gepubliceerd op 09 augustus 1997
Koninklijk besluit tot vaststelling van de lijst, het niveau, de structuur en de bevoegdheden van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat die ressorteren onder het Ministerie van Middenstand en Landbouw
20 JUNI 1997. Koninklijk besluit tot vaststelling van de lijst, het niveau, de structuur en de bevoegdheden van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat die ressorteren onder het Ministerie van Middenstand en Landbouw
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 juni 1921 houdende reglement van de Rijksplantentuin, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 februari 1948 en 12 juni 1948;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 oktober 1951 houdende organiek reglement van de Rijksstations voor landbouwkundig onderzoek gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 maart 1954, 14 januari 1956, 17 april 1956, 14 oktober 1960, 16 september 1963, 20 augustus 1964, 6 oktober 1964, 4 februari 1965, 1 september 1971 en 17 februari 1983;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juni 1960 houdende oprichting van een Landbouweconomisch Instituut bij het Ministerie van Landbouw, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 november 1970;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juni 1975, 12 augustus 1981 en 10 mei 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 februari 1967 betreffende de benaming van de Nationale Plantentuin van België;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 1970 waarbij aan het Landbouweconomisch Instituut het statuut van wetenschappelijke inrichting van de Staat wordt toegekend en waarbij zijn niveau, zijn structuur en zijn bevoegdheden worden vastgesteld, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 1978;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 januari 1984 waarbij de rechtspersoonlijkheid aan het Landbouweconomisch Instituut voor het beheer van zijn vermogen wordt toegekend;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juni 1997 houdende oprichting van het Centrum voor Onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie als wetenschappelijke inrichting van de Staat;
Gelet op het advies van 5 september 1994 van de Interministeriële Commissie voor Wetenschapsbeleid;
Gelet op protocol nr. 62/5 van 2 mei 1996 van het Comité van Sector I, Algemeen Bestuur;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 oktober 1995;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 6 maart 1996;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 6 maart 1996;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 20 juni 1960 houdende oprichting van een Landbouweconomisch Instituut bij het Ministerie van Landbouw, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 november 1970, in het koninklijk besluit van 30 april 1970 waarbij aan het Landbouweconomisch Instituut het statuut van wetenschappelijke inrichting van de Staat wordt toegekend en waarbij zijn niveau, zijn structuur en zijn bevoegdheden worden vastgesteld, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 1978, en in het koninklijk besluit van 12 januari 1984 waarbij de rechtspersoonlijkheid aan het Landbouweconomisch Instituut voor het beheer van zijn vermogen wordt toegekend, worden de woorden "Landbouweconomisch Instituut" telkens vervangen door de woorden "Centrum voor Landbouweconomie".
Art. 2.Overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat worden erkend als behorend tot het eerste niveau : 1° het Centrum voor Onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie (C.O.D.A.); 2° De Nationale Plantentuin van België (N.P.B.); 3° Het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek te Gembloux (C.R.A.) 4° Het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek te Gent (C.L.O.) 5° Het Centrum voor Landbouweconomie (C L.E.).
Art. 3.Het Centrum voor Onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie is ingedeeld in zes departementen en twaalf afdelingen.
Deze inrichting is in het bijzonder bevoegd om wetenschappelijke en technische steun te verlenen om problemen op te lossen inzake : de bestrijding van dierenziekten; de bescherming van de menselijke gezondheid; de bescherming van de kwaliteit van de landbouwecosystemen; het waarborgen van de kwaliteit van de dierlijke en plantaardige producties inzake zoönosen en residu's; de benutting van bijprodukten van de landbouw.
Art. 4.De Nationale Plantentuin van België is ingedeeld in twee departementen en zeven afdelingen.
Deze inrichting is in het bijzonder bevoegd : om bij te dragen tot een grotere kennis van de planten door middel van botanisch onderzoek voornamelijk op het gebied van de systematiek en de verwante disciplines; om bij te dragen tot het behoud van de genetische hulpbronnen door het beheren van goed gedocumenteerde verzamelingen van levende of gedroogde planten, zaden en plantaardige weefsels.
Art. 5.Het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek te Gem-bloux is ingedeeld in zeven departementen en zeventien afdelingen.
Deze inrichting is in het bijzonder bevoegd om onderzoek te verrichten met betrekking tot : de plantaardige productie : optimalisatie van teeltsystemen, bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik, gebruik van landbouwmachines, alsook de toepassing van biotechnieken, van in vitro cultuur, van biologische bestrijdingsmethoden en van fytogenetische hulpbronnen inzake veredeling en bescherming van planten; de dierlijke productie : veeteelt- en vetmestingstechnieken met optimaal gebruik van de landelijke ruimte en de lokale hulpbronnen; de kwaliteit en het gebruik van de landbouwproductie : verbetering van de meet- en beheerstechnieken.
Art. 6.Het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek te Gent is ingedeeld in zeven departementen en zeventien afdelingen.
Deze inrichting is in het bijzonder bevoegd om onderzoek te verrichten met betrekking tot : de plantaardige productie : veredeling, genetica en vermeerdering van hoofdzakelijk voeder- en tuinbouwgewassen, alsook fytotechnie, ecofysiologie en gewasbescherming; de dierlijke productie : nutritionele waarde van voedermiddelen, nutriëntenbehoefte der dieren, huisvesting der dieren, en de kwaliteit en verwerking van dierlijke grondstoffen; de zeevisserij : rationeel en optimaal gebruik van het mariene milieu vanuit biologisch, technisch en socio-economisch standpunt.
Art. 7.Het Centrum voor Landbouweconomie is ingedeeld in twee departementen en zes afdelingen.
Deze inrichting is in het bijzonder bevoegd : om op macro- en micro-economisch vlak metingen te verrichten, analyses uit te voeren en prognoses op te maken in verband met de resultaten van de landbouwbedrijvigheid; om de economische en sociologische aspecten van de algemene en sectorale landbouwproblemen wetenschappelijk te onderzoeken.
Art. 8.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van de structuur van de wetenschappelijke inrichtingen van het Ministerie van Landbouw;2° het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van de lijst en van het niveau van de wetenschappelijke inrichtingen afhangend van het Ministerie van Landbouw;3° het artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 juni 1921 houdende reglement van de Rijksplantentuin, in de mate waarin het de opdrachten en de structuur van de Nationale Plantentuin van België betreft;4° de artikelen 1, 2 en 3 van het koninklijk besluit van 15 oktober 1951 houdende organiek reglement van de Rijksstations voor landbouwkundig onderzoek, in de mate waarin zij de opdrachten en de structuur betreffen van het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek te Gembloux en van het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek te Gent; 5°de artikelen 1, 2 en 3 van het koninklijk besluit van 30 april 1970 waarbij aan het Landbouweconomisch Instituut het statuut van wetenschappelijke inrichting van de Staat wordt toegekend en waarbij zijn niveau, zijn structuur en zijn bevoegdheden worden vastgesteld, in de mate waarin zij de opdrachten, de structuur en het niveau van het Centrum voor Landbouweconomie betreffen.
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1995.
Art. 10.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 juni 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN