gepubliceerd op 09 april 2002
Koninklijk besluit betreffende de legitimatiekaarten van de politieambtenaren en van de hulpagenten van politie van de federale politie en van de lokale politie
21 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit betreffende de legitimatiekaarten van de politieambtenaren en van de hulpagenten van politie van de federale politie en van de lokale politie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 141;
Gelet op het advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht van 12 juli 2000;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 4 mei 2001;
Gelet op het protocol nr. 45 van 9 mei 2001 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 22 juni 2001;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op het advies van de Minister van Justitie van 11 juli 2001;
Gelet op advies 32.175/2 van de Raad van State, gegeven op 22 oktober 2001;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Onverminderd de regels bepaald in de artikelen 11 en 12 geeft de commissaris-generaal aan de politieambtenaren van de federale politie en de lokale politie, zoals bedoeld in artikel 117, tweede lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, een legitimatiekaart af waaruit hun hoedanigheid van politieambtenaar blijkt.
Art. 2.Onverminderd de regels bepaald in de artikelen 11 en 12 geeft de commissaris-generaal aan de hulpagenten van de federale politie en de lokale politie, zoals bedoeld in artikel 117, derde lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, een legitimatiekaart af waaruit hun hoedanigheid van hulpagent van politie blijkt.
Art. 3.§ 1. De legitimatiekaart van de politieambtenaren wordt overeenkomstig de modellen in bijlage 1 vastgesteld. § 2. De legitimatiekaart van de hulpagenten van politie wordt overeenkomstig de modellen in bijlage 2 vastgesteld. § 3. De kaarten bedoeld in de §§ 1 en 2 hebben de vorm van een rechthoek met afgeronde hoeken die een lengte heeft van 86 mm en een breedte van 54 mm.
Ze zijn voorzien van veiligheidsopdrukken waaronder een specifiek hologram en zij zijn geplastificeerd. HOOFDSTUK II. - De legitimatiekaart van de politieambtenaren
Art. 4.De legitimatiekaart van de politieambtenaren bevat op voor- en achterzijde een okergele achtergrond waarop een logo in beweging staat afgebeeld.
Art. 5.De legitimatiekaart van de politieambtenaren bevat op de voorzijde de volgende vermeldingen : 1° linksboven, de naam en de voornaam van de houder;2° op het rechterdeel, in de bovenhoek, het logo van de geïntegreerde politie, zonder vermelding;3° op het linkermiddengedeelte, onder de naam en de voornaam van de houder, een pasfoto van de houder in kleur, met een minimumgrootte van 25 mm bij 25 mm;4° op het middengedeelte, het identificatienummer van de houder en daaronder, het volgnummer van de kaart;5° op het middengedeelte, onder het volgnummer van de kaart, de vermelding « Politie »;6° onderaan, de vermelding « Koninkrijk België » en daaronder, een band met de nationale driekleur.
Art. 6.De legitimatiekaart van de politieambtenaren bevat op de achterzijde één van de volgende vermeldingen : 1° Officier van Gerechtelijke Politie/Hulpofficier van de procureur des Konings en van de Krijgsauditeur;2° Agent van Gerechtelijke Politie;3° Officier van Gerechtelijke Politie/Hulpofficier van de procureur des Konings en van de Krijgsauditeur/Officier van Bestuurlijke Politie;4° Officier van Gerechtelijke Politie;5° Officier van Gerechtelijke Politie/Officier van Bestuurlijke Politie. De vermelding op de kaart hangt af van de hoedanigheden of één van de hoedanigheden waarmee de houder bekleed is. HOOFDSTUK III. - De legitimatiekaart van de hulpagenten van politie
Art. 7.De legitimatiekaart van de hulpagenten van politie bevat op voor- en achterzijde een blauwe achtergrond waarop een logo in beweging staat afgebeeld.
Art. 8.De legitimatiekaart van de hulpagenten van politie bevat op de voorzijde de vermeldingen bedoeld in artikel 5, met uitzondering van de vermelding bedoeld in 5°, die vervangen wordt door de vermelding « Hulpagent van politie ».
Art. 9.De legitimatiekaart van de hulpagenten van politie bevat op de keerzijde geen vermelding. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 10.De vermeldingen bedoeld in de artikelen 5, 5° en 6°, 6, eerste lid en 8, worden gesteld in het Nederlands, het Frans en het Duits, met voorrang voor de taal van de houder.
Art. 11.§ 1. De legitimatiekaart wordt teruggegeven aan de directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie : 1° wanneer de kaart beschadigd is;2° wanneer één of meer gegevens die op de kaart voorkomen, gewijzigd zijn of wanneer de foto niet meer voldoende gelijkend is;3° wanneer de houder om om het even welke reden zijn ambt definitief niet langer uitoefent. De korpschef of, naargelang van het geval, de directeur of het diensthoofd waarvan de houder van de kaart afhangt, zendt de kaart binnen twintig dagen terug naar de in het eerste lid bedoelde directie van de federale politie, om ze te laten vernietigen of te laten vernieuwen. De reden waarom de kaart wordt teruggezonden, wordt vermeld en de kaart wordt vervolgens onbruikbaar gemaakt. § 2. De korpschef of, naargelang van het geval, de directeur of het diensthoofd waarvan de houder van de kaart afhangt, trekt de legitimatiekaart van de geschorste of van zijn ambt ontheven houder tijdelijk in, hoelang die maatregel ook moge duren, alsook de legitimatiekaart van de houder wiens ambtsuitoefening om enige andere statutaire reden gedurende meer dan vijfenveertig dagen onderbroken wordt.
De kaart wordt aan de houder teruggegeven zodra hij zijn ambt weer uitoefent.
Art. 12.Het verlies, de diefstal of de vernietiging van de legitimatiekaart wordt onmiddellijk gemeld aan de directie van de federale politie bedoeld in artikel 11, § 1, eerste lid. Het verlies en de diefstal maken bovendien het voorwerp uit van een proces-verbaal en van een dringende seining.
Indien de kaart wordt teruggevonden na een hernieuwing, zendt de korpschef of, naargelang van het geval, de directeur of het diensthoofd waarvan het betrokken personeelslid afhangt de kaart binnen de twintig dagen aan de directie van de federale politie bedoeld in artikel 11, § 1, eerste lid, om ze te laten vernietigen. De reden waarom de kaart wordt teruggezonden wordt vermeld en de kaart wordt vervolgens onbruikbaar gemaakt. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepaling
Art. 13.De legitimatiekaarten bedoeld in de koninklijke besluiten vermeld in artikel 22 van het koninklijk besluit van 26 maart 2001 tot uitvoering van de artikelen 13, 27, tweede en vijfde lid en 53 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten en houdende diverse andere overgangsbepalingen, blijven geldig tot het ogenblik dat zij worden vervangen.
De in het eerste lid bedoelde legitimatiekaarten moeten vóór 1 juli 2002 worden vervangen. HOOFDSTUK VI. - Opheffingsbepaling
Art. 14.Opgeheven worden : 1° artikel 15 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werving van gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten;2° het koninklijk besluit van 5 december 1991 betreffende de legitimatiekaart van de leden van de gemeentepolitie;3° het koninklijk besluit van 21 september 1995 betreffende de legitimatiekaarten van de personeelsleden van het operationeel korps van de rijkswacht. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 15.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van artikel 14 dat op 1 juli 2002 in werking treedt.
Art. 16.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 februari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE
Voor de raadpleging van de bijlage, zie beeld
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 21 februari 2002 betreffende de legitimatiekaarten van de politieambtenaren en van de hulpagenten van de federale politie en van de lokale politie.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE