Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 oktober 2006
gepubliceerd op 31 oktober 2006

Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000755
pub.
31/10/2006
prom.
18/10/2006
ELI
eli/besluit/2006/10/18/2006000755/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de identiteitsstukken en- bewijzen voor kinderen onder de twaalf jaar heeft twee geldige identiteitsdocumenten ingesteld voor deze kinderen : 1) het identiteitsstuk dat bij de geboorte aan elk kind wordt afgegeven en slechts enkele basisgegevens bevat zonder foto.Het is geldig tot de leeftijd van twaalf jaar; 2) het identiteitsbewijs wordt afgegeven op verzoek.Het bevat een foto en is twee jaar geldig.

Het identiteitsbewijs heeft een dubbel oogmerk : - de veiligheid van de kinderen : behoudens de foto, bevat het bewijs de identiteit van de ouders, veiligheidsaanbevelingen en de gegevens van een contactpersoon; - reizen naar het buitenland : het bewijs wordt als een identiteitsdocument aanvaard in alle landen van de Europese Unie, met uitzondering van Slovakije. In dat land en de rest van de wereld moet het kind een persoonlijk paspoort bezitten. Het identiteitsbewijs is derhalve financieel voordelig en soepel.

Dit ontwerp van besluit beoogt het identiteitsbewijs voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar te vervangen door een elektronisch identiteitsdocument. Voor de vreemde kinderen onder de twaalf jaar zal het identiteitsbewijs later worden vervangen in het raam van het project elektronische verblijfsbewijzen voor vreemdelingen.

Sedert 2003, krijgen alle Belgische burgers van minstens twaalf jaar een elektronische identiteitskaart. In onze maatschappij gericht op de nieuwe informatietechnologieën, zien we dat ook kinderen steeds vroeger gebruik maken van de mogelijkheden van het internet.

Dit nieuwe elektronisch document beoogt eveneens de veiligheids- en beschermingsmaatregelen die op het identiteitsbewijs staan te vervangen.

Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 De titel van het koninklijk besluit van 10 december 1996 wordt aangepast. Er wordt gekozen voor een algemene benaming die alle identiteitsdocumenten afgegeven in België aan kinderen onder twaalf jaar omvat.

De benaming « identiteitsbewijs » (« certificat d'identité » in het Frans) werd niet gebruikt voor het nieuwe elektronisch document, omdat dit - zeker in het Frans - tot verwarring kan leiden met het identiteitscertificaat dat op de chip van de elektronische identiteitskaart voorkomt.

Artikel 2 Het identiteitsbewijs zal op termijn enkel nog voor vreemde kinderen gelden.

Artikel 3 Een nieuw hoofdstuk wordt voorzien voor het elektronisch identiteitsdocument.

Dit elektronisch document wordt afgegeven door de gemeente van verblijfplaats op verzoek van de persoon die het ouderlijke gezag uitoefent over een Belgisch kind.

Het model van elektronisch document heeft het uitzicht van een bankkaart en bevat eveneens een elektronische chip. Overeenkomstig de opmerking van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt het tweede lid van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten overgenomen teneinde dezelfde waarborgen aan te bieden als voor de eID. Het advies nr. 33/2006 van 6 september 2006 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan geraadpleegd worden op de website www. privacy. fgov.be.

Het document is drie jaar geldig om tegemoet te komen aan de bekommernis van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer betreffende de identificatie van kinderen en de wijziging van hun fysisch voorkomen. Zoals voor de elektronische identiteitskaart, moet het document niet vervangen worden als het kind verhuist. De verblijfplaats komt enkel voor op de chip en zal door de nieuwe gemeente van verblijf worden gewijzigd.

De gegevens die met het blote oog zichtbaar zijn en opgenomen op de chip van het elektronisch document zijn identiek aan degene die voorkomen op de elektronische identiteitskaart. Zo is, zoals voor de eID, de foto van de houder elektronisch op het identiteitsdocument opgenomen en zal de technische evolutie van dit procédé deze volgen die van toepassing is op de eID. Daarentegen bevat het elektronisch document geen handtekeningscertificaat gezien kinderen geen handelingsbevoegdheid hebben. Bovendien kan het identiteitscertificaat slechts geactiveerd worden vanaf de leeftijd van zes jaar.

Onder de gegevens die enkel met het blote oog zichtbaar zijn, zal, behoudens de handtekening van de gemeenteambtenaar, een telefoonnummer in geval van dringendheid als veiligheidsinformatie voorkomen.

Overeenkomstig de opmerking van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, worden analoge regels voorzien als deze voorzien voor de eID bij verlies, diefstal of vernieling van het elektronisch identiteitsdocument. De procedure is evenwel aangepast aan de facultatieve aard van het bezit van een elektronisch identiteitsdocument voor een Belgisch kind onder de twaalf jaar.

Artikel 4 Zoals voor de elektronische identiteitskaart, wordt ook voor dit nieuw project een proeffase voorzien voor zes gemeenten.

Deze proefgemeenten zijn Bornem, Houthalen-Helchteren, Luik, Koekelberg, Oostende en Ottignies-Louvain-la-Neuve. De Minister van Binnenlandse Zaken kan andere gemeenten aanwijzen die vervolgens in de proeffase zullen ingeschakeld worden.

Gedurende een overgangsperiode te bepalen door de Minister van Binnenlandse Zaken, zal het identiteitsbewijs in de proefgemeente nog kunnen worden afgeleverd (bv. in dringende gevallen). De aanmaak van het elektronisch identiteitsdocument vereist immers een productietijd van drie tot vier weken. Het is derhalve onmogelijk onmiddellijk tegemoet te komen aan de ouders die een identiteitsdocument komen vragen voor een nakend vertrek naar het buitenland.

De Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Werk zullen het einde van de proeffase vaststellen.

Dit is het onderwerp van dit ontwerp van koninklijk besluit.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaren, De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

ADVIES 40.732/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 15 juni 2006 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar », heeft op 10 juli 2006 het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoordineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste lid. Om de rechtsgrond van het ontwerpbesluit nauwkeuriger te bepalen, schrijve men : « , inzonderheid op artikel 6, §§ 7 en 8, gewijzigd bij de wet van 24 mei 1994; ».

Voor het overige behoeven over het ontwerp geen opmerkingen te worden gemaakt.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

J. Jaumotte, Mevr. M. Baguet, staatsraden;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

18 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 6, §§ 7 en 8, gewijzigd bij de wet van 25 maart 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de identiteitsstukken en -bewijzen voor kinderen onder de twaalf jaar;

Gelet op het advies nr. 33/2006 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 6 september 2006;

Gelet op het advies nr. 40.732/2 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de identiteitsstukken en -bewijzen voor kinderen onder de twaalf jaar

Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de identiteitsstukken en -bewijzen voor kinderen onder de twaalf jaar wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar ».

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidende : «

Art. 6bis.De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de datum vanaf dewelke het identiteitsbewijs enkel nog aan vreemde kinderen wordt afgegeven. ».

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk IIIbis : Het elektronisch identiteitsdocument.

Art. 16bis.Op verzoek van de persoon of de personen die het ouderlijke gezag uitoefenen over een Belgisch kind onder de twaalf jaar wordt een elektronisch identiteitsdocument afgegeven op naam van dit kind.

Dit document wordt afgegeven door de gemeente waar het Belgisch kind in de bevolkingsregisters is ingeschreven.

Het kan het identiteitsstuk beschreven in hoofdstuk I vervangen.

Art. 16ter.Het elektronisch identiteitsdocument is gelijkvormig aan het ID 1-model en bevat een elektronische microprocessor. Het stemt overeen met het hier bijgevoegde model (model 3).

Het identiteitsdocument vertoont alle waarborgen die vereist worden door de heersende Europese normen en standaarden.

Art. 16quater.De geldigheidsduur van het elektronisch identiteitsdocument is vastgesteld op maximum drie jaar te rekenen vanaf de datum van afgifte, maar hij is nochtans beperkt tot de dag voorafgaand aan de dag waarop de houder van het document de leeftijd van twaalf jaar bereikt. Dit document vervalt niet bij verandering van de hoofdverblijfplaats.

Art. 16quinquies.§ 1. Het elektronisch identiteitsdocument bevat volgende informatiegegevens die met het blote oog zichtbaar zijn en die op elektronische wijze leesbaar zijn : de naam, de eerste twee voornamen, de eerste letter van de derde voornaam, de nationaliteit, de geboorteplaats en -datum, de gemeente en de afgiftedatum, het geslacht, de foto van de houder, het identificatienummer van het Rijksregister, het nummer van het identiteitsdocument alsmede de einddatum van de geldigheid van het document.

De informatiegegevens die enkel elektronisch leesbaar zijn, zijn de identiteitssleutel en het identiteitscertificaat, de hoofdverblijfplaats van de houder, de informatie nodig voor de authentificatie van het document en voor de beveiliging van de elektronisch leesbare gegevens voorkomend op het document en voor het gebruik van het bijhorend gekwalificeerd certificaat, en de geaccrediteerde certificatiedienstverlener.

Zijn eveneens enkel met het blote oog zichtbaar : de handtekening van de gemeenteambtenaar, de identiteit van de ouders, een informatieve tekst en een telefoonnummer in geval van dringendheid. § 2. Het in het tweede lid van paragraaf 1 bedoelde identiteitscertificaat kan niet geactiveerd worden voordat het kind de leeftijd van zes jaar heeft bereikt.

Art. 16sexies.Bij verlies, diefstal of vernieling van het elektronisch identiteitsdocument dienen de persoon of de personen die het ouderlijke gezag uitoefenen over een Belgisch kind onder de twaalf jaar onverwijld aangifte daarvan te doen bij het gemeentebestuur van hun hoofdverblijfplaats of, indien dit niet mogelijk is, bij de helpdesk bedoeld in artikel 6ter van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten. De aangifte bij de helpdesk ontslaat er niet van ook aangifte te doen bij de gemeente. § 2. Bij melding aan de gemeente of aan de helpdesk van verlies of diefstal van een elektronisch identiteitsdocument door de persoon of de personen die het ouderlijke gezag over een Belgisch kind onder de twaalf jaar uitoefenen, wordt de elektronische functie van het identiteitsdocument onmiddellijk geschorst.

Indien het verloren of gestolen identiteitsdocument niet wordt teruggevonden binnen zeven dagen na de melding of in geval van vernieling, annuleert de gemeente het verloren, gestolen of vernielde elektronisch identiteitsdocument en vraagt aan de certificatiedienstverlener om de elektronische functie van dit identiteitsdocument in te trekken.

Indien het verloren of gestolen identiteitsdocument wordt teruggevonden binnen zeven dagen na de melding, melden de persoon of de personen die het ouderlijke gezag over een Belgisch kind onder de twaalf jaar uitoefenen dit aan de gemeente van hun hoofdverblijfplaats. De gemeente geeft de certificatiedienstverlener de opdracht de elektronische functie van het identiteitsdocument te reactiveren. § 3. Wordt het identiteitsdocument teruggevonden nadat het werd vernieuwd, moet het worden ingeleverd bij het gemeentebestuur.

Een Belgisch kind onder de twaalf jaar mag in geen geval houder zijn van meer dan één identiteitsdocument.

Art. 16septies.De kosten voor de aanmaak van elektronische identiteitsdocumenten worden door de Minister van Binnenlandse Zaken ingevorderd bij wege van ambtshalve voorafnemingen op de rekening die op naam van de gemeenten geopend is bij een kredietinstelling die, naargelang van het geval, voldoet aan de artikelen 7, 65 of 66 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en toezicht op de kredietinstellingen. » HOOFDSTUK II. - Overgangsbepaling

Art. 4.§ 1. Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit hebben de persoon of de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over een Belgisch kind onder de twaalf jaar en die in de gemeenten Bornem, Houthalen-Helchteren, Luik, Koekelberg, Oostende en Ottignies-Louvain-la-Neuve verblijven, de mogelijkheid zich een elektronisch identiteitsdocument op naam van dat kind te laten afgeven.

De Minister van Binnenlandse Zaken kan andere gemeenten aanwijzen waarin de afgifte van het elektronisch identiteitsdocument zal worden toegestaan.

De Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Werk bepalen de datum vanaf dewelke deze gemeenten enkel nog het elektronisch identiteitsdocument afgeven. § 2. De persoon of personen, waarvan het kind waarover zij het ouderlijke gezag uitoefenen een elektronisch identiteitsdocument bezit, en die hun hoofdverblijfplaats overbrengen van een proefgemeente naar een gemeente die het elektronische identiteitsdocument niet aflevert, moeten het adres op het elektronisch identiteitsdocument laten aanpassen bij de nieuwe gemeente van verblijf. § 3. De Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Werk bepalen de datum vanaf dewelke het elektronisch identiteitsdocument voor de Belgische kinderen onder de twaalf jaar in alle gemeenten van het land wordt afgegeven. § 4. De identiteitsbewijzen afgegeven aan Belgische kinderen onder de twaalf jaar voor de inwerkingtreding van dit besluit blijven geldig tot het verstrijken ervan. HOOFDSTUK III. - Inwerkingtreding- en slotbepaling

Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Werk zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 oktober 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 18 oktober 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Werk, P. VAN VELTHOVEN

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gesehen um Unserem Erlass vom 18. Oktober 2006 beigefügt zu werden.

ALBERT Von Königs wegen: Der Minister des Innern, P. DEWAEL Der Minister der Arbeit, P. VANVELTHOVEN

^