Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 maart 2010
gepubliceerd op 13 april 2010

Koninklijk besluit betreffende de legitimatiekaart van de leden van het administratief en logistiek kader van de laboratoria van technische en wetenschappelijke politie bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 februari 2002 betreffende de legitimatiekaarten van de politieambtenaren en van de hulpagenten van politie van de federale politie en van de lokale politie

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2010000111
pub.
13/04/2010
prom.
22/03/2010
ELI
eli/besluit/2010/03/22/2010000111/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 MAART 2010. - Koninklijk besluit betreffende de legitimatiekaart van de leden van het administratief en logistiek kader van de laboratoria van technische en wetenschappelijke politie bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 februari 2002 betreffende de legitimatiekaarten van de politieambtenaren en van de hulpagenten van politie van de federale politie en van de lokale politie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 141, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 februari 2002 betreffende de legitimatiekaarten van de politieambtenaren en van de hulpagenten van politie van de federale politie en van de lokale politie;

Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. 242 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op 10 december 2008;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 maart 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 11 mei 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 14 mei 2009;

Gelet op het advies van de Minister van Justitie, gegeven op 14 september 2009;

Gelet op het advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, gegeven op 5 februari 2010;

Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op het advies nr. 47.395/2 van de Raad van State, gegeven op 2 december 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 138, § 1, 3°;

Overwegende de wet van 1 april 2006 betreffende de agenten van politie, hun bevoegdheden en de voorwaarden waaronder hun opdrachten worden vervuld;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De commissaris-generaal geeft aan de leden van het administratief en logistiek kader, bedoeld in artikel 138, § 1, 3°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, een legitimatiekaart af waaruit hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings blijkt, met bevoegdheden die beperkt zijn tot opdrachten van technische en wetenschappelijke politie.

Art. 2.De legitimatiekaart bevat de vermelding « CALOG/LABO » en wordt overeenkomstig het model in bijlage 1 vastgesteld.

Art. 3.De voorzijde van de legitimatiekaart bevat, op het linkergedeelte, een pasfoto van de houder in kleur, met een minimumgrootte van 25 mm bij 25 mm.

Het bevat eveneens, op het rechterbovengedeelte, het logo van de geïntegreerde politie.

De volgende vermeldingen worden eveneens opgenomen : 1° onder de pasfoto van de houder, het volgnummer van de kaart;2° op het middengedeelte, de naam, de voornaam en het identificatienummer van de houder alsnog de vermelding « Technische en Wetenschappelijke Politie »;3° onderaan, een band met de nationale driekleur, gevolgd door de vermelding « Koninkrijk België ».

Art. 4.De achterzijde van de legitimatiekaart bevat de volgende vermelding : « Officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, met bevoegdheden die beperkt zijn tot opdrachten van technische en wetenschappelijke politie. »

Art. 5.De vermeldingen bedoeld in de artikelen 3 en 4 worden gesteld in het Nederlands, het Frans en het Duits, met voorrang voor de taal van de houder.

Art. 6.§ 1. De legitimatiekaart wordt teruggestuurd aan de directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie om ze te laten vernieuwen en/of vernietigen : 1° wanneer de kaart beschadigd is;2° wanneer één of meer gegevens die op de kaart voorkomen, gewijzigd zijn of wanneer de foto niet meer voldoende gelijkend is;3° wanneer de houder om om het even welke reden zijn ambt definitief niet langer uitoefent. De in het eerste lid bedoelde zending gebeurt op initiatief van de directeur of van het diensthoofd waarvan de houder afhangt. Deze zending gebeurt per drager binnen de 20 dagen vanaf het zich voordoen van een van de in het eerste lid bedoelde redenen en bevat een vermelding tot precisering van deze reden. § 2. De directeur of het diensthoofd waarvan een geschorst of van zijn ambt ontheven personeelslid afhangt, trekt tijdelijk zijn legitimatiekaart in, hoelang die maatregel ook moge duren. Dezelfde procedure is van toepassing op de houder wiens ambtsuitoefening om enige andere statutaire reden gedurende meer dan vijfenveertig kalenderdagen onderbroken wordt.

De kaart wordt aan de houder teruggegeven zodra hij zijn ambt weer uitoefent.

Art. 7.Het verlies, de diefstal of de vernietiging van de legitimatiekaart moet onmiddellijk worden gemeld aan de directie bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid. Het verlies en de diefstal maken bovendien het voorwerp uit van een proces-verbaal en van een dringende seining.

Indien de kaart wordt teruggevonden na een hernieuwing, wordt ze aan de directie bedoeld in het eerste lid en overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 6, § 1, tweede lid, teruggestuurd om ze te laten vernietigen. HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen

Art. 8.In het koninklijk besluit van 21 februari 2002 betreffende de legitimatiekaarten van de politieambtenaren en van de hulpagenten van politie van de federale politie en van de lokale politie evenals in het opschrift ervan, worden de woorden « hulpagent van politie » vervangen door de woorden « agent van politie » en de woorden « hulpagenten van politie » en « hulpagenten » door de woorden « agenten van politie ».

Art. 9.In artikel 6, eerste lid, 1° en 3°, van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « en van de Krijgsauditeur ».

Art. 10.Het artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.§ 1. De legitimatiekaart wordt teruggestuurd aan de directie van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk van de federale politie om ze te laten vernieuwen en/of vernietigen : 1° wanneer de kaart beschadigd is;2° wanneer één of meer gegevens die op de kaart voorkomen, gewijzigd zijn of wanneer de foto niet meer voldoende gelijkend is;3° wanneer de houder om om het even welke reden zijn ambt definitief niet langer uitoefent. De in het eerste lid bedoelde zending gebeurt op initiatief van de korpschef of, naargelang van het geval, de directeur of het diensthoofd waarvan de houder afhangt. Deze zending gebeurt per drager binnen de 20 dagen vanaf het zich voordoen van een van de in het eerste lid bedoelde redenen en bevat een vermelding tot precisering van deze reden. § 2. De korpschef of, naargelang van het geval, de directeur of het diensthoofd waarvan een geschorst of van zijn ambt ontheven personeelslid afhangt, trekt tijdelijk zijn legitimatiekaart in, hoelang die maatregel ook moge duren. Dezelfde procedure is van toepassing op de houder wiens ambtsuitoefening om enige andere statutaire reden gedurende meer dan vijfenveertig kalenderdagen onderbroken wordt.

De kaart wordt aan de houder teruggegeven zodra hij zijn ambt weer uitoefent. »

Art. 11.In artikel 12 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Indien de kaart wordt teruggevonden na een hernieuwing, wordt ze aan de directie bedoeld in het eerste lid en overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 11, § 1, tweede lid, teruggestuurd om ze te laten vernietigen. »

Art. 12.In hetzelfde besluit wordt de bijlage 2 vervangen door de bijlage 2 gevoegd bij dit besluit. HOOFDSTUK III. - Slotbepaling

Art. 13.De Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 maart 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^