Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 20 september 2012
gepubliceerd op 10 oktober 2012

Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het Ministerie van Defensie

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2012002050
pub.
10/10/2012
prom.
20/09/2012
ELI
eli/besluit/2012/09/20/2012002050/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 SEPTEMBER 2012. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/08/2002 pub. 13/08/2002 numac 2002002233 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten sluiten tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het Ministerie van Defensie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen komt tegemoet aan het regeerakkoord dat bepaalt dat de regering een motiverend loopbaanbeleid moet voeren (met inbegrip van de evaluatie).

De ontwikkelcirkels zijn een belangrijk instrument voor het human resources management binnen het federaal administratief openbaar ambt.

Deze cirkels steunen op de evaluatiecyclus.

De laatste inventaris van de toepassing van deze cirkels op het terrein toont een balans die niet als bevredigend kan worden beschouwd. Naast organisaties die reeds aan de vijfde cyclus bezig zijn, zijn er immers een aantal organisaties die nog niet begonnen zijn aan de eerste cyclus.

De ervaring van zij die van de ontwikkelcirkel een doeltreffend beheersinstrument hebben gemaakt toont aan dat de duur ervan tot één jaar beperkt dient te worden. Daarom wordt voorgesteld om de evaluatieperiode op één jaar vast te leggen (art. 2). De verloven of afwezigheden hebben geen invloed op de duur van deze periode, behalve als ze een ononderbroken periode van dertig werkdagen overschrijven, dan hebben deze een schorsende werking.

Het is tevens de bedoeling om de procedure te vereenvoudigen. Zo wordt de zelfevaluatie niet langer een verplicht instrument, het wordt een mogelijkheid (art. 3).

In het kader van de vereenvoudiging en van de uniformiteit wordt voorgesteld om het model van beschrijvend evaluatieverslag door de minister te bepalen. Dit model dient als leidraad voor de functionele chef, die de in te vullen ruimtes kan verbreden of verkleinen indien nodig. Het bevat essentiële gegevens zoals de identificatiegegevens, de datum van het onderhoud, de prestatiedoelstellingen, de ontwikkelingsdoelstellingen, de eindvermelding, de motivatie, de handtekeningen (art. 4). Er kunnen steeds brondocumenten worden toegevoegd, ook kan de leidinggevende leerpunten meegeven voor de toekomst.

Het is tevens de bedoeling dat dit model van evaluatieformulier zal gebruikt worden voor het evalueren van de stage, daarom wordt in een later stadium het ministerieel besluit tot vaststelling van het model van de stageverslagen in uitvoering van artikel 28quinquies van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, gewijzigd.

Artikelen 5 en 6 betreffen een aantal technische wijzigingen als gevolg van het invoeren van verschillende eindvermeldingen.

Artikel 7 voert de verschillende eindvermeldingen in. Momenteel wordt er geen eindvermelding gegeven of een vermelding « onvoldoende ». Het beschrijvend evaluatieverslag kan één van de volgende vermeldingen bevatten : « uitstekend », « voldoet aan de verwachting », « te ontwikkelen » of « onvoldoende ».

De vermelding « voldoet aan de verwachting » wordt toegekend aan de ambtenaar die (niet-limitatieve opsomming) : - de meeste van zijn prestatiedoelstellingen heeft gerealiseerd; - de competenties heeft ontwikkeld die noodzakelijk zijn om zijn functie op een bevredigende wijze uit te oefenen; - correct heeft bijgedragen tot de teamprestaties en beschikbaar was voor de gebruikers van de dienst;

De vermelding « te ontwikkelen » wordt toegekend aan de ambtenaar die (niet-limitatieve opsomming) : - tussen de 50 en 70 % van zijn prestatiedoelstellingen heeft gerealiseerd; - de competenties die noodzakelijk zijn om zijn functie op een bevredigende wijze te kunnen blijven uitoefenen niet voldoende heeft ontwikkeld; - niet of weinig heeft bijgedragen tot de teamprestaties en niet of weinig beschikbaar was voor de gebruikers van de dienst;

De vermelding « onvoldoende » wordt toegekend aan de ambtenaar die (niet-limitatieve opsomming) : - minder dan 50 % van zijn prestatiedoelstellingen heeft gerealiseerd; - niet de competenties heeft ontwikkeld die noodzakelijk zijn om zijn functie uit te oefenen en zich in een situatie bevindt waarin hij die functie niet meer zal kunnen uitoefenen; - niet heeft bijgedragen tot de teamprestaties en niet beschikbaar was voor de gebruikers van de dienst;

De vermelding « uitstekend » wordt toegekend aan de ambtenaar die (niet-limitatieve opsomming) : - niet alleen al zijn prestatiedoelstellingen heeft gerealiseerd maar die in meerdere domeinen ook heeft overtroffen; - zijn competenties heeft ontwikkeld ver boven de gewone eisen die noodzakelijk zijn om zijn functie op een bevredigende wijze uit te oefenen; - meer dan gemiddeld heeft bijgedragen tot de teamprestaties en in hoge mate beschikbaar was voor de gebruikers van de dienst;

Een eindvermelding « uitstekend » kan door de leidinggevenden slechts uitzonderlijk worden toegekend, zij zullen hierop beoordeeld worden.

De toegekende eindvermelding moet steeds gemotiveerd worden.

In artikel 20, tweede lid werd bepaald dat « de eindvermelding « onvoldoende » onderbouwd wordt in het beschrijvend evaluatieverslag over de voorbije evaluatieperiode ». De motivering wordt echter bepaald in artikel 19 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/08/2002 pub. 13/08/2002 numac 2002002233 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten sluiten tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het Ministerie van Defensie (art. 7), waardoor dit in artikel 20 mag opgeheven worden (art. 8).

Artikel 9.De rechtszekerheid schrijft tevens voor dat in de zeldzame gevallen waarin een cyclus met een negatieve evaluatie wordt afgesloten, de duur van de volgende periode, die het mogelijk moet maken dit te verhelpen, duidelijk gedefinieerd wordt in het koninklijk besluit zelf. Om hieraan te verhelpen zal de periode in alle gevallen zes maanden bedragen.

Artikel 10.Betreft een technische wijziging als gevolg van het invoeren van verschillende eindvermeldingen.

Artikel 11.Zoals hoger geschetst kan volgens het huidige koninklijk besluit een evaluatie enkel worden afgesloten zonder eindvermelding of met een eindvermelding « onvoldoende ». Om een motiverend loopbaanbeleid mogelijk te maken worden verschillende gradaties ingevoerd. Tegen de toegekende eindvermelding kan de betrokkene een beroep instellen bij de in zijn federale overheidsdienst opgerichte raad van beroep.

Artikel 12 betreft een overgangsbepaling. De evaluatieperiodes die lopen op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet volgens de bepalingen die toen van kracht waren. De evaluatieperiodes mogen niet langer duren dan één jaar vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 13 betreft de inwerkingtreding.

Het is ook de bedoeling dat er andere gevolgen worden gekoppeld aan de eindvermeldingen. Deze (positieve) gevolgen zullen kaderen in het project tot hervorming van de loopbaan en maken geen deel uit van huidig koninklijk besluit. « Alle opmerkingen van de Raad van State werden opgevolgd, behalve die waarin wordt aangeraden om de opmerkingen over de vermeldingen die in dit verslag zijn geformuleerd in het dispositief op te nemen. Wij zijn immers van mening dat de opname van die opmerkingen in het dispositief tot gevolg zou hebben dat meer voeding wordt gegeven voor mogelijke beroepsprocedures. Dit zou tevens de indruk wekken dat het een opsomming is van de delen en een terugkeer naar het oude puntensysteem, wat niet de bedoeling is.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedvolle en getrouwe dienaars, De Minister belast met Ambtenarenzaken, S. VANACKERE De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

Advies 50.809/2/V van 22 augustus 2012 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede vakantiekamer, op 24 juli 2012 door de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, toegevoegd aan de Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/08/2002 pub. 13/08/2002 numac 2002002233 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten sluiten tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het Ministerie van Defensie », heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvereisten 1. Uit artikel 19/1, § 1, eerste lid, 2°, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten 'betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling' volgt dat ontwerpen van koninklijk besluit aanleiding moeten geven tot een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren (1);de enige gevallen waarin zo een voorafgaand onderzoek niet hoeft plaats te vinden, zijn die welke moeten worden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad (2), welk besluit bij de huidige stand van de teksten die in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zijn, nog niet uitgevaardigd is.

De wetgever heeft de « effectbeoordeling » gedefinieerd als « duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling, zijnde de methode voor het bestuderen van mogelijke sociale, economische en leefmilieueffecten, alsmede de effecten op de inkomsten en de uitgaven van de Staat, van een voorgesteld beleid op korte, middellange en lange termijn in en buiten België vooraleer de uiteindelijke beslissing wordt genomen » (3). 2. Punt 7 van de nota aan de Ministerraad van 13 juli 2012 die aan de goedkeuring van het ontwerp voorafgaat, luidt als volgt : « De DOEB-test is niet van toepassing want het gaat om een dossier dat betrekking heeft op de autoregulering van de federale overheid (personeelsstatuut) ».3. Deze tekst kan aldus worden opgevat dat volgens de steller van het ontwerp de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren niet vooraf dient te worden onderzocht. Aldus zou evenwel worden voorbijgegaan aan het feit dat het koninklijk besluit waarbij van die verplichting kan worden afgeweken niet is aangenomen, zodat dit voorafgaand onderzoek moet worden gedaan voor alle koninklijke besluiten, en dus ook voor het voorliggende ontwerp. 4. Indien deze tekst evenwel betekent dat het voorafgaand onderzoek heeft plaatsgehad en dat na afloop daarvan gebleken is dat een effectbeoordeling onnodig is, moet de aanhef van het ontwerp worden aangevuld met een als volgt gesteld lid : « Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren, waarbij besloten is dat een effectbeoordeling niet vereist is ». De steller van het ontwerp wordt er echter op gewezen dat de daartoe aangevoerde motivering wankel is. Er valt immers niet uit te sluiten dat een besluit dat « betrekking heeft op de autoregulering van de federale overheid » als dusdanig « sociale, economische en leefmilieueffecten, alsmede [...] effecten op de inkomsten en de uitgaven van de Staat, op korte, middellange en lange termijn in en buiten België » in de zin van artikel 2, 9°, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten kan hebben.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. Het ontworpen besluit vindt zijn rechtsgrond in de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet.In zoverre het ontwerp ook betrekking heeft op de personeelsleden die in dienst zijn genomen op basis van een arbeidsovereenkomst, vindt het tevens rechtsgrond in artikel 4, § 2, 1°, van de wet van 22 juli 1993 'houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken', luidens welk de Koning inzonderheid de arbeidsvoorwaarden van deze ambtenaren kan bepalen.

In de aanhef van het ontwerp moet derhalve een lid worden toegevoegd waarin dit artikel wordt vermeld en moet de aanhefverwijzing betreffende het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, dat gewijzigd noch afgeschaft wordt door het ontwerp, worden weggelaten. 2. Er moet een lid worden toegevoegd waarin melding wordt gemaakt van de akkoordbevinding van de Minister van Begroting. Dispositief Artikel 1 De inleidende zin van artikel 1 van het voorliggende ontwerp moet worden aangevuld met de ontstaansgeschiedenis van de gewijzigde bepaling (4).

Artikel 2 In het ontwerp wordt verwezen naar een ononderbroken periode van « dertig werkdagen ».

Aangezien dit begrip in juridisch opzicht nergens duidelijk omschreven wordt en het besluit bestemd is om te worden toegepast in contexten waarin het begrip werkdag kan verschillen, zou het moeten worden gedefinieerd.

Artikel 4 Zoals in de gewijzigde tekst moet in de Franse versie « rapport d'évaluation descriptive » worden geschreven in plaats van « rapport d'évaluation descriptif ».

Het zou beter zijn in de Nederlandse versie « beschrijvende-evaluatieverslag » te schrijven in plaats van « beschrijvend evaluatieverslag ». Deze laatste opmerking geldt ook voor het ontworpen artikel 19 (artikel 7 van het ontwerp).

Artikel 7 Teneinde de dreiging van talrijke geschillen af te wenden, is het raadzaam te tekst van het ontworpen artikel 19 aan te vullen met de vermelding van de verschillende criteria die worden toegepast om de geëvalueerde ambtenaar deze of gene mogelijke vermelding toe te kennen.

De steller van het ontwerp kan hiervoor voortbouwen op de toelichtingen betreffende deze aangelegenheid in het verslag aan de Koning.

Artikelen 12 en 13 1. De artikelen 12 en 13, in onderling verband gelezen, laten onzekerheid bestaan betreffende de rechtssituatie en inzonderheid betreffende de duur van de evaluatieprocedures die worden ingeleid tussen de dag waarop het ontworpen besluit als geheel in werking treedt, te weten de eerste dag van de maand na die van de bekendmaking van het besluit in het Belgisch Staatsblad, en de dag waarop, een jaar later, artikel 2 van het besluit in werking treedt.2. Wanneer als dag van inwerkingtreding een bepaalde datum wordt vastgesteld (zoals in casu « op de eerste dag van de maand na die waarin het [voorliggende besluit] is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad »), moet, volgens aanbeveling 156 van de wetgevingstechniekcode, erop worden toegezien « dat de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad tijdig gebeurt, dit wil zeggen ten minste tien dagen vóór de voorgeschreven datum van inwerkingtreding, zodat de belanghebbenden de termijn van tien dagen niet wordt ontnomen waarover ze normalerwijze beschikken om kennis te nemen van de tekst en zich ernaar te richten » (5). De kamer was samengesteld uit de Heren R. Andersen, eerste voorzitter van de Raad van State, P. Vandernoot, M. Pâques, staatsraden, Mevrouw A. Weyembergh, assessoren van de afdeling Wetgeving, de Heer Chr. Behrendt, Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de Heer Y. Delval, auditeur. De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot. _______ Nota's (1) Bij artikel 19/1, § 2, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten wordt de Koning ermee belast dat voorafgaand onderzoek te regelen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.Tot op heden is nog geen besluit met een dergelijk onderwerp in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. (2) Artikel 19/1, § 1, tweede lid, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.(3) Artikel 2, 9°, van de wet van 5 mei 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1997 pub. 18/06/1997 numac 1997021155 bron diensten van de eerste minister 5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling sluiten.(4) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, « Wetgevingstechniek », aanbevelingen 113 tot 115. (5) Ibid., aanbeveling nr. 156.

20 SEPTEMBER 2012. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/08/2002 pub. 13/08/2002 numac 2002002233 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten sluiten tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het Ministerie van Defensie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het artikel 4, § 2, 1°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/08/2002 pub. 13/08/2002 numac 2002002233 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten sluiten tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het Ministerie van Defensie;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 december 2011, 14 maart 2012 en 22 juni 2012;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 19 juni 2012;

Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren, waarbij besloten is dat een effectbeoordeling niet vereist is;

Gelet op het protocol nr. 666 van 17 juli 2012 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies nr. 51.809 van de Raad van State, gegeven op 22 augustus 2012, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister belast met Ambtenarenzaken en van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut

Artikel 1.In artikel 33quinquies van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, hersteld bij het koninklijk besluit van 5 september 2002 en vervangen bij het koninklijk besluit van 7 juni 2007, worden de woorden « de eerste vermelding « onvoldoende » » vervangen door de woorden « de eindvermelding ». HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/08/2002 pub. 13/08/2002 numac 2002002233 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten sluiten tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het Ministerie van Defensie

Art. 2.Artikel 4 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 02/08/2002 pub. 13/08/2002 numac 2002002233 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Koninklijk besluit tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten sluiten tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten en in het Ministerie van Defensie, wordt vervangen als volgt : « De evaluatieperiode betreft één jaar.

De verloven of afwezigheden hebben geen invloed op de duur van de periode, behalve indien ze een ononderbroken periode van dertig werkdagen overschrijden. In dat geval hebben deze een schorsende werking. » Onder werkdagen worden alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen verstaan. »

Art. 3.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 4.Artikel 16 van hetzelfde besluit, wordt aangevuld als volgt : « Het model van het beschrijvend evaluatieverslag wordt door de Minister van Ambtenarenzaken bepaald. »

Art. 5.Het opschrift van Titel III. van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « TITEL III. De eindvermeldingen ».

Art. 6.Het opschrift van Hoofdstuk I van Titel III. van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 1. Toekenning van de eindvermelding ».

Art. 7.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Het beschrijvend evaluatieverslag bevat één van de volgende vermeldingen : « uitstekend », « voldoet aan de verwachting », « te ontwikkelen », of « onvoldoende ».

De eindvermelding wordt onderbouwd in het beschrijvend evaluatieverslag over de voorbije evaluatieperiode. »

Art. 8.Artikel 20, tweede lid van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 9.Artikel 21, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « De duur van de evaluatieperiode die onmiddellijk volgt op de toekenning van de vermelding « onvoldoende » bedraagt zes maanden. De duur wordt verlengd met de dagen verlof of afwezigheid die zijn toegekend. »

Art. 10.Het opschrift van Afdeling 2 van Hoofdstuk II van Titel III, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « Afdeling 2. Procedure ».

Art. 11.In artikel 22, § 1, van hetzelfde besluit, worden de woorden « van de eerste vermelding « onvoldoende » « vervangen door de woorden » van zijn eindvermelding. ». HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 12.De evaluatieperiodes die lopen op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet volgens de bepalingen die toen van kracht waren.

Deze evaluatieperiodes mogen evenwel niet langer duren dan één jaar vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 14.Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Trapani, 20 september 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Ambtenarenzaken, S. VANACKERE De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, H. BOGAERT

^