gepubliceerd op 31 mei 2017
Koninklijk besluit tot vaststelling van de deontologische code van de gerechtsdeskundigen in toepassing van artikel 991quater, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek
25 APRIL 2017. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de deontologische code van de gerechtsdeskundigen in toepassing van artikel 991quater, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek
Verslag aan de Koning Sire, De
wet van 10 april 2014Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
10/04/2014
pub.
19/12/2014
numac
2014009214
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken
type
wet
prom.
10/04/2014
pub.
10/06/2014
numac
2014009233
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, tot wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd en tot wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding
sluiten voegt een aantal bepalingen toe aan het Gerechtelijk Wetboek tot oprichting van een Nationaal register voor gerechtsdeskundigen. Artikel 991quater, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat alvorens opgenomen te worden in het register de gerechtsdeskundigen ten aanzien van de minister van Justitie moeten verklaren in te stemmen met een deontologisch code. Het opstellen van deze is code is het prerogatief van de Koning. Dit Koninklijk besluit wil aan deze bepaling voldoen.
Vele gerechtsdeskundigen zijn tevens lid zijn van een beroepsvereniging of een instituut en zijn in die hoedanigheid reeds onderworpen aan een eigen deontologische code. Toch is een aparte code voor hun opdrachten als gerechtsdeskundige noodzakelijk. Zij vult de deontologische regels eigen aan hun beroep verder aan en primeert hierop in geval van tegenstrijdigheden.
De code is een aanvulling op de wettelijke verplichtingen van de gerechtsdeskundigen inzonderheid de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering en de door hen afgelegde eed. Het doel van de code is de bescherming van rechtzoekenden tegen mogelijke tekortkomingen van gerechtsdeskundigen in het kader van een gerechtelijke opdracht.
Deze code is een verdere explicitering van een aantal algemene principes. Deze principes worden nader verklaard maar de code is geen limitatieve opsomming, omdat zij nooit volledig kan zijn en niet alle hypotheses kan voorzien. Zij moet in voorkomend geval naar analogie worden toegepast. Dit betekent dat de bepalingen niet alleen naar de letter moeten toegepast worden, maar ook naar de geest in de gevallen die niet letterlijk zijn voorzien.
De gerechtsdeskundige is gebonden door een beroepsgeheim in toepassing van artikel 458 Strafwetboek. Indien beroep gedaan wordt op medewerkers hebben zij een discretieplicht.
Een belangrijk aspect van de deontologie van gerechtsdeskundigen wordt gevormd door de mogelijke onverenigbaarheden. Het is evident dat de gerechtsdeskundige een aanstelling moet weigeren, wanneer hij weet dat er een wrakingsgrond bestaat. Ook indien hij pas in de loop van zijn werkzaamheden vaststelt dat er een wrakingsgrond bestaat, moet hij dit melden naar gelang het geval aan de opdrachtgever of aan de rechtbank en de partijen indien de procedure tegensprekelijk is. Een gerechtsdeskundige kan niet optreden - ook in strafzaken - wanneer hij eerder is tussengekomen in dezelfde zaak in een andere hoedanigheid of wanneer er financiële of familiale banden zijn. Een gerechtsdeskundige kan natuurlijk wel door dezelfde rechtbank in verschillende dossiers worden aangesteld.
Meer voorkomend zijn echter de onverenigbaarheden die voortvloeien uit andere beroepsactiviteiten. Vooral maar zeker niet uitsluitend in de medische sector zijn er klachten over deskundigen die in verschillende hoedanigheden optreden en daardoor twijfels doen ontstaan omtrent hun onpartijdigheid. Daarom voorziet deze code in verschillende bepalingen.
Wanneer de gerechtsdeskundige wordt aangesteld moet hij de opdrachtgever of de rechtbank evenals de partijen, de feiten en de omstandigheden laten kennen die twijfels kunnen doen rijzen over zijn onafhankelijkheid. Zo kan het feit dat hij zijn beroepsactiviteit al dan niet als deskundige uitoefent in dienstverband invloed hebben op zijn onafhankelijkheid. Dit geldt ook wanneer hij regelmatig buiten dienstverband optreedt in opdracht van instanties die actief zijn in de sector waarin zijn deskundigenonderzoek zich situeert.
Een tweede element van onverenigbaarheid betreft de aard van het optreden. Optreden als gerechtsdeskundige geeft aan de betrokkene een aparte kwalificatie. Het is een titel die niet mag misbruikt worden.
Op aangeven van de Raad van State werd een algemene bepaling ingevoerd dat de gerechtsdeskundige iedere verwarring tussen zijn optreden als gerechtsdeskundige en andere activiteiten moet vermijden.
De gerechtsdeskundigen werken in een verschillend kader naarmate ze worden aangesteld in een burgerlijk of een strafrechtelijk deskundigenonderzoek. Daarom worden voor een aantal bepalingen beide hypotheses apart behandeld. Aldus moet de gerechtsdeskundige de rechten en plichten van partijen eerbiedigen ook al heeft hij geen contact met de partijen in strafzaken als de procedure niet tegensprekelijk is. Ook de begroting en betaling van de kosten en het ereloon zijn in beide procedures totaal verschillend.
De gerechtsdeskundige mag zijn titel niet gebruiken om publiciteit te voeren of cliënteel aan te trekken.
Hij dient de titel discreet te gebruiken in briefhoofden, websites of andere identificatiedocumenten.
Een gerechtsdeskundige kan slechts opgenomen worden in het register wanneer hij geen correctionele of criminele straf heeft opgelopen met uitzondering van verkeersovertredingen. Indien hij echter later in een strafrechtelijke procedure betrokken wordt als verdachte of in verdenking wordt gesteld, dient hij de minister en in casu de dienst van het Nationaal Register in kennis te stellen.
De Wet van 10 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/2014 pub. 19/12/2014 numac 2014009214 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken type wet prom. 10/04/2014 pub. 10/06/2014 numac 2014009233 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, tot wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd en tot wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding sluiten voorzag geen permanente vorming. Nochtans is dit een absolute voorwaarde om actief te blijven als gerechtsdeskundige. Daarom wordt deze verplichting in de deontologische code opgelegd. De gerechtsdeskundigen die lid zijn van een instituut hebben deze verplichting reeds. Voor hen volstaat het aantal uren voorgeschreven door dit instituut op voorwaarde dat minstens een gedeelte van het programma betrekking heeft op het gerechtelijk deskundigenonderzoek en de materies waarvoor zij zijn opgenomen in het register. Zij kunnen hun permanente vorming bewijzen met het attest van hun instituut.
Alhoewel de gerechtsdeskundige zich bij de behandeling van persoonsgegevens tijdens een gerechtelijke opdracht kan beroepen op de opheffing van het verbod voorzien in artikel 8, § 2, a) en b) van de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, is het toch aangewezen enkele verplichtingen te expliciteren in deze code.
In de tekst wordt omwille van de leesbaarheid gesproken over de gerechtsdeskundige ongeacht het geslacht van de betrokken persoon.
Dit besluit kwam tot stand na overleg met vertegenwoordigers van de gerechtsdeskundigen en de gerechtelijke autoriteiten.
Dit is de strekking van het koninklijk besluit dat ik u ter ondertekening voorleg.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister Van Justitie, K. GEENS
25 APRIL 2017. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorschriften inzake de deontologische code van de gerechtsdeskundigen in toepassing van artikel 991quater, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 991quater, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/2014 pub. 19/12/2014 numac 2014009214 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken type wet prom. 10/04/2014 pub. 10/06/2014 numac 2014009233 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek, de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie, tot wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd en tot wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding sluiten tot wijziging van verschillende bepalingen met het oog op de oprichting van een nationaal register voor gerechtsdeskundigen en tot oprichting van een nationaal register voor beëdigd vertalers, tolken en vertalers-tolken;
Gelet op het advies nr. 60.645/2 van de Raad van State, gegeven op 9 januari 2017, met toepassing van artikel 84, § 1er, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.De voorschriften van deze deontologische code zijn van toepassing op de gerechtsdeskundigen opgenomen in het nationaal register voor gerechtsdeskundigen opgericht in toepassing van artikel 991ter van het Gerechtelijk Wetboek. Zij zijn een aanvulling op de wettelijke verplichtingen van de gerechtsdeskundige zoals opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering.
Art. 2.De bepalingen van deze code beogen de partijen in een gerechtelijke procedure te beschermen, de waardigheid en de integriteit van het beroep te bewaren en de kwaliteit van de door geregistreerde gerechtsdeskundigen gepresteerde diensten te waarborgen.
Art. 3.De bepalingen van deze code hebben als algemeen doel de verplichte gedragsregels voor geregistreerde gerechtsdeskundigen vast te stellen en de ethische verplichtingen vast te leggen die geregistreerde gerechtsdeskundigen vóór, tijdens en na hun opdracht moeten respecteren. HOOFDSTUK 2. - Aanvaarding en uitvoering van de opdracht
Art. 4.Behoudens de vrijstelling voorzien in artikel 967 van het Gerechtelijk Wetboek zal de gerechtsdeskundige de opdracht weigeren waarbij zijn onafhankelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid in vraag zou kunnen gesteld worden door één der betrokken partijen. Dit is meer bepaald het geval wanneer er bindingen bestaan met een van de partijen, de rechter of de opdrachtgever op het ogenblik van de opdracht of in het verleden, welke ook de aard is: financieel, professioneel, familiaal of sociaal, of indien er elementen zijn die kunnen aanleiding geven tot wraking.
De gerechtsdeskundige zal enkel opdrachten aanvaarden waarvoor hij de vereiste competenties en professionele ervaring bezit. Bovendien zal de gerechtsdeskundige de opdracht weigeren indien hij in functie van beroepsverplichtingen of andere opdrachten die hem reeds werden toevertrouwd niet over de nodige tijd beschikt om de opdracht binnen de toegestane termijn uit te voeren. Indien hij de opdracht aanvaardt, is hij ertoe gehouden deze in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk uit te oefenen. Bij de uitoefening dient hij de wettelijke bepalingen die op zijn opdracht van toepassing zijn na te leven.
Indien de gerechtsdeskundige zijn opdracht aanvaardt, stelt hij onverwijld de opdrachtgever en - indien de procedure op tegenspraak verloopt - de partijen in kennis van feiten en omstandigheden die minstens een van de partijen kan doen twijfelen aan zijn onafhankelijkheid overeenkomstig artikel 972, § 1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
Indien de gerechtsdeskundige in de loop van zijn opdracht kennis krijgt van elementen die aanleiding kunnen geven tot wraking brengt hij de opdrachtgever en - indien de procedure op tegenspraak verloopt - de partijen hiervan onverwijld op de hoogte.
Art. 5.De gerechtsdeskundige stelt zich bij de uitvoering van de opdracht steeds op als een onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig en integer gerechtsdeskundige.
Inzonderheid zal de gerechtsdeskundige binnen het kader van de burgerlijke of strafrechtelijk procedureregels : - de rechten en plichten van partijen respecteren; - het geheim van het onderzoek en het vooronderzoek eerbiedigen; - zijn taak volbrengen in volledige objectiviteit, onpartijdigheid en met volle kennis van zaken; - alle partijen gelijk behandelen in zijn benadering en werkmethode; - handelen volgens een heldere en nauwkeurige werkmethode conform de vereisten eigen aan zijn domein of de technische normen waaraan hij onderworpen is; - zijn opdracht vervullen binnen de door de opdrachtgever opgelegde of wettelijk bepaalde termijnen, rekening houdend met de complexiteit van de opdracht en de houding van de partijen; - waken over de sereniteit tijdens de procedure, evenals over de vooruitgang en de economie ervan.
De gerechtsdeskundige beperkt het inwinnen van informatie, het aantal en de kostprijs van zijn onderzoeken, evenals het verslag tot hetgeen voor het volbrengen van de opdracht absoluut noodzakelijk is.
Hij stelt een gemotiveerd verslag op dat controleerbaar is en begrijpelijk voor zijn opdrachtgever en de partijen.
Art. 6.De gerechtsdeskundige moet zijn onafhankelijkheid bewaren en mag zich niet laten beïnvloeden in zijn werkzaamheden en zijn besluitvorming door enige druk, voorspraak of vermoeden van persoonlijke baat. Hij zal alle contacten met een van de partijen vermijden buiten de aanwezigheid van de andere partij of partijen. Hij neemt bij de uitoefening van zijn functie geen voordelen, giften of geschenken aan van partijen of van belanghebbende derden. De onafhankelijkheid, de objectiviteit en de evenwichtigheid van de gerechtsdeskundige primeren op de deontologische regels eigen aan zijn beroep indien er collega's uit dezelfde beroepsgroep tussenkomen hetzij als partij hetzij als technisch raadgever.
Aldus zal de gerechtsdeskundige meer bepaald wanneer hij de partijen en hun technische raadslieden uitnodigt voor een technische vergadering erover waken met de wensen van de partijen slechts rekening te houden in zover dit redelijk is en verzoenbaar met de hem opgelegde termijnen. Hij zal hun aandacht vestigen op het feit dat vergaderingen in het kader van een deskundigenonderzoek vergelijkbaar zijn met gerechtelijke oproepingen.
Art. 7.De gerechtsdeskundige zal geen beroep doen op technische adviseurs of domeindeskundigen waarvan hij de technische kennis nodig heeft om zijn onderzoek te verrichten of tot besluiten te komen, dan na voorafgaande toelating door de opdrachtgever en in burgerlijke zaken overeenkomstig artikel 972, § 2, alinea 7, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek. De technische adviseurs of domeindeskundigen handelen onder de verantwoordelijkheid van de gerechtsdeskundige. In burgerlijke zaken worden hun kosten en ereloon door de gerechtsdeskundige voldaan. In strafzaken worden hun kosten en erelonen betaald door de gerechtsdeskundige, tenzij zij zelf door de magistraat worden aangesteld.
Art. 8.De gerechtsdeskundige zal zorgvuldig omgaan met het door hem verzameld onderzoeksmateriaal en hij houdt dit in zijn geheel of een representatief staal ervan ter beschikking voor tegenonderzoek. Indien dit onmogelijk is, vermeldt hij het in het verslag.
Art. 9.In toepassing van de artikelen 972, 987 en 988 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de rechter het voorschot van de gerechtsdeskundige en raamt hij de totale kostprijs van het deskundigenonderzoek. Bij aanstelling in een burgerlijke procedure zal de gerechtsdeskundige bij de aanvang van zijn werkzaamheden de rechter en de partijen op de hoogte stellen van de berekeningswijze van zijn kosten en erelonen. Hij zal zich houden aan de reglementaire tarieven voor zover van toepassing.
In burgerlijke zaken zal de gerechtsdeskundige zijn aanvraag om voorschot en eindafrekening opstellen volgens de wettelijke bepalingen ter zake, zoals bepaald onder meer in artikel 991, § 2, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Hij vermeldt in detail zijn uurloon, de verplaatsingskosten, de verblijfkosten, de algemene kosten, de bedragen die aan derden zijn betaald en de verrekening van de vrijgegeven bedragen.
In burgerlijke zaken is het de gerechtsdeskundige verboden voorschotten rechtstreeks van partijen te ontvangen. De eindafrekening mag rechtstreeks betaald worden aan de gerechtsdeskundige na begroting door de rechter.
Bij aanstelling in strafzaken zal hij zijn kosten en erelonen begroten volgens het daartoe bepaald wettelijk tarief en volgens de procedure voorgeschreven in de reglementering van de gerechtskosten in strafzaken. HOOFDSTUK 3. - Gedrag buiten de opdracht en onverenigbaarheden
Art. 10.Bij gebruik van zijn titel als gerechtsdeskundige zal hij steeds melding maken van het hem toegekend identificatienummer in het nationaal register overeenkomstig artikel 991sexies van het Gerechtelijk Wetboek. De gerechtsdeskundige zal zijn titel van gerechtsdeskundige vermelden met de nodige discretie. Het is hem inzonderheid verboden deze titel te gebruiken voor het werven van cliënteel of het voeren van publiciteit.
Art. 11.De gerechtsdeskundige moet iedere mogelijke verwarring tussen een optreden als gerechtsdeskundige en een optreden als technisch adviseur van een van de partijen vermijden
Art. 12.De gerechtsdeskundige zal ook buiten zijn gerechtelijke opdrachten er over waken geen handelingen te stellen die de waardigheid van zijn functie in gevaar brengen. Hij brengt onmiddellijk de minister van justitie in kennis van het feit dat hij in verdenking werd gesteld of het voorwerp heeft uitgemaakt van een strafrechtelijke veroordeling behoudens veroordelingen wegens inbreuken op de wetgeving betreffende de politie over het wegverkeer. HOOFDSTUK 4. - Permanente vorming en verzekering.
Art. 13.De gerechtsdeskundige verbindt er zich toe permanente vorming te volgen zowel in zijn vakgebied als op juridisch vlak. Hij brengt jaarlijks de FOD Justitie op de hoogte van de gevolgde opleidingen.
Het attest van zijn beroepsinstituut waaruit blijkt dat hij de vereiste opleidingen heeft gevolgd, kan volstaan op voorwaarde dat deze opleidingen minstens deels betrekking hebben op het gerechtelijk deskundigenonderzoek en de materies waarvoor hij is opgenomen in het register
Art. 14.De gerechtsdeskundige dient zijn burgerlijke aansprakelijkheid te verzekeren. Indien hij zijn activiteit uitoefent in het kader van een vennootschap dient deze haar wettelijke verplichtingen op basis van het Wetboek van vennootschappen na te komen. HOOFDSTUK 5. - Behandeling van de verzamelde gegevens.
Art. 15.Gezien het gevoelig karakter van de gegevens die hij behandelt, zal de gerechtsdeskundige de nodige organisatorische en technische maatregelen nemen om te verzekeren dat bij de behandeling van de gegevens een hoog veiligheidsniveau wordt bereikt om iedere kennisname door een niet geautoriseerde derde te verhinderen.
De gerechtsdeskundige is gebonden door de discretieplicht. Hij zal slechts overleg plegen met andere deskundigen in een college of domeindeskundigen in zover deze ook gebonden zijn door een discretieplicht. Bij contacten met andere derden zal hij erover waken enkel de persoonsgegevens mee te delen die absoluut noodzakelijk zijn voor dit overleg en hij laat hun een confidentialiteitsverklaring tekenen.
Art. 16.Bij het opvragen van gegevens dient de gerechtsdeskundige diegene bij wie hij deze gegevens opvraagt op de hoogte te brengen van zijn hoedanigheid van gerechtsdeskundige zodat deze weet dat de ingewonnen gegevens worden overgemaakt aan de autoriteit die hem heeft aangesteld. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen.
Art. 17.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 april 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, K. GEENS