Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 januari 2023
gepubliceerd op 14 februari 2023

Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, betreffende de cumulatie van een overlevingspensioen in de werknemersregeling met beroepsinkomsten

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2023200553
pub.
14/02/2023
prom.
19/01/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 JANUARI 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, betreffende de cumulatie van een overlevingspensioen in de werknemersregeling met beroepsinkomsten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan ik de eer heb het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft als doel om wijzigingen aan te brengen aan artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en dit inzake de cumulatie van een overlevingspensioen in de werknemersregeling met beroepsinkomsten. 1. Opzet van het koninklijk besluit: De huidige cumulatieregeling in de pensioensregeling van de werknemers inzake toegelaten beroepsinkomsten voor rechthebbenden jonger dan 65 jaar met kinderlast die uitsluitend één of meerdere overlevingspensioenen genieten, wordt als te streng ervaren indien de betrokkene meerdere kinderen ten laste heeft.Daarom wordt deze regeling versoepeld, zowel voor rechthebbenden die één kind ten laste hebben als voor rechthebbenden die meerdere kinderen ten laste hebben.

De versoepeling is bovendien niet enkel positief voor de rechthebbende op het overlevingspensioen zelf, maar komt tevens tegemoet aan de schaarste op de arbeidsmarkt.

Vergelijkbare maatregelen zullen worden genomen in de pensioenregelingen van de zelfstandigen en van de overheidssector.

Bovendien omvat dit ontwerp ook een harmonisering van de pensioenregeling van de werknemers met de pensioenregeling van de overheidssector. 2. Artikelsgewijze bespreking : Artikel 1 past het artikel 64, § 3, tweede lid, van het voormelde koninklijk besluit van 21 december 1967 aan inzake de cumulatie van overlevingspensioen met beroepsinkomsten. Allereerst wordt een wijziging aangebracht aan de vierde zin van dit tweede lid, waardoor het ogenblik waarop de voorwaarden van "kind ten laste" vervuld moeten zijn, geharmoniseerd wordt met de regel die terzake van toepassing is in de pensioenregeling van de overheidssector.

Momenteel voorziet artikel 55ter van het voormelde koninklijk besluit van 21 december 1967 reeds op welke wijze de kinderlast kan bewezen worden.

De toestand van kinderlast moet in de pensioenregeling van de werknemers - krachtens artikel 64, § 3, tweede lid, vierde zin, van het voormelde koninklijk besluit van 21 december 1967 - bewezen worden op 1 januari van het beschouwde kalenderjaar, terwijl het in de pensioenregeling van de overheidssector volstaat om kinderlast te bewijzen op om het even welk ogenblik van het beschouwde kalenderjaar.

Door deze wijziging wordt de pensioenregeling van de werknemers op dit vlak geharmoniseerd met de pensioenregeling van de openbare sector.

Daarnaast wordt een wijziging aangebracht aan de vijfde zin van artikel 64, § 3, tweede lid van het koninklijk besluit van 21 december 1967, wat betreft de verhoging van het grensbedrag voor de rechthebbende op een overlevingspensioen met kinderlast.

Deze wijziging heeft als gevolg dat vanaf het kalenderjaar 2023, een soepelere cumulatieregeling inzake toegelaten beroepsinkomsten zal worden toegepast op rechthebbenden op uitsluitend één of meerdere overlevingspensioenen voor de kalenderjaren vóór het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereiken wanneer zij één of meerdere kinderen ten laste hebben.

De huidige verhoging van de cumulatiegrens wegens kinderlast bedraagt, voor rechthebbenden op uitsluitend één of meerdere overlevingspensioenen, ongeacht het aantal kinderen, een forfaitair bedrag van 4.406,40 EUR voor beroepsinkomsten als werknemer en 3.525,12 EUR voor beroepsinkomsten als zelfstandige.

Voor de inkomsten vanaf het kalenderjaar 2023 zal de verhoging van de cumulatiegrens voor één kind ten laste 8.812,80 EUR bedragen voor beroepsinkomsten als werknemer en 7.050,24 EUR voor beroepsinkomsten als zelfstandige. Voor elk bijkomend kind ten laste zal een bijkomende verhoging van de cumulatiegrens van 4.406,40 EUR worden toegekend voor beroepsinkomsten als werknemer en van 3.525,12 EUR voor beroepsinkomsten als zelfstandige.

Voorbeeld : De jaarlijkse cumulatiegrens inzake beroepsinkomsten als werknemer voor een rechthebbende op uitsluitend één of meerdere overlevingspensioenen met 2 kinderen ten laste bedraagt momenteel 22.032,00 EUR (17.625,60 EUR + 4.406,40 EUR verhoging voor kinderen ten laste; het gaat om de nog niet geïndexeerde basisbedragen, zoals ze van kracht zijn op 1 januari 2013).

Aan het indexcijfer van toepassing op 1 januari 2022 gaat dit om een bedrag van 25.127,00 EUR (20.102,00 EUR + 5.025,00 EUR) Vanaf het kalenderjaar 2023 zal de jaarlijkse cumulatiegrens inzake beroepsinkomsten als werknemer voor deze rechthebbende 30.844,80 EUR belopen (17.625,60 EUR + 8.812,80 EUR + 4.406,40 EUR; niet geïndexeerde basisbedragen, zoals ze van kracht zijn op 1 januari 2013).

Aan het indexcijfer van toepassing op 1 januari 2022 gaat dit om een bedrag van 35.177,00 EUR, ofwel 20.102,00 EUR + 10.050,00 EUR + 5.025,00 EUR. Op vraag van de Raad van State, in zijn advies 72.630/1 van 23 december 2022, wordt de verantwoording van de invoering van het verschil in behandeling tussen gerechtigden op een overlevingspensioen die jonger zijn dan 65 jaar, en gerechtigden die ouder zijn dan 65 jaar opgenomen in het verslag aan de Koning. "Het gaat om twee verschillende categorieën van rechthebbenden: 1) Weduwen/Weduwnaars van minder dan 65 jaar: Zij maken deel uit van de actieve beroepsbevolking, kunnen enkel een beroep doen op het overlevingspensioen en bouwen een eigen rustpensioen op (anders zou er geen cumul met beroepsinkomsten zijn). Het opzet is om in deze leeftijdscategorie een zo hoog mogelijke tewerkstellingsgraad te realiseren en de mogelijkheden tot werk, behoud van welvaart en (pensioenopbouw) maximaal te garanderen.

De huidige grensbedragen blijken te laag, zeker voor personen met meerdere kinderen ten laste. Het voorgelegde ontwerp komt hieraan tegemoet en verhindert dat deze personen noodgedwongen hun tewerkstelling zouden moeten verminderen om hun overlevingspensioen te kunnen behouden. De verhoging van het bedrag garandeert hen overigens ook een hogere pensioenopbouw (voor het eigen rustpensioen). 2) Weduwen/Weduwnaars van 65 jaar of ouder: Zij genieten in de meeste gevallen niet alleen een overlevingspensioen maar ook een rustpensioen en hebben dus in realiteit meestal reeds de mogelijkheid om onbeperkt bij te verdienen (dankzij hun rustpensioen). Diegenen die geen rustpensioen genieten, hebben ofwel vóór de leeftijd van 65 jaar nooit gewerkt (en dus nooit een rustpensioen opgebouwd), ofwel toch gewerkt (en een rustpensioen opgebouwd) maar verkiezen om dit rustpensioen nog niet op te nemen.

Dit is dus een fundamenteel andere categorie dan de eerste, waarvoor dus andere regels kunnen gelden. Hierbij dient opgemerkt [dat] de cumulatiegrens voor deze categorie reeds aanzienlijk hoger ligt en dat er pas een verschil ontstaat vanaf het tweede kind ten laste." Artikel 2 legt de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit vast op 1 januari 2023 en is dus een eerste maal van toepassing op de beroepsinkomsten met betrekking tot het kalenderjaar 2023.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Pensioenen, K. LALIEUX

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 72.630/1 van 23 december 2022 over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, betreffende de cumulatie van een overlevingspensioen in de werknemersregeling met beroepsinkomsten' Op 28 november 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Pensioenen verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, betreffende de cumulatie van een overlevingspensioen in de werknemersregeling met beroepsinkomsten'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 15 december 2022. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Wouter PAS en Inge VOS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Greet VERBERCKMOES, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Lennart NIJS, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 23 december 2022. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om de cumulatieregeling in de pensioenregeling voor werknemers te versoepelen op het vlak van de toegelaten beroepsinkomsten voor rechthebbenden jonger dan 65 jaar die slechts één of meer overlevingspensioenen genieten en kinderen ten laste hebben.Daartoe beoogt het ontwerp een aantal wijzingen aan te brengen in artikel 64, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 'tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers'. Zo wordt, enerzijds, het cumulatieplafond voor rechthebbenden met één kind ten laste aanzienlijk verhoogd en wordt, anderzijds, in een verhoging van het plafond per bijkomend kind ten laste voorzien. Ook wordt bepaald dat de kinderlast gedurende de loop van het kalenderjaar kan worden aangetoond en dat niet langer reeds op 1 januari aan deze voorwaarde voldaan moet zijn (artikel 1). Het is de bedoeling om de ontworpen regeling op 1 januari 2023 in werking te laten treden (artikel 2). 3. Het ontworpen koninklijk besluit vindt rechtsgrond in het in het eerste lid van de aanhef vermelde artikel 25, eerste lid, van het koninklijk besluit nr.50 van 24 oktober 1967 'betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers'. Deze bepaling machtigt de Koning onder meer om de gevallen en de voorwaarden te bepalen waaronder beroepsarbeid kan worden geleverd met behoud van het rust- en overlevingspensioen.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 4. Zoals door de gemachtigde werd bevestigd, werd over het ontworpen koninklijk besluit overleg gepleegd in de Ministerraad, ook al schrijft artikel 25, eerste lid, van het koninklijk besluit nr.50 van 24 oktober 1967 geen dergelijk overleg voor. Niettemin zou aan het einde van de aanhef van het ontwerp de formule van voordracht moeten worden aangevuld als volgt: "Op de voordracht van de Minister van Pensioenen en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,".

Artikel 1 5.1. De nieuwe cumulatieregels die voortvloeien uit artikel 1 van het ontwerp, creëren een aantal verschillen in behandeling. Zij gelden immers enkel voor de gerechtigden op uitsluitend [1] één of meer overlevingspensioenen die jonger zijn dan 65 jaar. Daarbij staat de verhoging in functie van de gezinslast, waarbij het bedrag van de verhoging voor het eerste kind dubbel zo hoog is. Op die manier wordt de cumulgrens voor gerechtigden met één kind ten laste verhoudingsgewijs meer verhoogd dan voor gerechtigden die meer kinderen ten laste hebben. 5.2. Zoals reeds meermaals door de afdeling Wetgeving van de Raad van State is opgemerkt, brengt de regelgeving inzake pensioenen noodzakelijkerwijs verschillen in behandeling met zich mee en kunnen de criteria waarop die verschillen in behandeling berusten, vastgesteld worden krachtens de ruime beoordelingsbevoegdheid die aan de regelgever is toegekend. [2] Zowel de bepalingen waarbij die verschillen in behandeling in het leven worden geroepen als die waarbij verschillende situaties op dezelfde manier behandeld worden, moeten evenwel objectief en redelijk verantwoord kunnen worden in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. De steller van het ontwerp moet bijgevolg in staat zijn om alle bepalingen van het ontwerp waarbij een verschil in behandeling tot stand wordt gebracht of waarbij verschillende situaties op dezelfde wijze worden behandeld, te verantwoorden in het licht van het grondwettelijke beginsel van gelijkheid en niet discriminatie. 5.3. Het onderscheid tussen gerechtigden op een overlevingspensioen die jonger zijn dan 65 jaar, en gerechtigden die ouder zijn dan 65 jaar, berust op een objectief criterium. De steller van het ontwerp zal er evenwel ook over moeten waken dat voor de ingevoerde verschillende behandeling van categorieën van gerechtigden een afdoende redelijke verantwoording voorhanden is. Wat dat betreft, deelde de gemachtigde het volgende mee: "Het gaat om twee verschillende categorieën van rechthebbenden: 1) Weduwen/Weduwnaars van minder dan 65 jaar: Zij maken deel uit van de actieve beroepsbevolking, kunnen enkel een beroep doen op het overlevingspensioen en bouwen een eigen rustpensioen op (anders zou er geen cumul met beroepsinkomsten zijn). Het opzet is om in deze leeftijdscategorie een zo hoog mogelijke tewerkstellingsgraad te realiseren en de mogelijkheden tot werk, behoud van welvaart en (pensioenopbouw) maximaal te garanderen.

De huidige grensbedragen blijken te laag, zeker voor personen met meerdere kinderen ten laste. Het voorgelegde ontwerp komt hieraan tegemoet en verhindert dat deze personen noodgedwongen hun tewerkstelling zouden moeten verminderen om hun overlevingspensioen te kunnen behouden. De verhoging van het bedrag garandeert hen overigens ook een hogere pensioenopbouw (voor het eigen rustpensioen). 2) Weduwen/Weduwnaars van 65 jaar of ouder: Zij genieten in de meeste gevallen niet alleen een overlevingspensioen maar ook een rustpensioen en hebben dus in realiteit meestal reeds de mogelijkheid om onbeperkt bij te verdienen (dankzij hun rustpensioen). Diegenen die geen rustpensioen genieten, hebben ofwel vóór de leeftijd van 65 jaar nooit gewerkt (en dus nooit een rustpensioen opgebouwd), ofwel toch gewerkt (en een rustpensioen opgebouwd) maar verkiezen om dit rustpensioen nog niet op te nemen.

Dit is dus een fundamenteel andere categorie dan de eerste, waarvoor dus andere regels kunnen gelden. Hierbij dient opgemerkt [dat] de cumulatiegrens voor deze categorie reeds aanzienlijk hoger ligt en dat er pas een verschil ontstaat vanaf het tweede kind ten laste." Deze verantwoording wordt het best geïntegreerd in het verslag aan de Koning. 6. Bij de in artikel 1, 2°, van het ontwerp, beoogde vervanging van bedragen dient erop te worden toegezien dat wordt uitgegaan van de actueel geldende bedragen zoals die worden vermeld in de vijfde zin van artikel 64, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 21 december 1967.De vraag is of er wat dat betreft voldoende rekening is gehouden met de aanpassingen van de betrokken bedragen bij artikel 1 van het ministerieel besluit van 13 december 2021Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 13/12/2021 pub. 21/12/2021 numac 2021205911 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Ministerieel besluit tot aanpassing van de jaarbedragen bedoeld in artikel 64, § § 2 en 3 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers sluiten 'tot aanpassing van de jaarbedragen bedoeld in artikel 64, § § 2 en 3, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers'.

DE GRIFFIER, G. VERBERCKMOES DE VOORZITTER, M. VAN DAMME

19 JANUARI 2023. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 64 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, betreffende de cumulatie van een overlevingspensioen in de werknemersregeling met beroepsinkomsten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, artikel 25, eerste lid, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 januari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/01/2003 pub. 03/02/2003 numac 2003022082 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939, de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, en het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers sluiten;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Federale Pensioendienst, gegeven op 1 december 2022;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 november 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 23 november 2022;

Gelet op het advies nr. 72.630/1 van de Raad van State, gegeven op 23 december 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Pensioenen en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 64, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 juli 2014 en 7 juli 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de vierde zin worden de woorden "op 1 januari van het beschouwde jaar" vervangen door de woorden "in de loop van het beschouwde kalenderjaar"; 2° in de vijfde zin worden de woorden "verhoogd met respectievelijk 4.406,40 EUR en 3.525,12 EUR" vervangen door de woorden "verhoogd met respectievelijk 8.812,80 EUR en 7.050,24 EUR voor één kind ten laste en bijkomend met 4.406,40 EUR en 3.525,12 EUR per bijkomend kind ten laste".

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023.

Art. 3.De minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 januari 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, K. LALIEUX _______ Nota [1] De verhoogde cumulatieplafonds gelden ook voor de gerechtigde op een of meer overlevingspensioenen jonger dan 65 jaar, wat betreft het kalenderjaar waarin het rustpensioen ingaat (artikel 64, § 2, D, van het koninklijk besluit van 21 december 1967). [2] RvS 14 juni 2021, nr. 250.892, Heyens en cons., overw. 13.3, en verwijzingen naar rechtspraak aldaar.

^