatregelen van de overeenkomst en brengt, bij van niet-naleving ervan, de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft hiervan schriftelijk op de hoogte.
In dat geval kan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, na de beheerder van het ziekenhuis te hebben gehoord, beslissen tot de gehele of gedeeltelijke terugvordering van het toegekend bijzonder bedrag.
Bij niet-naleving van de bepalingen van de overeenkomst wordt het bijzonder bedrag geheel of gedeeltelijk teruggevorderd. »
Art. 21.Artikel 92 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « 11. Onderdeel C3 van de ziekenhuizen die expliciet om de herziening van dit onderdeel hebben verzocht. »
Art. 22.Artikel 95 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende : « § 2. Voor ziekenhuizen die investeringen doen die leiden tot rationalisering van het zorgaanbod en die door de federale en de voor de erkenning bevoegde overheid, volgens de regels ingesteld krachtens artikelen 46 en 46bis van de wet van de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, als prioritair worden beschouwd, en voorzover uit deze investeringen voor de in artikel 8 bedoelde diensten een toename van hun oppervlakte resulteert, wordt het onderdeel B1 verhoogd met een bedrag berekend door de oppervlaktetoename te vermenigvuldigen met de per werkeenheid van de ziekenhuizen van de groep berekende totale gemiddelde kost met betrekking tot algemene kosten, onderhouds- en verwarmingskosten, met dien verstande dat de psychiatrische ziekenhuizen één enkele groep vormen.
Art. 23.Hoofdstuk XI van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Afdeling 4. - Specialisatie van ziekenhuizen
Art. 97bis.In het geval van een overdracht van activiteit tussen twee of meerdere algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden die betrekking heeft op een dienst, een functie of een zorgprogramma, in het kader van een juridisch geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst, wordt aan de ziekenhuizen een bedrag toegekend, voorzover voor het eerste volledige dienstjaar volgend op de overdracht van activiteit in uitvoering van het samenwerkingsovereenkomst, het onderdeel B2 dat overeenstemt met deze activiteit kleiner is dan het oorspronkelijk overgedragen onderdeel.
Het bedrag wordt berekend als volgt : M = A - B waarbij : A = het onderdeel B2 van het budget overgedragen op de datum van de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst;
B = het onderdeel B2 dat betrekking heeft op de overgedragen activiteit van het eerste dienstjaar waarvoor de gegevens die in aanmerking werden genomen voor de vaststelling van het budget van het onderdeel B2 van na de overdracht zijn.
Het bedrag zal aan de rechthebbende ziekenhuizen worden toegekend, naar rata van 100 % het eerste jaar, 65 % het tweede jaar, 30 % het derde jaar en 0 % het vierde jaar. Het bedrag zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen worden toegekend. »
Art. 24.In bijlage 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 1., § 1, punt 7°, wordt vervangen als volgt : « 7° voor het geheel van het ziekenhuis de tarieven van het nationaal akkoord artsen-verzekeringsinstellingen toepassen. Ingeval waar er geen akkoord is, zijn de tarieven die gebruikt worden als basis voor de berekening van de tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de maximale tarieven dewelke kunnen toegepast worden. Het bewijs moet geleverd worden via een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de medische raad. »; 2° in punt 1., § 2, punt 7° wordt vervangen als volgt : « 7° wat voorwaarde 7 betreft : een attest, ondertekend door de beheeder en de voorzitter van de medische raad, waarin vermeld wordt dat de tarieven van het nationaal akkoord artsen-verzekeringsinstellingen, voor het geheel van het ziekenhuis van toepassing zijn. Ingeval waar er geen akkoord is, zijn de tarieven die gebruikt worden als basis voor de berekening van de tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de maximale tarieven dewelke kunnen toegepast worden. »; 3° in punt 2., tweede lid, laastste streepje, wordt vervangen als volgt : « - voor het geheel van het ziekenhuis de tarieven van het nationaal akkoord artsen-verzekeringsinstellingen toepassen. Ingeval waar er geen akkoord is, zijn de tarieven die gebruikt worden als basis voor de berekening van de tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de maximale tarieven dewelke kunnen toegepast worden. Het bewijs moet geleverd worden via een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de medische raad. »
Art. 25.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2006, met uitzondering van artikel 16 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2005, artikel 17, 2°, dat op 1 oktober 2006 in werking treedt, artikel 17, 1°, dat op 1 december 2006 in werking treedt en artikel 24 dat op 1 juli 2007 in werking treedt.
Art. 26.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 november 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE