gepubliceerd op 15 januari 2007
Koninklijk besluit betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen
21 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten, inzonderheid op artikel 3 § 1, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 5 februari 1999 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001, en op artikel 4, vervangen bij de wet van 5 februari 1999;
Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, inzonderheid op artikel 4, § 3 gewijzigd bij de wet van 22 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 maart 1994 betreffende de erkenning van interprofessionele organismen voor het bepalen van de kwaliteit en de samenstelling van melk, gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 september 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 maart 1994 betreffende de productie van melk en tot instelling van een officiële controle van melk geleverd aan kopers, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juli 1996, 3 september 2000 en 10 oktober 2005;
Gelet op het ministerieel besluit van 17 maart 1994 betreffende de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 11 juli 1996, 4 oktober 2000, 6 oktober 2000, 28 december 2000, 21 december 2001, 5 september 2002 en 27 februari 2003;
Overwegende de Verordening (EG) Nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, gewijzigd bij de Verordening (EG) Nr. 1642/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 en bij de Verordening (EG) Nr. 575/2006 van de Commissie van 7 april 2006;
Overwegende de Verordening (EG) Nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong, gewijzigd bij de Verordeningen (EG) Nr. 2074/2005 en 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005;
Overwegende de Verordening (EG) Nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, gewijzigd bij de Verordening (EG) Nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 en bij de Verordeningen (EG) Nr. 2074/2005 en 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005;
Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid op 4 december 2006;
Gelet op het advies van het Wetenschappelijk Comité, ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 3 juli 2006;
Gelet op het advies nr. 41.563/3 van de Raad van State gegeven op 21 november 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder: 1° het Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;2° de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort; § 2. Zijn eveneens van toepassing de definities vermeld in de Verordeningen (EG) Nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, en Nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong.
Art. 2.Onverminderd de bepalingen van Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29 april 2004 heeft dit besluit als onderwerp de autocontrole van de kwaliteit van de rauwe melk teneinde de veiligheid van de voedselketen te verzekeren.
De bepalingen van dit besluit zijn eveneens van toepassing op rauwe melk die op het melkproductiebedrijf afgeroomd werd en die voor rekening van een ander levensmiddelenbedrijf op een melkproductiebedrijf opgehaald wordt of vanuit een melkproductiebedrijf geleverd wordt aan een ander levensmiddelenbedrijf. HOOFDSTUK II. - Controle van de kwaliteit van de rauwe melk
Art. 3.§ 1. Rauwe melk die op een melkproductiebedrijf voor rekening van een ander levensmiddelenbedrijf opgehaald wordt of vanuit een melkproductiebedrijf geleverd wordt aan een ander levensmiddelenbedrijf, wordt aan een controle van de kwaliteit onderworpen : 1° voor rauwe koemelk wordt de controle uitgevoerd door een door de Minister of zijn afgevaardigde erkende interprofessionele organisatie;2° de controle van de kwaliteit van rauwe melk afkomstig van andere dieren dan koeien wordt uitgevoerd door een volgens de Europese norm EN ISO/IEC 17025 geaccrediteerd laboratorium. Deze controle wordt uitgevoerd namens de exploitant van het melkproductiebedrijf, namens de exploitant van het levensmiddelenbedrijf voor wie de melk bestemd is of namens beide. § 2. Daartoe worden monsters genomen volgens de volgende modaliteiten: 1° voor rauwe koemelk : bij iedere ophaling of levering;2° voor rauwe melk van andere dieren dan koeien : minimaal twee keer per maand bij de ophaling of de levering. § 3. Voor producties van rauwe melk waarvan minstens één monster genomen wordt per drie dagen productie, kan uit deze productie een maximale hoeveelheid van honderd liter, al dan niet opgedeeld, geleverd of opgehaald worden, zonder dat daarvan een monster wordt genomen.
Art. 4.De rauwe melk moet voldoen aan de volgende criteria: 1° voor rauwe koemelk: a) het kiemgetal overeenkomstig Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, III.3. a) i) van de bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29 april 2004; b) het aantal somatische cellen overeenkomstig Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, III.3. a) i) van de bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29 april 2004; c) antibioticaresiduen overeenkomstig Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, III.4. van de bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29 april 2004; d) een hoeveelheid zichtbare onzuiverheid kleiner of gelijk aan deze van een standaard wattenschijfje met een sediment van 0,25 US.2° voor rauwe melk van andere dieren dan koeien : a) het kiemgetal overeenkomstig Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, III.3. a) ii) of b) van de bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29 april 2004 en b) antibioticaresiduen overeenkomstig Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, III.4. van de bovenvermelde Verordening (EG) Nr. 853/2004 van 29 april 2004.
Art. 5.De analyses van de melkmonsters gebeuren conform de bepalingen van het ministerieel besluit van 6 november 2001 tot vaststelling van de referentiemethoden en de principes van de routinemethoden voor de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers, en met volgende frequenties : 1° Bepaling van het kiemgetal : minstens 2 keer per maand. Van deze frequentie kan worden afgeweken in geval van onregelmatige of sporadische leveringen of ophalingen of in geval van niet-representatieve monsters. 2° Bepaling van het aantal somatische cellen : minstens 1 keer per maand. Van deze frequentie kan worden afgeweken in geval van onregelmatige of sporadische leveringen of ophalingen of in geval van niet-representatieve monsters. 3° Antibioticaresiduen a) voor koemelk : op elk monster genomen bij de ophaling of de levering van de melk;b) voor melk van andere dieren dan koeien : minstens 2 keer per maand. Van deze frequentie kan worden afgeweken in geval van onregelmatige of sporadische leveringen of ophalingen of in geval van niet-representatieve monsters. 4° Zichtbare zuiverheid : minstens 1 keer per maand.
Art. 6.De resultaten van de controle van de kwaliteit van de melk zijn beschikbaar zowel op het melkproductiebedrijf als op het levensmiddelenbedrijf waarvoor de melk bestemd is.
Art. 7.§ 1. Melk afkomstig van een melkproductiebedrijf waarvan de melk bij de controle van de kwaliteit gedurende vier opeenvolgende maanden niet heeft voldaan aan de norm voor kiemgetal of aan de norm voor het aantal somatische cellen zoals bedoeld in artikel 4, mag niet meer geleverd worden aan noch opgehaald worden voor een levensmiddelenbedrijf van zodra de exploitant van het melkproductiebedrijf op de hoogte gesteld wordt of op de hoogte kan zijn van het vierde ongunstige maandresultaat. § 2. Melk afkomstig van een melkproductiebedrijf waarvan de melk bij de controle van de kwaliteit niet voldoet aan de norm voor antibioticaresiduen zoals bedoeld in artikel 4, mag niet meer opgehaald worden voor noch geleverd worden aan een levensmiddelenbedrijf van zodra de exploitant van het melkproductiebedrijf op de hoogte gesteld wordt of op de hoogte kan zijn van het ongunstige resultaat. § 3. Gedurende de perioden van ophaal- en leveringsverbod, mag de geproduceerde melk niet in de handel gebracht worden. Evenmin mogen levensmiddelen vervaardigd worden met die melk. § 4. De levering of ophaling mag slechts hervat worden indien is aangetoond dat de melk opnieuw aan de criteria voldoet die betrekking hebben op het leveringsverbod.
Art. 8.Het is aan de exploitanten van levensmiddelenbedrijven verboden melk of levensmiddelen die voortkomen van rauwe melk die niet aan de bij artikel 3 vastgestelde controle werd onderworpen, in de handel te brengen, aan te bieden, tentoon of te koop te stellen, voor de verkoop te vervoeren, te verkopen of te leveren. HOOFDSTUK III. - Erkenning van de interprofessionele organismen
Art. 9.§ 1. Om de controle van de kwaliteit van de rauwe koemelk te mogen uitvoeren, moeten de interprofessionele organismen over een erkenning beschikken afgeleverd door de Minister of zijn afgevaardigde. § 2. Om erkend te worden en te blijven moeten de interprofessionele organismen voldoen aan volgende voorwaarden: 1° Opgericht zijn onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;2° Hun activiteiten voor de controle van de kwaliteit van de melk uitoefenen binnen de territoriale omschrijving bepaald door de Minister of zijn afgevaardigde. In afwijking op lid 1 kan een interprofessioneel organisme de uitvoering van deze controle overdragen aan een ander interprofessioneel organisme dat territoriaal niet bevoegd is voor zover daartoe de toelating is verleend door de Minister of zijn afgevaardigde.
De aanvraag wordt gericht aan het Agentschap en wordt vergezeld van de schriftelijke instemming van de betrokken melkproducent en het levensmiddelenbedrijf voor wie de melk bestemd is. 3° In de statuten voorzien dat : a) op het vlak van de algemene vergadering de melkproducenten uit de territoriale omschrijving bedoeld in 2° en de levensmiddelenbedrijven door wie zij melk laten ophalen of aan wie zij melk leveren, vertegenwoordigd zijn. Ten einde een paritaire vertegenwoordiging van de melkproducenten enerzijds en de levensmiddelenbedrijven door wie de melkproducenten melk laten ophalen of aan wie de melkproducenten melk leveren anderzijds te verzekeren, wordt in de statuten hetzij het aantal leden hetzij modulering van het stemrecht in de algemene vergadering, bepaald; b) op het vlak van de raad van bestuur pariteit is tussen de vertegenwoordigers van de levensmiddelenbedrijven die melk ophalen of laten leveren en van de melkproducenten.4° Een document uitwerken betreffende de modaliteiten van de controle van de kwaliteit van de rauwe koemelk, dat bindend is voor de levensmiddelenbedrijven die melk ophalen of laten leveren en de melkproducenten. Dit document omvat onder meer : a) de wijze van monsterneming;b) de wijze van uitvoeren van analyses;c) de interpretatie van de resultaten;d) de manier waarop de resultaten worden meegedeeld aan de melkproducenten en de levensmiddelenbedrijven die de melk ophalen bij of laten leveren door melkproducenten;e) het meedelen aan de exploitanten van melkproductiebedrijven en levensmiddelenbedrijven die de melk van de betrokken melkproductiebedrijven ophalen of laten leveren, van de opschorting van de leveringen en ophalingen;f) de vastgelegde maatregelen die genomen worden ingevolge ongunstige resultaten bekomen bij de controle van de kwaliteit;g) de controles die uitgevoerd worden om opheffing te krijgen van de schorsing van de leveringen of de ophalingen;h) de procedure voor het regelen van betwistingen;5° Over geaccrediteerde laboratoria volgens de Europese norm EN ISO/IEC 17025 beschikken voor de analyses die uitgevoerd worden in het kader van de controle van de kwaliteit van de melk zoals bedoeld in artikel 5.6° Deelnemen aan de wetenschappelijke begeleiding gevoerd door het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek van de Vlaamse overheid en het Département Qualité des Productions agricoles du Centre wallon de Recherches agronomiques van het Waals Gewest, voor zover de betrokken laboratoria van deze instanties geaccrediteerd blijven volgens de Europese norm EN ISO/IEC 17025. De wetenschappelijke begeleiding wordt beschreven in een schriftelijk document. 7° De verslagen van de vergaderingen van de Algemene vergadering en de Raad van Bestuur overmaken aan het Agentschap.8° De resultaten van de kwaliteitscontrole van de melk overmaken aan het Agentschap.9° Zich onderwerpen aan het toezicht en de controlemaatregelen alsmede de instructies van de personeelsleden van het Agentschap;10° De vastgelegde regels naleven en de controles van de rauwe koemelk conform deze uitvoeren. § 3. De Minister of zijn afgevaardigde kan de erkenning weigeren of intrekken indien de voorwaarden gesteld in dit artikel niet vervuld zijn.
De Minister of zijn afgevaardigde deelt de redenen, samen met de voorgenomen maatregel, mee aan de betrokkene bij een ter post aangetekende brief of door afgifte tegen ontvangstbewijs.
De betrokkene beschikt, bij straffe van verval, over vijftien dagen om bij aangetekende brief zijn bezwaren aan de Minister of zijn afgevaardigde kenbaar te maken en in voorkomend geval, te verzoeken door deze of zijn vertegenwoordiger gehoord te worden of verbeteringen voor te stellen ten einde tegemoet te komen aan de ingeroepen redenen.
Daarna beschikt de Minister of zijn afgevaardigde over dertig werkdagen om, in voorkomend geval, de belanghebbende te horen, een beslissing te nemen en hem deze met een ter post aangetekende brief of afgeleverd tegen ontvangstbewijs mee te delen. HOOFDSTUK IV. - Wijzigingsbepalingen
Art. 10.In het opschrift van het koninklijk besluit van 3 maart 1994 betreffende de erkenning van interprofessionele organismen voor het bepalen van de kwaliteit en de samenstelling van melk worden de woorden « de kwaliteit en » geschrapt.
Art. 11.In hetzelfde koninklijk besluit van 3 maart 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in artikel 2 worden de woorden « de kwaliteit en » geschrapt;2° in artikel 3, § 1, 2° en 4°, worden de woorden « de kwaliteit en » geschrapt.
Art. 12.In het koninklijk besluit van 17 maart 1994 betreffende de productie van melk en tot instelling van een officiële controle van melk geleverd aan kopers, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in artikel 3, § 2 worden de woorden « , alsmede de minimumkwaliteitsvereisten voor de melk. De Minister kan afwijkingen toestaan voor de bereiding van : a. kaas met een rijpingstijd van tenminste 60 dagen en b.producten op basis van melk met traditionele kenmerken. » geschrapt; 2° in artikel 4, worden de woorden « de kwaliteit en » geschrapt;3° in artikel 7 worden de woorden : « Alle vervoer van melk moet voldoen aan de hygiënische voorwaarden van bijlage D.» geschrapt; 4° in artikel 15 worden de woorden « kwaliteit en » geschrapt.
Art. 13.In hetzelfde koninklijk besluit van 17 maart 1994, zijn de artikelen 3, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 niet meer van toepassing voor wat de bevoegdheden van het Agentschap betreft.
Art. 14.In het opschrift van het ministerieel besluit van 17 maart 1994 betreffende de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers, worden de woorden « de kwaliteit en » geschrapt.
Art. 15.In hetzelfde ministerieel besluit van 17 maart 1994, zijn de artikelen 3, 5, 7, 8 en 9 en de bijlagen 1 en 4, niet meer van toepassing vanaf het in werking treden van dit besluit voor wat betreft de bevoegdheden van het Agentschap. HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepalingen
Art. 16.In het bovenvermelde koninklijk besluit van 17 maart 1994, worden opgeheven : 1° artikel 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juli 1996 en 10 oktober 2005;2° artikel 3, § 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 1996;3° artikel 5;4° artikel 16bis, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 1996;5° de bijlagen A, B, C en D, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 1996.
Art. 17.In het ministerieel besluit van 17 maart 1994 betreffende de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers, worden volgende bepalingen opgeheven: 1° Hoofdstuk II, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 27 februari 2003;2° artikel 3, § 3;3° artikel 4, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 juli 1996;4° artikel 4bis, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 11 juli 1996, 4 oktober 2000, 6 oktober 2000 en 27 februari 2003;5° artikel 4ter, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 september 2002;6° artikel 4quater, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 september 2002;7° artikel 5, § 4;8° bijlage 2;9° bijlage 3. HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 18.Gedurende de eerste drie maanden na het in werking treden van dit besluit wordt rekening gehouden met de resultaten van de controle op de kwaliteit van de melk zoals bedoeld in artikel 3, bekomen vóór het in werking treden van dit besluit.
Art. 19.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007.
Art. 20.Onze Minister bevoegd voor de Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 december 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE