gepubliceerd op 26 maart 1999
Koninklijk besluit tot regeling van de toekenning van een toelage voor bijkomende prestaties aan het personeel van de Civiele Bescherming dat tewerkgesteld is in continudienst
22 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot regeling van de toekenning van een toelage voor bijkomende prestaties aan het personeel van de Civiele Bescherming dat tewerkgesteld is in continudienst
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107 van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1967 en 2 maart 1989;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 28 november 1997;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 10 februari 1999;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 10 februari 1999;
Gelet op het protocol nr. 87/2 van 9 maart 1999 van sectorcomité I - algemeen bestuur;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat, omwille van de billijkheid, de betaling van de bijkomende prestaties die uitgevoerd zijn door de personeelsleden van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming die gehouden zijn tot een ononderbroken 24-urendienst, zonder verwijl aangepast moet worden aan de algemene reglementering inzake toelagen en vergoedingen die van toepassing is op het personeel van de ministeries;
Overwegende dat die aanpassing noodzakelijk is bij de aanvang van het huidige kalenderjaar, zodat alle personeelsleden op gelijke wijze behandeld worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder : 1° personeelsleden : de personeelsleden van de Algemene Directie van de Civiele Bescherming die tewerkgesteld zijn in continudienst;2° bijkomende prestaties : de prestaties die de personeelsleden leveren buiten hun normale arbeidsprestaties;3° brutojaarloon : de brutojaarwedde verhoogd met de toelage voor onregelmatige prestaties die bij het ministerieel besluit van 31 juli 1969 toegekend wordt aan het personeel van de permanente eenheden dat tot 24-urendienst gehouden is.
Art. 2.§ 1. De bijkomende prestaties geven recht op een toelage waarvan de berekeningswijze bepaald wordt in artikel 3. § 2. De bijkomende prestaties die uitgevoerd worden, ofwel ter gelegenheid van vergaderingen die georganiseerd worden in de gebouwen van de Algemene Directie van de Civiele Bescherming, ofwel voor het volgen van een opleiding die in rechtstreeks verband staat met de uitgeoefende functies, geven recht op compensatieverlof.
Art. 3.§ 1. De in artikel 2, § 1, bedoelde toelage wordt vastgesteld, per uur, op 1/1850ste van het brutojaarloon.
Wanneer, ingevolge niet te voorziene omstandigheden, het personeelslid niet vóór het begin van zijn normale vacatie is kunnen verwittigd worden van de prestaties die hij zonder onderbreking zal moeten verstrekken, wordt deze toelage verhoogd : 1° met 25 % voor de bijkomende prestaties die uitgevoerd worden vanaf 8 uur tot 20 uur;2° met 50 % voor de bijkomende prestaties die uitgevoerd worden vanaf 20 uur tot 8 uur. § 2. Voor de bijkomende prestaties die uitgevoerd worden op zon- en feestdagen wordt de toelage vastgesteld, per uur, op 2/1850ste van het brutojaarloon. § 3. Wanneer een personeelslid buiten zijn normale arbeidsprestaties opgeroepen wordt om een onvoorziene en dringende prestatie uit te voeren, ontvangt hij, behalve de in § 1 of § 2 bedoelde toelage, een forfaitaire vergoeding van 4/1850ste van het brutojaarloon.
Art. 4.De verantwoordelijken van de operationele eenheden beslissen of het wenselijk is om de personeelsleden die onder hun gezag vallen, bijkomende prestaties te laten uitvoeren.
De ononderbroken bijkomende prestaties mogen echter niet langer dan 12 uren duren.
Art. 5.Het koninklijk besluit van 22 maart 1962 tot regeling van de toekenning van een toelage voor bijkomende prestaties aan het personeel der mobiele kolonnes van de Burgerlijke Bescherming, wordt opgeheven.
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.
Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 maart 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Staatssecretaris voor Veiligheid, J. PEETERS