gepubliceerd op 03 april 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 houdende oprichting van een dienst voor aalmoezeniers behorende tot één van de erkende erediensten en de moreel consulenten bij de strafinrichtingen en tot vaststelling van hun administratief en geldelijk statuut
23 MAART 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 houdende oprichting van een dienst voor aalmoezeniers behorende tot één van de erkende erediensten en de moreel consulenten bij de strafinrichtingen en tot vaststelling van hun administratief en geldelijk statuut
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Op 13 juni 1999 werd het koninklijk besluit houdende oprichting van een dienst voor aalmoezeniers behorende tot één van de erkende erediensten en de moreel consulenten bij de strafinrichtingen en tot vaststelling van hun administratief en geldelijk statuut ondertekend.
Al vrij spoedig bleek dit besluit in de praktijk op heel wat bezwaren te stuiten, met name het ontbreken van een aantal overgangsmaatregelen tot regeling van de rechtspositie van de aalmoezeniers die op dat ogenblik effectief in dienst waren, een afwijking van het pensioenregime en een onvolledig geldelijk statuut.
Ten onrechte werden met de publicatie van dat besluit een aantal verwachtingen gecreëerd, waaraan het niet mogelijk was tegemoet te komen zonder een belangrijke financiële inspanning. De kaders die in dat besluit waren opgenomen, impliceerden reeds een verdubbeling van de geldelijke last op de begroting en bovendien was het niet mogelijk voor de representatieve organen op korte tijd personeel aan te werven.
Om die redenen werd de inwerkingtreding van voornoemd besluit dan ook opgeschort, zodat een analyse van de tekst mogelijk was en er bovendien een wetenschappelijk verantwoord onderzoek naar de geloofsovertuiging van de gedetineerden kon plaatsvinden, teneinde een exact beeld van de behoeften in kaart te brengen.
Daaruit is gebleken dat de opties en oriëntaties die in het koninklijk besluit van 13 juni 1999 waren genomen, niet aan de resultaten van dat onderzoek beantwoordden. Door de opschorting van de inwerkingtreding heeft het besluit ook nooit zijn volle rechtskracht bekomen en werden er geen rechtsgevolgen aan ontleend.
De huidige Regering is van oordeel dat het niet noodzakelijk is om nog een bijkomende structuur, in de zin van een dienst voor aalmoezeniers en moreel consulenten bij de strafinrichtingen, in het leven te roepen. De aalmoezeniers hebben net als andere hulpverleners binnen een strafinrichting een bijzondere en belangrijke taak in het kader van een humane detentiepolitiek. Daarvoor kunnen de erkende erediensten en de niet confessionele levensbeschouwing personen afvaardigen die religieuze of morele bijstand verlenen.
De financiële last van die morele en religieuze bijstand dient dan ook beperkt te blijven, zonder dat hiermee evenwel afbreuk moet worden gedaan aan de religieuze en morele bijstand die binnen de strafinrichtingen kan worden geboden, door middel van personen die door de representatieve organen worden aangesteld. Deze personen zullen in een aantal gevallen een bezoldiging ten laste van de overheid ontvangen, maar dat hoeft niet te gelden voor alle personen die worden toegelaten om binnen de strafinrichting morele of religieuze bijstand te verlenen.
Op dit ogenblik hebben aalmoezeniers of personen aangeduid door de erkende erediensten en moreel consulenten van de niet confessionele levensbeschouwing toegang tot de strafinrichtingen. In het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, werd tot op heden enkel en alleen maar over de erediensten gesproken. Deze tekst is de zetel van de regelgeving inzake religieuze en morele bijstand en bevatte reeds heel wat bepalingen ter zake. Het is dan ook logisch, dat in plaats van die teksten op te nemen in een afzonderlijk besluit, men die integreert in de bestaande wetgeving, die daardoor in overeenstemming komt met de werkelijke toestand. Daardoor wordt er ook rekening gehouden met het feit dat de personen die religieuze of morele bijstand verlenen, hoewel ze worden aangeduid door representatieve organen, actoren zijn binnen de werking van de strafinrichtingen.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en de zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
23 MAART 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 houdende oprichting van een dienst voor aalmoezeniers behorende tot één van de erkende erediensten en de moreel consulenten bij de strafinrichtingen en tot vaststelling van hun administratief en geldelijk statuut ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 21, 37 en 40 van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, inzonderheid op de artikelen 16 en 25, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1990, op artikel 26, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 1990 en 9 maart 2001, op artikel 37, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 1990, 4 april 1991 en 10 februari 1999, op de artikelen 40 en 42, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1990, op de artikelen 43 tot 46, de artikelen 48 tot 55 en op artikel 92, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 juni 1999 houdende oprichting van een dienst voor aalmoezeniers behorende tot één van de erkende erediensten en de moreel consulenten bij de strafinrichtingen en tot vaststelling van hun administratief en geldelijk statuut;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat er een einde dient te worden gesteld aan de rechtsonzekerheid die bestaat door de opeenvolgende opschorting van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 houdende oprichting van een dienst voor aalmoezeniers behorende tot één van de erkende erediensten en de moreel consulenten bij de strafinrichtingen en tot vaststelling van hun administratief en geldelijk statuut;
Overwegende dat de in voornoemd besluit genomen opties en oriëntaties niet aan de behoeften beantwoorden;
Overwegende dat de basis van de reglementering, zijnde het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, onverwijld in overeenstemming dient te worden gebracht met de werkelijke situatie binnen de strafinrichtingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 16 van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het tweede lid, 2), worden de woorden "of aan de vieringen inzake de niet- confessionele morele dienstverlening" ingevoegd tussen het woord "eredienst" en het woord "wil";b) in het tweede lid, 3), worden de woorden "of van de islamconsulent" ingevoegd tussen het woord "beoefenen" en het woord "zowel";c) in het tweede lid, 4) worden de woorden "van een islamconsulent" ingevoegd tussen de woorden "aalmoezenier of" en de woorden "van een morele";d) in de Nederlandse tekst van het tweede lid, 4), worden de woorden "morele consulent" vervangen door de woorden "moreel consulent";e) in het vierde lid, worden de woorden "of van de niet-confessionele morele dienstverlening" ingevoegd tussen de woorden "dan de zijne" en de woorden "mag bijwonen".
Art. 2.In Titel II, Hoofdstuk III, afdeling 2, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van onderafdeling 1 vervangen als volgt : "Onderafdeling 1 - Door leden van het personeel, de aalmoezeniers, de islamconsulenten en de moreel consulenten".
Art. 3.In artikel 25, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "de islamconsulent" worden ingevoegd tussen het woord "aalmoezenier" en de woorden "de morele consulent";b) in de Nederlandse tekst worden de woorden "de morele consulent" vervangen door de woorden "de moreel consulent".
Art. 4.In artikel 26, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 1990 en 9 maart 2001, vervallen de volgende woorden : "van de aalmoezeniers, moreel consulenten of islamconsulenten".
Art. 5.In artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 december 1990, 4 april 1991 en 10 februari 1999, vervallen de volgende woorden : "de aalmoezeniers van de erkende erediensten, de morele consulenten".
Art. 6.In Titel II, Hoofdstuk IV, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 3 vervangen als volgt : "Uitoefening van de eredienst of de niet- confessionele morele dienstverlening en religieuze of morele bijstand op grond van de verklaringen van de gedetineerden overeenkomstig artikel 16, tweede lid".
Art. 7.In afdeling 3 van Titel II, Hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt een artikel 39bis ingevoegd, luidende : «
Art. 39bis.§ 1. In dit besluit wordt verstaan onder : 1° aalmoezenier : elke persoon, al dan niet bezoldigd ten laste van de overheid, die door het bevoegde representatieve orgaan van een erkende eredienst, met uitzondering van de islamitische eredienst, wordt voorgedragen om religieuze bijstand in een strafinrichting te verlenen en die hiertoe door de Minister van Justitie wordt gemachtigd;2° islamconsulent : elke persoon, al dan niet bezoldigd ten laste van de overheid, die door het representatief orgaan van de islamitische eredienst wordt voorgedragen om religieuze bijstand in een strafinrichting te verlenen en die hiertoe door de Minister van Justitie wordt gemachtigd;3° moreel consulent : elke persoon, al dan niet bezoldigd ten laste van de overheid, die door een erkende organisatie die morele diensten verleent op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing wordt voorgedragen om morele bijstand in een strafinrichting te verlenen en die hiertoe door de Minister van Justitie wordt gemachtigd;4° hoofdaalmoezenier, islamconsulent-hoofd van dienst en moreel consulent-hoofd van dienst : respectievelijk de aalmoezenier, de islamconsulent en de moreel consulent die door het bevoegde representatieve orgaan voorgedragen wordt en door de Minister van Justitie erkend wordt als contactpersoon bij het Bestuur;5° bevoegde representatief orgaan : orgaan dat de religieuze overheid van een erkende eredienst of de overheid van een erkende organisatie die morele diensten verleent op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing vertegenwoordigt naar de burgerlijke overheid toe. § 2. De aalmoezeniers, islamconsulenten en moreel consulenten zijn geen personeelsleden van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen en hebben niet de hoedanigheid van rijksambtenaar. § 3. De verleende machtiging geldt voor één of meerdere bepaalde strafinrichtingen.
De Minister van Justitie is bevoegd om de verleende machtiging of erkenning definitief of tijdelijk in te trekken, onder meer in geval van overtreding van de regels vervat in artikel 48 van dit besluit.
Deze beslissing wordt schriftelijk hetzij aan de hoofdaalmoezenier, aan de islamconsulent-hoofd van dienst of aan de moreel consulent-hoofd van dienst betekend binnen een termijn van tien dagen. § 4. Bij diens afwezigheid worden de hoofdaalmoezenier, de islamconsulent-hoofd van dienst en de moreel consulent-hoofd van dienst vervangen respectievelijk door een aalmoezenier, een islamconsulent en een moreel consulent gemachtigd door de Minister van Justitie. »
Art. 8.Artikel 40 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1990,wordt vervangen als volgt : «
Art. 40.De gedetineerden ontvangen op hun verzoek de morele en religieuze bijstand van een bedienaar van hun eredienst of de morele bijstand van een moreel consulent.
Deze laatsten worden in het bezit gesteld van een identificatiekaart die door de Minister van Justitie wordt afgeleverd. »
Art. 9.Artikel 42 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1990, wordt opgeheven.
Art. 10.In artikel 43 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "de islamconsulenten" worden ingevoegd tussen de woorden "de aalmoezeniers" en de woorden "en de morele consulenten";b) in de Nederlandse tekst worden de woorden "de morele consulenten" vervangen door de woorden "de moreel consulenten";c) volgende woorden vervallen : "tenzij deze er uitdrukkelijk om vragen".
Art. 11.In de Nederlandse tekst van artikel 44 van hetzelfde besluit worden de woorden "de morele consulenten" vervangen door de woorden "de moreel consulenten".
Art. 12.In artikel 45 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden "en de islamconsulenten" ingevoegd tussen de woorden "de aalmoezeniers" en het woord "leiden";b) het volgende lid wordt ingevoegd tussen het eerste en het tweede lid : « De moreel consulenten leiden de vieringen en vervullen al de plichten van hun opdracht bij de gedetineerden van hun overtuiging";c) in het vroegere tweede lid, dat het derde lid is geworden, worden de woorden "Zij worden terstond ontboden" vervangen door de woorden "De aalmoezeniers, de islamconsulenten en de moreel consulenten worden terstond verwittigd";d) volgende woorden vervallen : "die zich voordoen onder de bevolking, die aan hun zorg is toevertrouwd".
Art. 13.In artikel 46 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden "of de vieringen inzake de niet-confessionele morele dienstverlening" ingevoegd tussen de woorden "ceremoniën van hun eredienst" en het woord "moeten";b) in het tweede lid worden de woorden "of van de niet-confessionele morele dienstverlening" ingevoegd tussen de woorden "een eredienst" en het woord "deelneemt".
Art. 14.In artikel 48 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "de personen belast met de zedelijke bijstand aan gedetineerden" worden vervangen door de woorden "de aalmoezeniers, islamconsulenten en moreel consulenten";b) de opsomming wordt aangevuld als volgt : « 3° geestrijke dranken of enig schadelijk product in de inrichting binnen te brengen;4° zonder toelating iemand in de inrichting binnen te brengen;5° enig aan de Staat toebehorend voorwerp te gebruiken, behalve indien dit geschiedt in of naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt;6° zonder uitdrukkelijke toelating van de Minister van Justitie, aan anderen dan aan de bevoegde overheden inlichtingen of getuigschriften over te maken betreffende ofwel gedetineerden, ofwel de organisatie van de verschillende diensten;7° voorwerpen die voor de gedetineerden bestemd zijn of hun toebehoren, binnen of buiten de inrichting te brengen of boodschappen voor hen te verrichten zonder de toelating van de directeur;8° om het even wat van de gedetineerden te kopen of te ontlenen, dan wel aan hen te verkopen of te lenen;9° buiten de gevallen waarvoor de Minister van Justitie een bijzondere toelating heeft verleend, gedetineerden of echtgenote, bloed- of aanverwanten ervan in eigen dienst te nemen;10° om het even welke onregelmatige mededeling van de gedetineerden, hetzij binnen de inrichting, hetzij met de buitenwereld, te vergemakkelijken of te gedogen;11° buiten de inrichting en in het bijzonder aan verwanten en vrienden van de gedetineerden inlichtingen te verstrekken over de dienst;12° aan gedetineerden genade, strafvermindering, voorwaardelijke invrijheidstelling of andere gunsten te beloven;13° de gedetineerden te beïnvloeden bij de keuze van hun verdedigers of raadslieden.»
Art. 15.Artikel 49 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 16.In Titel II, Hoofdstuk IV van hetzelfde besluit, worden afdeling 4, bestaande uit de artikelen 50 tot 52, en afdeling 5, bestaande uit artikelen 53 tot 55, opgeheven.
Art. 17.In artikel 92 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "de islamconsulent" worden ingevoegd tussen het woord "aalmoezenier" en de woorden "of de moreel consulent";b) in de Nederlandse tekst worden de woorden "de morele consulent" vervangen door de woorden "de moreel consulent".
Art. 18.In de bijlage van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "de aalmoezenier van de islamitische eredienst" worden vervangen door de woorden "de islamconsulent";b) de woorden "de morele consulent van de Stichting voor morele bijstand aan gedetineerden" worden vervangen door de woorden "de moreel consulent";c) in de Nederlandse tekst wordt het woord "godsdienstige" vervangen door het woord "religieuze";d) een vijfde punt wordt toegevoegd, luidende : « 5.Ik wens deel te nemen aan de vieringen inzake niet-confessionele morele dienstverlening"; e) een zesde punt wordt toegevoegd, luidende : « 6.Ik wens niet deel te nemen aan de vieringen inzake niet-confessionele morele dienstverlening".
Art. 19.Het koninklijk besluit van 13 juni 1999 houdende oprichting van een dienst voor aalmoezeniers behorende tot één van de erkende erediensten en de moreel consulenten bij de strafinrichtingen en tot vaststelling van hun administratief en geldelijk statuut wordt opgeheven.
Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2001.
Art. 21.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 maart 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN