gepubliceerd op 05 oktober 2000
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort, tot oprichting van een "Compensatiefonds voor bestaanszekerheid" en tot vaststelling van zijn statuten
25 NOVEMBER 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort, tot oprichting van een "Compensatiefonds voor bestaanszekerheid" en tot vaststelling van zijn statuten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort, tot oprichting van een "Compensatiefonds voor bestaanszekerheid" en tot vaststelling van zijn statuten.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 november 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 Oprichting van een compensatiefonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 19 september 1997 onder het nummer 45271/CO/301.04) Oprichting
Artikel 1.Het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort heeft, bij toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot oprichting van een compensatiefonds voor bestaanszekerheid waarvan de statuten hierna zijn vastgesteld.
Art. 2.Dit fonds neemt de rechten en plichten over, alsmede het actief en passief zoals zij bestonden op 31 december 1995 van het "Compensatiefonds voor Bestaanszekerheid der havens van Oostende en Nieuwpoort", opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 september 1964 en 19 februari 1965, gesloten in het Gewestelijk Paritair Comité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort tot oprichting van een "Compensatiefonds voor bestaanszekerheid" en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 23 juli 1965.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd, mits een opzegging van zes maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort.
Statuten HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel
Artikel 1.Vanaf 1 januari 1997 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd "Compensatiefonds voor bestaanszekerheid voor de havens van Oostende en Nieuwpoort".
Art. 2.De zetel van het fonds is gevestigd te Oostende.
Art. 3.Het fonds heeft tot doel : a) aan de arbeiders en arbeidsters welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort aanvullende sociale voordelen toe te kennen zoals bepaald in hoofdstuk VI, artikel 20 en 21;b) het innen van bijdragen ten laste van de werkgevers die havenarbeid laten verrichten binnen het gebied van de havens van Oostende en Nieuwpoort, zoals bepaald bij koninklijk besluit van 12 augustus 1974 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van paritaire subcomités voor het havenbedrijf en tot vaststelling van het aantal leden ervan. De inning van de bijdragen van de werkgevers en de toekenning van aanvullende sociale voordelen worden vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort. HOOFDSTUK II. - Beheer
Art. 4.Het fonds wordt beheerd door een raad van beheer, samengesteld uit minstens vier leden, waarvan de helft aangeduid wordt door de werkgeversvertegenwoordigers en de andere helft door de werknemersvertegenwoordigers in het Paritair Subcomité der havens van Oostende en Nieuwpoort.
Het paritair subcomité duidt onder zijn effectieve of plaatsvervangende leden, de leden van de raad van beheer van dit fonds aan.
Het mandaat eindigt terzelfdertijd als hun functie als lid van het paritair subcomité.
Nochtans ingeval hun mandaat in het paritair subcomité eindigt, blijven de leden van de raad van beheer in functie tot het nieuw samengesteld paritair subcomité een lid behorende tot dezelfde vertegenwoordiging als de uitgetreden beheerder aangeduid heeft.
Art. 5.Ieder jaar duidt de raad van beheer in zijn midden een voorzitter en een ondervoorzitter aan. Hij duidt de persoon aan die belast wordt met het secretariaat. Deze moet geen lid zijn van de raad van beheer.
Het voorzitterschap dient om het jaar waargenomen door een lid van de werkgeversvertegenwoordiging of een lid van de werknemersvertegenwoordiging. De vertegenwoordiging waartoe de voorzitter behoort, wordt voor het eerste jaar bij loting aangeduid.
De ondervoorzitter wordt altijd aangeduid in de andere vertegenwoordiging dan deze waartoe de voorzitter behoort.
Art. 6.De raad van beheer vergadert op bijeenroeping van de voorzitter.
De voorzitter is gehouden minstens ieder kwartaal en telkens wanneer minstens twee leden van de beheerraad erom verzoeken, de raad bijeen te roepen.
De oproepingen vermelden de beknopte agenda.
De verslagen van de vergaderingen worden opgemaakt door de secretaris en ondertekend door diegene die de vergadering heeft voorgezeten.
Uittreksels van deze verslagen worden ondertekend door de voorzitter of door twee beheerders.
De beslissingen worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen der aanwezige leden.
De stemming is geldig indien zij genomen wordt door minstens één lid van iedere vertegenwoordiging, op voorwaarde dat het ter stemming gebracht punt duidelijk vermeld wordt op de agenda van de bijeenroeping tot de vergadering.
De beheerders mogen niet deelnemen aan de beraadslaging of stemming betreffende aangelegenheden waarbij zij persoonlijk betrokken zijn.
Hun onthouding wordt in de verslagen opgetekend.
Art. 7.De raad van beheer heeft als opdracht het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen welke nodig blijken voor zijn goede werking.
Hij heeft de meest uitgebreide machten voor het beheer en het besturen van het fonds en voor de verwezenlijking van zijn doel.
Hij mag namelijk hiervoor alle contacten sluiten en ondernemingen aannemen; alle roerende en onroerende goederen die nodig zijn voor de verwezenlijking van het maatschappelijk doel, kopen, verkopen, ruilen, huren en verhuren; alle leningen op korte of lange termijn aangaan; toestemmen in de hypotheken op de onroerende goederen van het fonds; alsook alle voorrechten, alle private of officiële subsidies, tegemoetkomingen en legaten aanvaarden; van alle zakelijke of uit de verplichting voortspruitende rechten afstand doen, evenals van alle zakelijke of persoonlijke waarborgen, handlichting geven voor of na betaling van alle bevoorrechte of hypothecaire inschrijvingen, de dadelijke uitwinnen toestaan; laten pleiten, als eiser of als verweerder voor alle rechtbanken; uitvoeren of doen uitvoeren van alle vonnissen; dading treffen, compromis aangaan.
De rechtsvorderingen én als eiser én als verweerder, worden ingesteld of verdedigd, uit naam van het fonds, door de raad van beheer daartoe afgevaardigd.
De raad van beheer kan bijzondere bevoegdheden aan één van haar leden of zelfs aan derden overdragen.
Voor alle andere akten dan die waarvoor door de raad van beheer bijzondere opdrachten werd gegeven, volstaan, opdat het fonds geldig vertegenwoordigd weze tegenover derden, de gezamenlijke handtekeningen van twee beheerders, één van iedere vertegenwoordiging, zonder dat deze beheerders enige beraadslaging, machtiging of bijzondere machtiging moeten laten blijken.
De beheerders zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan ten gevolge van hun beheer, ten opzichte der verbintenissen van het fonds. HOOFDSTUK III. - Financiering
Art. 8.Het fonds beschikt over de bijdragen verschuldigd door de in artikel 3, b) bedoelde werkgevers.
Art. 9.Het bedrag van de bijdragen verschuldigd op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt als volgt vastgelegd : a) voor de werkgevers van de havens van Oostende en Nieuwpoort tot de financiering der voordelen voorzien in artikel 20, A, op 11,40 pct.op de brutolonen à 100 pct. van de in artikel 3, a) bedoelde arbeiders en arbeidsters; b) voor de werkgevers van de havens van Oostende en Nieuwpoort tot financiering der voordelen voorzien in artikel 21, I.Loon voor betaalde feestdagen, op 5,60 pct. op de brutolonen à 100 pct. van de in artikel 3, a) bedoelde arbeiders en arbeidsters; c) voor de werkgevers van de havens van Oostende en Nieuwpoort tot verwezenlijking van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 maart 1989 betreffende de opleiding van havenarbeiders op 0,20 pct.op de brutolonen à 100 pct. van de in artikel 3, a) bedoelde arbeiders en arbeidsters; d) voor de werkgevers van de havens van Oostende en Nieuwpoort tot financiering der voordelen voorzien in artikel 20, B op 14,00 pct.op de brutolonen à 100 pct. van de in artikel 3, a) bedoelde arbeiders en arbeidsters.
Art. 10.De bijdragen worden door toedoen van het fonds voor bestaanszekerheid geïnd.
Art. 11.De bijdragen zijn om de maand door de werkgevers verschuldigd.
De voor elke vervallen kalendermaand verschuldigde bijdragen moeten uiterlijk de 15e van de volgende maand gestort worden door de werkgever op het krediet van het fonds.
Art. 12.De werkgever doet maandelijks en binnen dezelfde termijn aan het fonds een aangifte geworden, ter staving van de verschuldigde bijdragen, op formulieren welke door het fonds in omloop worden gebracht.
Art. 13.Van de eerste dag der tweede maand af volgend op de maand waarop de bijdragen betrekking hebben, is de werkgever verplicht een verhoging van 10 pct. op het bedrag der verschuldigde bijdragen te betalen, verhoogd met een nalatigheidsinterest van 5 pct. per maand op hetzelfde bedrag, zonder dat hiervoor ingebrekestelling vereist is.
In geval van behoorlijk gerechtvaardigde overmacht kan het fonds op overeenkomstig advies van het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort, van de betaling der verhoogde bijdragen en nalatigheidsinteresten afzien.
Art. 14.De beheerskosten van het fonds omvatten inzonderheid : 1. de kosten van inning en invordering der bijdragen;2. de kosten van uitkering der prestaties;3. de kosten van controle zoals voorzien bij hoofdstuk IV van de wet van 7 januari 1958. Zij worden gedekt : a) door de interesten der kapitalen, welke door middel van de storting der bijdragen gevormd worden;b) door de opbrengst van een inhouding op de bijdragen, waarvoor het percentage bepaald wordt op 4 pct.Dit percentage ingehouden op de bijdragen bedoeld in artikel 9, a) en b) komt voor 1/3 ten goede aan het eigenlijk beheer van het fonds en voor 2/3 aan de uitbetalende organismen; c) door de inning van 2,00 pct.extra-beheersbijdrage op de brutolonen à 100 pct. van de in artikel 3, a) bedoelde arbeiders en arbeidsters.
Art. 15.Onverminderd de toepassing van artikel 14 (vaststellen van de vervangingsdagen) van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, kan het bedrag der bijdragen en der beheerskosten slechts gewijzigd worden bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het paritair subcomité algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK IV. - Balans en rekeningen
Art. 16.Het maatschappelijk jaar neemt een aanvang op 1 januari en sluit op 31 december.
Art. 17.Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand december, een begroting voor het volgend jaar ter goedkeuring van het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort voorgelegd.
Art. 18.Op 31 december worden de rekeningen van het verlopen jaar afgesloten. Indien een balans, zoals respectievelijk vermeld in artikel 9, a), b), c) en d), bij de afsluiting van het boekjaar een boni vertoont, wordt dit boni ten bedrage van ten hoogste 1 pct. op de brutolonen à 100 pct. van de in artikel 3, a) bedoelde arbeiders en arbeidsters doorgestort aan de Centrale der Werkgevers Haven Oostende, die het verdeelt onder zijn leden. De afsluiting van de balans dient op rekenplichtig gebied voldoende omschreven te worden.
Het beheersorgaan alsmede de bij toepassing van artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 door het Paritair Subcomité aangewezen revisor of accountant, brengen jaarlijks ieder een schriftelijk verslag uit over het vervullen van hun opdracht betreffende het verlopen jaar.
De balans samen met hogerbedoelde schriftelijke jaarlijkse verslagen dienen uiterlijk tijdens de maand april ter goedkeuring aan het paritair subcomité voorgelegd te worden. HOOFDSTUK V. - Ontbinding - Vereffening
Art. 19.Het fonds kan slechts bij beslissing van het paritair subcomité ontbonden worden.
Deze beslissing dient tevens de vereffenaars aan te duiden, hun machten en hun bezoldiging te bepalen en vast te stellen welke bestemming aan het sociaal vermogen gegeven wordt. HOOFDSTUK VI. - Toegekende voordelen
Art. 20.De hierna opgesomde voordelen worden onder de gestelde voorwaarden aan de bij artikel 3, a) bedoelde arbeiders en arbeidsters toegekend : A. Aan de arbeiders en arbeidsters van de havens van Oostende en Nieuwpoort I. Vergoeding voor aanwezigheid op het aanwervingsbureau 1. Toekenningsmodaliteiten : Deze vergoeding wordt toegekend aan de arbeiders en arbeidsters die volgende voorwaarden vervullen : 1) zich in het officieel aanwervingsbureau ter aanwerving aangeboden hebben en niet tewerkgesteld geweest zijn;2) niet in staking of niet het voorwerp van lock out zijn.2. Bedrag : Het bedrag van de aanwezigheidsvergoeding welke aan de in vorig lid bedoelde werklieden en werksters, naast de dagelijkse hoofduitkering voor werkloosheid toekomt, wordt als volgt vastgelegd : 66 pct.van het basisloon op 1 januari van elk jaar, verminderd met de dagvergoeding werkloosheid op 1 januari van elk jaar per werkloosheidsdag; voor havenarbeiders die in het vorige dienstjaar van 0 tot 80 taken hebben gepresteerd, wordt het aantal aanwezigheidsvergoedingen beperkt tot 6 stempeldagen per maand; voor havenarbeiders die in het vorig dienstjaar meer dan 80 taken hebben gepresteerd, wordt het aantal aanwezigheidsvergoedingen beperkt tot 72 stempeldagen per jaar verdeeld over de 12 maanden van het jaar. 3. Uitkeringsmodaliteiten : De aanwezigheidsvergoedingen worden per maand uitbetaald.Zij mogen uitgekeerd worden door bemiddeling van de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening erkende uitbetalingsinstellingen.
Met het oog op de uitbetaling van de aanwezigheidsvergoedingen ontvangen de hierboven bedoelde organismen de nodige sommen van het fonds voor bestaanszekerheid.
II. Bijzondere regeling voor havenarbeiders vanaf 55 jaar.
De arbeiders die volgens de gebruiken van het beroep als havenarbeider categorie A worden beschouwd en van wie de verminderde arbeidsgeschiktheid voor alle havenarbeid door de geneesheer van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening werd vastgesteld en zich minstens éénmaal per maand dienen aan te melden in het aanwervingslokaal voor het bekomen van de controlestempel die recht geeft op werkloosheidsvergoeding, ontvangen volgende totale vergoeding voor bestaanszekerheid : 1. Havenarbeiders in het V.A.-stelsel vanaf 1 januari 1992 Havenarbeiders vanaf 55 jaar, ontvangen vanaf de eerste maand die volgt op de maand waarin zij 55 jaar geworden zijn, de hoofdvergoeding voor werkloosheid verhoogd met de normale aanwezigheidsvergoeding gedurende 6 dagen per maand.
Hij behoudt het A-statuut tot op zijn zestigste verjaardag, waarna hij in het B-statuut mag blijven tot hij een beroepsloopbaan van 45/45e bereikt. Teneinde vast te stellen wanneer genoemde 45/45e bereikt, moet hij op 59-jarige leeftijd een pensioenaanvraag indienen. 2. Havenarbeiders in het V.A.-stelsel voor 1 januari 1992 Havenarbeiders vanaf 59 jaar, ontvangen vanaf de eerste van de maand die volgt op de maand waarin zij 59 jaar geworden zijn, de hoofdvergoeding voor werkloosheid verhoogd met de normale aanwezigheidsvergoeding gedurende 6 dagen per maand.
Om in dit stelsel toegelaten te worden, dient de havenarbeider een aanvraag in te dienen bij een representatieve werknemersorganisatie.
De uitbetaling van de aanwezigheidsvergoeding valt ten laste van het "Compensatiefonds".
III. Gewaarborgd maandloon ingeval van arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte, ongeval van gemeen recht of beroepsziekte Toekenningsmodaliteiten, bedrag, uitkeringsmodaliteiten : Het fonds wordt, ten overstaan van de belanghebbenden, belast met het geheel van de verplichtingen betreffende het behoud van normaal loon, zoals zij voortvloeien uit de bepalingen van de artikelen 52 tot en met 57 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en uit de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 12bis van 26 februari 1979 gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot aanpassing van collectieve arbeidsovereenkomst nummer 12 van 28 juni 1973 betreffende het toekennen van een gewaarborgd maandloon aan de werklieden ingeval van arbeidsongeschiktheid ingevolge ziekte, ongeval van gemeen recht, arbeidsongeval, of beroepsziekte, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 23 maart 1979, met dien verstande dat de toepasselijkheid van deze bepalingen wordt beoordeeld, niet in functie van de effectieve dienst van de belanghebbenden bij een bepaalde werkgever, doch in functie van de inschrijving van de betrokkenen in het havenbedrijf.
IV. Gewaarborgd loon wegens bijzondere gebeurtenissen 1. Toekenningsmodaliteiten : Het fonds wordt ten overstaan van de belanghebbende, belast met het geheel van de verplichtingen betreffende het behoud van het normaal loon, zoals zij voortvloeien uit de bepalingen van artikel 30 van de wet op de arbeidsovereenkomsten of van een beslissing van het bevoegd paritair comité die gunstiger bepalingen dan voormeld besluit inhoudt. De toepassing van het vorige lid wordt beoordeeld, niet in functie van de effectieve dienst van de belanghebbenden bij een bepaalde werkgever, doch in functie van de inschrijving van de betrokkenen in het havenbedrijf. 2. Bedrag : Het sub 1 bedoelde voordeel is gelijk aan het verschil tussen het loon voor de wettelijke feestdag en de dagelijkse hoofdvergoeding voor werkloosheid.3. Uitkeringsmodaliteiten : De uitkering van dit voordeel valt ten laste van en geschiedt door het fonds. B. Aan de arbeiders en arbeidsters van de havens van Oostende en Nieuwpoort V. Eindejaarsvergoeding 1. Toekenningsmodaliteiten : De onder A bedoelde werklieden en werksters die op 31 december van het lopende kalenderjaar nog steeds als havenarbeiders zijn erkend hebben recht op een eindejaarsvergoeding. De afwezigheidsdagen die gelijkgesteld worden voor de berekening worden bepaald door de afgesloten nationale collectieve arbeidsovereenkomsten binnen het havenbedrijf.
De referentieperiode welke in aanmerking komt voor de berekening van deze eindejaarsvergoeding loopt van 1 januari tot en met 31 december. 2. Bedrag : Het bedrag van de eindejaarsvergoeding wordt berekend op basis van het basisloon van de havenarbeiders of havenarbeidsters, van kracht op 30 september van het lopende jaar, vermenigvuldigd met 21 en gedeeld door 230 per taak.3. Uitkeringsmodaliteiten : De uitkering van de eindejaarsvergoeding geschiedt door het "Compensatiefonds" uiterlijk op 31 januari van het jaar volgend op de referentieperiode. VI. Tien dagen verlof om dwingende redenen Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 45 van 19 december 1989, gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de invoering van verlof om dwingende redenen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 maart 1990, heeft elke havenarbeider recht op tien dagen verlof om dwingende reden.
Art. 21.
I. Loon voor betaalde feestdagen 1. Toekenningsmodaliteiten : Het normaal loon voor de feestdag wordt toegekend aan de arbeiders en arbeidsters : a) die de voorwaarden, vastgelegd bij de wet van 4 januari 1975 betreffende de feestdagen en haar uitvoeringsbesluiten vervullen;b) die, zo zij de onder sub a) bedoelde voorwaarden niet vervullen, gedurende de laatste 30 werkdagen welke de feestdag voorafgaan hetzij gewerkt hebben, hetzij zich regelmatig ter aanwerving aangeboden hebben.De afwezigheid van de belanghebbende tijdens deze dagen sluit het recht op bedoeld loon niet uit, wanneer zij het gevolg is van één van de gevallen opgesomd in artikel 12 van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene modaliteiten van uitvoering van de hierboven vermelde wet. 2. Bedrag en uitkeringsmodaliteiten : Overeenkomstig het koninklijk besluit van 2 juni 1975 tot vaststelling voor het havenbedrijf van Oostende en Nieuwpoort van bijzondere berekeningsregelen van het loon voor de feestdagen waarop niet gewerkt wordt, alsmede tot aanwijzing van de instellingen die de last ervan dragen en de uitbetaling ervan verzekeren (Belgisch Staatsblad van 21 november 1975), in uitvoering van artikel 5 van de wet betreffende het toekennen van loon aan de werknemers voor een bepaald aantal feestdagen per jaar, wordt het fonds ermee belast aan de sub b) bedoelde arbeiders en arbeidsters, het loon voor de wettelijke feestdagen te betalen.De uitbetaling aan de betrokken werknemers van het in artikel 21, 2 bedoeld loon wordt door het "Compensatiefonds voor Bestaanszekerheid der havens van Oostende en Nieuwpoort" verzekerd.
De last van het vermelde loon wordt echter gedragen door : 1° de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ten belope van het bedrag van de dagelijkse werkloosheidsuitkering;2° het "Compensatiefonds voor Bestaanszekerheid der havens van Oostende en Nieuwpoort", ten belope van het verschil tussen het bedrag van het basisloon voor de dagtaak dat geldt voor de categorie waartoe deze werknemers behoren en het bedrag van de dagelijkse werkloosheidsuitkering. De totale bijdrage voor de maatschappelijke zekerheid betreffende het toekennen van het loon aan de werknemers voor een bepaald aantal feestdagen per jaar, valt ten laste van het fonds.
Aan de arbeiders en arbeidsters, die voor een feestdag een vergoeding ontvangen op grond van de wetgeving betreffende de arbeidsongevallen of de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit wordt, ten laste van het fonds, een loon toegekend dat gelijk is aan het verschil tussen het normaal loon voor de feestdag en de in uitvoering van bedoelde wetten uitgekeerde vergoeding.
De in vorig lid bepaalde uitkeringsmodaliteit geldt voor iedere feestdag die : a) binnen een periode valt van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf het begin van de arbeidsongeschiktheid ingevolgde een ongeval;b) binnen een periode valt van dertig werkdagen te rekenen vanaf het begin van de arbeidsongeschiktheid van de ziekte. II. Andere sociale vergoedingen a. Premie voor eretekens : Aan de onder artikel 20, B bedoelde werklieden en werksters, die een ereteken bekomen op aanvraag van de Centrale der Werkgevers van de haven van Oostende wordt, ter gelegenheid van de uitreiking van bedoeld ereteken, een premie van 750 F toegekend. Deze premie, alsmede de kosten van het ereteken, vallen ten laste van het fonds. b. Afscheidspremie : De onder artikel 20, B bedoelde werklieden en werksters die, vanaf de leeftijd van 60 jaar gepensioneerd worden of de haven verlaten, ontvangen, ten laste van het fonds, een afscheidspremie. Het bedrag van deze premie wordt, in functie van het aantal jaren inschrijving als havenarbeider of arbeidster, als volgt vastgelegd : vanaf 40 jaren 6 000 F vanaf 35 tot minder dan 40 jaren 5 500 F vanaf 30 tot minder dan 35 jaren 5 000 F vanaf 25 tot minder dan 30 jaren 4 500 F vanaf 20 tot minder dan 25 jaren 4 000 F c) Voordelen toegekend bij artikel 2 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de ingeval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers : Gelijkwaardige voordelen als deze voorzien in artikel 2 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de ingeval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, worden aan de werklieden en werksters bedoeld in artikel 20, B, verleend ten laste van het fonds.d. Vervoerspremie : Het "Compensatiefonds" betaalt, samen met de in artikel 20, A, bedoelde vergoeding voor aanwezigheid op het aanwervingsbureau, een vergoeding per gecontroleerde aanwezigheid in het aanwervingslokaal, aan de erkende havenarbeiders(sters) die niet zijn aangeworven en die zo niet genieten van de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst 19ter van 5 maart 1991 gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.19 van 26 maart 1975 betreffende de financiële bijdrage van de werkgever in de prijs van het vervoer van de werknemer en de daarin opgenomen bijdrage in de kost van de andere vervoermiddelen in overweging te nemen. Het bedrag wordt bepaald volgens de barema's vastgelegd bij koninklijk besluit van 18 maart 1993 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de N.M.B.S. ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden. HOOFDSTUK VII. - Bijzondere beschikkingen
Art. 22.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 september 1964 en 19 februari 1965 algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 23 juli 1965 (Belgisch Staatsblad van 18 augustus 1965), 3 november 1993 (geregistreerd onder het nummer 34813/CO/301.04), 21 februari 1995 (geregistreerd onder het nummer 37521/CO/301.04), 15 juni 1995 (geregistreerd op 25 september 1995 onder het nummer 39049/CO/301.04) en 11 juni 1996 (geregistreerd op 24 juni 1996 onder het nr. 42083/CO/301.04) houdende oprichting van het Compensatiefonds voor Bestaanszekerheid voor de havens van Oostende en Nieuwpoort, en tot vaststelling van zijn statuten.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 november 1999.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX