Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 april 2023
gepubliceerd op 20 oktober 2023

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2023042263
pub.
20/10/2023
prom.
07/04/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 APRIL 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar


Verslag aan de Koning Sire, Dit ontwerp van besluit wijzigt het koninklijk het besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar, enkel voor wat de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar betreft.

De Gegevensbeschermingsautoriteit bracht op 25 februari 2021 het advies nr. 17/2021 uit. Naast bepaalde opmerkingen, waarmee in dit ontwerp van besluit, voor het grootste deel, rekening gehouden werd, beveelt de GBA aan om opnieuw na te denken over een identiteitskaartconcept dat de burgers de mogelijkheid biedt hun gegevens beter te beschermen.

De Raad van State heeft op 29 juni 2021 advies nr. 69.605/2 uitgebracht.

Dat Hoog Rechtscollege herinnert er met name in zijn advies aan dat het advies van de inspecteur van financiën en de akkoordbevinding van de Minister van Begroting gevraagd diende te worden.

De andere door de Raad van State geformuleerde opmerkingen worden hierna ter sprake gebracht bij de bespreking van elk van de artikelen.

Artikel 1.

Artikel 1 van dit ontwerp vervolledigt artikel 13 van het voormelde koninklijk besluit van 10 december 1996 teneinde erin te voorzien dat de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar vernieuwd zullen worden in dezelfde gevallen en volgens dezelfde modaliteiten als die vastgelegd voor de vernieuwing van de elektronische identiteitskaarten, zoals bepaald in artikel 5 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003000227 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 06/10/2003 numac 2003000215 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 23 december 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden sluiten betreffende de identiteitskaarten.

Overeenkomstig het advies van de Raad van State werd de formulering van het ontworpen artikel 1 vereenvoudigd en worden de identiteitscertificaten voor buitenlandse kinderen onder de 12 jaar niet meer foutief vermeld in het Verslag aan de Koning.

Artikelen 2 en 5.

Artikel 2 van dit ontwerp vervangt artikel 16ter van het koninklijk besluit van 10 december 1996 teneinde te preciseren op welke drager de zichtbare gegevens elektronisch geregistreerd worden. Zoals voor de elektronische identiteitskaarten, worden deze gegevens immers geregistreerd op een "contact"chip en op een RFID-chip (Radio Frequence Identification).

Bovendien zijn het Rijksregisternummer, het kaartnummer, de datum tot wanneer het document geldig is, en de geboortedatum eveneens elektronisch leesbaar in een tweedimensionale barcode. De barcode zorgt er namelijk voor dat de identiteitskaart ook op andere manieren gebruikt kan worden dan enkel met een kaartlezer, bijvoorbeeld met het oog op een éénduidige identificatie van de betrokken sociaal verzekerden.

De gebruikers van de barcode zijn immers voor het merendeel instanties van het netwerk van sociale zekerheid.

Er moet natuurlijk aan herinnerd worden dat de gegevens die zich in de barcode bevinden, net zoals alle andere gegevens die vermeld worden op de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar, ongeacht of ze zichtbaar zijn met het blote oog of enkel elektronisch leesbaar zijn, niet mogen worden opgeslagen, behalve in de gevallen waarin het opslaan ervan gemachtigd is met het oog op het vervullen van wettige doeleinden.

Het is immers vereist de algemene beginselen die gelden inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de persoonsgegevens (doelbinding, minimale verwerking, informatie, ...) toe te passen.

In de versie die ter advies werd voorgelegd aan de Raad van State, en naar aanleiding van het verzoek dat de Gegevensbeschermingsautoriteit in haar advies nr. 17/2021 formuleert, preciseerde dit besluit uitdrukkelijk dat voormeld artikel 6, § 4 op het elektronisch identiteitsdocument van toepassing was, zowel voor het lezen als voor het registreren van de gegevens die op het document opgenomen zijn.

De Raad van State is evenwel van oordeel dat het niet nodig is om er in het dispositief van het koninklijk besluit zelf aan te herinneren dat artikel 6, § 4 van de wet van 19 juli 1991 van toepassing is. Het tweede lid van het ontworpen artikel 16ter, waarin die voorziening was opgenomen, werd derhalve aangepast zodat toch wordt gewezen op de beginselen voor het lezen en verwerken van gegevens op de Kid-ID, met inbegrip van de leeftijd waarop de kaarthouder zijn/haar toestemming kan geven, namelijk, volgens artikel 7 van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, 13 jaar. Het is immers mogelijk dat kinderen ouder dan 12 jaar nog houder zijn van een Kid-ID. Wat het behoud van de barcode betreft, is het behoud ervan gerechtvaardigd door het feit dat, zoals eerder vermeld, een groot aantal instanties van het netwerk van sociale zekerheid er momenteel nog gebruik van maken.

Ter herinnering, overeenkomstig artikel 8 van de wet van 15 januari 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/01/1990 pub. 08/07/2010 numac 2010000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid en artikel 8 van de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform is het gebruik van het Rijksregisternummer, waarmee een persoon uniek kan worden geïdentificeerd, niet alleen toegelaten, maar ook verplicht in de socialezekerheids- en gezondheidssector. Op die domeinen is het immers noodzakelijk om zich bij de verwerking en de uitwisseling van gegevens tot de juiste persoon te richten.

Daartoe is het gebruik van de elektronische identiteitskaart of de vreemdelingenkaart geboden, omdat deze het niet alleen mogelijk maakt het Rijksregisternummer te kennen, maar ook de foto en de andere gegevens, en omdat daarmee, door middel van een kaartlezer, kan worden geverifieerd of de getoonde kaart de kaart is van de persoon die ze toont.

Om evidente redenen van efficiëntie, en met name om alle mogelijke fouten, door bijvoorbeeld tikfouten, te vermijden, is het raadzaam de kaart elektronisch (en niet manueel) uit te lezen. Een kaart elektronisch uitlezen kan met een elektronisch leesapparaat of door de barcode te scannen, die eveneens het Rijksregisternummer bevat. Wat de barcodes betreft, is het meer dan wenselijk om deze wijze van uitlezen te behouden, voornamelijk voor de apothekers die reeds allemaal barcodelezers gebruiken om de barcodes op de voorschriften en de afgeleverde medicijnen te scannen. De mogelijkheid bieden om eveneens de barcode op de identiteitskaart uit te lezen vergemakkelijkt en versnelt het werk van deze essentiële actoren in de gezondheidssector aanzienlijk. Deze mogelijkheid op de helling zetten, brengt het hele uitgewerkte systeem voor het gebruik van het elektronisch voorschrift in het gedrang.

Bovendien, wat nog steeds het behoud van de barcode betreft, kan het geen kwaad eraan te herinneren dat het kopiëren van eenzelfde informatiegegeven onder verschillende vormen (zichtbaar met het blote oog, op de chip en/of op de barcode) op het document bijdraagt aan de bestrijding van fraude, omdat dat de handelingen van een eventuele vervalser aanzienlijk bemoeilijkt. Het is immers zeer waarschijnlijk dat een kaart die verschillende informatiegegevens vertoont, snel zal worden gedetecteerd.

Overeenkomstig de wens van de Gegevensbeschermingsautoriteit en aangezien de huidige bijlage bij het voormelde koninklijk besluit van 10 december 1996, die het model 3 van het elektronisch identiteitsdocument vastlegt, opgeheven wordt bij dit wijzigingsbesluit (cf. artikel 5), vermeldt dit ontwerp van besluit overigens expliciet de verwijzing naar het model ID1, overeenkomstig de norm ISO/IEC 7810: 2019.

In de versie ter advies voorgelegd aan de Raad van State vermeldde het ontwerp van koninklijk besluit dat dit model zou kunnen worden geraadpleegd op de website van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, ondertussen "Algemene Directie Identiteit en Burgerzaken" genaamd.

De Raad van State herinnert er evenwel aan dat die wijze van bekendmaken niet in overeenstemming is met artikel 190 van de Grondwet. Gelet op het verplichte karakter ervan moet het model van het elektronische identiteitsdocument immers in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt, ofwel als bijlage bij dit besluit, ofwel op initiatief van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken; in dit geval volgt dit besluit de eerste optie, met toevoeging van het documentmodel in kwestie in het voornoemd koninklijk besluit van 10 december 1996.

Artikel 3.

Door artikel 16quater van het voormelde koninklijk besluit van 10 december 1996 te wijzigen, strekt artikel 3 van het ontwerp van besluit ertoe het lezen en het toepassen van dit artikel te coördineren, waarbij dit artikel het principe van de geldigheidsduur van een elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar bekrachtigt, alsook van artikel 16bis, § 2, van hetzelfde besluit.

Artikel 16bis, § 2 bepaalt immers het volgende: "het elektronisch identiteitsdocument, afgegeven op naam van een Belgisch kind onder de twaalf jaar, blijft geldig tot zijn vervaldatum zelfs als het kind de volle leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt". In de huidige versie doet artikel 16quater, § 2, door een maximale geldigheidsduur te vermelden, vermoeden dat een kortere duur mogelijk zou zijn, met name wanneer het kind de leeftijd van twaalf jaar bereikt, maar dat is niet wat we lezen in artikel 16bis, § 2.

Daarom kan verwezen worden naar het advies van de Raad van State waarin, bij een opmerking van "wetgevende" aard, ook het volgende vermeld wordt: "het elektronisch identiteitsdocument is drie jaar geldig (artikel 16quater) zelfs als het kind de leeftijd van twaalf jaar bereikt in de loop van die geldigheidsperiode (artikel 16bis, § 2)".

Artikel 4.

Artikel 4 van dit ontwerp wijzigt artikel 16quinquies van het koninklijk besluit van 10 december 1996 teneinde de vermelding van de geboorteplaats te schrappen uit de met het blote oog zichtbare gegevens, waarbij er evenwel voorzien wordt in de registratie van dit gegeven op de chips van de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar.

Zoals voor de elektronische identiteitskaarten, wordt de vermelding van de handtekening van de gemeenteambtenaar eveneens geschrapt.

Deze wijzigingen strekken ertoe tegemoet te komen aan bepaalde aanbevolen voorschriften van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) en in orde te zijn met het Algemene verordening gegevensbescherming.

Het is eveneens zaak zich te schikken naar de voorschriften van artikel 5, c) van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van de richtlijn 95/46/EG, met toepassing waarvan de persoonsgegevens, met inbegrip van de gegevens op de elektronisch identiteitsdocument op naam van een Belgisch kind onder de twaalf jaar, toereikend moeten zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.

Zo is de handtekening van de gemeenteambtenaar die de kaart uitreikt, niet langer vereist. Deze met het blote oog zichtbare vermelding is immers een persoonsgegeven dat geen enkel nut heeft voor wie het elektronisch identiteitsdocument op naam van een Belgisch kind onder de twaalf jaar moet lezen. De naam van de gemeenteambtenaar die de identiteitskaart heeft uitgereikt, is louter administratieve informatie en heeft enkel betrekking op het interne beheer van de gemeente.

Hoewel artikel 6, § 7 van de voormelde wet van 19 juli 1991 het aan de Koning overlaat om de vorm en de nadere regels van aanmaak, afgifte en gebruik van de kaart te bepalen, alsook de leeftijd vast te stellen vanaf welke men verplicht is de kaart te bezitten en bij zich te hebben, is de Raad van State evenwel van oordeel dat het niet aan de Koning is, maar aan de wetgever om de inhoud van de kaarten te bepalen.

Sinds de inwerkingtreding van de wet van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/03/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003000234 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen sluiten tot wijziging van met name de voormelde wet van 19 juli 1991 om, onder andere, de elektronische identiteitskaart in te voeren en de vermeldingen die erop moeten staan, te bepalen, is de Koning immers niet langer bevoegd om te bepalen welke vermeldingen opgenomen moeten worden, niet alleen op de elektronische identiteitskaarten voor volwassenen, maar ook op de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar, en dat terwijl dat punt niet ter sprake werd gebracht in de parlementaire voorbereiding die aan de goedkeuring van de voormelde wet van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/03/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003000234 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen sluiten voorafging.

Wat precies die identiteitsdocumenten betreft, kan men immers alleen maar vaststellen dat, hoewel aan de Koning de mogelijkheid wordt toevertrouwd om aan minderjarigen een identiteitsdocument af te geven waarvan Hij de vorm en de nadere regels van aanmaak, afgifte en gebruik kan bepalen, de wetgever Hem niet uitdrukkelijk de bevoegdheid heeft verleend om er de inhoud van te bepalen. Die inhoud is bovendien momenteel enkel vastgelegd in het koninklijk besluit van 10 december 1996.

Daarenboven is het in dit geval niet de bedoeling om nieuwe informatiegegevens vast te leggen die op de elektronische identiteitskaarten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar moeten worden opgenomen, maar om er bepaalde gegevens op te schrappen, die als niet ter zake dienend, ontoereikend en niet proportioneel worden beschouwd in het licht van de algemene beginselen inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van de AVG. In het licht van de algemene beginselen die ertoe strekken de persoonlijke levenssfeer te beschermen, en steunend op de algemene uitvoeringsbevoegdheid die bij artikel 108 van de Grondwet aan de Koning wordt verleend, voorziet dit besluit desondanks in de schrapping, op de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar, van de gegevens die niet als proportioneel mogen worden beschouwd. Zodoende pleegt de Koning geen inbreuk op de algemene opzet van de algemene beginselen en de wetgevingen die van toepassing zijn inzake de bescherming van persoonsgegevens en van de persoonlijke levenssfeer, noch op die van de voormelde wet van 19 juli 1991.

Er dient immers aan te worden herinnerd dat, sinds de wijziging van de wet van 19 juli 1991 bij de wet van 18 juni 2020, zowel de geboorteplaats (enkel op de chip), als de handtekening van de gemeenteambtenaar niet langer op de elektronische identiteitskaarten vermeld staan.

Artikel 6.

Naar aanleiding van de vraag van de Raad van State betreffende in welke mate de ontworpen wijzigingen eveneens van toepassing zijn op de elektronische identiteitsdocumenten die reeds afgegeven zijn, bepaalt artikel 6 van het besluit dat de bepalingen ervan enkel van toepassing zijn op de elektronisch identiteitsdocumenten die worden uitgereikt vanaf 17 mei 2021.

Dit is het onderwerp van dit ontwerp van besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing, A. VERLINDEN

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 69.605/2 van 29 juni 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar en van het koninklijk besluit van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003000227 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 06/10/2003 numac 2003000215 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 23 december 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden sluiten betreffende de identiteitskaarten' Op 14 juni 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar en van het koninklijk besluit van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003000227 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 06/10/2003 numac 2003000215 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 23 december 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden sluiten betreffende de identiteitskaarten'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 29 juni 2021 . De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Patrick Ronvaux en Christine Horevoets, staatsraden, en Esther Conti, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Julien Gaul, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet, kamervoorzitter .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 29 juni 2021 .

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

VOORAFGAANDE VORMVEREISTEN In de aanhef wordt geen melding gemaakt van het advies van de inspecteur van financiën of van de akkoordbevinding van de Minister van Begroting.

In zoverre het ontwerp strekt tot het vaststellen van een nieuw model van het elektronisch identiteitsdocument dat uitgereikt kan worden aan Belgische kinderen onder de twaalf jaar, kan niet uitgesloten worden dat het een weerslag op de begroting zal hebben.

De steller van het ontwerp dient erop toe te zien dat die twee voorafgaande vormvereisten vervuld worden en dat daarnaar verwezen wordt in de aanhef.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP AANHEF In artikel 3 van het ontwerp wordt de geldigheidsduur van het elektronisch identiteitsdocument vastgelegd op drie jaar vanaf de datum waarop dit document aangevraagd wordt.

In het eerste lid van de aanhef dient dan ook eveneens verwezen te worden naar artikel 6, § 6, tweede lid, van de wet van 19 juli 1991 `betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten', waarbij de Koning ertoe gemachtigd wordt voor bepaalde leeftijdscategorieën een kortere of langere geldigheidsduur te bepalen dan die vastgelegd in artikel 6, § 6, eerste lid, van die wet.

DISPOSITIEF Artikel 1 1. In het verslag aan de Koning wordt uitgelegd dat artikel 1 van het ontwerp ertoe strekt voor te schrijven dat de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar "en de identiteitscertificaten voor buitenlandse kinderen onder de twaalf jaar" vernieuwd worden in dezelfde gevallen en volgens dezelfde modaliteiten als die vastgelegd voor de vernieuwing van de elektronische identiteitskaarten. Die bedoeling blijkt evenwel niet uit artikel 1 van het ontwerp gelet op het feit dat daarin alleen verwezen wordt naar de elektronische identiteitsdocumenten zoals bedoeld "in [h]oofdstuk IIIbis" van het koninklijk besluit van 10 december 1996 `betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar', namelijk het elektronisch identiteitsdocument dat afgegeven wordt aan Belgische kinderen onder de twaalf jaar.

Op een vraag in dat verband heeft de gemachtigde van de minister de volgende uitleg gegeven: "Effectivement, les deux alinéas ajoutés à l'article 13 par l'article 1er du projet d'arrêté royal ne concernent que les seuls documents d'identité électroniques et ne devraient pas figurer dans un [c]hapitre concernant des dispositions communes." Uit die uitleg volgt dat het de bedoeling zou zijn dat de ontworpen bepaling, in tegenstelling tot wat in het verslag aan de Koning uiteengezet wordt, alleen zou gelden voor Belgische kinderen, voor wie de afgifte van het identiteitsdocument geregeld wordt bij hoofdstuk IIIbis van het koninklijk besluit van 10 december 1996 ("Het elektronisch identiteitsdocument").

Artikel 1 van het ontwerp en het verslag aan de Koning moeten dienovereenkomstig aangepast worden. 2. De gemachtigde van de minister is het ermee eens dat de formulering van het ontworpen artikel 13 vereenvoudigd moet worden door daarin gewoon aan te geven dat artikel 5 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003000227 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 06/10/2003 numac 2003000215 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 23 december 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden sluiten `betreffende de identiteitskaarten' van toepassing is op de elektronische identiteitsdocumenten bedoeld in hoofdstuk IIIbis van het koninklijk besluit van 10 december 1996. Artikel 2 1. In het ontworpen artikel 16ter, eerste lid, wordt het volgende bepaald: "Het elektronisch identiteitsdocument is conform aan het ID1-model overeenkomstig de norm ISO/IEC 7810:2019, dat beschikbaar is op de website van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken." Uit het verslag aan de Koning blijkt dat "dat dit documentmodel (...) geraadpleegd zal kunnen worden op de website van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken." Het ontworpen artikel 16ter, eerste lid, bevat bijgevolg een delegatie aan de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken met het oog op het vaststellen van het model van dat elektronisch identiteitsdocument en het toegankelijk maken ervan op haar eigen website.

Dat bepaald wordt dat dit elektronisch identiteitsdocument alleen op de website van het bestuur geraadpleegd zal kunnen worden, kan niet aanvaard worden.

Doordat dit model niet bekendgemaakt wordt overeenkomstig artikel 190 van de Grondwet, komt het verplicht gebruik van dat elektronisch identiteitsdocument immers in het gedrang, wat, gelet op het belang ervan voor de identificatie van een Belgische persoon onder de twaalf jaar, niet aanvaard kan worden.

Opdat het model van het elektronisch identiteitsdocument in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt kan worden(1) en het gebruik ervan bijgevolg verplicht kan worden,(2) dient het dan ook, eventueel in de vorm van een bijlage, rechtstreeks vastgesteld te worden in dit ontwerp of dient de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken daarin gemachtigd te worden het vast te stellen.

Het ontworpen artikel 16ter, eerste lid, moet in het licht van deze opmerking herzien worden. 2. Krachtens artikel 22 van de Grondwet geldt voor elke verwerking van persoonsgegevens en, meer in het algemeen, voor elke schending van het recht op het privéleven, dat het legaliteitsbeginsel nageleefd dient te worden. De inmenging in de uitoefening van het recht op eerbiediging van het privéleven moet in duidelijke en voldoende nauwkeurige bewoordingen geformuleerd worden zodat de gevallen waarin de wetgever een dergelijke inmenging toestaat, te voorzien zijn.

Elke inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven moet bovendien steunen op een redelijke verantwoording en evenredig zijn met de door de wetgever nagestreefde doelstellingen.

In het ontworpen artikel 16ter, eerste lid, wordt bepaald dat het elektronisch identiteitsdocument een tweedimensionale barcode bevat.

De gegevens die via die barcode uitgelezen kunnen worden, worden opgesomd in het ontworpen artikel 16ter, namelijk het rijksregisternummer, de geboortedatum, het nummer van het elektronisch identiteitsdocument en de datum tot wanneer dat document geldig is.

In het verslag aan de Koning staat in dat verband : "De barcode zorgt er namelijk voor dat de identiteitskaart ook op andere manieren gebruikt kan worden dan enkel met een kaartlezer, bijvoorbeeld met het oog op een éénduidige identificatie van de betrokken sociaal verzekerden. De gebruikers van de barcode zijn immers voor het merendeel instanties van het netwerk van sociale zekerheid." De Gegevensbeschermingsautoriteit heeft in haar advies nr. 17/2021 van 25 februari 2021, met verwijzing naar de bezwaren die ze reeds in haar advies nr. 100/2019(3) had geformuleerd in verband met de tweedimensionale barcode, het volgende opgemerkt: "Meer concreet is zij van oordeel dat de in de barcode opgenomen gegevens disproportioneel zijn ten aanzien van de beoogde doeleinden.(4) De bijkomende mogelijkheid tot éénduidige identificatie van sociaal verzekerden door de instanties van het netwerk van de sociale zekerheid aan de hand van de tweedimensionale barcode die in casu door de aanvrager naar voren wordt geschoven kan niet worden geacht aanleiding te geven tot een herziening van de zienswijze van de Autoriteit. Rekening houdend met de relatief beperkte kost van installatie, geniet de identificatie via een kaartlezer steeds de voorkeur."(5) Bijgevolg dient de steller van het ontwerp opnieuw na te gaan of het aanbrengen van een tweedimensionale barcode op het elektronisch identiteitsdocument relevant is in het licht van de doeleinden die daarmee legitiem nagestreefd kunnen worden.

Als hij de barcode behoudt, zal hij uitdrukkelijk moeten aangeven wie ze mag uitlezen en met welke doeleinden, met het oog op het optimaal beschermen van het privéleven ingeval die gegevens later verwerkt worden.(6) Het ontworpen artikel 16ter en het verslag aan de Koning moeten in het licht van die opmerkingen herzien worden. 3. Aangezien het ontwerpbesluit rechtsgrond vindt in paragraaf 6, tweede lid, en paragraaf 7 van artikel 6 van de wet van 19 juli 1991, valt het volledig onder de bij die wet voorgeschreven regels. Het is dan ook niet nodig om er in het dispositief van het ontwerp aan te herinneren dat artikel 6, § 4, "van toepassing [is] op het elektronisch identiteitsdocument, zowel voor het lezen als voor het registreren van de gegevens die op het document opgenomen zijn".

Het tweede lid van het ontworpen artikel 16ter moet weggelaten worden.

Artikel 3 De afdeling Wetgeving van de Raad van State ziet niet in wat de meerwaarde is van de toevoeging van de woorden "Onverminderd artikel 16bis, § 2," in het ontworpen artikel 16quater.

Men kan ervan uitgaan dat artikel 16bis, § 2, en artikel 16quater, in hun huidige vorm, perfect bij elkaar kunnen aansluiten volgens deze interpretatie: het elektronisch identiteitsdocument is drie jaar geldig (artikel 16quater) zelfs als het kind de leeftijd van twaalf jaar bereikt in de loop van die geldigheidsperiode (artikel 16bis, § 2).

Doordat de woorden "Onverminderd artikel 16bis, § 2," overbodig zijn en bovendien aanleiding kunnen geven tot verwarring, moeten ze weggelaten worden.

Artikel 4 Sinds de inwerkingtreding van de wet van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/03/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003000234 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen sluiten `tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen' is de Koning niet langer bevoegd om de inhoud van de identiteitskaarten te bepalen.

Uit de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt dat de wetgever zich die bevoegdheid heeft willen voorbehouden met het oog op een betere bescherming van de privacy van de burger.(7) Een dergelijke werkwijze is conform het legaliteitsbeginsel vervat in artikel 22 van de Grondwet.

Voor zover artikel 4 van het ontwerp strekt tot aanpassing van de gegevens die op het elektronisch identiteitsdocument opgenomen moeten worden ten gevolge van de wijzigingen van de wet van 19 juli 1991 met betrekking tot de informatie die op de elektronische identiteitskaart opgenomen wordt, kan dat artikel niet aanvaard worden, aangezien het gaat om een bevoegdheid die aan de wetgever voorbehouden is.

Artikel 4 moet dan ook weggelaten worden.

Nieuw artikel 6 De vraag rijst in welke mate de ontworpen wijzigingen eveneens van toepassing zijn op de elektronische identiteitsdocumenten die afgegeven zullen zijn voordat het ontwerpbesluit in werking treedt.

Op een vraag in dat verband heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord : "Il est proposé de prévoir une disposition prévoyant la date à laquelle le nouveau modèle est délivré tout en maintenant la validité des anciens modèles déjà délivrés antérieurement à cette date." Inzonderheid gelet op die uitleg en op de vaststelling dat de geldigheidsduur van de identiteitskaarten op een andere datum ingaat naargelang de huidige dan wel de ontworpen regeling van toepassing is, moet een nieuw artikel 6 ingevoegd worden dat ertoe strekt een nadere invulling te geven aan de toepassing van de bepalingen van het ontwerpbesluit op de elektronische identiteitsdocumenten die reeds uitgereikt zijn vóór de inwerkingtreding ervan, in voorkomend geval door te voorzien in overgangsmaatregelen.

Artikel 7 (dat artikel 8 wordt) Een staatssecretaris kan niet belast worden met de uitvoering van een koninklijk besluit, zodat hij niet vermeld mag worden in de Franse tekst van artikel 7 van het ontwerp.(8) De Griffier, Esther CONTI De Voorzitter, Pierre VANDERNOOT _______ Nota's (1) Zoals dat het geval is voor het huidige model van het elektronische identiteitsdocument dat opgenomen is in bijlage 3 van het koninklijk besluit van 10 december 1996 `betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar', die bij artikel 5 van het ontwerp opgeheven wordt.(2) Overeenkomstig artikel 56, § 1, vierde lid, van de wetten `op het gebruik van de talen in bestuurszaken', gecoördineerd op 18 juli 1966, en artikel 6 van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen'.(3) Randnummers 20 tot 27 van dat advies nr.100/2019 van 3 april 2019, inzonderheid de randnummers 26 en 27 met betrekking tot het risico op identiteitsfraude. (4) Voetnoot 5 van het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit: In de mate dat de barcode kan bijdragen tot de snelle verificatie van de leeftijd van de houder, dan volstaat het dat louter de geboortedatum wordt vermeld (randnummer 24 van advies nr.100/2019). (5) Advies 17/2021 van 25 februari 2021 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, randnummer 6. (6) Voor een vergelijkbare opmerking, zie advies 66.611/2 van 28 oktober 2019 over een ontwerp van besluit dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 10 december 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/12/2019 pub. 20/12/2019 numac 2019015783 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten en het koninklijk besluit van 19 april 2014 aangaande de identiteitskaarten afgegeven door de consulaire beroepsposten type koninklijk besluit prom. 10/12/2019 pub. 24/04/2020 numac 2020030600 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten en het koninklijk besluit van 19 april 2014 aangaande de identiteitskaarten afgegeven door de consulaire beroepsposten. - Duitse vertaling sluiten `tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003000227 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 06/10/2003 numac 2003000215 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 23 december 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden sluiten betreffende de identiteitskaarten en het koninklijk besluit van 19 april 2014 aangaande de identiteitskaarten afgegeven door de consulaire beroepsposten', 12 tot 14 (http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/66611.pdf). (7) Parl.St. Kamer 2002-03, nr. 50-2226/001, 30. (8) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 167.

7 APRIL 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, artikel 6, § 6, tweede lid, en § 7;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar;

Gelet op advies nr. 17/2021 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 25 februari 2021;

Gelet op het advies nr. 69.605/2 van de Raad van State, gegeven op 29 juni 2021, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 mei 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 10 december 2022;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 13 van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar, gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 oktober 2013, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : "Artikel 5 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003000227 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten type koninklijk besluit prom. 25/03/2003 pub. 06/10/2003 numac 2003000215 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 23 december 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden sluiten betreffende de identiteitskaarten is van toepassing op de elektronische identiteitsdocumenten bedoeld in hoofdstuk IIIbis".

Art. 2.Artikel 16ter van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar, ingevoegd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/10/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006000755 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar sluiten, wordt vervangen als volgt: "

Art. 16ter.Het elektronisch identiteitsdocument is conform aan het ID1-model overeenkomstig de norm ISO/IEC 7810: 2019. Het elektronisch identiteitsdocument bevat twee elektronische chips en een tweedimensionale barcode; deze laatste bevat het Rijksregisternummer, de geboortedatum van de houder, het documentnummer en de datum tot wanneer het document geldig is. De tweedimensionale barcode maakt het mogelijk om het elektronisch identiteitsdocument ook op andere manieren te gebruiken en aldus de identificatie van een natuurlijk persoon te verzekeren, met name in de sociale zekerheids- en gezondheidssector.

Het model van het elektronisch identiteitsdocument is conform het model opgesteld in de bijlage N-Model 3 van dit besluit.

De gegevens die op het elektronisch identiteitsdocument vermeld worden, zowel die welke zichtbaar zijn met het blote oog als die welke leesbaar zijn met behulp van een kaartlezer, met uitzondering van de foto van de houder en het Rijksregisternummer, kunnen gelezen en/of geregistreerd worden overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer en veiligheid van persoonsgegevens of met de vrije, specifieke en geïnformeerde toestemming van de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de houder van het elektronisch identiteitsdocument of, indien hij/zij de leeftijd heeft bereikt die is bepaald in artikel 7 van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, van de houder zelf.

Het Rijksregisternummer en de foto van de houder mogen uitsluitend gebruikt worden als het desbetreffende gebruik gemachtigd is krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie ".

Art. 3.De eerste zin van artikel 16quater van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/10/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006000755 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar sluiten en gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 oktober 2013, wordt vervangen als volgt: "De geldigheidsduur van het elektronisch identiteitsdocument is vastgelegd op drie jaar vanaf de datum waarop dit document aangevraagd wordt."

Art. 4.In artikel 16quinquies, paragraaf 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/10/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006000755 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "de geboorteplaats en -datum" vervangen door de woorden "de geboortedatum";2° in het tweede lid worden de woorden "de geboorteplaats" ingevoegd tussen de woorden "die enkel elektronisch leesbaar zijn, zijn" en de woorden "de identiteitssleutel en het identiteitscertificaat";3° in het derde lid worden de woorden "de handtekening van de gemeenteambtenaar" geschrapt.

Art. 5.De bijlage N-Model 3 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 18 oktober 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/10/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006000755 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het elektronisch identiteitsdocument voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar sluiten, wordt vervangen door de volgende bijlage N-Model 3:

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 6.Dit besluit is van toepassing op de elektronische identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen onder de twaalf jaar uitgereikt vanaf 17 mei 2021.

Art. 7.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 april 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing, A. VERLINDEN

^