gepubliceerd op 21 maart 2014
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar
22 OKTOBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het onderhavig ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe in het belang van de ouders, de pleegouders en het kind, enkele verbeteringen aan te brengen aan het
koninklijk besluit van 18 oktober 2006Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
18/10/2006
pub.
31/10/2006
numac
2006000755
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar
sluiten betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar ("KIDS-ID"), dat is opgenomen in het bovenvermelde koninklijk besluit van 10 december 1996 dat allerlei identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar regelt.
Tevens is de nodige aandacht besteed aan de administratieve vereenvoudiging door de afschaffing van het identiteitsstuk voor kinderen, alsmede aan de mogelijkheid van afgifte van een identiteitsdocument aan pleegouders.
Het ligt evenwel niet in de bedoeling enig identiteitsdocument voor kinderen onder de twaalf jaar verplicht te maken.
De wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfs-documenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen bepaalt dat de Koning de leeftijd vaststelt vanaf wanneer men de identiteitskaart moet bezitten en bij zich te hebben (cf. artikel 6, § 7). De Koning heeft dit gedaan bij koninklijk besluit van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003000227 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten sluiten betreffende de identiteitskaarten (cf. artikelen 1 en 2) : - Iedere Belg die vijftien jaar oud is moet houder zijn van een identiteitskaart en deze voorleggen als hij het bewijs van zijn identiteit moet leveren; - De identiteitskaart wordt door het gemeentebestuur uitgereikt aan de Belgische kinderen die de volle leeftijd van 12 jaar bereikt hebben en minder dan 15 jaar oud zijn.
Aan de suggestie van de Raad van State om de bepalingen in hoofdstuk IIIbis te verplaatsen naar hoofdstuk I werd geen gevolg gegeven. Dit zou immers een vernummering van artikelen vereisen. Deze techniek wordt door de Raad van State zelf echter sterk afgeraden (1) Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 - De artikelen 6 tot 11 van het voornoemd koninklijk besluit van 10 december 1996 handelen over het identiteitsbewijs (wit kartonnen model met foto) voor kinderen onder de twaalf jaar.
Het ministerieel besluit van 3 maart 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 03/03/2009 pub. 11/03/2009 numac 2009000117 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren sluiten houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar (2) veralgemeend in te voeren - op basis van artikel 6bis van dit besluit - heeft de uitreiking van het identiteitsbewijs voor Belgische kinderen definitief stopgezet. In artikel 6 van dit besluit wordt bijgevolg het identiteitsbewijs voortaan formeel beperkt tot de niet-Belgische kinderen. De regeling van identiteitsdocumenten voor niet-Belgische kinderen is een bevoegdheid voor de Dienst Vreemdelingenzaken. Aan de niet-Belgische kinderen wordt enkel nog dit identiteitsbewijs afgegeven op verzoek vanaf de geboorte. Het identiteitsstuk (wit kartonnen model zonder foto) wordt niet meer uitgereikt (zie artikel 6 hieronder). - De vervanging van het derde lid van artikel 6 vloeit voort uit het feit dat Hoofdstuk I betreffende het identiteitsstuk wordt opgeheven (zie voor nadere toelichting bij artikel 6). Het nieuwe derde lid maakt het mogelijk dat het identiteitsbewijs ook kan worden uitgereikt aan de pleegouders of aan de verantwoordelijke van de pleeginstelling (zie ook artikel 4 hieronder).
Artikel 2 Gelet op het feit dat Hoofdstuk I betreffende het identiteitsstuk (artikelen 1 tot 5) van het voormeld besluit van 10 december 1996 zal worden opgeheven, dient de verwijzing ernaar in artikel 11 te vervallen. In dit besluit dient artikel 11 te worden vervangen door de opname van de inhoudelijke bepalingen van het huidige artikel 5, dat zal worden opgeheven.
Artikel 3 Artikel 3 maakt de taalregeling, vastgelegd in artikel 15 van het koninklijk besluit van 10 december 1996 ook toepasselijk op de pleegouders of op de verantwoordelijke van de pleeginstelling.
Artikel 4 Artikel 16bis van voornoemd besluit van 10 december 1996 wordt volledig vervangen.
Artikel 16bis van dit besluit voorziet de afgifte op verzoek van het elektronisch identiteitsdocument ("KIDS-ID") voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar vanaf de geboorte, zoals dit reeds was opgenomen in het oorspronkelijke artikel.
De wijziging van het bestaande artikel 16bis maakt het verder mogelijk dat het elektronisch identiteitsdocument ook kan worden uitgereikt aan de pleegouders van het kind, of aan de verantwoordelijke van de pleeginstelling waar het kind verblijft. Hiervoor bestond een reële vraag vanuit de sector van de pleegzorg : als het kind op reis vertrekt, moet het immers over een identiteitsdocument beschikken.
Aan deze geplaatste kinderen kon echter geen elektronisch identiteitsdocument worden afgegeven wanneer de ouder(s) niet te vinden zijn of niet willen instemmen met de aflevering van dit document aan hun kind zodat het noodgedwongen thuis dient te blijven bij uitstappen naar het buitenland. De huidige bepaling lost dit op en maakt een einde aan deze rechtsonzekerheid.
De tweede paragraaf van dit nieuwe artikel stelt dat het elektronisch identiteitsdocument steeds geldig blijft tot aan het einde van zijn vervaldatum, ook als het kind de volle leeftijd van twaalf jaar bereikt en vanaf dan een gewone elektronische identiteitskaart voor Belgen kan bekomen.
Deze nieuwe bepaling strekt ertoe te vermijden dat kinderen op een zeker moment over geen enkel geldig identiteitsdocument meer beschikken, wat uiteraard problemen kan geven. Dit is bijvoorbeeld het geval met een kind waarvan het elektronisch identiteitsdocument vervalt net vóór zijn twaalfde verjaardag, terwijl het kind op reis is met zijn ouders. Bij vertrek is het kind echter nog te jong om de elektronische identiteitskaart voor volwassenen te ontvangen die maar kan worden uitgereikt aan het kind wanneer het de volle leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt. Ook eisen een aantal landen dat een identiteitsdocument bij inreis nog drie tot zes maanden geldig is.
Tot slot, maakt deze maatregel eveneens een besparing voor de ouders mogelijk, aangezien het elektronisch identiteitsdocument maar weinig kost en steeds de volledige geldigheidsduur van drie jaar van dit document kan worden uitgeoefend.
Artikel 5 Gelet op artikel 4 van het onderhavig ontwerp, waarbij wordt bepaald dat het elektronisch identiteitsdocument steeds 3 jaar geldig blijft, dient in de eerste zin van artikel 16quater van het voornoemd besluit van 10 december 1996 het tweede zinsdeel te worden geschrapt.
Artikel 6 Dit artikel schaft het identiteitsstuk en het daarop betrekking hebbende Hoofdstuk I (de artikelen 1 tot 5) af. Het gaat hier immers om een onpraktisch en verouderd document, dat bestaat uit karton zonder foto en zonder enig veiligheidselement om de identiteit van een kind aan te tonen en te verzekeren. Dit identiteitsstuk kan evenmin worden gebruikt als reisdocument door het ontbreken van een foto.
Zoals reeds vermeld, beschikken de Belgische kinderen over het elektronisch identiteitsdocument om te reizen in Europa en de niet-Belgische kinderen over een identiteitsbewijs.
De verenigingen van steden en gemeenten hebben bijgevolg verzocht om dit identiteitsstuk af te schaffen, gelet op de weinige gebruikswaarde als identiteitsdocument en de nutteloze werklast en kosten,die verbonden zijn aan de afgifte van dit document voor de gemeentebesturen.
De afschaffing van dit document maakt dan ook een daadwerkelijke administratieve vereenvoudiging uit.
Artikel 7 Artikel 6bis van het koninklijk besluit van 10 december 1996 gaf de Minister van Binnenlandse Zaken de opdracht de datum te bepalen vanaf dewelke het identiteitsbewijs enkel nog aan vreemde kinderen wordt afgegeven.
De Minister heeft hieraan uitvoering gegeven bij het ministerieel besluit van 3 maart 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 03/03/2009 pub. 11/03/2009 numac 2009000117 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren sluiten houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de 12 jaar veralgemeend in te voeren. Dit ministerieel besluit veralgemeende, enerzijds, het elektronisch identiteitsdocument en bepaalde, anderzijds, dat de uitreiking van het identiteitsbewijs voor Belgische kinderen werd stopgezet.
Artikel 8 Dit artikel doet een technische aanpassing van artikel 10 van het voornoemd besluit van 10 december 1996 door de oude Belgische munteenheid (frank) te vervangen door de huidige officiële munt (euro) en af te ronden naar de hogere eenheid in euro.
Artikel 9 en 10 Deze artikelen zijn een technische verwijzingsaanpassing in de gemeenschappelijke bepalingen van voornoemd besluit van 10 december 1996 door de huidige afschaffing van Hoofdstuk I en de invoeging van Hoofdstuk IIIbis bij voormeld koninklijk besluit van 18 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/10/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006000755 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar sluiten.
Artikel 11 Artikel 11 heft, zoals aangeraden door de Raad van State, het ministerieel besluit van 3 maart 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 03/03/2009 pub. 11/03/2009 numac 2009000117 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren sluiten op. Zie hierover de toelichting bij artikel 7.
Artikel 12 Dit artikel belast de bevoegde Ministers met de uitvoering van dit besluit.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Financiën, K. GEENS De Staatssecretaris voor Modernisering van de Openbare Diensten, H. BOGAERT _______ Nota's (1) Zie « beginselen van de wetgevingstechniek » - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, gepubliceerd door de Raad van State-nr.125. (2) Belgisch Staatsblad van 11 maart 2009. ADVIES 52.122/2 VAN 22 OKTOBER 2012 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 10 DECEMBER 1996 BETREFFENDE DE VERSCHILLENDE IDENTITEITSDOCUMENTEN VOOR KINDEREN ONDER DE TWAALF JAAR' Op 28 september 2012 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar'.
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 22 oktober 2012.
De kamer was samengesteld uit Yves Kreins, kamervoorzitter, Pierre Vandernoot en Martine Baguet, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck en Jacques Englebert, assessoren, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Véronique Schmitz, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 22 oktober 2012.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003000376 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van sommige aspecten van de wetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van de afdeling wetgeving van de Raad van State type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie type wet prom. 02/04/2003 pub. 16/04/2003 numac 2003000298 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen, en van het Kieswetboek sluiten, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Voorafgaande vormvereisten 1. Uit artikel 6, § 7, eerste lid, van de wet van 19 juli 1991 `betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen' volgt dat de Koning de vorm en de nadere regels van aanmaak, afgifte en gebruik van de kaart bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, ingesteld bij de wet van 8 december 1992 `tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens'. Noch in de aanhef van de ontworpen tekst noch in de dossierstukken die zijn bezorgd aan de afdeling Wetgeving wordt vermeld dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer om zulk een advies heeft verzocht. Op een vraag hieromtrent heeft de gemachtigde ambtenaar bevestigd dat om een zodanig advies niet is verzocht.
De steller van het ontwerp moet dus erop toezien dat dit vormvereiste wordt vervuld (1). 2. De inspecteur-generaal van Financiën heeft een advies gegeven met name op 23 mei 2008, en de Staatssecretaris voor Begroting heeft een advies gegeven op 12 december 2008. Gelet op de aard en de strekking van de administratieve en begrotingscontrole valt het te betwijfelen of een advies en een akkoordbevinding die dateren van vier jaar geleden, kunnen worden beschouwd als rechtsgeldig vervulde vormvereisten, tenzij men van oordeel zou zijn dat de feitelijke en juridische omstandigheden niet veranderd zijn vergeleken met het voorliggende ontwerp.
Indien zulks niet het geval blijkt te zijn, moet de steller van het ontwerp een nieuw advies en een nieuwe akkoordbevinding aanvragen.
Algemene opmerkingen 1. Het koninklijk besluit van 10 december 1996 `betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar' voorziet in drie soorten documenten : - het identiteitsstuk (art.1 tot 5) : het betreft een wit kartonnen model zonder foto (2); - het identiteitsbewijs (art. 6 tot 11) : het betreft een wit kartonnen model met foto (3); - het elektronisch identiteitsdocument (art. 16bis tot 16septies) : de "Kids-ID" ziet eruit als een bankkaart en bevat eveneens een elektronische chip (4).
Voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar wordt heden een identiteitsstuk afgegeven bij hun eerste inschrijving in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente. Op verzoek van de persoon de of de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen, kan dit identiteitsstuk worden vervangen door een elektronisch identiteitsdocument op naam van het kind. Bovendien volgt uit artikel 2 van het ministerieel besluit van 3 maart 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 03/03/2009 pub. 11/03/2009 numac 2009000117 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren sluiten `houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren' dat er geen identiteitsbewijzen meer worden afgegeven voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar.
Voor niet-Belgische kinderen onder de twaalf jaar wordt een identiteitsstuk afgegeven bij hun eerste inschrijving in de bevolkingsregisters of in het wachtregister van een Belgische gemeente of wordt, ter vervanging van het identiteitsstuk en op verzoek van de persoon of de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen, een identiteitsbewijs afgegeven. Daarentegen wordt niet voorzien in het elektronisch identiteitsdocument voor niet-Belgische kinderen onder de twaalf jaar. 2. Het voorliggende ontwerp heeft als doel de regeling voor het bezit van identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar te wijzigen in zoverre : - het identiteitsstuk wordt afgeschaft; - aan niet-Belgische kinderen een identiteitsbewijs wordt afgegeven, doch enkel op verzoek; - aan Belgische kinderen een elektronisch identiteitsdocument wordt afgegeven, doch enkel op verzoek.
De ontworpen tekst heeft als gevolg dat Belgische en niet-Belgische kinderen onder de twaalf jaar niet per se een identiteitsdocument zullen bezitten indien een zodanig document niet wordt aangevraagd in hun naam.
De steller van het ontwerp wordt gewezen op deze consequentie en op de omstandigheid dat het met toepassing van artikel 6, § 7, tweede lid, van de voornoemde wet van 19 juli 1991 aan de Koning staat om onder meer de leeftijd vast te stellen vanaf welke het verplicht is de kaart - in casu het identiteitsbewijs of het elektronisch identiteitsdocument - te bezitten en bij zich te hebben.
Thans volgt uit het koninklijk besluit van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003000227 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten sluiten `betreffende de identiteitskaarten' dat elke Belg die de volle leeftijd van vijftien jaar heeft bereikt houder moet zijn van een identiteitskaart (artikel 1) en dat de gemeentebesturen eveneens een identiteitskaart afgeven aan Belgische kinderen die de volle leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt (artikel 2, tweede lid). 3. Tot besluit zij gesteld dat het nuttig zou zijn de ontworpen regeling toe te lichten in het verslag aan de Koning alsook aan te geven dat de bedoeling van de steller van het ontwerp erin bestaat geen enkel identiteitsdocument verplicht te stellen voor kinderen onder de twaalf jaar. Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. Het voorliggende ontwerp ontleent zijn rechtsgrond aan artikel 6, § 7, eerste lid, van de voornoemde wet van 19 juli 1991. Bijgevolg moet de vermelding van paragraaf 8 van deze bepaling worden weggelaten uit het eerste lid. 2. Het koninklijk besluit van 10 december 1996 `betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar', dat vermeld wordt in het tweede lid, is gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/10/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006000755 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar sluiten `betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar'. Het derde lid is dus overbodig en moet worden weggelaten. 3. In het vierde lid wordt verwezen naar het ministerieel besluit van 3 maart 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 03/03/2009 pub. 11/03/2009 numac 2009000117 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren sluiten `houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren'. Aangezien dat besluit door de ontworpen tekst wordt gewijzigd noch opgeheven, zou dit lid in principe moeten worden weggelaten. Gelet op de strekking van het voorliggende koninklijk besluit wordt het voornoemde ministerieel besluit van 3 maart 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 03/03/2009 pub. 11/03/2009 numac 2009000117 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren sluiten evenwel onwerkzaam en moet het worden opgeheven; de gemachtigde ambtenaar is het daarmee eens.
Het dispositief moet dus worden aangevuld met een opheffingsbepaling met die strekking en daarom moet de aanhefverwijzing naar het voornoemde ministerieel besluit van 3 maart 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 03/03/2009 pub. 11/03/2009 numac 2009000117 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren sluiten worden behouden.
Dispositief Artikelen 3 en 9 1. Artikel 3 van het ontwerp strekt ertoe artikel 16bis van het voornoemde koninklijk besluit van 10 december 1996 te vervangen.Het is de bedoeling dat niet meer alleen de personen die het ouderlijk gezag over een Belgisch kind jonger dan twaalf jaar uitoefenen, maar, ingeval een Belgisch kind door een jeugdrechtbank of een comité voor bijzondere jeugdzorg is ondergebracht in een pleeggezin of een pleeginstelling, ook de pleegouders of de leidinggevende van de pleeginstelling de gemeente waar het Belgisch kind is ingeschreven in de bevolkingsregisters om een elektronisch document op naam van het kind kunnen verzoeken, alsook aangifte kunnen doen van verlies, diefstal of vernieling van het document (ontworpen artikel 16bis, § 1). 2. Artikel 15 van het voornoemde koninklijk besluit van 10 december 1996 betreft de persoonsgegevens op de identiteitsdocumenten.Deze gegevens worden op het identiteitsdocument gedrukt in de taal die door middel van een schriftelijke verklaring wordt gekozen door de persoon of de personen die het ouderlijk gezag over het kind uitoefenen.
Het voorliggende ontwerp voorziet er echter niet in dat deze bepaling wordt aangepast ingeval de pleegouders of de leidinggevende van de pleeginstelling een elektronisch document op naam van het Belgisch kind aanvragen, terwijl artikel 9 van het ontwerp bepaalt dat artikel 15 van het voornoemde koninklijk besluit van 10 december 1996 geldt voor het elektronisch identiteitsdocument. 3. De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat het dispositief moet worden aangevuld met een nieuw artikel dat ertoe strekt artikel 15 van het voornoemde koninklijk besluit van 10 december 1996 te wijzigen in het licht van het ontworpen artikel 16bis, § 1. Artikel 10 Een staatssecretaris mag niet worden belast met de uitvoering van een koninklijk besluit, zodat hij niet mag worden vermeld in artikel 10 van het ontwerp(5).
Wetgevingstechnische slotopmerkingen 1. Een ontwerp dat tien artikelen bevat, hoeft niet te worden gesplitst in twee hoofdstukken, te meer daar dat in casu afbreuk doet aan de leesbaarheid van de gewijzigde bepalingen.2. Een fundamenteler bezwaar is dat de structuur van het voornoemde koninklijk besluit van 10 december 1996 als gevolg van de ontworpen bepalingen zou moeten worden herzien. Een oplossing kan erin bestaan de bepalingen van hoofdstuk IIIbis te verplaatsen naar hoofdstuk I. 3. Wijzigingsbepalingen moet worden opgesomd in de volgorde van de gewijzigde artikelen (6). De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota's (1) Over het koninklijk besluit van 18 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/10/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006000755 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar sluiten `betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar' heeft de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op 6 september 2006 advies 33/2006 uitgebracht Belgisch Staatsblad, 31 oktober 2006, tweede editie, 58.418. Dit advies kan worden geraadpleegd op de site www.privacy.fgov.be. (2) Model 1 gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1996 `betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar'.(3) Model 2 gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1996 `betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar'.(4) Model 3 gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1996 `betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar' zoals het is gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/10/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006000755 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar sluiten `betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar'. (5) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 167. (6) Ibid., aanbeveling 122.
22 OKTOBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfs-documenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 6, § 7, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 25 maart 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/10/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006000755 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar sluiten;
Gelet op het ministerieel besluit van 3 maart 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 03/03/2009 pub. 11/03/2009 numac 2009000117 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren sluiten houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 december 2012;
Gelet op het advies nr. 08/2013 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 13 maart 2013;
Gelet op het advies nr. 52.122/2 van de Raad van State, gegeven op 22 oktober 2012 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° ; van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 6 van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar wordt gewijzigd als volgt : - in het eerste lid worden de woorden "niet-Belgisch" ingevoegd tussen de woorden "gezag uitoefenen over een" en " kind"; - het derde lid wordt vervangen als volgt : "Het identiteitsbewijs mag worden afgeleverd, in geval van plaatsing van het niet-Belgisch kind door de jeugdrechtbank of door een comité voor bijzondere jeugdzorg in een pleeggezin of een pleeginstelling, aan de pleegouder(s) of aan de verantwoordelijke van de pleeginstelling, onder voorwaarde van het voorleggen van een bewijs van de gerechtelijke beslissing of de beslissing van het comité voor bijzondere jeugdzorg die het niet-Belgisch kind toevertrouwt aan de pleegouder(s) of aan een pleeginstelling.
Deze personen moeten desgevallend ook aangifte doen van verlies, diefstal of vernieling van het document."
Art. 2.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 11.Elk identiteitsbewijs is voorzien van een nummer dat bestaat uit het jaartal in twee cijfers en een reeksnummer van maximaal zes cijfers dat door de gemeente wordt toegekend."
Art. 3.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "Dit geldt eveneens indien het identiteitsdocument wordt aangevraagd door de personen bedoeld in artikel 6, derde lid en in artikel 16bis, § 1, tweede lid".
Art. 4.Artikel 16bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/10/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006000755 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar sluiten, wordt vervangen als volgt : "Art. 16bis.- § 1. Van bij de geboorte kan een elektronisch identiteitsdocument op naam van een Belgisch kind onder de twaalf jaar worden uitgereikt door de gemeente waar het Belgisch kind ingeschreven is in de bevolkingsregisters. Het wordt uitgereikt op verzoek aan de persoon of de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over het Belgisch kind onder de twaalf jaar.
Het mag worden afgeleverd, in geval van plaatsing van het Belgisch kind door de jeugdrechtbank of door een comité voor bijzondere jeugdzorg in een pleeggezin of een pleeginstelling, aan de pleegouder(s) of aan de verantwoordelijke van de pleeginstelling, onder voorwaarde van het voorleggen van een bewijs van de gerechtelijke beslissing of de beslissing van het comité voor bijzondere jeugdzorg die het Belgisch kind toevertrouwt aan de pleegouder(s) of aan een pleeginstelling.
Deze moeten desgevallend ook aangifte doen van verlies, diefstal of vernieling van het document. § 2. Het elektronisch identiteitsdocument, afgegeven op naam van een Belgisch kind onder de twaalf jaar, blijft geldig tot zijn vervaldatum zelfs als het kind de volle leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt".
Art. 5.In artikel 16quater van hetzelfde besluit wordt in de eerste zin het zinsdeel ", maar hij is nochtans beperkt tot de dag voorafgaand aan de dag waarop de houder van het document de leeftijd van twaalf jaar bereikt" opgeheven.
Art. 6.Hoofdstuk I - Het identiteitsstuk - van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteits-documenten voor kinderen onder de twaalf jaar, wordt opgeheven.
Art. 7.Artikel 6bis van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar, wordt opgeheven.
Art. 8.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de woorden "50 F" vervangen door de woorden "twee euro".
Art. 9.In de artikelen 12 en 16 van hetzelfde besluit worden de woorden "in de hoofdstukken I en II" vervangen door de woorden "in hoofdstuk II".
Art. 10.In de artikelen 13, 14 en 15 van hetzelfde besluit worden de woorden "in de hoofdstukken I en II" vervangen door de woorden "in de hoofdstukken II en IIIbis".
Art. 11.Het ministerieel besluit van 3 maart 2009Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 03/03/2009 pub. 11/03/2009 numac 2009000117 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren sluiten houdende beslissing om het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar veralgemeend in te voeren, wordt opgeheven.
Art. 12.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 oktober 2013.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Financiën, K. GEENS De Staatssecretaris voor Modernisering van de Openbare Diensten, H. BOGAERT