gepubliceerd op 19 februari 2014
Koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van het in werking treden en tot uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders
20 JANUARI 2014. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van het in werking treden en tot uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, beoogt de uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders.
Zoals uiteengezet in de memorie van toelichting van de voormelde wet hebben de definitief aangenomen bedienden en de stagedoende bedienden van de hypotheekbewaarders een hybride rechtstoestand. Eensdeels vallen zij als contractueel personeelslid onder de toepassing van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, anderdeels stelt het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders hen gelijk met het statutair rijkspersoneel wanneer dit voor hen voordeliger is.
Deze gemengde rechtstoestand die steeds meer tot juridische en praktische problemen leidt, zoals bijvoorbeeld het loonbeheer, is uit de tijd. Daarom wordt voorgesteld om de definitief aangenomen bedienden en de stagedoende bedienden, die geslaagd zijn voor een selectieproef die door SELOR als gelijkwaardig werd erkend aan de selectieproeven die door deze instelling worden georganiseerd, te integreren als rijksambtenaar onder de voorwaarden bepaald in artikel 2 van het ontwerp.
De integratie als rijksambtenaar van de stagedoende bediende heeft slechts plaats nadat deze zijn stage als bediende van een hypotheekbewaarder heeft volbracht en in dienst werd behouden.
Ook de representatieve vakorganisaties vragen sinds vele jaren dat de Regering dringend de noodzakelijke maatregelen zou treffen met het oog op de verambtelijking van sommige groepen van bedienden van de hypotheekbewaarders.
Op grond van een werklastmeting zal uw dienaar het personeelskader vaststellen dat aan elk hypotheekkantoor moet worden gehecht om de permanente personeelsbehoeften in te vullen (zie artikel 10 van het ontwerp dat het artikel 3bis vervangt van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders).
Daar bij de berekening van de permanente personeelsbehoeften er dient over gewaakt, dat de continuïteit van het beheer en van de dagelijkse activiteiten van het hypotheekkantoor verzekerd blijft en dat de persoonlijke aansprakelijkheid van de hypotheekbewaarder voor wat de hypothecaire publiciteit betreft niet in het gedrang wordt gebracht.
Omwille van deze redenen, de wens om het hybride statuut af te schaffen en het feit dat de bedienden van de hypotheekbewaarders als enigen onmiddellijk de vereiste theoretische kennis en onontbeerlijke praktische ervaring hebben om de hypotheekbewaarder in zijn dagdagelijkse activiteiten bij te staan, wordt voorgesteld om, in uitvoering van bovenvermelde wet, de bedienden die geslaagd zijn voor een hetzij een bevorderingsexamen, hetzij een selectie-A of een selectie-B zoals bedoeld in het besluit van de Regent van 1 juli 1949, onder de in het bijgaande ontwerp bepaalde voorwaarden te integreren als rijksambtenaar.
De betrekkingen op het personeelskader vastgesteld voor elk hypotheekkantoor, worden bij voorrang ingevuld door : 1° de definitief aangenomen bedienden die geïntegreerd worden als rijksambtenaar, 2° de definitief aangenomen bedienden die niet worden geïntegreerd als rijksambtenaar;3° de stagedoende bedienden;4° de stagiairs in de zin van het statuut van het Rijkspersoneel. Indien er vervolgens nog betrekkingen vacant zijn op het personeelskader kan in deze vacatures worden voorzien door de indienstneming van contractuele personeelsleden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.
Wat betreft de definitief aangenomen bedienden die niet in aanmerking kunnen komen voor een integratie als rijksambtenaar, dient opgemerkt dat artikel 12 van bovenvermeld besluit van de Regent hen thans stabiliteit van hun betrekking verzekert wat inhoudt dat zij hun betrekking niet kunnen verliezen, tenzij er zich een probleem stelt met betrekking tot hun functioneren. Deze stabiliteit komt voort uit het feit dat zij ook vandaag al een permanente personeelsbehoefte invullen en volgens genoemd besluit gelijkgesteld werden met rijksambtenaren.
De stagedoende bedienden zijn geslaagd voor een door SELOR als gelijkwaardig erkende selectieproef en vullen eveneens een permanente personeelsbehoefte in.
Wanneer er op het kader van een hypotheekkantoor betrekkingen vacant zijn, zullen de tijdelijke bedienden, die geslaagd zijn voor een door SELOR als gelijkwaardig erkende selectieproef en die op datum van inwerkingtreding van het voorgelegde ontwerp zonder onderbreking minstens 60 maanden dienst tellen in een of meer hypotheekkantoren, zich hiervoor kandidaat kunnen stellen.
De gunstig gerangschikte tijdelijke bediende wordt dan in de door hem gesolliciteerde betrekking tot de statutaire stage toegelaten in de zin van het statuut van het Rijkspersoneel.
Indien er op het kader van een hypotheekkantoor een betrekking vacant is, maar geen enkele tijdelijke bediende die de voorwaarden vervult om tot de statutaire stage te worden toegelaten, zich kandidaat heeft gesteld, wordt deze betrekking mits machtiging door de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie ingevuld door een contractueel personeelslid met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
Na de uitvoering van het voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit zal de hypotheekbewaarder dus beschikken over : - geïntegreerde rijksambtenaren, zijnde de definitief aangenomen bedienden, de stagedoende bedienden en de tijdelijke bedienden die, onder de voorwaarden bepaald in het voorgelegde ontwerp, werden geïntegreerd als rijksambtenaar; - definitief aangenomen bedienden of stagedoende bedienden die niet werden geïntegreerd als rijksambtenaar en dus contractuele personeelsleden zijn, maar geldelijk gelijkgesteld zijn met vast benoemde ambtenaren en stagiairs (zie artikel 27 van het ontwerp tot wijziging van artikel 18 van bovenvermeld besluit van de Regent).
Vermits nieuwe personeelsleden geen toegang meer hebben tot deze hybride rechtstoestand, zal deze groep gestaag verminderen in aantal met de tijd; - contractuele bedienden die geldelijk gelijkgesteld worden met de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden bij de Federale Overheidsdienst Financiën.
Toelichting bij sommige artikelen Artikel 2 In paragraaf 1 wordt wat betreft de administratief assistent niet uitdrukkelijk vermeld dat deze dient geslaagd te zijn voor een selectie A, een vergelijkende selectie voor overgang naar de graad van administratief assistent of een examen van eerste klerk, vermits dit steeds een voorwaarde is geweest om toegang te hebben tot de graad als stagedoende of definitief aangenomen bediende. Er zijn dus geen administratief assistenten die niet geslaagd zouden zijn voor een door SELOR gelijkwaardig erkende selectie. Daarom, net zoals voor de houders van de graad van bijvoorbeeld financieel medewerker of fiscaal deskundige, is het overbodig om te vermelden dat de kandidaten voor een integratie als rijksambtenaar moeten geslaagd zijn voor een door SELOR erkende selectie.
Paragraaf 2 houdt in dat de stagedoende bedienden hun stage voortzetten als bediende van de hypotheekbewaarder, zij zijn dus geen stagiair in de zin van koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel. Om te vermijden dat de stagedoende bedienden zouden worden geïntegreerd als rijksambtenaar na de tijdelijke bedienden, die een statutaire stage aanvatten van 3 of 12 maanden afhankelijk van het niveau waarin ze hun stage vervullen, wordt de stage van de stagedoende bedienden die volgens het bovenvermeld besluit van de Regent 24 maanden bedraagt, indien nodig, vanaf de inwerkingtreding van het voorgelegde ontwerp van besluit ingekort tot maximaal 3 of 12 maanden, naargelang de stage als bediende verricht wordt in het niveau D of C. Het woord maximaal wordt gebruikt omdat de termijn korter kan zijn dan de bovenvermelde 3 of 12 maanden, daar de stage als bediende in totaal niet meer dan 24 maanden mag bedragen.
De stagedoende bedienden blijven tijdens hun stage als contractueel werknemer onderworpen aan het bovenvermelde besluit van de Regent omdat : 1) hun stage in totaal nooit meer dan 24 maanden zou bedragen;2) zij als bediende de mogelijkheid moeten hebben om de integratie als rijksambtenaar te weigeren en alsnog definitief aangenomen bediende te worden, vermits zij dit vooruitzicht hadden bij de aanvang van hun stage als bediende.Daarentegen de tijdelijke personeelsleden werden niet toegelaten tot een stage als bediende en hadden dus niet het perspectief om definitief aangenomen bediende te kunnen worden, wat inhoudt dat zij onmiddellijk tot de statutaire stage worden toegelaten (zie artikel 5, § 3, van het ontwerpbesluit).
Artikelen 4 en 10 Artikel 10 van het ontwerp dat artikel 3bis van bovenvermeld besluit van de Regent vervangt, houdt in dat de betrekkingen op het kader van een hypotheekkantoor in de volgende orde worden toegekend : 1° de geïntegreerde rijksambtenaren;2° de definitief aangenomen bedienden;3° de stagedoende bedienden;4° de stagiairs;5° contractuele personeelsleden met een contract van onbepaalde duur. Artikel 4 bepaalt dat de tijdelijke bedienden die de voorwaarden vervullen (geslaagd zijn voor een selectie-A of een selectie-B, 60 maanden diensten tellen op datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit, ...) tot de statutaire stage worden toegelaten in de mate dat er vacante betrekkingen zijn op het kader na de aanrekening hierop van de geïntegreerde rijksambtenaren, de definitief aangenomen bedienden en de stagedoende bedienden.
Vermits tijdelijke bedienden niet moeten geslaagd te zijn voor een selectie-A of een selectie-B om deze tijdelijke functies uit te oefenen, wordt uitdrukkelijk vermeld dat de tijdelijke administratief medewerker of administratief assistent geslaagd moet zijn voor de overeenstemmende selectie om tot de statutaire stage te worden toegelaten.
Artikel 5 De personeelskaders bedoeld in artikel 10 van het ontwerp zijn globale kaders zonder onderverdeling per niveau.
Er werd rekening gehouden met het advies van de Raad van State, behoudens de hierna aan bod komende uitzonderingen.
Wat betreft de opmerking dat de contractuele personeelsleden van de hypotheekbewaarders niet alleen onder de toepassing vallen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, maar ook onder de eenzijdig bepaalde rechtsbepalingen vervat in het bovenvermelde besluit van de Regent, dient opgemerkt dat deze personeelsleden tewerkgesteld zijn in een hypotheekkantoor en dus in een openbare dienst. Ook de contractuele personeelsleden tewerkgesteld bij de Federale Overheid werken onder een gemengde rechtstoestand. Zoals vermeld in het verslag gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 november 2013 betreffende de aanstelling ad interim van hypotheekbewaarders bij de Federale Overheidsdienst Financiën, zal op termijn het statuut van de hypotheekbewaarders worden herzien en bijgevolg ook de bijzondere rechtstoestand waarin de contractuele personeelsleden van de hypotheekbewaarders zich heden bevinden.
De Raad van State stelt zich de vraag of de voorgelegde regeling niet dezelfde moeilijkheden zal geven, dan deze die ertoe geleid hebben om sommige bedienden te verambtelijken. Het antwoord hierop is negatief, de hypotheekbewaarder zal beschikken over statutair personeel waarvan de rechtstoestand duidelijk is, contractueel personeel waarvan de rechtstoestand overeenstemt met deze van de contractuele personeelsleden van de Federale Overheid en een beperkte groep definitief aangenomen of stagedoende bedienden die niet in aanmerking kwam voor een verambtelijking of hiervoor niet opteerde. Het zijn alleen de definitief aangenomen of stagedoende bedienden die niet zullen worden geïntegreerd als rijksambtenaar, die over een hybride rechtstoestand beschikken. Deze groep zal gestaag verminderen, daar nieuwe personeelsleden niet meer deze gemengde rechtstoestand kunnen krijgen.
Wat betreft de verwijzing van de Raad van State naar zijn advies 42.842/2 van 7 mei 2007 met betrekking tot het koninklijk besluit van 19 juni 2007 houdende hervorming van de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders, zoals hierboven reeds vermeld, het statuut van de hypotheekbewaarders zal worden herzien. Redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zodra de hypotheekbewaarders over een nieuw statuut beschikken, het bovenvermelde besluit van de Regent zal worden opgeheven.
De Raad van State meent dat het ontwerp leidt tot een vermenigvuldiging van statuten en verwijst naar zeven statuten, maar vergeet hieraan toe te voegen dat uiterlijk 12 maanden na de inwerkingtreding van het ontwerp er slechts drie statuten overblijven, waarvan een uitdovend is in de tijd.
Het advies van de Raad werd niet gevolgd met betrekking tot het schrappen van het woord "maximum" in artikel 2, § 2, 2e lid, zie de bovenvermelde toelichting bij artikel 2.
Gelet op de opmerking van de Raad van State werden de artikelen 4 en 10 van het ontwerpbesluit gewijzigd. Zij werden ook toegelicht (zie supra).
Zoals blijkt uit de bovenvermelde toelichting bij artikel 5, dient paragraaf 2 niet te worden gewijzigd. Paragraaf 3 van hetzelfde artikel werd aangepast.
Gelet op artikel 5 van het ontwerpbesluit, lijkt de suggestie van de Raad van State om in artikel 6 van bovenvermeld besluit van de Regent, te preciseren dat de bedienden van de hypotheekbewaarder in dienst worden genomen bij arbeidsovereenkomst tot een herhaling te leiden.
Wat betreft de nationaliteitsvereiste voor de indienstneming van contractuele personeelsleden (artikel 14 van het ontwerpbesluit - artikel 15 in de versie voorgelegd aan de Raad van State) wordt het advies van de Raad niet gevolgd, zodat het ontwerp in overeenstemming blijft met het koninklijk besluit van 25 april 2005 tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten. Zoals vermeld in het verslag bij het koninklijk besluit van 25 april 2005 staan de contractuele betrekkingen open voor de burgers van elke Staat, dit onverminderd de taalvereisten die de taalwetgeving oplegt.
Het advies van de Raad van State met betrekking tot de artikelen 99 tot 103 van het ontwerpbesluit (artikelen 100 tot 104 in de versie voorgelegd aan de Raad van State) wordt niet gevolgd. Vermits er zich een wijziging opdringt van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector, wordt deze gelegenheid te baat genomen om een koninklijk besluit te creëren waarvan het toepassingsgebied zich beperkt tot de Federale Overheidsdienst Financiën en zijn personeel. De wijzigingen voorgesteld in de artikelen 101 tot 103 zijn van toepassing op alle personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën, doch feitelijk zullen deze bepalingen slechts rechtsgevolgen hebben voor de bedienden van de hypotheekbewaarders.
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State met betrekking tot de artikelen 104 en 105 (artikelen 105 en 106 in de versie voorgelegd aan de Raad van State) werd gepreciseerd dat de personeelsleden geen vermelding "onvoldoende" mogen hebben verkregen op het einde van hun laatste evaluatie.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer respectvolle en zeer trouwe dienaar, De Minister van Financiën, K. GEENS
Raad van State afdeling Wetgeving advies 54.345/2 van 18 november 2013 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van de datum van het in werking treden en tot uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders' Op 22 oktober 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van de datum van het in werking treden en tot uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders' .
Het voorontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 18 november 2013. De kamer was samengesteld uit Yves Kreins, kamervoorzitter, Pierre Vandernoot en Martine Baguet, staatsraden, Christian Behrendt en Jacques Englebert, assessoren, en Bernadette Vigneron, griffier. Het verslag is uitgebracht door Alain Lefebvre, eerste auditeur.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 18 november 2013.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Algemene opmerkingen 1.1. Het dossier bevat een verslag aan de Koning, maar dat is erg beknopt.
Aangezien het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit erg complex en zeer technisch is en heel wat vragen opwerpt, en aangezien het deel uitmaakt van een project bestaande uit opeenvolgende fasen die, naar het zich laat aanzien, nog niet zijn voltooid, zou dat verslag aan de Koning voldoende uitgewerkt moeten worden, waarbij het ontwerp eerst gesitueerd wordt binnen het geheel van dat complexe project, en voorts de algemene strekking ervan beter wordt uiteengezet en een specifieke toelichting wordt geven bij elk van de bepalingen ervan. 1.2. In het verslag aan de Koning zouden ook de drie stadia van de hervorming van het statuut van de bedienden van de hypotheekbewaarders duidelijker moeten worden aangegeven. a) Om een einde te maken aan de hybride, half contractuele en half statutaire rechtspositie van bepaalde bedienden van de hypotheekbewaarders - die, volgens het verslag aan de Koning "steeds meer tot juridische en praktische problemen leidt, zoals bijvoorbeeld het loonbeheer" - worden die bedienden in een eerste stadium rijksambtenaar overeenkomstig de wet van 11 december 2006 `betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders' welke wet bij het ontwerp in werking wordt gesteld en ten uitvoer wordt gelegd.Het gaat om een eenmalige maatregel die van toepassing is op alle bedienden die thans in dienst zijn en die voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 2 van het ontwerp. b) Voor het overige zullen de bedienden die in de toekomst worden aangeworven, contractuelen zijn, overeenkomstig het ontworpen hoofdstuk 2 van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 (hierna besluit van de Regent genoemd), met als opschrift "Indienstneming bij arbeidsovereenkomst", waarbij de bepalingen die de voornoemde hybride rechtspositie in het leven hebben geroepen, opgeheven worden.(1) c) Zoals blijkt uit de uitleg van de gemachtigde ambtenaar, zullen in een derde stadium wanneer de persoonlijke aansprakelijkheid van de hypotheekbewaarder opgeheven zal zijn ingevolge de hervorming van zijn statuut, de hypotheekbewaarder en de personeelsleden van de hypotheekkantoren, rijksambtenaren zijn die onder het gemene ambtenarenrecht vallen.2. Zoals hierboven vermeld, zorgt het ontwerp voor een "ambtenarisering" van bepaalde bedienden van de hypotheekbewaarders om een einde te maken aan de hybride, half contractuele, half statutaire rechtspositie, van die bedienden. Met betrekking tot de toekomst heft het verscheidene bepalingen van het besluit van de Regent op die het statuut van de bedienden van de hypotheekbewaarders deden aansluiten bij dat van het rijkspersoneel, meer bepaald: 1° de bepalingen betreffende de vergelijkende selecties en de andere tests die georganiseerd worden "in overleg met en onder toezicht van de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid" (artikelen 10bis en 10ter, die opgeheven worden bij het voorliggende ontwerp);2° de bepalingen betreffende de stage (artikel 11, dat opgeheven wordt bij het voorliggende ontwerp);3° de bepalingen betreffende de definitieve benoeming na de stage en de vastheid van betrekking (artikel 12, dat opgeheven wordt bij het voorliggende ontwerp);4° de bepaling betreffende de pensioenleeftijd, die dezelfde is als die van het rijkspersoneel (artikel 15, dat opgeheven wordt bij het voorliggende ontwerp);5° de bepalingen die de algemene bepalingen inzake gecertificeerde opleidingen en premies voor competentieontwikkeling van toepassing maken (artikel 18, §§ 2 en 3, dat opgeheven wordt bij het voorliggende ontwerp);6° de bepalingen betreffende de bevorderingen en veranderingen van graad. Ongeacht die opheffingen blijft de regeling voor de bedienden die bij arbeidsovereenkomst in dienst worden genomen nog altijd een hybride regeling. De betrekkingen tussen de hypotheekbewaarder en zijn contractuele bedienden worden immers, zoals in het ontworpen artikel 2, derde lid, van het besluit van de Regent staat, niet alleen geregeld door de wet van 3 juli 1978 "betreffende de arbeidsovereenkomsten", maar ook door de bepalingen van het voornoemde besluit, die van statutaire aard zijn. Die bepalingen zijn gebaseerd op de bepalingen die bestaan bij de federale overheid, of maken die zelfs toepasselijk. Er moet inzonderheid op gewezen worden dat: 1° de personeelsformatie vastgesteld wordt door de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie en ingevuld wordt volgens een orde van voorrang vastgesteld in het ontwerp (ontworpen artikel 3bis);2° de graden vastgesteld worden bij artikel 4 van het besluit van de Regent, dat niet ten gronde wordt gewijzigd door het ontwerp;3° het ontwerp zelf de aanwervingsvoorwaarden vaststelt, die bovendien overgenomen worden uit het statuut van het rijkspersoneel (ontworpen artikel 7);4° het ontwerp de gelijkstelling handhaaft van de contractuele bedienden van de hypotheekbewaarders met de leden van het federale overheidspersoneel wat de vaststelling van hun wedde, toelagen en vergoedingen betreft (ontworpen artikel 18, § 1), en voor de toelagen, vergoedingen, premies, pensioenen en ongeacht welke andere voordelen waarop zij zelf of hun rechthebbenden aanspraak kunnen maken (ontworpen artikel 19);5° de duur van de dagelijkse prestaties dezelfde is als die welke is vastgesteld voor het rijkspersoneel dat in dienst is op de ontvangkantoren van de algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie (ontworpen artikel 26);6° het ontworpen hoofdstuk VI voorziet in een evaluatiecyclus waarbij de huidige bepalingen betreffende het signalement vervangen worden;7° de ontworpen artikelen 64 en volgende de kamer van beroep behouden;8° het ontworpen artikel 75 bepaalt dat de hypotheekbewaarder de dienstvrijstellingen, de verloven en de afwezigheden toestaat aan de contractuele bedienden, volgens de regels bepaald voor het rijkspersoneel;dat artikel stelt de stagedoende en de definitief aangenomen bedienden gelijk met rijksambtenaren; 9° artikel 77, zoals gewijzigd bij het ontwerp, bepaalt dat contractuele bedienden die wegens ziekte of gebrekkigheid belet zijn hun functies normaal uit te oefenen, door de hypotheekbewaarder met verlof worden gesteld volgens de voorwaarden en de regels die gelden voor het rijkspersoneel;10° het ontworpen artikel 78 bepaalt dat de hypotheekbewaarder een einde maakt aan het ambt van de definitief aangenomen bediende of de stagedoende bediende die, volgens de procedure die geldt voor het rijkspersoneel, ongeschikt wordt bevonden om zijn ambt te vervullen of om het in de toekomst te hervatten;11° het ontwerp het publiekrechtelijk vakbondsstatuut behoudt voor de contractuele bedienden.12° het ontworpen hoofdstuk X de plichten van de contractuele bedienden regelt. De Raad van State stelt zich vragen bij de samenhang van de aldus ingevoerde regeling. Zal het nieuwe hybride statuut niet leiden tot dezelfde problemen als die welke zijn aangevoerd om bepaalde bedienden van de hypotheekbewaarders te ambtenariseren ? In zijn advies 42.842/2, op 7 mei 2007 verstrekt over een ontwerp dat het koninklijk besluit van 19 juni 2007 `houdende hervorming van de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders' is geworden, heeft de Raad van State het volgende opgemerkt : "2.1. De gemachtigde van de Minister heeft het volgende in het midden gebracht in verband met de verenigbaarheid van de ontworpen bepalingen met het gemene recht van de arbeidsovereenkomsten voor bedienden dat blijft gelden voor de bedienden van de hypotheekbewaarders krachtens artikel 3, tweede lid, van het voornoemde besluit van de Regent van 1 juli 1949 : `La volonté du pouvoir exécutif, à travers l'arrêté du Régent du 1er juillet 1949, a toujours été de doter les employés des conservateurs des hypothèques d'un statut fort proche de celui des agents de l'Etat même si, comme le précise l'article 3, « les relations entre le conservateur et ses employés sont régies par le droit commun du contrat d'emploi... ».
Les avantages octroyés par l'arrêté du Régent sont généralement supérieurs aux conditions prévues par la loi du 3 juillet 1978 sur les contrats de travail (exemple : absence pour cause de maladie), ce que ne semble pas interdire cette dernière. [...] Dernier élément dont il faut tenir compte : la loi du 11 décembre 2006 (2) relative au statut des employés des conservateurs des hypothèques permet au Roi de « fonctionnariser » ces employés.A la veille d'une réforme aussi importante, il paraît inopportun de modifier une terminologie acceptée par le passé et comprise de tous.' Nu, zoals de gemachtigde van de Minister erop wijst, steeds weer het streven tot uiting komt om over te gaan van een systeem van arbeidsverhoudingen gebaseerd op de wil van de partijen bij die arbeidsverhouding [...] naar een bestel waarbij de arbeidsvoorwaarden eenzijdig worden bepaald, inzonderheid ten aanzien van het vaststellen van de loopbanen en de overeenstemmende lonen van de bedienden van de hypotheekbewaarders, rijst de vraag of het dispositief dat bij het ontworpen besluit in het voornoemde besluit van de Regent van 1 juli 1949 wordt opgenomen, geen grondiger aanpassing van dat besluit vergt dan de onderzochte tekst tot stand brengt. Deze vraag doet zich des te scherper voor doordat het Parlement de genoemde wet van 11 december 2006, waarvan de gemachtigde van de Minister spreekt, heeft aangenomen.
Het lijkt immers steeds moeilijker en in de toekomst zelfs onmogelijk, gelet op de voornoemde wet van 11 december 2006, die de Koning in werking moet stellen (3) en uitvoeren, om de opvatting van het voormelde besluit van de Regent van 1 juli 1949 wat betreft de grondslagen zelf ervan, in te bedden in het perspectief van arbeidsverhoudingen zoals ze worden geregeld door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Op de aangevoerde problematiek wordt niet gewezen in relatie tot het mogelijk gunstiger zijn, zoals in casu voorgeschreven, van sommige aspecten van de arbeidsverhouding gelet op wat bepaald is in de voornoemde wet van 3 juli 1978; de problemen rijzen heel wat meer op het stuk van elementen die veeleer eigen zijn aan een systeem van arbeidsverhoudingen, dan aan een ander.
Zo ligt het niet in de lijn van de voornoemde wet van 3 juli 1978 om, buiten iedere contractuele vrijheid van de partijen bij de arbeidsverhouding zulke belangrijke kwesties te regelen als die van de categorie van betrekking waaronder de werknemer valt (benaming van de graden), het vaststellen van zijn loopbaan en het bepalen van zijn bezoldiging (4). 2.2. Dat is echter net wat het ontworpen besluit doet. Het versterkt nog de verschuiving die in de loop van de tijd heeft plaatsgevonden, van een oorspronkelijk hybridische regeling naar een regeling die bijna uitsluitend een rechtspositioneel karakter heeft (5).
De steller van het ontwerp wordt dus verzocht na te gaan of de regelgeving die van toepassing is op de bedienden van de hypotheekbewaarders niet grondiger moet worden herzien; zulks zou beslist zorgen voor meer rechtszekerheid, omdat daardoor voorkomen zou worden dat de partijen bij de arbeidsverhouding wet- en andere regelgeving moeten combineren die wegens hun aard verschillend zijn en zelfs vaak onverenigbaar zijn op fundamentele punten. 3. Zoals het thans is opgevat, kan het ontworpen besluit alleen maar begrepen worden als een maatregel die hoofdzakelijk een overgangsmaatregel is (6), namelijk een maatregel die genomen wordt om het mogelijk te maken de bedienden van de hypotheekbewaarders op te nemen binnen de FOD Financiën, zoals bepaald in de voornoemde wet van 11 december 2006, hetgeen vervolgens een herziening van de gezamenlijke regelgeving zal vergen in deze zin dat alleen nog een rechtspositionele regeling van toepassing zal zijn". Dezelfde opmerking geldt mutatis mutandis voor het voorliggende ontwerp. 3. Het is des te belangrijker die opmerking te herhalen daar de regeling die wordt ingevoerd bij het voorliggende ontwerp leidt tot een aanzienlijke toename van de statuten van de bedienden van de hypotheekbewaarders.De Raad van State stelt immers vast dat er voortaan: a) bedienden zijn die geïntegreerd worden als rijksambtenaar ("geambtenariseerd");b) stagedoende bedienden zijn zoals bedoeld in artikel 11 van het besluit van de Regent, die aan het einde van hun stage geïntegreerd worden als rijksambtenaar ("geambtenariseerd");c) tijdelijke bedienden zijn die krachtens artikel 5, § 3, van het ontwerp toegelaten worden tot de stage en die aan het einde van hun stage geïntegreerd worden als rijksambtenaar ("geambtenariseerd");d) tijdelijke bedienden zijn;e) bedienden zijn die definitief aangenomen zijn maar die niet geregulariseerd kunnen worden omdat ze niet geslaagd zijn voor een selectie-B of die niet geregulariseerd wensen te worden;f) stagedoende bedienden zijn die aan het einde van hun stage niet geambtenariseerd wensen te worden en als definitief aangenomen bedienden worden benoemd;g) andere contractuele bedienden zijn, inzonderheid diegenen die in de toekomst worden aangeworven.4. De volgende bijzondere opmerkingen worden gemaakt onder voorbehoud van deze algemene opmerkingen. Bijzondere opmerkingen Aanhef De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat de zevende aanhefverwijzing, die betrekking heeft op de beslissing van SELOR van 17 oktober 2012, als een overweging moet worden geformuleerd.
Dispositief Artikel 1 1. Artikel 1 definieert negen nieuwe termen "voor de toepassing van dit besluit". In artikel 7 van het ontwerp, dat artikel 1 van het besluit van de Regent vervangt, worden de termen "definitief aangenomen bedienden" en "stagedoende bedienden" echter eveneens en op een verschillende manier gedefinieerd.
De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat een lijst met definities moet worden aangenomen voor de autonome bepalingen van het ontwerp, namelijk de hoofdstukken I tot III en hoofdstuk VII, en een andere lijst voor het besluit van de Regent, namelijk de definities die in hoofdstuk IV staan.
Indien in de beide lijsten eenzelfde term wordt opgenomen, moet daaraan eenzelfde definitie worden gegeven, tenzij er welbepaalde redenen voorhanden zijn om dat niet te doen. 2. Wat 1° betreft, luidt het Franse opschrift van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 "arrêté royal portant le statut des agents de l'Etat". Bovendien zijn de woorden "en zijn wijzigingen" overbodig en moeten ze vervallen. De gemachtigde ambtenaar is het daarmee eens. Wanneer verwezen wordt naar een handeling zonder nadere precisering, houdt die verwijzing immers de thans geldende wijzigingen van die handeling in alsook de wijzigingen die in de toekomst in die handeling zullen worden aangebracht. Dezelfde opmerking geldt voor de definitie van het besluit van de Regent in 4°. 3. De bepalingen onder 6°, 7°, 8° en 9° vermelden respectievelijk de artikelen 12, 11, 5 en 10ter van het besluit van de Regent zoals die "laatst" gewijzigd zijn bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007. De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat het woord "laatst" overbodig is en moet vervallen. Het is immers de bedoeling van de steller van het ontwerp te verwijzen naar de versie van de artikelen 5, 10ter, 11 en 12 zoals die voortvloeit uit het koninklijk besluit van 19 juni 2007, ongeacht of het al dan niet om de laatste versie gaat.(7) Dezelfde opmerking geldt voor artikel 7 (ontworpen artikel 1, 5°, van het besluit van de Regent).
Hoofdstuk II De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat het opschrift van hoofdstuk II ter wille van de duidelijkheid behoort te luiden als volgt: "Integratie als rijksambtenaar van bepaalde bedienden van de hypotheekbewaarders die definitief aangenomen zijn of tot de stage toegelaten zijn".
Artikel 2 1. De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat in paragraaf 1 "In afwijking van het statuut worden de definitief aangenomen bedienden geïntegreerd als ..." geschreven moet worden, en onderdeel 1° moet worden geschrapt. 2. De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat het geen zin heeft te preciseren dat de bedienden geïntegreerd worden in de "Sector Hypotheken van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de Federale Overheidsdienst Financiën", aangezien in paragraaf 3 staat dat "de bedienden bedoeld in de paragrafen 1 en 2 (...) benoemd (worden) tot rijksambtenaar in de sector hypotheken behorend tot de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de Federale Overheidsdienst Financiën". 3. Paragraaf 1, 2°, bepaalt dat de definitief aangenomen bedienden die de graad van administratief medewerker hebben, geslaagd moeten zijn voor een selectie-B willen ze als rijksambtenaar worden geïntegreerd. Wanneer de artikelen 11, § 1, en 12, eerste lid, van het besluit van de Regent echter in onderlinge samenhang worden gelezen, moet iemand om definitief te worden aangenomen (of benoemd), de stage vervuld hebben, en moet iemand om als administratief medewerker tot de stage te worden toegelaten, geslaagd zijn voor de selectie-B. De vraag rijst derhalve of de voorwaarde vastgesteld in paragraaf 1, 2° zin heeft, aangezien iedere bediende die definitief aangenomen is in de graad van administratief medewerker noodzakelijkerwijs geslaagd is voor de selectie-B. Blijkbaar moet die vraag bevestigend beantwoord worden. Het vereiste inzake het slagen voor een examen (hierna "selectie" genoemd) vindt zijn oorsprong in het koninklijk besluit van 9 oktober 2001. (8) Vroeger werden de bedienden aangeworven voor een proeftijd van drie maanden, gevolgd door een stage van twee jaar, waarna ze definitief aangenomen werden. Het is dus mogelijk dat er nog bedienden zijn die definitief benoemd zijn in de graad van administratief medewerker (destijds "klerk") zonder dat ze geslaagd zijn voor het B-examen of voor de selectie-B. 4. Er moet gepreciseerd worden waarom de bedienden met de graad van administratief assistent niet geslaagd hoeven te zijn voor een selectie-A, zoals dat het geval is voor de tijdelijke bedienden genoemd in artikel 4 van het ontwerp.5. Luidens paragraaf 2, tweede lid, eerste zin, duurt de stage in de graad van administratief medewerker maximaal drie maanden, en in de graad van administratief assistent maximaal twaalf maanden. Het woord "maximaal" moet vervallen, aangezien het de Raad van State niet duidelijk is waarom en op grond van welke criteria de stage korter kan zijn, waarbij overigens niet nader wordt gepreciseerd hoeveel korter. 6. Paragraaf 2, derde lid, bepaalt dat de stagedoende bedienden tijdens hun stage als contractueel werknemer onder het besluit van de Regent blijven vallen. De steller van het ontwerp moet in staat zijn het verschil in behandeling te verantwoorden dat daaruit voortvloeit ten opzichte van de stagedoende bedienden genoemd in artikel 5, § 3, van het ontwerp, die, naar het zich laat aanzien, onder het ambtenarenrecht vallen.
Hoofdstuk III Hoofdstuk III heeft als opschrift "Integratie als rijksambtenaar van sommige tijdelijke bedienden van de hypotheekbewaarders".
Uit artikel 5, § 3, van het ontwerp blijkt evenwel dat die tijdelijke bedienden niet onmiddellijk als rijksambtenaar worden geïntegreerd, maar als stagiairs. Het lijkt erop dat het om dezelfde categorie personen gaat als de categorie die in het ontworpen artikel 1, 3°, van het besluit van de Regent "stagiairs" wordt genoemd, en gedefinieerd wordt als "de tijdelijke bedienden die tot de stage werden toegelaten in uitvoering van de wet van 11 december 2006".
De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat het opschrift van hoofdstuk III dienovereenkomstig moet worden aangepast.
Artikel 4 Het eerste lid bepaalt dat de vacante betrekkingen op de formatie bedoeld in het ontworpen artikel 3bis van het besluit van de Regent "worden toegekend aan tijdelijke bedienden die laureaat zijn van een selectie-A of een selectie-B (...)". Het lijkt te gaan om de tijdelijke bedienden die toegelaten zijn tot de stage ter uitvoering van de wet van 11 december 2006, die in het ontworpen artikel 1, 3°, van het besluit van de Regent aangeduid worden met de term "stagiairs", wat evenwel niet hetzelfde is als "stagedoende bedienden".
Het ontworpen artikel 3bis van het besluit van de Regent stelt echter een volgorde van voorrang in voor het invullen van de betrekkingen van de formatie, waarin de "stagiairs" na de "rijksambtenaren", de "definitief aangenomen bedienden" en de "stagedoende bedienden" komen.
Indien de vacante betrekkingen op de formatie uitsluitend of bij voorrang worden toegekend aan de tijdelijke bedienden (de "stagiairs"), zoals opgemaakt lijkt te kunnen worden uit de redactie van artikel 4, eerste lid, is er tegenspraak met het ontworpen artikel 3bis van het besluit van de Regent. Een tijdelijke bediende (een "stagiair") kan immers niet tegelijkertijd zowel voorrang hebben zoals bepaald in artikel 4 van het ontwerp, en pas in aanmerking komen na de "rijksambtenaren", "de definitief aangenomen bedienden" en de "stagedoende bedienden" zoals bepaald in het ontworpen artikel 3bis.
Die tegenstrijdigheid kan maar op twee manieren worden verholpen.
Ofwel is de voorrang waarvan sprake is in artikel 4 slechts een voorrang ten opzichte van de contractuele bedienden met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. In dat geval is het de Raad van State niet duidelijk wat de zin is van artikel 4 van het ontwerp, aangezien de regel al vervat is in het ontworpen artikel 3bis van het besluit van de Regent. Subsidiair zou artikel 4 gewijzigd moeten worden om de bedoeling van de steller van het ontwerp duidelijker tot uiting te laten komen.
Ofwel hebben de twee bepalingen een verschillende werkingssfeer ratione temporis, wat dan duidelijk en nauwkeurig moet worden vermeld in het ontwerp.
Het besluit is dat de steller van het ontwerp deze tegenstrijdigheid of wat op zijn minst een tegenstrijdigheid lijkt, moet rechtzetten, en duidelijk moet aangeven hoe artikel 4 van het ontwerp en het ontworpen artikel 3bis van het besluit van de Regent zich tot elkaar verhouden.
Artikel 5 1. Uit paragraaf 2 blijkt dat de vacante betrekkingen, dat wil zeggen de betrekkingen van niveau C en niveau D, toegekend kunnen worden, zowel aan kandidaten die geslaagd zijn voor een selectie-A, als aan kandidaten die geslaagd zijn voor een selectie-B, maar dat de eerstgenoemden voorrang hebben. Artikel 4, tweede lid, van het ontwerp bepaalt evenwel juister dat de personen die geslaagd zijn voor een selectie-A of een selectie-B zich respectievelijk kandidaat kunnen stellen voor een betrekking van niveau C of van niveau D. Zo ook bepaalt artikel 5, § 3, dat de tijdelijke bedienden die geslaagd zijn voor een selectie-A of een selectie-B respectievelijk in de graad van administratief assistent en administratief medewerker tot de stage worden toegelaten.
Paragraaf 2 moet dienovereenkomstig worden aangepast. 2. In paragraaf 3 is er sprake van "de batig gerangschikte tijdelijke bedienden".De gemachtigde ambtenaar heeft beaamd dat het gaat om de volgorde zoals die voortvloeit uit de voorrangsregels genoemd in paragraaf 2.
De bepaling moet in die zin worden geredigeerd. 3. De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat in paragraaf 4, eerste lid, de datum van het koninklijk besluit `tot vaststelling van het organiek reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het statutair personeel' moet worden vermeld, namelijk 19 juli 2013.Wat de Franse tekst betreft, moet ook het juiste opschrift worden vermeld, namelijk "arrêté royal fixant le règlement organique du Service public fédéral Finances ainsi que les dispositions particulières applicables aux agents statutaires".
Artikel 7 (ontworpen artikel 1 van het besluit van de Regent) 1. De bepaling onder 2° definieert de term "rijksambtenaren" (in het Frans "agents de l'Etat") als "de bedienden van de hypotheekbewaarders die werden verambtelijkt in uitvoering van de wet van 11 december 2006". De term "agents de l'Etat" wordt in het Nederlandse de ene keer weergegeven met de term "rijksambtenaren", de andere keer met de term "rijkspersoneel". De laatstgenoemde term wordt gebruikt in de bepalingen waarbij de bepalingen die gelden voor het "rijkspersoneel" van toepassing worden verklaard op de contractuele bedienden. De beide termen worden gebruikt in hun gewone betekenis. De term "rijksambtenaar" wordt dus niet gebruikt in de bijzondere betekenis die wordt gegeven in de voornoemde bepaling onder 2°. Voorts wordt verwezen naar de Franse tekst van dit advies.
Bovendien geeft de term "rijksambtenaar" niet goed weer dat het gaat om een categorie personen die in het leven is geroepen als gevolg van een éénmalige maatregel en waarvan de gevolgen bijgevolg zullen uitdoven.
De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat de bedienden van de hypotheekbewaarders die de status van ambtenaar hebben gekregen ter uitvoering van de wet van 11 december 2006, bijgevolg aangeduid moeten worden met een andere term dan met de term "rijksambtenaar". 2. In de bepaling onder 3° wordt de term "stagiairs" gedefinieerd als "de tijdelijke bedienden die tot de stage werden toegelaten in uitvoering van de wet van 11 december 2006". Voorgesteld wordt ofwel het begrip "tijdelijk bediende" te definiëren (zoals geschiedt in artikel 1, 8°, van het ontwerp), ofwel de stagiairs te definiëren als "de tijdelijke bedienden aangeworven overeenkomstig artikel 5, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, die tot de stage zijn toegelaten ter uitvoering van de wet van 11 december 2006". 3. De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat de woorden "in uitvoering van de wet van 11 december 2006" in 5°, b), in fine, vervangen moeten worden door de woorden "ter uitvoering van artikel 2, § 2, vierde lid, van het koninklijk besluit van ... tot vaststelling van de datum van het in werking treden en tot uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders".
Artikel 10 (ontworpen artikel 3bis van het besluit van de Regent) De bevoegdheid om de personeelsformatie van elk hypotheekkantoor vast te stellen, moet toegekend worden aan de minister en niet aan de administratie.
Er kan niet worden voorgeschreven dat om die bevoegdheid uit te oefenen, de instemming van de inspecteur van Financiën vereist is.
De twee zinnen van het ontworpen artikel 3bis, eerste lid, moeten dienovereenkomstig worden aangepast.
Artikel 13 (opschrift van het ontworpen hoofdstuk II van het besluit van de Regent) Het opschrift van het hoofdstuk "Indienstneming bij arbeidsovereenkomst" zou de indruk kunnen wekken dat er andere aanwervingsmogelijkheden zijn, wat niet het geval is.
Ter wille van de duidelijkheid wordt voorgesteld om het opschrift van de huidige tekst te behouden ("Wervingsvoorwaarden") en artikel 6 van het besluit van de Regent te vervangen door een bepaling waarin staat dat de bedienden van de hypotheekbewaarders bij arbeidsovereenkomst worden aangeworven. De gemachtigde ambtenaar gaat daarmee akkoord.
Artikel 15 (ontworpen artikel 7 van het besluit van de Regent) 1. In overeenstemming met de gemachtigde ambtenaar moet in de Franse tekst "Pour pouvoir être engagées par contrat de travail, les personnes doivent..." worden geschreven. 2. Er moet worden onderzocht of in de ontworpen bepaling onder 1° niet tevens artikel 16, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 `houdende het statuut van het rijkspersoneel' moet worden vermeld.Daarin wordt het volgende vereiste bepaald om tot rijksambtenaar te worden benoemd : "Belg zijn wanneer de uit te oefenen functies verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag en ten doel hebben de algemene belangen van de Staat te behartigen, of, in de andere gevallen, Belg zijn of burger van een andere Staat die deel uitmaakt van de Europese economische ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat".
De afdeling Wetgeving van de Raad van State heeft reeds herhaaldelijk gesteld dat overeenkomstig artikel 10, tweede lid, van de Grondwet alleen bij een wet en "voor bijzondere gevallen" aan meer vreemdelingen dan krachtens het Europees recht vereist is, toegang mag worden verleend tot openbare functies - ongeacht of het om statutaire dan wel om contractuele functies (9) gaat.
Naar het voorbeeld van wat in het huidige artikel 7 van het besluit van de Regent is bepaald, moet het ontworpen artikel 7, 1°, worden aangevuld met een verwijzing naar artikel 16, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, inzonderheid in het licht van de derde fase van de hervorming die door de gemachtigde ambtenaar in het vooruitzicht is gesteld.
Artikel 28 (ontworpen artikel 18 van het besluit van de Regent) In overeenstemming met de gemachtigde ambtenaar moet het koninklijk besluit van 12 september 2013 in de inleidende zin worden vermeld.
Dezelfde opmerking geldt voor artikel 30.
Artikel 47 (ontworpen artikel 52 van het besluit van de Regent) In overeenstemming met de gemachtigde ambtenaar moet het koninklijk besluit van 19 juni 2007 in de inleidende zin worden vermeld.
Artikel 52 (ontworpen artikel 55 van het besluit van de Regent) 1. Het ontworpen eerste lid bepaalt dat de evaluator ter gelegenheid van het planningsgesprek op basis van de functie-inhoud van de geëvalueerde bepaalt of het opportuun is om prestatiedoelstellingen te formuleren. In het ontwerp wordt echter niet in een "planningsgesprek" voorzien en wordt dat begrip evenmin gedefinieerd. 2. In overeenstemming met de gemachtigde ambtenaar moet in het ontworpen eerste lid, in fine, het volgende worden geschreven: "... of het opportuun is om prestatiedoelstellingen en persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen te formuleren".
Artikelen 66 en 67 (ontworpen artikel 56nonies van het besluit van de Regent) In overeenstemming met de gemachtigde ambtenaar moet "novies" worden geschreven in plaats van "nonies".
Artikel 70 (ontworpen artikel 56undecies van het besluit van de Regent) Luidens dit artikel ontslaat de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie de definitief aangenomen bediende wanneer hij in de drie jaren nadat aan hem een eerste vermelding "onvoldoende" is toegekend, een tweede vermelding "onvoldoende" krijgt.
Zoals de gemachtigde ambtenaar heeft beaamd, staat het aan de hypotheekbewaarder, en niet aan de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie, om met een opzeggingstermijn een einde te maken aan de arbeidsovereenkomst van de definitief aangenomen bediende, aangezien die arbeids overheidsovereenkomst met de hypotheekbewaarder is gesloten.
Artikel 74 (ontworpen artikel 57 van het besluit van de Regent) 1. Het eerste lid lijkt in te houden dat de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie de arbeidsovereenkomst van de definitief aangenomen bediende zou kunnen beëindigen. Zoals de gemachtigde ambtenaar heeft beaamd, staat het niet aan de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie om die arbeidsovereenkomst te beëindigen, daar ze is gesloten tussen de hypotheekbewaarder en de bediende. 2. De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat ook in het geval vermeld in de bepaling onder 4°, te weten bij een inbreuk op het ontworpen artikel 84, moet worden voorzien in de goedkeuring door de administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie. Artikel 87 (ontworpen artikel 69 van het besluit van de Regent) In overeenstemming met de gemachtigde ambtenaar moet in de ontworpen paragraaf 2, tweede lid, worden vermeld dat de beslissing wordt meegedeeld aan de stagedoende bediende in plaats van aan het personeelslid.
Artikelen 100 tot 104 (wijzigingen van het koninklijk besluit van 3 maart 2005) Volgens de gemachtigde ambtenaar strekt artikel 100 ertoe de wijzigingen, aangebracht in het koninklijk besluit van 3 maart 2005 `houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector', alleen te laten gelden voor de personeelsleden op wie deze tekst betrekking heeft voor zover zij niet onder de Pensioendienst voor de overheidssector vallen.
De bepalingen van dat koninklijk besluit behoren dus niet uitdrukkelijk te worden gewijzigd, zoals in de artikelen 101 tot 104 gedaan wordt. Door een dergelijke handelwijze zou, niettegenstaande het bepaalde van artikel 100, immers de indruk kunnen ontstaan dat de bepalingen die door deze artikelen 101 tot 104 worden gewijzigd, een algemene gelding hebben in plaats van een beperkte gelding zoals de steller van het ontwerp wenst.
Bijgevolg dient deze artikel 100 te vervallen, en : - ofwel moet artikel 101 worden weggelaten en moet in de redactie van de artikelen 102 tot 104 worden aangegeven dat de bepalingen in kwestie, die niet gewijzigd worden, moeten worden opgevat zoals wordt voorgesteld voor het personeel van de federale overheidsdienst Financiën; - ofwel moet het koninklijk besluit dat gewijzigd wordt, aangevuld worden met bijzondere bepalingen die dezelfde strekking hebben als in het ontwerp wordt bepaald maar waarvan de werkingssfeer uitdrukkelijk tot deze personeelscategorie wordt beperkt.
Deze tweede werkwijze is te verkiezen aangezien de rechtszekerheid daardoor beter gediend zou zijn.
Artikel 103 (ontworpen artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005) In de inleidende zin moet worden vermeld dat artikel 4 vervangen is bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2013.
Artikel 104 (ontworpen artikel 26 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005) 1. Artikel 26 is ook gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2013.2. De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat in de Franse tekst van de inleidende zin de eerste en de tweede kolom moeten worden vermeld in plaats van de eerste en de derde kolom. Artikelen 105 en 106 (ontworpen artikelen 78, tweede lid, en 79, laatste lid, van het koninklijk besluit van 19 juni 2007) De voorgestelde wijzigingen hebben slechts zin als de gewijzigde artikelen aldus moeten worden begrepen dat de bediende de aldaar vermelde bezoldigingen en weddecomplementen alleen kan genieten als hij niet alleen een gunstige evaluatie had op het ogenblik waarop deze artikelen in werking zijn getreden, maar die evaluatie naderhand ook heeft behouden.
Indien de gewijzigde artikelen, die overgangsbepalingen zijn, immers in die zin zouden moeten worden begrepen dat de bediende de aldaar vermelde bezoldigingen en weddecomplementen kan genieten als hij alleen op het ogenblik waarop deze artikelen in werking zijn getreden minstens het signalement "goed" had, zou de wijziging van deze artikelen geen enkele uitwerking hebben.
Slotopmerking Meerdere bepalingen voorzien in een uitwerking op "de eerste dag van de derde maand na die waarop [het ontworpen besluit] in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt". Dat is bijvoorbeeld het geval in artikel 2, §§ 1, eerste lid, en 2, tweede lid.
Aangezien artikel 116, 2°, bepaalt dat het ontwerp op datzelfde ogenblik in werking treedt, behalve wat twee bepalingen betreft, is deze bijzondere vermelding in het corpus van het ontwerp niet noodzakelijk. Indien de steller van het ontwerp deze precisering wenst aan te brengen ten behoeve van de duidelijkheid van de bepalingen in kwestie, moet hij verwijzen naar de "datum van inwerkingtreding van dit besluit".
De griffier, B. Vigneron De voorzitter, Y. Kreins _______ Nota's (1) Zie evenwel hierna, algemene opmerking 2.(2) Voetnoot 6 van het aangehaalde advies: Cette loi n'a pas encore été publiée au Moniteur belge.Elle résulte d'un projet de loi adopté le 9 novembre 2006 par la Chambre (Doc. parl., Chambre, 2006-2007, n° 51-2616/3), qui n'a pas été évoqué par le Sénat. L'article 2, alinéa 1er, de cette loi est libellé comme suit : « Les employés des conservateurs des hypothèques qui remplissent les conditions déterminées par arrêté royal et qui ont réussi une épreuve de sélection reconnue par SELOR équivalente aux épreuves de sélection du même niveau, sont intégrés au sein du Service public fédéral Finances comme agent de l'Etat ». (3) Voetnoot 7 van het aangehaalde advies : Artikel 2, tweede lid, van de voormelde wet van 11 december 2006.(4) Voetnoot 8 van het aangehaalde advies : Wat dat betreft heeft de gemachtigde van de minister overigens gesteld dat de avenanten bij de individuele arbeidscontracten, voor wat betreft de wijziging van de benaming van de graden, ondertekend zouden worden.Overeenkomstig artikel 3 van de voornoemde wet van 3 juli 1978 moet de bezoldiging van de bediende, aangezien ze een wezenlijk deel uitmaakt van de contractuele arbeidsverhouding, ook overeengekomen worden tussen de partijen, eventueel in de vorm van een schriftelijk stuk indien het werk dat verricht wordt bijvoorbeeld deeltijds wordt verricht (artikel 11bis van de voornoemde wet van 3 juli 1978). (5) Voetnoot 9 van het aangehaalde advies: Afgezien van het feit dat de juridische constructie die de bediende aan de hypotheekbewaarder bindt formeel de naam arbeidsovereenkomst behoudt, en dat inzake ontslag de regels van de voornoemde wet van 3 juli 1978 van toepassing zijn.6) Voetnoot 10 van het aangehaalde advies: Zie, wat dat betreft, artikel 93 van het ontwerp.(7) De artikelen 10ter, 11 en 12 worden bij het voorliggende ontwerp opgeheven en artikel 5 wordt bij het voorliggende ontwerp gewijzigd.(8) Zie de definitie van de selecties-A en de selecties-B in artikel 1, 9°, van het ontwerp. (9) Zie advies 38.002/1, op 10 februari 2005 gegeven over een ontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan het koninklijk besluit van 25 april 2005 `tot vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten'.
20 JANUARI 2014. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van het in werking treden en tot uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 107, tweede lid;
Gelet op de wet van 10 juni 1922 betreffende het loon der hypotheekbewaarders;
Gelet op de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders;
Gelet op het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 juni 2007 houdende hervorming van de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 juni 2012, 14 maart 2013 en 10 april 2013;
Gelet op het advies van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Financiën, gegeven op 17 mei 2013;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, d.d. 5 juni 2013;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 5 juni 2013;
Gelet op de adviezen van de syndicale raad van advies van de bedienden der hypotheekbewaarders, gegeven op 25 juni 2013 en 16 juli 2013 ;
Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. D.I. 337/D/83 van het Sectorcomité II-Financiën, gesloten op 24 september 2013;
Gelet op het advies 54.345/2 van de Raad van State, gegeven op 18 november 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat bij beslissing van 17 oktober 2012 SELOR de selecties en de proeven over de beroepsbekwaamheid die georganiseerd worden voor de bedienden van de hypotheekbewaarders als gelijkwaardig heeft erkend aan deze georganiseerd voor de rijksambtenaren van hetzelfde niveau;
Op de voordracht van de Minister van Financiën, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van de hoofdstukken I tot III en VII van dit besluit dient te worden verstaan onder: 1° statuut : het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;2° hypotheekkantoor : het hypotheekkantoor bedoeld in artikel 1 van de wet van 21 ventôse jaar VII betreffende de inrichting van de bewaring der hypotheken;3° hypotheekbewaarder : de hypotheekbewaarder-titularis of de hypotheekbewaarder-interimaris bedoeld in artikel 4 van de wet van 21 ventôse jaar VII betreffende de inrichting van de bewaring der hypotheken;4° besluit van de Regent : het besluit van de Regent van 1 juli 1949 betreffende het personeel van de hypotheekbewaarders;5° bediende : de bediende in dienst genomen door de hypotheekbewaarder bedoeld in 3° met een arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 3 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;6° definitief aangenomen bediende : de bediende die definitief is aangenomen overeenkomstig artikel 12 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007;7° stagedoende bediende : de bediende die tot de stage werd toegelaten overeenkomstig artikel 11 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007;8° tijdelijk bediende : de bediende die werd in dienst genomen overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007;9° de selecties-A en de selecties-B : de selecties-A en de selecties-B bedoeld in artikel 10ter van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, alsook de A-examens en B-examens bedoeld in artikel 10bis zoals ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001. HOOFDSTUK 2. - Integratie als rijksambtenaar van bepaalde bedienden van de hypotheekbewaarders die definitief aangenomen zijn of tot de stage toegelaten zijn
Art. 2.§ 1. In afwijking van het statuut worden de definitief aangenomen bedienden geïntegreerd als rijksambtenaar met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit, mits zij hiermee schriftelijk instemmen en op datum van hun benoeming de volgende voorwaarden vervullen : 1° de bedienden die titularis zijn van de graad van administratief medewerker, dienen geslaagd te zijn in een selectie-B;2° hun ontslag als bediende hebben aangeboden aan de hypotheekbewaarder, die dit zal aanvaarden zonder dat er een opzeggingstermijn dient te worden gepresteerd, noch een opzeggingsvergoeding verschuldigd is voor het niet naleven van de opzeggingstermijn;3° de eed hebben afgelegd in de termen, bepaald bij artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831. § 2. Indien de bewaarder de wettelijke vooropzeg niet heeft betekend tijdens de stage, worden de stagedoende bedienden tot rijksambtenaar benoemd de dag volgend op het einde van hun stage, mits zij hiermee schriftelijk instemmen en op datum van hun benoeming de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, 2° en 3° vervullen.
Met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit, duurt de stage nog maximaal drie maanden in de graad van administratief medewerker en twaalf maanden in de graad van administratief assistent, zonder dat de totale duur van de stage twee jaar kan overschrijden. In geval van onderbreking van meer dan één maand, wordt het verloop van de stage geschorst tijdens de duur van de afwezigheid. De afwezigheden wegens ziekte of ongeval schorsen nochtans alleen de stage in de mate waarin hun totale duur drie maanden overschrijdt.
Tijdens hun stage blijven de stagedoende bedienden als contractueel werknemer onderworpen aan het besluit van de Regent.
Indien de bediende na zijn stage te hebben volbracht een benoeming tot rijksambtenaar weigert, wordt hij benoemd tot definitief aangenomen bediende in de graad waarin hij tot de stage werd toegelaten. § 3. De bedienden bedoeld in de paragrafen 1 en 2 worden benoemd tot rijksambtenaar in de sector hypotheken behorend tot de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de Federale Overheidsdienst Financiën.
Zij blijven tewerkgesteld in het hypotheekkantoor waar zij als bediende werkzaam waren. § 4. Met ingang van de datum van publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, nodigt de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde de definitief aangenomen bedienden en stagedoende bedienden, die in aanmerking kunnen komen voor een benoeming als rijksambtenaar overeenkomstig de paragrafen 1 en 2, uit om schriftelijk mee te delen of zij al dan niet wensen te worden benoemd tot rijksambtenaar in uitvoering van dit artikel.
Art. 3.§ 1. De in artikel 2 bedoelde statutaire benoemingen hebben plaats in de graad waarvan de titel overeenstemt met deze van de graad die de bedienden hadden voor hun integratie als rijksambtenaar. § 2. In afwijking van paragraaf 1 hebben de benoemingen plaats in de graad van financieel assistent voor de bedienden die titularis zijn van de graad van adjunct-financieel assistent of administratief assistent en laureaat zijn van het bijzondere examen, bedoeld in artikel 33 van het besluit van de Regent zoals dit artikel van toepassing was op 31 december 2001. § 3. De graad-, niveau- en dienstanciënniteit verworven als bediende worden geacht te zijn verworven als rijksambtenaar op datum van hun benoeming in deze hoedanigheid.
De tot rijksambtenaar benoemde bediende behoudt zijn weddeschaal, geldelijke anciënniteit en, in voorkomend geval, zijn weddecomplement en fictieve geldelijke anciënniteit.
De fictieve geldelijke anciënniteit wordt slechts behouden in het niveau waartoe de bediende werd benoemd als rijksambtenaar. HOOFDSTUK 3. - Toelating van bepaalde tijdelijke bedienden tot de in het statuut bedoelde stage
Art. 4.De tijdelijke bedienden die laureaat zijn van een selectie-A of een selectie-B worden onder de voorwaarden bepaald in artikel 5 toegelaten tot de stage zoals bedoeld in het statuut, en dit binnen de perken van de vacante betrekkingen op het kader bedoeld in artikel 3bis van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 betreffende het personeel van de hypotheekbewaarders, zoals vervangen door artikel 10 van onderhavig besluit, die hun prioritair worden toegekend na toepassing van het tweede lid, 1° tot 3° van genoemd artikel 3bis.
De laureaten van een selectie-A of een selectie-B kunnen zich kandidaat stellen voor een betrekking en worden respectievelijk toegelaten tot de stage in het niveau C of in het niveau D.
Art. 5.§ 1. Voor de in artikel 4 bedoelde vacante betrekkingen in een hypotheekkantoor kunnen zich kandidaat stellen, ongeacht het hypotheekkantoor waarin ze tewerkgesteld zijn, de tijdelijke bedienden die : 1° geslaagd zijn voor de vereiste selectie-A of selectie-B;2° op de datum van inwerkingtreding van dit besluit zonder onderbreking minstens 60 maanden dienst tellen, zoals bedoeld in artikel 113, in een of meer hypotheekkantoren;3° de wettelijke taalvereisten vervullen. § 2. De vacante betrekkingen worden bij voorrang toegekend aan de kandidaten die laureaat zijn van een selectie-A, in de volgende orde: 1° indien meerdere kandidaten laureaat zijn van een selectie A, aan de kandidaat die het hoogste aantal maanden dienst heeft volbracht zonder onderbreking in één of meer hypotheekkantoren, zoals bedoeld in artikel 113;2° bij gelijke rangschikking overeenkomstig 1°, de oudste kandidaat. Bij gebrek aan kandidaten die laureaat zijn van een selectie-A, worden de vacante betrekkingen toegekend aan de kandidaten die laureaat zijn van een selectie-B, in de volgende orde : 1° indien meerdere kandidaten laureaat zijn van een selectie B, aan de kandidaat die het hoogste aantal maanden dienst heeft volbracht zonder onderbreking in één of meer hypotheekkantoren, zoals bedoeld in artikel 113;2° bij gelijke rangschikking overeenkomstig 1°, de oudste kandidaat. § 3. De overeenkomstig paragrafen 1 en 2 batig gerangschikte tijdelijke bedienden, die een betrekking aanvaarden worden toegelaten tot de stage, onder de voorwaarden bepaald in het statuut, mits zij hun ontslag als bediende hebben aangeboden aan de hypotheekbewaarder, die dit zal aanvaarden zonder dat er een opzeggingstermijn dient te worden gepresteerd, noch een opzeggingsvergoeding verschuldigd is voor het niet naleven van de opzeggingstermijn. De laureaten van een selectie-A of een selectie-B worden tot de stage toegelaten respectievelijk in de graad van administratief assistent en administratief medewerker. § 4. De geschikt bevonden stagiairs worden in afwijking van artikel 39 van het koninklijk besluit van 19 juli 2013 tot vaststelling van het Organiek Reglement van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het statutair personeel, geïntegreerd als rijksambtenaar in de Sector Hypotheken van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de Federale Overheidsdienst Financiën.
Voor de vaststelling van hun dienstanciënniteit worden de diensten verricht op een hypotheekkantoor zoals bedoeld in artikel 113 in aanmerking genomen. HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders
Art. 6.Het opschrift van het besluit van de Regent van 1 juli 1949 houdende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders wordt vervangen als volgt: "Besluit van de Regent betreffende het personeel van de hypotheekbewaarders".
Art. 7.Artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001, wordt vervangen als volgt : "Artikel 1.
Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° wet van 11 december 2006 : wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders;2° geïntegreerde rijksambtenaren : de bedienden van de hypotheekbewaarders die werden verambtelijkt in uitvoering van de wet van 11 december 2006;3° stagiairs: de tijdelijke bedienden die tot de stage werden toegelaten in uitvoering van de wet van 11 december 2006;4° tijdelijke bediende : de bediende die werd in dienst genomen overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007;5° contractuele bedienden: de definitief aangenomen bedienden, de stagedoende bedienden, alsook de andere personeelsleden die werden in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst;6° definitief aangenomen bedienden : a) de contractuele bedienden die definitief werden aangenomen in uitvoering van artikel 12 zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 en niet werden verambtelijkt in uitvoering van de wet van 11 december 2006;b) de contractuele bedienden die tot de stage werden toegelaten in uitvoering van artikel 11, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 en die na hun stage te hebben volbracht niet hebben ingestemd met een benoeming als rijksambtenaar en benoemd werden tot definitief aangenomen bediende, ter uitvoering van artikel 2, § 2, 4e lid van het koninklijk besluit van 20 januari 2014 tot vaststelling van de datum van het in werking treden en tot uitvoering van de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders;7° stagedoende bedienden : de bedienden die tot de stage werden toegelaten overeenkomstig artikel 11 van het besluit van de Regent, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007; 8° personeel: de geïntegreerde rijksambtenaren, stagiairs en contractuele bedienden.".
Art. 8.Artikel 2, van hetzelfde besluit, hersteld bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 2.De hypotheekbewaarder wordt in de uitoefening van zijn ambt bijgestaan door geïntegreerde rijksambtenaren, stagiairs en contractuele bedienden.
De bewaarder oefent het onmiddellijk hiërarchisch gezag uit over de geïntegreerde rijksambtenaren en stagiairs van zijn bewaring.
De betrekkingen tussen de bewaarder en zijn contractuele bedienden worden beheerst door de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en de bepalingen van dit besluit, wanneer deze voordeliger zijn voor de bediende.".
Art. 9.Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001, wordt opgeheven.
Art. 10.Artikel 3bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 3bis.De Minister van Financiën stelt om de twee jaar het kader vast van het personeel dat aan elk hypotheekkantoor gehecht wordt om de permanente personeelsbehoeften in te vullen. Deze kaders dienen voor voorafgaandelijk advies aan de Inspecteur van Financiën te worden voorgelegd.
De betrekkingen op het kader worden bij voorrang ingevuld, in de volgende orde, door : 1° de geïntegreerde rijksambtenaren;2° de definitief aangenomen bedienden;3° de stagedoende bedienden;4° de stagiairs. Indien er na toepassing van het tweede lid nog betrekkingen vacant zijn in het kader kunnen deze, mits machtiging door de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie, worden ingevuld door contractuele personeelsleden met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.".
Art. 11.In artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord "contractuele" ingevoegd tussen de woorden "graden van de" en de woorden "bedienden worden";2° in het tweede lid worden : a) het woord "contractuele" ingevoegd tussen de woorden "graden van de" en de woorden "bedienden zijn";b) onder 1°, worden de woorden "klerk, afgeschafte graad" opgeheven;c) onder 3° worden de woorden "revisor, afgeschafte graad" en "eerste revisor, afgeschafte graad" opgeheven; 3° het derde lid wordt vervangen als volgt : "De graden van administratief medewerker, administratief assistent en financieel deskundige kunnen slechts bij wege van indienstneming worden verleend aan de contractuele bedienden, de andere graden vermeld in het tweede lid kunnen niet meer worden toegekend.".
Art. 12.Artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 5.Zo nodig, kan de bewaarder, mits machtiging van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde bedienden bij arbeidsovereenkomst in dienst nemen.
Deze machtiging is niet vereist om een lid van het personeel te vervangen wiens afwezigheid meer dan één maand duurt.
De bedienden die de in het tweede lid bedoelde leden van het personeel vervangen worden niet aangerekend op het in artikel 3bis bedoelde kader.
Niemand kan als contractueel bediende op een hypotheekkantoor worden aangenomen zonder voorafgaandelijke instemming van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde.".
Art. 13.Artikel 6 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972, wordt opgeheven.
Art. 14.Artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 7.Om bij arbeidsovereenkomst in dienst te kunnen worden aangenomen moeten de personen : 1° voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 16, § 1, 2°, 3° en 5°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel; 2° houder zijn van een diploma of getuigschrift dat in aanmerking wordt genomen door SELOR voor deelname aan een vergelijkende selectie voor werving als rijksambtenaar in het niveau, dat overeenstemt met dat waarin de bediende wordt aangenomen.".
Art. 15.Het opschrift van Hoofdstuk III. van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 16.Artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt opgeheven.
Art. 17.Artikel 10bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art. 18.Artikel 10ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art. 19.Artikel 11 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 oktober 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art. 20.Artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 oktober 2001 en 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art. 21.In artikel 13 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord "contractuele" ingevoegd tussen de woorden "wanneer de" en de woorden "bediende zijn";2° in het eerste lid worden de woorden "met de toestemming van de titularis ervan" opgeheven;3° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 22.Artikel 14 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt opgeheven.
Art. 23.Artikel 15 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt opgeheven.
Art. 24.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 25.Artikel 16bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 november 1964, wordt opgeheven.
Art. 26.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 17.De bewaarder bezoldigt zijn contractuele bedienden overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.".
Art. 27.In artikel 18 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 september 2013 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Behoudens andersluidende bepalingen van dit besluit, worden voor de vaststelling van hun wedde, toelagen en vergoedingen de contractuele bedienden van de hypotheekbewaarders gelijkgesteld met de personeelsleden van het Federaal Openbaar Ambt die titularis zijn van een gemene graad of met personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën die titularis zijn van een bijzondere graad, zoals hierna is bepaald : 1° de stagedoende bedienden en de definitief aangenomen bedienden, respectievelijk met de stagiairs en de vastbenoemde ambtenaren; 2° de contractuele bedienden niet vermeld onder 1° met de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden bij de Federale Overheidsdienst Financiën."; 2° een paragraaf 1bis wordt ingevoegd, luidende : " § 1bis.Voor de vaststelling van hun wedde wordt de graadanciënniteit en de niveauanciënniteit van de definitief aangenomen bedienden als volgt gedefinieerd : - graadanciënniteit : de in aanmerking komende diensten verricht als stagedoend en definitief aangenomen bediende in een graad die door de toe te passen bepalingen in aanmerking worden genomen; - niveauanciënniteit : de in aanmerking komende diensten verricht als stagedoend en definitief aangenomen bediende in een graad van het betreffende niveau."; 3° de paragrafen 2 en 3 worden opgeheven.
Art. 28.Artikel 18bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art. 29.Artikel 18ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 september 2013, wordt opgeheven.
Art. 30.Artikel 19 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt vervangen als volgt : "
Art. 19.De contractuele bedienden van de hypotheekbewaarders of hun rechthebbenden ontvangen dezelfde toelagen, vergoedingen, premies, pensioenen en andere voordelen als de personeelsleden met wie zij, overeenkomstig artikel 18, § 1, gelijkgesteld zijn of hun rechthebbenden.
Ingeval de contractuele bedienden van de hypotheekbewaarders of hun rechthebbenden op enig voordeel aanspraak kunnen maken krachtens de bepalingen die van toepassing zijn op de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden, keert de bewaarder aan de bedienden of hun rechthebbenden alleen het aanvullend bedrag uit, zodat zij een even gunstige regeling genieten als diegene die geldt voor de personeelsleden met wie zij gelijkgesteld zijn of hun rechthebbenden.".
Art. 31.Artikel 22 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969, wordt opgeheven.
Art. 32.Artikel 25 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1966, wordt opgeheven.
Art. 33.In artikel 26 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972, worden de woorden "Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen" vervangen door de woorden "Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie".
Art. 34.Artikel 27 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 35.Hoofdstuk V, afdelingen I tot IV, van hetzelfde besluit, bestaande uit de artikelen 31 tot 33, 35bis tot 37, 39, 41, 42 en 44, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 mei 1969 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 maart 1972, 9 oktober 2001 en 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art. 36.Het opschrift van hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift : "HOOFDSTUK VI. - EVALUATIECYCLUS".
Art. 37.In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling I ingevoegd, dat de artikelen 47 en 47bis bevat, luidende "Afdeling I - Toepassingsgebied en definities".
Art. 38.Artikel 47 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972, wordt vervangen als volgt : "
Art. 47.Dit hoofdstuk is van toepassing op de contractuele bedienden, met uitzondering van de stagedoende bedienden.".
Art. 39.Artikel 47bis van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1966 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 47bis.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° evaluator : de hypotheekbewaarder-titularis of de hypotheekbewaarder-interimaris;2° evaluatiecyclus : een proces dat de evaluator ondersteunt bij de leidinggevende verantwoordelijkheden en dat gericht is op het stimuleren van de communicatie tussen de evaluator en het personeelslid, op het bevorderen van de ontwikkeling van de competenties van het personeelslid en op het bereiken van de opgelegde doelstellingen;3° functiebeschrijving : de beschrijving van, onder meer, het doel van de functie, de resultaatgebieden, de functievereisten en de functiecontext waarin het personeelslid functioneert;4° evaluatie : het beschrijvend beoordelen van het functioneren, van de competenties en van de attitudes van het personeelslid;5° geëvalueerde : contractuele bedienden met uitzondering van de stagedoende bedienden; 6° werkdag : alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen.".
Art. 40.In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling II ingevoegd, dat artikel 48 tot 50 bevat, luidende "Afdeling II - De evaluatiecyclus - algemene bepalingen".
Art. 41.Artikel 48 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 48.De evaluatiecyclus is verplicht voor ieder contractueel personeelslid dat effectief in dienst is, met uitzondering van de stagedoende bedienden.".
Art. 42.Artikel 49 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 1976, wordt vervangen als volgt : "
Art. 49.De evaluatieperiode betreft één jaar.
De verloven of afwezigheden hebben geen invloed op de duur van de periode, behalve indien ze een ononderbroken periode van 30 werkdagen overschrijden. In dat geval hebben deze een schorsende werking.".
Art. 43.Artikel 50 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : "
Art. 50.De Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie bepaalt de praktische regels betreffende de organisatie van de evaluatiecyclus.".
Art. 44.In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling III ingevoegd, dat artikel 51 tot 53 bevat, luidende "Afdeling III - De evaluatiecyclus - de rollen van de evaluator en de geëvalueerde".
Art. 45.Artikel 51 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : "
Art. 51.De evaluatiecyclus van het personeelslid wordt beheerd door een evaluator.
Elke evaluator moet de nodige opleiding inzake het evaluatiegebeuren volgen.".
Art. 46.Artikel 52 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 52.Onverminderd artikel 56octies, tweede lid, draagt de evaluator de eindverantwoordelijkheid van de evaluatie en beheert het evaluatiedossier.
De geëvalueerde kan documenten laten opnemen in zijn evaluatiedossier.
Wanneer een document, behalve dit vermeld in het tweede lid, in het evaluatiedossier wordt opgenomen, bezorgt de evaluator de geëvalueerde hiervan een afschrift. De geëvalueerde tekent dit document voor ontvangst en kan er opmerkingen aan toevoegen.".
Art. 47.Artikel 53 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt vervangen als volgt : "
Art. 53.Als voorbereiding op het evaluatiegesprek kan de evaluator alle inlichtingen inwinnen die aan de evaluatie een nuttige bijdrage kunnen leveren.".
Art. 48.In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling IV ingevoegd, luidende "Afdeling IV - Het verloop van de evaluatiecyclus".
Art. 49.In hoofdstuk VI, afdeling IV, van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling I ingevoegd, die de artikelen 54 en 55 bevat, luidende "Onderafdeling I - Functiebeschrijving en doelstellingen".
Art. 50.Artikel 54 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt hersteld in de volgende lezing : "
Art. 54.Bij de indienstneming en bij het opnemen van een nieuwe functie nodigt de evaluator de geëvalueerde uit voor een functiegesprek, waarbij de functiebeschrijving, horende bij de uit te oefenen functie wordt vastgesteld.".
Art. 51.Artikel 55 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 55.De evaluator bepaalt ter gelegenheid van het planningsgesprek op basis van de functie-inhoud van de geëvalueerde of het opportuun is om prestatiedoelstellingen en persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen te formuleren.
Vanaf het begin van de nieuwe evaluatieperiode, in voorkomend geval onmiddellijk na het functiegesprek, vindt een planningsgesprek plaats.
Tijdens dit planningsgesprek stellen de evaluator en de geëvalueerde zowel kwalitatieve als kwantitatieve prestatiedoelstellingen en, eventueel, persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen vast.".
Art. 52.In hoofdstuk VI, afdeling IV, van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling II ingevoegd, dat het artikel 56 omvat, luidende "Onderafdeling II - Begeleiding en communicatie".
Art. 53.Artikel 56 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : "
Art. 56.Telkens het nodig is, zal er in de loop van de evaluatieperiode een functioneringsgesprek plaatsvinden tussen geëvalueerde en evaluator.
In een functioneringsgesprek kunnen aan bod komen : 1° oplossingen voor knelpunten in verband met het functioneren van de geëvalueerde;2° oplossingen voor knelpunten die het bereiken van de afgesproken doelstellingen bemoeilijken;deze kunnen zowel betrekking hebben op de organisatie en de werking van de dienst, de begeleiding door de chef als op externe factoren; 3° de ontwikkeling van het personeelslid binnen de huidige functie; Ter gelegenheid van dit gesprek kunnen ontwikkelingsgerichte doelstellingen worden geformuleerd en bijsturingen worden aangebracht aan de afgesproken prestatiedoelstellingen.".
Art. 54.In hoofdstuk VI, afdeling IV, van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling III ingevoegd, dat de artikelen 56bis tot 56quater bevat, luidende "Onderafdeling III - Evaluatie".
Art. 55.In hetzelfde besluit wordt een artikel 56bis ingevoegd, luidende : "
Art. 56bis.De evaluatie heeft plaats op grond van de volgende criteria : 1° de functiebeschrijving;2° de extra-elementen uit het planningsgesprek; 3° desgevallend, de prestatiedoelstellingen en de persoonlijke ontwikkelingsdoelstellingen.".
Art. 56.In hetzelfde besluit wordt een artikel 56ter ingevoegd, luidende : "
Art. 56ter.Na afloop van de evaluatieperiode nodigt de evaluator de geëvalueerde uit voor een evaluatiegesprek, waarbij een balans wordt opgemaakt van het functioneren van de geëvalueerde en van de mate waarin de doelstellingen werden bereikt.".
Art. 57.In hetzelfde besluit wordt een artikel 56quater ingevoegd, luidende : "
Art. 56quater.Na het evaluatiegesprek finaliseert de evaluator het beschrijvend evaluatieverslag dat onder meer handelt over het functioneren van de geëvalueerde in de afgelopen evaluatieperiode, over de mate waarin de vooropgestelde doelstellingen werden gehaald en de persoonlijke bijdrage van het personeelslid hieraan.
Het beschrijvend evaluatieverslag wordt door de evaluator binnen vijftien kalenderdagen na het evaluatiegesprek aan de geëvalueerde bezorgd.
Binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst voegt de geëvalueerde zijn eventuele opmerkingen toe en bezorgt het verslag terug aan de evaluator.
Het model van het beschrijvend evaluatieverslag wordt door de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie bepaald.".
Art. 58.In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling V ingevoegd, dat de artikelen 56quinquies tot 56sexies bevat, luidende "Afdeling V - Het evaluatiedossier".
Art. 59.In hetzelfde besluit wordt een artikel 56quinquies ingevoegd, luidende : "
Art. 56quinquies.Het individueel evaluatiedossier omvat : 1° een identificatiefiche met identiteitsgegevens;2° de functiebeschrijving en de elementen uit het planningsgesprek voor zover ze hieraan iets toevoegen;3° desgevallend de afgesproken prestatiedoelstellingen;4° eventuele verslagen van de functioneringsgesprekken en/of de afspraken gemaakt tijdens deze gesprekken;5° de door de geëvalueerde op zijn verzoek toegevoegde documenten; 6° de beschrijvende evaluatieverslagen.".
Art. 60.In hetzelfde besluit wordt een artikel 56sexies ingevoegd, luidende : "
Art. 56sexies.Het individueel evaluatiedossier van de geëvalueerde is ter beschikking van het personeelslid, van de evaluator en van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde.".
Art. 61.In hoofdstuk VI, van hetzelfde besluit wordt een afdeling VI ingevoegd, die de artikelen 56septies tot 56octies bevat, luidende "Afdeling VI - Toekenning van de eindvermelding".
Art. 62.In hetzelfde besluit wordt een artikel 56septies ingevoegd, luidende : "
Art. 56septies.Het beschrijvend evaluatieverslag bevat één van de volgende vermeldingen: "uitstekend", "voldoet aan de verwachting", "te ontwikkelen" of "onvoldoende".
De eindvermelding wordt onderbouwd in het beschrijvend evaluatieverslag over de voorbije evaluatieperiode.".
Art. 63.In hetzelfde besluit wordt een artikel 56octies ingevoegd, luidende : "
Art. 56octies.Een evaluatieverslag kan slechts een eindvermelding "onvoldoende" vermelden wegens manifest ondermaats functioneren van de geëvalueerde.
Een beschrijvend evaluatieverslag dat afgesloten wordt met een vermelding "onvoldoende" wordt ondertekend door de evaluator en de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie.".
Art. 64.In hoofdstuk VI van hetzelfde besluit wordt een afdeling VII ingevoegd die drie onderafdelingen bevat, luidende "Afdeling VII - Beroep van een geëvalueerde tegen een beschrijvend evaluatieverslag en een eindvermelding en de gevolgen".
Art. 65.In hoofdstuk VI, afdeling VII van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling I ingevoegd dat artikel 56novies bevat, luidende "Onderafdeling I - Beroep van een geëvalueerde".
Art. 66.In hetzelfde besluit wordt een artikel 56novies ingevoegd, luidende : "
Art. 56novies.Binnen de twintig werkdagen na de kennisgeving van het verslag kan het personeelslid een schriftelijk beroep instellen tegen dit verslag en de vermelding die hem toegekend is.
Het beroep wordt ingesteld bij de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie, die onmiddellijk een ontvangstbericht stuurt en het beroep onverwijld doorgeeft aan de Kamer van beroep. De Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie bezorgt ook een afschrift van het in artikel 56quinquies bedoeld individueel evaluatiedossier.
Het beroep is opschortend. In voorkomend geval vangt de in artikel 56decies bepaalde periode van zes maanden slechts aan op de dag na die waarop de Administrateur-generaal van de Patrimonium-documentatie de geëvalueerde het advies van de Kamer van beroep meedeelde samen met de beslissing die hij in voorkomend geval genomen heeft.".
Art. 67.In hoofdstuk VI, afdeling VII van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling II ingevoegd dat de artikelen 56decies en 56undecies bevat, luidende "Onderafdeling II - Gevolgen voor de definitief aangenomen bediende".
Art. 68.In hetzelfde besluit wordt een artikel 56decies ingevoegd, luidende : "
Art. 56decies.De duur van de evaluatieperiode die onmiddellijk volgt op de toekenning van de vermelding "onvoldoende" aan een definitief aangenomen bediende bedraagt zes maanden. Deze duur wordt verlengd naar rato de dagen verlof of afwezigheid die om welke reden dan ook zijn toegekend. Ze worden eveneens naar rato verlengd wanneer de definitief aangenomen bediende deeltijds werkt.".
Art. 69.In hetzelfde besluit wordt een artikel 56undecies ingevoegd, luidende : "
Art. 56undecies.Indien in de drie jaren na de toekenning van de eerste vermelding "onvoldoende" een tweede vermelding "onvoldoende" wordt gegeven zelfs indien ze niet voortvloeit uit de eerste vermelding "onvoldoende", ontslaat de hypotheekbewaarder de definitief aangenomen bediende. Er wordt een einde gesteld aan de afgesloten arbeidsovereenkomst, met inachtneming van de dwingende bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.".
Art. 70.In hoofdstuk VI, afdeling VII van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling III ingevoegd dat het artikel 56duodecies bevat, luidende "Onderafdeling III - Gevolgen voor de niet-definitief aangenomen bediende".
Art. 71.In hetzelfde besluit wordt een artikel 56duodecies ingevoegd, luidende : "
Art. 56duodecies.Wanneer het beschrijvend evaluatieverslag voor een geëvalueerde die geen definitief aangenomen bediende is, wordt afgesloten met een eindvermelding "onvoldoende" wordt er een einde gesteld aan de met het personeelslid afgesloten arbeidsovereenkomst, met inachtneming van de dwingende bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.".
Art. 72.Het opschrift van hoofdstuk VII van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift: "HOOFDSTUK VII. - VASTHEID VAN BETREKKING VOOR DE DEFINITIEF AANGENOMEN BEDIENDEN".
Art. 73.Artikel 57 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 57.De arbeidsovereenkomst van de definitief aangenomen bediende kan door de de hypotheekbewaarder slechts eenzijdig worden beëindigd : 1° om een dringende reden zoals bedoeld in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;2° in uitvoering van hoofdstuk VI, afdeling VII;3° indien de bediende niet langer de voorwaarden vervult bedoeld in artikel 7, 1° ;4° naar aanleiding van een inbreuk op artikel 84;5° om een ernstige fout of tekortkoming van de bediende die de professionele samenwerking onmogelijk maakt. Indien de hypotheekbewaarder een definitief aangenomen bediende wenst te ontslaan in toepassing van paragraaf 1, 1° of 4°, dient hij hiertoe het akkoord te hebben van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde.".
Art. 74.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk VIIbis ingevoegd dat artikel 58 bevat, luidende: "HOOFDSTUK VIIbis - AFDANKING".
Art. 75.Artikel 58 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 58.De afdanking van een contractuele bediende, niet bedoeld in artikel 57, wordt door de bewaarder uitgesproken met voorafgaande machtiging van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde.".
Art. 76.Artikel 59 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art. 77.Artikel 60 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art. 78.Artikel 61 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 79.Artikel 62 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007. wordt opgeheven,
Art. 80.Artikel 63 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007. wordt opgeheven.
Art. 81.Artikel 64 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt: "
Art. 64.§ 1. Er wordt een Kamer van beroep ingesteld die als opdracht heeft om een met reden omkleed advies te geven met betrekking tot de beroepen die werden ingediend door een geëvalueerde, tegen een beschrijvend evaluatieverslag en de hem toegekende vermelding. § 2. De Kamer van beroep heeft eveneens als opdracht om de stagedoende bediende waarvoor de bewaarder een machtiging tot afdanking gevraagd heeft, op zijn verzoek te horen en een met redenen omkleed advies te geven, alvorens ter zake een beslissing door de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie wordt genomen.
De stagedoende bediende en zijn verdediger kunnen inzage nemen van al de stukken van het dossier, in het bijzijn van de griffier-verslaggever Deze paragraaf is niet van toepassing in geval van ontslag om een dringende reden zoals bedoeld in artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.".
Art. 82.In artikel 65, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt: "2° bijzitters door de syndicale organisaties, die bij de syndicale raad van advies bedoeld onder artikel 79 zetelen, aangesteld onder het personeel dat minstens 35 jaar oud is en minstens vijftien jaar dienst telt, tegen één werkende bijzitter en één plaatsvervangende bijzitter per organisatie";b) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : "3° een aantal werkende en plaatsvervangende bijzitters gelijk aan het aantal bijzitters bedoeld in 2°, dat wordt aangesteld onder de ambtenaren van : - de centrale diensten van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie; - de buitendiensten van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
De bijzitters dienen minstens 35 jaar oud te zijn en vijftien jaar dienst te tellen;".
Art. 83.Artikel 66 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 66.Elke afdeling beraadslaagt geldig wanneer ten miste de helft van haar leden aanwezig is.
Wanneer de voorzitter afwezig of verhinderd is wijzen de bijzitters bedoeld in artikel 65, 3°, een van hen aan als voorzitter van de zitting.
Wanneer het aantal door de overheid aangewezen leden en het aantal door de syndicale organisaties aangewezen leden niet gelijk is, wordt de pariteit hersteld door loting. De voorzitter neemt niet deel aan de loting.
Wanneer het quorum niet bereikt werd, beraadslaagt de afdeling op de volgende zitting van het dossier, ongeacht het aantal aanwezigen. De voorzitter kan echter beslissen de beslissing uit te stellen tot een derde en laatste zitting van de afdeling.
De stemming is geheim. Bij staking van stemmen bepaalt de voorzitter de strekking van het advies.".
Art. 84.Artikel 67 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 67.Een lid van de Kamer van beroep kan enkel zetelen indien het op geen enkele wijze heeft deelgenomen aan de toekenning van de evaluatievermelding of de aanvraag tot machtiging tot afdanking van een stagedoende bediende.
Het personeelslid en zijn hypotheekbewaarder worden ambtshalve opgeroepen om gehoord te worden.".
Art. 85.Artikel 68 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 68.§ 1. De geëvalueerde of de stagedoende bediende verschijnt in eigen persoon; hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze; hij mag zich niet laten vertegenwoordigen.
De verdediger mag op geen enkele manier deel uitmaken van de Kamer van beroep. § 2. De Kamer van beroep beraadslaagt zonder het personeelslid te horen, op basis van alleen het beroepsdossier, wanneer het personeelslid niet geantwoord heeft op de eerste en tweede oproeping. § 3. De afwezigheid van de hypotheekbewaarder belet de Kamer van beroep niet te beraadslagen.".
Art. 86.Artikel 69 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 69.§ 1. De Kamer van beroep brengt haar met reden omkleed advies uit met betrekking tot het voorstel tot afdanking van een stagedoende bediende.
De voorzitter van de afdeling deelt het advies mee binnen de vijftien werkdagen aan de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie en de stagedoende bediende. § 2. Elke niet met het advies van de Kamer van beroep overeenstemmende beslissing van de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie moet met redenen worden omkleed.
Hij deelt zijn beslissing mee aan de stagedoende bediende binnen de twintig werkdagen na de ontvangst van het advies.".
Art. 87.Artikel 70 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 70.Het advies van de Kamer van beroep met betrekking tot een toegekende evaluatievermelding, bestaat hetzij uit een voorstel van andere vermelding, hetzij uit een voorstel van behoud van de toegekende vermelding.
De voorzitter van de afdeling deelt het advies binnen de vijftien werkdagen mee aan de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie en aan de geëvalueerde.".
Art. 88.Artikel 71 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 71.Indien de Kamer van beroep heeft voorgesteld de vermelding te wijzigen, neemt de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie de beslissing hetzij de vermelding te wijzigen overeenkomstig het advies van de Kamer, hetzij de oorspronkelijke vermelding te bevestigen, of wel een andere vermelding toe te kennen.
Hij deelt zijn beslissing aan de geëvalueerde mee binnen de twintig werkdagen na de ontvangst van het advies.
Indien de Kamer heeft voorgesteld de vermelding te behouden, wordt deze definitief. De Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie brengt de geëvalueerde hiervan onmiddellijk op de hoogte en deelt hem het advies mee.".
Art. 89.Artikel 72 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art. 90.Artikel 74, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen door het koninklijk besluit van 19 september 1962, wordt vervangen als volgt : "Behoudens het behoorlijk vastgesteld geval van ziekte of gebrekkigheid, of het geval van overmacht, verliest de contractuele bediende die zonder toelating afwezig is of die de duur van zijn verlof overschrijdt, het recht op zijn bezoldiging voor de niet gerechtvaardigde duur van zijn afwezigheid.".
Art. 91.Artikel 75 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 1976 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt vervangen als volgt : "
Art. 75.Onverminderd wat geldt voor het statutair personeel dat onder het hiërarchisch gezag staat van de hypotheekbewaarder, staat de bewaarder de dienstvrijstellingen, de verloven en afwezigheden toe aan de contractuele bedienden volgens de regelen bepaald voor het Rijkspersoneel. De toegestane dienstvrijstellingen, verloven en afwezigheden mogen niet minder gunstig zijn dan die welke verleend worden bij de bindende wettelijke bepalingen die op de contractuele bedienden van toepassing zijn.
Voor de toepassing van het eerste lid worden stagedoende en definitief aangenomen bedienden gelijkgesteld met statutaire ambtenaren, de andere contractuele bedienden worden gelijkgesteld met het contractueel personeel in dienst genomen bij de Federale overheidsdiensten.".
Art. 92.Artikel 76 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 juli 1976 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt opgeheven.
Art. 93.In artikel 77 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 september 1962 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007, wordt het woord "contractuele" ingevoegd tussen het woord "de" en de woorden "bedienden die wegens".
Art. 94.Artikel 78 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1966, wordt vervangen als volgt: "Art. 78. De bewaarder maakt een einde aan het ambt van de definitief aangenomen bediende of de stagedoende bediende die volgens de voor het Rijkspersoneel geldende procedure, ongeschikt wordt bevonden om zijn ambt te vervullen of het in de toekomst te hervatten. In dat geval stelt de bewaarder, als het een in het eerste lid bedoelde bediende betreft die in de voorwaarden verkeert welke, ter verkrijging van een pensioen, van de rijksambtenaren worden vereist, hem op pensioen volgens de regelen bepaald in artikel 19.".
Art. 95.In artikel 79 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 maart 1972, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° de rechtstoestand van de contractuele bedienden;".
Art. 96.Het opschrift van hoofdstuk X van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "HOOFDSTUK X. - PLICHTEN VAN DE CONTRACTUELE BEDIENDEN".
Art. 97.Artikel 84 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 84.Onverminderd de verplichtingen opgenomen in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, is het de contractuele bedienden verboden : 1° om zonder toestemming van de bewaarder, gelijk welke inlichtingen uit het archief van de bewaring of uit de op het kantoor berustende akten en documenten, aan niet tot de dienst behorende personen te verschaffen;2° zelf of door een tussenpersoon, mee te werken aan het opmaken voor andermans rekening van erfenisaangiften of andere fiscale aangiften;3° zich persoonlijk te bevinden in een toestand van belangenconflict, zoals bedoeld in artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel. Indien de contractuele bediende meent of vreest een belangenconflict te hebben deelt hij dit via de hypotheekbewaarder mee aan de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde. Indien de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie of zijn gemachtigde van oordeel is dat het een belangenconflict betreft, zullen de passende maatregelen worden genomen in overleg met de bewaarder.".
Art. 98.Artikel 85 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 juni 1962, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector
Art. 99.Het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 100 tot 103 wat betreft de Federale Overheidsdienst Financiën en zijn personeel.
Art. 100.Het opschrift van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector wordt vervangen als volgt: "Het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën".
Art. 101.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën, gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 februari 2010, worden de volgende punten ingevoegd : "3° bis weddeschaal 28L 22.393,07 - 32.067,71 3/1 x 252,18 2/2 x 390,04 2/2 x 672,31 10/2 x 679,34 (Kl. 23j. - N.B. - G.A.) 7° bis weddeschaal 26G 16.456,84 - 24.859,06 3/1 x 252,18 1/2 x 292,59 1/2 x 390,04 2/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23j. - N.B. - G.A.)".
Art. 102.In artikel 4, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 7 oktober 2013, worden de volgende punten ingevoegd : "9° weddeschaal 30C 12.901,13 - 16.887,63 3/1 x 140,09 5/2 x 194,67 8/2 x 324,11 (Kl. 18j. - N.D. - G.A.) 10° weddeschaal 30H 14.363,34 - 19.576,98 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 349,05 (Kl. 18j. - N.D. - G.A.)".
Art. 103.In artikel 26, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2013, worden de volgende bepalingen ingevoegd in de kolommen 2 en 3 :"
3
2
1
19° bis a.bij wege van overgangsmaatregel fiscaal deskundige, voorheen als bediende van de hypotheekbewaarders titularis van de graad van bureauchef, bezoldigd in de weddenschaal 28L
2.403,58 EUR
19° bis a.par mesure transitoire expert fiscal, anciennement titulaire du grade de chef de bureau, rémunéré dans l'échelle de traitement 28 L, en qualité d'employé des conservateurs des hypothèques
b. bij wege van overgangsmaatregel fiscaal deskundige, voorheen als bediende van de hypotheekbewaarders titularis van de graad van eerste revisor, bezoldigd in de weddenschaal 28C louter met het oog op de integratie op bezoldiging in de weddenschaal BF3
b.par mesure transitoire expert fiscal, anciennement titulaire du grade de réviseur principal, rémunéré dans l'échelle de traitement 28 C, en qualité d'employé des conservateurs des hypothèques, uniquement en vue de l'intégration sur rémunération dans l'échelle de traitement BF3
20° bis bij wege van overgangsmaatregel financieel deskundige, voorheen als bediende van de hypotheekbewaarders titularis van de graad van revisor, bezoldigd in de weddenschaal 26G
1.326,98 EUR
20° bis par mesure transitoire expert financier, anciennement titulaire du grade de réviseur, rémunéré dans l'échelle de traitement 26 G, en qualité d'employé des conservateurs des hypothèques
21° bis administratief assistent a.voorheen als bediende van de hypotheekbewaarders houder van de vereiste titels tot bevordering tot de geschrapte graad van revisor
851,27 EUR
21° bis assistant administratif a.anciennement détenteur des titres requis pour la promotion au grade supprimé de réviseur, en qualité d'employé des conservateurs des hypothèques
b. die ten laatste op 1 april 1991 als bediende van de hypotheekbewaarders titularis was van de graad van eerste klerk
425,64 EUR
b.celui qui était titulaire du grade de premier commis, au plus tard au 1er avril 1991, en qualité d'employé des conservateurs des hypothèques
c. die ten laatste op 1 april 1991 als bediende van de hypotheekbewaarders titularis was van de graad van eerste klerk, met ten minste twaalf jaar graadanciënniteit
851,27 EUR
c.celui qui était titulaire du grade de premier commis, avec au moins douze ans d'ancienneté de grade, au plus tard au 1er avril 1991, en qualité d'employé des conservateurs des hypothèques
24° administratief medewerker, voorheen als bediende van de hypotheekbewaarders titularis van de graad van klerk en geslaagd voor een B-selectie
24 ° Collaborateur administratif, anciennement titulaire du grade de commis et lauréat d'une sélection-B, en qualité d'employé des conservateurs des hypothèques
a.titularis van de weddenschaal 30C
776,16 EUR
a. titulaire de l'échelle de traitement 30 C
b.titularis van de weddenschaal 30H
1.051,58 EUR
b. titulaire de l'échelle de traitement 30 H
HOOFDSTUK 6.- Wijziging van het koninklijk besluit van 19 juni 2007 houdende hervorming van de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders
Art. 104.Artikel 78, tweede lid, van het koninklijk besluit van 19 juni 2007 houdende hervorming van de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders wordt vervangen als volgt: "De bepalingen in het eerste lid zijn slechts van toepassing indien de bedienden de opleidingsactiviteit hebben gevolgd bedoeld in artikel 57 en geen vermelding "onvoldoende" hebben verkregen op het einde van hun laatste evaluatie.".
Art. 105.Artikel 79, laatste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "minstens het signalement "goed" hebben bekomen" vervangen door de woorden "geen vermelding "onvoldoende" hebben verkregen op het einde van hun laatste evaluatie". HOOFDSTUK 7. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 106.Blijven van toepassing op de bedienden die overeenkomstig artikel 2 werden geïntegreerd als rijksambtenaar : 1° de artikelen 61, § 5, 62, § 2, 68, 69, 69bis, 71, 73, 78, 79, 85 en 86 van het koninklijk besluit van 19 juni 2007 houdende hervorming van de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders;2° de artikelen 10 tot 13 van het koninklijk besluit van 12 september 2013 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen betreffende de loopbaan van de bedienden der hypotheekbewaarders.
Art. 107.De overeenkomstig artikel 2, § 1, geïntegreerde rijksambtenaren behouden : 1° het voordeel van de gecertificeerde opleidingen die zij geslaagd zijn als bediende van de hypotheekbewaarders onder de voorwaarden bepaald voor het Rijkspersoneel van het Federaal Openbaar Ambt;2° het recht op deelname aan een gecertificeerde opleiding waarvoor zij als bediende van de hypotheekbewaarders waren ingeschreven en het hieraan verbonden voordeel indien zij slagen onder de voorwaarden bepaald voor het Rijkspersoneel van het Federaal Openbaar Ambt.
Art. 108.De bedienden die overeenkomstig de artikelen 2, §§ 1 en 2, 5, §§ 3 en 4, of 110, § 4, werden benoemd tot rijksambtenaar of stagiair behouden het recht op de premie voor competentieontwikkeling onder de voorwaarden bepaald in artikel 46 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel. Zij behouden het recht op deelname aan een gecertificeerde opleiding waarvoor zij als bediende waren ingeschreven.
Art. 109.De definitief aangenomen bedienden die in uitvoering van artikel 2, § 1, worden benoemd tot rijksambtenaar behouden het recht op de vormingspremie bedoeld in het ministerieel besluit van 4 februari 1991 tot instelling van de vormingspremie ten gunste van de bedienden van de hypotheekbewaarders, voor de duur dat zij de toekenningsvoorwaarden vervullen.
Art. 110.§ 1. De vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau, de selecties-A en de selecties-B en de proeven over de beroepsbekwaamheid die lopend zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet en verder geregeld door de bepalingen zoals die van kracht waren op die datum. § 2. De in uitvoering van artikel 2, § 1, geïntegreerde rijksambtenaren die slagen voor een in paragraaf 1 bedoelde selectie of proef over de beroepsbekwaamheid, kunnen, indien zij de reglementaire vereisten vervullen, worden benoemd in een betrekking waaraan de overeenstemmende graad is verbonden binnen de Sector Hypotheken van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
Indien de in het eerste lid bedoelde ambtenaren laureaat zijn van een in paragraaf 1 bedoelde vergelijkende selectie voor overgang naar het hogere niveau of selectie-A wordt hen in de overeenstemmende graad een betrekking aangeboden. § 3. Indien er onder de stagedoende bedienden bedoeld in artikel 2, § 2, laureaten zijn van de lopende selectie-A bedoeld in paragraaf 1, wordt hen binnen de achttien maanden die volgen op hun, eventuele, benoeming als rijksambtenaar een betrekking als administratief assistent aangeboden. § 4. Indien er onder de stagiairs bedoeld in artikel 5, § 2, tweede lid, laureaten zijn van de lopende selectie-A bedoeld in paragraaf 1, wordt hen binnen de achttien maanden die volgen op hun, eventuele, benoeming als rijksambtenaar een betrekking als administratief assistent aangeboden. § 5. De bedienden die niet geslaagd zijn voor een selectie A of B, op datum van inwerkingtreding van dit besluit, maar wel laureaat zouden zijn van de lopende selectie-A of selectie-B, bedoeld in paragraaf 1, kunnen naargelang de geslaagde selectie binnen de perken van het aantal betrekkingen bedoeld in artikel 4, eerste lid, tot de stage worden toegelaten in een betrekking waaraan de graad van administratief assistent of administratief medewerker is verbonden.
De in het eerste lid bedoelde toewijzing heeft plaats onder de voorwaarden bedoeld in artikel 5.
Art. 111.De procedures inzake bevordering of verandering van graad die lopend zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden verder geregeld door de bepalingen zoals die van kracht waren op die datum.
Voor de bedienden die in uitvoering van artikel 2 werden benoemd tot rijksambtenaar heeft de in het eerste lid bedoelde bevordering plaats in deze hoedanigheid.
Art. 112.Voor de toepassing van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, worden de verloven en afwezigheden die werden toegestaan aan de hypotheekbedienden die overeenkomstig de artikelen 2, 5 en 110, § 5, respectievelijk werden benoemd tot rijksambtenaar of stagiair en die kunnen gelijkgesteld worden met verloven en afwezigheden toegestaan bij toepassing van het voormeld besluit, geacht te zijn toegestaan als personeelslid van een rijksbestuur.
De verloven en afwezigheden niet bedoeld in het vorige lid kunnen niet worden verlengd.
Art. 113.Met uitzondering van de proeftijd bedoeld in artikel 10 van het besluit van de Regent, zoals dit van toepassing was voor de inwerkingtreding van de wet van 11 december 2006, worden de diensten die zonder onderbreking als tijdelijk bediende in een of meer hypotheekkantoren zijn volbracht, gelijkgesteld met diensten die als stagedoende bediende of als definitief aangenomen bediende zijn volbracht. Deze gelijkstelling geldt zowel om uit te maken of de bediende die tot de stage werd toegelaten definitief kan worden aangenomen op grond van de artikelen 11 en 12 van het besluit van de Regent, zoals die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van de wet van 11 december 2006, als om de duur van zijn diensten te berekenen. Deze gelijkstelling geschiedt alleen indien de betrokkene tot de stage werd toegelaten of definitief werd aangenomen zodra hij zijn diensten als tijdelijke bediende had stopgezet.
Art. 114.De bewaarder verricht een inhouding op de wedde van de stagedoende bedienden en de definitief aangenomen bedienden, alsook op de aan deze of aan hun rechthebbenden uitgekeerde andere voordelen waarop een bedrag zou worden ingehouden indien zij werden uitgekeerd aan Rijksambtenaren met wie de bedienden zijn gelijkgesteld of aan hun rechthebbenden.
Die inhouding is gelijk aan het verschil tussen het bedrag van de inhouding die de wedde en de andere voordelen zouden ondergaan indien zij werden uitgekeerd aan de Rijksambtenaren met wie de in het eerste lid bedoelde bedienden zijn gelijkgesteld of aan hun rechthebbenden, en het bedrag van de persoonlijke bijdrage die ten laste van de bedienden of van hun rechthebbenden komen in uitvoering van de sociale wetgeving.".
Art. 115.Treden in werking de eerste dag van de derde maand na die waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt : 1° de wet van 11 december 2006 betreffende het statuut van de bedienden der hypotheekbewaarders;2° dit besluit, met uitzondering van : - het artikel 33 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2013; - het artikel 2, § 4, dat in werking treedt op de dag van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 116.De minister bevoegd voor de Financiën wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 januari 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, K. GEENS