Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 december 2000
gepubliceerd op 29 december 2000

Koninklijk besluit tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2000022922
pub.
29/12/2000
prom.
21/12/2000
ELI
eli/besluit/2000/12/21/2000022922/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, inzonderheid op artikel 18, § 4, eerste lid, gewijzigd en aangevuld door artikel 204 van de wet van 12 augustus 2000;

Gelet op de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 5, § 4, derde lid, gewijzigd en aangevuld door artikel 205 van de wet van 12 augustus 2000;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 24 november 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 27 november 2000;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de geplande maatregel bedoeld is als uitvoering van het akkoord van de Ministerraad van 22 maart 2000 met betrekking tot het creëren van een actieve welvaartstaat voor bestaansminimum- en steungerechtigden, onder andere door het invoeren van een bijkomende stimulans voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die, met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, bestaansminimum- en steungerechtigden tewerkstellen in sociale economie-initiatieven; dat die maatregel die bestemd is als stimulans voor de herinschakeling van de voormelde personen, in werking moet treden op 1 september 2000 ter uitvoering van artikel 204 en 205 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere maatregelen; dat het er bijgevolg op aan komt de bij de nieuwe bepalingen betrokken OCMW's zo snel mogelijk in te lichten opdat ze de nodige maatregelen voor deze maatschappelijke herinschakeling zouden kunnen toepassen; hieruit volgt dat dit besluit dringend moet worden genomen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 4 december 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° « initiatief dat erkend is door de minister bevoegd voor sociale economie » : een door de bevoegde overheid erkend initiatief voor sociale economie, waarvan de lijst wordt vastgesteld door de minister bevoegd voor sociale economie;2° « de werkelijke brutoloonkost » : de jaarlijkse brutoloonkost van de werknemer met uitzondering van de werkgeversbijdragen die overeenkomstig artikel 33 van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid zijn vrijgesteld;3° « steungerechtigden » : personen van vreemde nationaliteit, ingeschreven in het bevolkingsregister, die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het bestaansminimum en gerechtigd zijn op financiële maatschappelijke hulp.

Art. 2.Het bedrag van de toelage bepaald in artikel 18, § 4, eerste lid, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op het bestaansminimum en in artikel 5, § 4, derde lid, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, is gelijk aan het bedrag van de werkelijke brutoloonkost verbonden aan de tewerkstelling van een bestaansminimum- of steungerechtigde, met toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met een maximum van 750 000 BEF op jaarbasis, wanneer de tewerkstelling gebeurt in een initiatief dat erkend is door de minister bevoegd voor sociale economie.

Het in het eerste lid vermelde bedrag van 750 000 BEF wordt gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

Het wordt opnieuw berekend de eerste januari van ieder jaar overeenkomstig artikel 6, 3°, van de bovenvermelde wet van 2 augustus 1971.

Art. 3.Om aanspraak te kunnen maken op het in artikel 2 bepaald hoger toelagebedrag, moet het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn : - jaarlijks een overeenkomst afsluiten met de minister die bevoegd is voor Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie waarin wordt bedongen hoeveel bestaansminimum- of steungerechtigden het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bijkomend zal aanwerven met toepassing van artikel 60, § 7, om ze ter beschikking te stellen aan initiatieven die erkend zijn door de minister bevoegd voor sociale economie; - aantonen dat ook in hoofde van het sociaal economie-initiatief de terbeschikking gestelde werknemers bijkomende tewerkstelling vertegenwoordigen.

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2000.

Art. 5.Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 december 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE

^