Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 april 2021
gepubliceerd op 22 april 2021

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 309/2, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2021041017
pub.
22/04/2021
prom.
18/04/2021
ELI
eli/besluit/2021/04/18/2021041017/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 APRIL 2021. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 309/2, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel de samenstelling, de nadere werkingsregels, het statuut, de rechtspositie en de wedde van de betrokken personeelsleden van het secretariaat van de gedelegeerd Europese aanklagers vast te leggen.

In het kader van de strijd tegen strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden nam de Raad van de Europese Unie op 12 oktober 2017 de verordening 2017/1939 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") aan.

Naar aanleiding van deze verordening werden de nodige aanpassingen aangebracht in het Gerechtelijk Wetboek door de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek (B.S. 24 mei 2019) en de wet van 17 februari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/02/2021 pub. 24/02/2021 numac 2021040541 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten houdende diverse bepalingen inzake justitie (B.S. 24 februari 2021). Het Europees Openbaar Ministerie is een ondeelbaar orgaan van de Europese Unie dat als één parket onafhankelijk van de lidstaten opereert en daarbij gestructureerd is op twee niveaus. Het centraal Europese niveau bestaat uit een Europese hoofdaanklager, die het hoofd is van het EOM in zijn geheel, en van het college van Europese aanklagers, de permanente kamers en de Europese aanklagers.

Het decentrale niveau wordt gevormd door de gedelegeerd Europese aanklagers in de lidstaten zelf. Het zijn deze gedelegeerd Europese aanklagers die in hun lidstaat verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de onderzoeken en strafvervolgingen waarvoor het Europees Openbaar Ministerie bevoegd is en waarbij zij haar aanwijzingen en instructies dienen op te volgen. De gedelegeerd Europese aanklagers zijn tevens verantwoordelijk voor het voor de rechter brengen van een zaak en hebben in het bijzonder de bevoegdheid de tenlastelegging te formuleren, deel te nemen aan de bewijsgaring en het aanwenden van beschikbare rechtsmiddelen in overeenstemming met het nationale recht. De Belgische gedelegeerd Europese aanklagers worden ondersteund door een secretariaat waarvan ingevolge de verordening de kosten dienen gedragen te worden door de betrokken lidstaat.

Hoewel de gedelegeerd Europese aanklagers in België worden aangewezen onder Belgische magistraten, opereren zij volledig onafhankelijk in de Belgische rechtsorde zoals ook vereist wordt door de verordening. Deze vereiste van onafhankelijkheid wordt dan ook doorgetrokken naar hun secretariaat dat hierdoor niet verbonden kan worden met een bestaand parket van de Belgische rechtsorde. De organisatie en de werking van het secretariaat zoals opgenomen in dit besluit, dienen derhalve in deze onafhankelijkheidsvereiste gelezen te worden.

Artikel 1 legt de personeelsformatie van het secretariaat vast.

Aangezien er in België minstens één Nederlandstalige en één Franstalige gedelegeerd Europese aanklager werkzaam zullen zijn, wordt ook geopteerd voor een minimum van één Nederlandstalig en één Franstalig personeelslid van niveau B. Indien de werklast het vereist, kunnen mede in functie van het aantal gedelegeerd Europese aanklagers twee bijkomende personeelsleden worden aangewezen. Deze personeelsleden oefenen hun taken evenwel uit onder het gezag en de leiding van beide gedelegeerd Europese aanklagers. Wanneer een secretaris tijdelijk verhinderd is, kan voor de duur van de verhindering beroep gedaan worden op een personeelslid van niveau B van dezelfde taalrol die afkomstig is uit een parket, een arbeidsauditoraat, het federaal parket, het parket-generaal of het auditoraat-generaal, allen zich situerend in het rechtsgebied Brussel.

Artikel 2 legt de aanwijzingsvoorwaarden vast voor de personeelsleden van het secretariaat. Aangezien de werking van het secretariaat vergelijkbaar is met dat van een parketsecretariaat, wordt voor de personeelsleden in de eerste plaats gekeken naar personeelsleden van de rechterlijke orde. Gelet op de vereiste van één jaar ervaring binnen een parketsecretariaat, zijn zij onmiddellijk inzetbaar en operationeel binnen het enigszins kleine secretariaat. Personeelsleden die thans werkzaam zijn in de rechterlijke orde kunnen overeenkomstig de artikelen 330bis en 330ter van het Gerechtelijk Wetboek gemachtigd worden een opdracht te vervullen in het secretariaat van de gedelegeerd Europese aanklagers. Indien nodig kunnen personeelsleden ook aangeworven worden door middel van een arbeidsovereenkomst.

Ingevolge het advies 68.891/1 van de Raad van State, gegeven op 18 maart 2021, dient het besluit hierbij niet te verwijzen naar artikel 178 van het Gerechtelijk Wetboek. Dit is mogelijk voor kandidaten die van buiten de rechterlijke orde komen doch vroeger reeds de gevraagde ervaring binnen een parketsecretariaat hebben opgedaan of voor personeelsleden die binnen de rechterlijke orde werken en werden aangeworven met een arbeidsovereenkomst. De bestaande arbeidsovereenkomst zal daarbij aangepast worden. De personeelsleden zullen op voorstel van de gedelegeerd Europese aanklagers voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar worden aangewezen door de minister bevoegd voor Justitie.

Artikelen 3-9. Het statuut van de personeelsleden van het secretariaat leunt zo nauw mogelijk aan bij dat van de personeelsleden van de rechterlijke orde. Enkel wanneer de aard van het secretariaat dat vereist, is een kleine afwijking van de "reguliere" regels voorzien.

Het principe van de eedaflegging, de wedde, de vergoedingen, de premies met de daarbij horende bevorderingen en verhogingen, het koninklijk besluit van 18 november 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/11/2015 pub. 04/12/2015 numac 2015009549 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende rechtshulp aan het gerechtspersoneel en de magistraten en de schadeloosstelling van de door hen opgelopen zaakschade sluiten met betrekking tot de rechtshulp zijn dezelfde. Wel wordt een forfaitaire jaarlijkse weddenbijslag voorzien die dient om de bijzonderheden van de functie te compenseren zoals o.a. het werken in een meertalige omgeving en de beperktere verlofmogelijkheden. De verlofregeling is iets beperkter gelet op de geringe grootte van het secretariaat. Aangezien de personeelsformatie eerder beperkt is kunnen afwezigheden niet zomaar opgevangen worden door andere collega's en is de tewerkstelling noodgedwongen voltijds. Dergelijke beperkingen zijn niet ongewoon en komen ook voor bepaalde functies voor in het koninklijk besluit van 16 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/03/2001 pub. 03/04/2001 numac 2001009191 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan sluiten betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de Rechterlijke Macht terzijde staan. Voor de personeelsleden die werden benoemd binnen de rechterlijke orde en die een opdracht vervullen binnen het secretariaat, blijft de bevoegde tuchtoverheid deze van de dienst van herkomst. Dit besluit kan immers niet afwijken van artikel 412, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk wetboek. Wel wordt ingeschreven dat in geval van tuchtprocedure de gedelegeerd Europese aanklager van de taalrol van de betrokkene wordt gehoord door de bevoegde tuchtoverheden. Het evaluatiesysteem is hetzelfde als dat voor de personeelsleden van de rechterlijke orde waarbij de rol en de taken van de hiërarchische meerdere en de magistraat-korpsoverste uiteraard specifiek worden toegespitst op het secretariaat. De desbetreffende bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, zijnde de artikelen 287ter, 287quater, 372bis, 372ter, 372sexies en volgende, alsook het koninklijk besluit van 27 mei 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/05/2014 pub. 10/06/2014 numac 2014009203 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende de evaluatie van de personeelsleden van de Rechterlijke Orde sluiten betreffende de evaluatie van de personeelsleden van de rechterlijke orde zijn dan ook van toepassing.

Indien het personeelslid reeds werkzaam was als personeelslid van de rechterlijke orde zal bij zijn aanwijzing overeenkomstig artikel 287ter van het Gerechtelijk Wetboek uiteraard een nieuw functiegesprek plaats hebben binnen het secretariaat. Dit is dezelfde werkwijze als voor andere personeelsleden van de rechterlijke orde die van functie veranderen. Een nieuwe evaluatiecyclus zal dan volgen.

Artikel 10.Indien het een statutair personeelslid van de rechterlijke orde betreft die een opdracht vervult in het secretariaat, wordt in de mogelijkheid tot vervanging voorzien in zijn dienst van herkomst teneinde aldaar geen onnodige personeelslacune te creëren.

Artikel 11.Gelet op de beperkte samenstelling van het secretariaat en de daarbij horende vereiste van goede werking is een goede verstandhouding tussen de gedelegeerd Europese aanklagers en de personeelsleden onontbeerlijk. Langs beide kanten kan evenwel de wil bestaan om een einde te maken aan de samenwerking. Deze mogelijkheid werd ingeschreven mits de nodige garanties. Indien het een opdracht betreft, keert het personeelslid gewoon terug naar zijn dienst van herkomst. De terminologische bemerkingen van de Raad van State in bovenvermeld advies werden gevolgd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 68.891/1 van 18 maart 2021 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van artikel 309/2, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek' Op 17 februari 2021 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van artikel 309/2, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 11 maart 2021. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Bert THYS en Wouter PAS, staatsraden, Michel TISON en Johan PUT, assessoren, en Greet VERBERCKMOES, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Cedric JENART, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Bert THYS, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 18 maart 2021.

STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe een regeling tot stand te brengen met betrekking tot het personeel van het secretariaat van de gedelegeerd Europese aanklagers in België.(1) Zo worden onder meer de personeelsformatie van dat secretariaat, alsook de aanwijzing van de secretarissen, hun eedaflegging, bezoldigingsregeling, administratieve toestand, verloven en afwezigheden, evaluatie- en tuchtregeling en de beëindiging van hun aanwijzing nader bepaald. 2. Het ontwerp vindt rechtsgrond in artikel 309/2, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het werd gewijzigd bij de wet van 17 februari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/02/2021 pub. 24/02/2021 numac 2021040541 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten `houdende diverse bepalingen inzake justitie', naar luid waarvan "[d]e gedelegeerd Europese aanklagers beschikken over een secretariaat waarvan de samenstelling, de nadere werkingsregels, het statuut, de rechtspositie en de wedde van de betrokken personeelsleden vastgesteld worden door de Koning". ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 3. Het eerste lid van de aanhef van het ontwerp dient te worden aangevuld met de datum "17 februari 2021".4. In het tweede lid van de aanhef van het ontwerp moet de datum "10 november 2020" worden vervangen door de datum "12 november 2020". Artikel 2 5. Artikel 2, laatste lid, van het ontwerp bepaalt dat de minister bevoegd voor Justitie arbeidsovereenkomsten kan aangaan "zoals bedoeld in artikel 178 van het Gerechtelijk Wetboek". De gemachtigde verklaarde met betrekking tot deze bepaling: "Gelet op de onafhankelijkheid van de gedelegeerd Europese aanklagers en hun secretariaat zoals vereist door de verordening, kan het secretariaat niet verbonden worden met een bestaand parket van de Belgische rechtsorde, hoewel het erg gelijkend is op een `gewoon' parketsecretariaat en zijn gerechtspersoneel.

De samenstelling, de nadere werkingsregels, het statuut, de rechtspositie en de wedde van de betrokken personeelsleden van dat secretariaat dienen derhalve volledig vastgelegd te worden in dit besluit overeenkomstig de `toekomstige' rechtsgrond in artikel 309/2, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek. De Koning dient derhalve te bepalen op welke wijze de personeelsleden worden aangewezen en heeft daarbij voorzien dat, zoals deze mogelijkheid ook voorzien wordt in het Gerechtelijk Wetboek voor het gerechtspersoneel, indien nodig arbeidsovereenkomsten kunnen aangegaan worden zoals artikel 178 van het Gerechtelijk Wetboek dat voorziet. De rechtsgrond van dit besluit blijft artikel 309/2, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek maar laat de Minister bevoegd voor Justitie toe het bestaande artikel 178 van het Gerechtelijk Wetboek ook te gebruiken zoals hij dat kan voor de aanwerving van het reguliere gerechtspersoneel. De parallel met het statuut en de rechtspositie van het reguliere gerechtspersoneel wordt in dit besluit doorgetrokken." De draagwijdte van de in deze bepaling opgenomen verwijzing naar artikel 178 van het Gerechtelijk Wetboek is evenwel niet duidelijk.

Indien de steller van het ontwerp daarmee slechts beoogt aan te geven dat de genoemde minister personeelsleden voor het secretariaat van de gedelegeerd Europese aanklagers kan aanwerven bij arbeidsovereenkomst zoals hij krachtens artikel 178 van het Gerechtelijk Wetboek ook personeelsleden bij arbeidsovereenkomst kan aanwerven voor een griffie, een parketsecretariaat of een steundienst, dan is die verwijzing overbodig en verdient het aanbeveling om ze weg te laten.

Indien echter, zoals de verklaring van de gemachtigde laat uitschijnen, de ontworpen bepaling tevens beoogt voor te schrijven dat de minister alleen onder dezelfde voorwaarden als degene die zijn bepaald in artikel 178 van het Gerechtelijk Wetboek, personeelsleden voor het secretariaat van de gedelegeerd Europese aanklagers bij arbeidsovereenkomst mag aanwerven, dan moet dat ter wille van de rechtszekerheid duidelijker in de ontworpen bepaling tot uitdrukking worden gebracht.

Artikel 11 6.1. Gevraagd waarom de term "personeelslid" die in het eerste lid van artikel 11 van het ontwerp wordt gebruikt, in de overige leden van artikel 11 wordt vervangen door de term "belanghebbende", antwoordde de gemachtigde: "Bij de kennisgeving in het vierde lid van artikel 11 is de beslissing tot het al dan niet beëindigen van de opdracht definitief en derhalve reeds genomen zodat er op dat ogenblik mogelijk ook geen sprake meer is van `personeelslid' in de strikte betekenis. De term `belanghebbende' dekt zowel de mogelijkheid dat de opdracht beëindigd dan wel niet beëindigd werd. In die zin zou de term `personeelslid' behouden kunnen blijven in het tweede en het derde lid." 6.2. De term "belanghebbende" dient in het tweede en het derde lid van artikel 11 van het ontwerp inderdaad te worden vervangen door de term "personeelslid", aangezien de aanwijzing van het personeelslid op het in die bepalingen bedoelde ogenblik nog niet is beëindigd. Op het ogenblik bedoeld in het vierde lid is de aanwijzing van het personeelslid mogelijk wel beëindigd, maar de term "belanghebbende" is in de desbetreffende bepaling, die een kennisgeving van de definitieve beslissing aan de betrokkene voor ogen heeft, dan weer te ruim. Het verdient dan ook aanbeveling om de term "belanghebbende" in het vierde lid te vervangen door de term "betrokkene".

DE GRIFFIER Greet VERBERCKMOES DE VOORZITTER Marnix VAN DAMME _______ Nota (1) Krachtens artikel 8, lid 4, van verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 `betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ('EOM')' vormen de gedelegeerd Europese aanklagers het decentrale niveau van het Europees Openbaar Ministerie. 18 APRIL 2021. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 309/2, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 309/2, § 6, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 24/05/2019 numac 2019030435 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen in strafzaken en inzake erediensten, en tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en van het Sociaal Strafwetboek type wet prom. 05/05/2019 pub. 19/06/2019 numac 2019041200 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake informatisering van Justitie, modernisering van het statuut van rechters in ondernemingszaken en inzake de notariële aktebank sluiten en gewijzigd bij de wet van 17 februari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/02/2021 pub. 24/02/2021 numac 2021040541 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie sluiten;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 juli 2020 en 12 november 2020;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 14 september 2020 en de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 26 november 2020;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 14 september 2020 en de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 9 december 2020;

Gelet op het protocol nr. 496 houdende de besluiten van de onderhandelingen van het Sectorcomité III - RO Justitie, op datum van 25 september 2020 en het protocol nr. 498 houdende de besluiten van de onderhandelingen van het Sectorcomité III - RO Justitie, op datum van 16 december 2020;

Gelet op advies 68.891/1 van de Raad van State, gegeven op 18 maart 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De personeelsformatie van het secretariaat van de gedelegeerd Europese aanklagers wordt vastgesteld als volgt: - minimum 2 secretarissen, van niveau B; - maximum 4 secretarissen, van niveau B. Het secretariaat telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige personeelsleden.

De personeelsleden oefenen hun taken uit onder het gezag en de leiding van de gedelegeerd Europese aanklagers.

Bij tijdelijke verhindering van een secretaris kan de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel op vraag van een gedelegeerd Europese aanklager en na advies van de hoofdsecretaris en de magistraat-korpschef, een personeelslid van niveau B van een parketsecretariaat dat zich situeert in het rechtsgebied Brussel voor de duur van de verhindering en met zijn toestemming aanwijzen om de verhinderde secretaris van dezelfde taalrol te vervangen. Deze aanwijzing heeft geen enkel gevolg voor het statuut van het aangewezen personeelslid.

Art. 2.De openstaande betrekkingen worden samen met de functieomschrijving en het competentieprofiel aangekondigd via een bericht dat in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Dat bericht nodigt de kandidaten uit hun titels en verdiensten te doen gelden, bepaalt de termijn waarin de kandidaturen ingediend moeten worden en wijst de overheid aan bij wie de kandidaturen ingediend moeten worden.

De personeelsleden worden, op voorstel van de gedelegeerd Europese aanklagers, door de minister bevoegd voor Justitie, bij voorkeur uit het gerechtspersoneel aangewezen voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

Om aangewezen te kunnen worden moet de kandidaat: a) houder zijn van een diploma of een studiegetuigschrift dat overeenkomt met het te verlenen niveau, of b) bekleed zijn met een graad van het te verlenen niveau. De kandidaat moet een beroepservaring van minstens één jaar hebben in een parketsecretariaat.

De minister bevoegd voor Justitie kan arbeidsovereenkomsten aangaan.

Art. 3.De personeelsleden leggen de bij het decreet van 20 juli 1831Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/1831 pub. 07/02/2013 numac 2013000079 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Decreet op de drukpers type decreet prom. 20/07/1831 pub. 26/07/2012 numac 2012000423 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Decreet « betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie ». - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten voorgeschreven eed af in handen van één van de gedelegeerd Europese aanklagers.

Art. 4.De personeelsleden zijn onderworpen aan de bezoldigingsregeling van het administratief personeel van de diensten die de Rechterlijke Macht terzijde staan, met inbegrip van de regeling van toelagen, premies en vergoedingen.

Onverminderd de artikelen 330bis, tweede lid, en 330ter, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, geniet het personeelslid, aangewezen in niveau B de weddeschaal zoals bepaald in artikel 372 van het Gerechtelijk Wetboek.

De personeelsleden ontvangen een weddenbijslag van 2221,91 euro. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten geldt eveneens voor deze weddenbijslag. Zij wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

Art. 5.De periode van de aanwijzing wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit gedurende dewelke het personeelslid zijn rechten op bevordering en op bevordering in zijn weddenschaal behoudt.

Art. 6.Het koninklijk besluit van 16 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/03/2001 pub. 03/04/2001 numac 2001009191 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan sluiten betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de Rechterlijke Macht terzijde staan is van toepassing op de personeelsleden met uitzondering van de bepalingen betreffende: a) het verlof tijdens de duur van een stage of proefperiode en tijdens de duur van een verkiezingscampagne;b) het verlof voor loopbaanonderbreking, met uitzondering van het verlof voor palliatieve zorg, het verlof voor het bijstaan van of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van zijn gezin of aan een familielid tot in de tweede graad dat lijdt aan een ernstige ziekte en het verlof voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte en van het ouderschapsverlof;c) de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;d) de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid;e) de vierdagenweek met premie;f) de vierdagenweek zonder premie;g) het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.

Art. 7.Onverminderd artikel 1, derde lid, blijven de personeelsleden, aangewezen onder het statutair personeel van de rechterlijke orde, onderworpen aan de regels van de tuchtregeling die van toepassing waren in hun dienst van herkomst. In geval van tuchtprocedure wordt de gedelegeerd Europese aanklager van de taalrol van de betrokkene gehoord door de bevoegde tuchtoverheden.

Art. 8.De personeelsleden zijn onderworpen aan de evaluatieregeling zoals voorzien in het Gerechtelijk Wetboek en het koninklijk besluit van 27 mei 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/05/2014 pub. 10/06/2014 numac 2014009203 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende de evaluatie van de personeelsleden van de Rechterlijke Orde sluiten betreffende de evaluatie van de personeelsleden van de Rechterlijke Orde, waarbij de gedelegeerd Europese aanklager van dezelfde taalrol de hiërarchische meerdere is en de taken van de magistraat-korpsoverste worden uitgeoefend door de Europese aanklager.

Art. 9.Het koninklijk besluit van 18 november 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 18/11/2015 pub. 04/12/2015 numac 2015009549 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit betreffende rechtshulp aan het gerechtspersoneel en de magistraten en de schadeloosstelling van de door hen opgelopen zaakschade sluiten betreffende rechtshulp aan het gerechtspersoneel, de magistraten en de gerechtelijke stagiairs en de schadeloosstelling van de door hen opgelopen zaakschade, is van toepassing op de personeelsleden.

Art. 10.Het personeelslid dat zich in een statutair verband bevindt in zijn dienst van herkomst kan vervangen worden in zijn oorspronkelijke betrekking.

Art. 11.Er kan door de minister bevoegd voor Justitie een einde gemaakt worden aan de aanwijzing: a) op verzoek van het betrokken personeelslid mits vooropzeg van een maand gegeven door het personeelslid;b) op verzoek van een gedelegeerd Europese aanklager. Indien het verzoek uitgaat van een gedelegeerd Europese aanklager stelt deze daartoe vooraf een met redenen omkleed verslag op dat per aangetekende zending ter kennis wordt gebracht van het personeelslid.

Het personeelslid wordt over dit verslag gehoord door de minister bevoegd voor Justitie of diens afgevaardigde binnen de maand na kennisgeving. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

De definitieve beslissing wordt schriftelijk geformuleerd en per aangetekende zending ter kennis gebracht van de betrokkene binnen de tien dagen na het verhoor.

Art. 12.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven op Brussel, 18 april 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie V. VAN QUICKENBORNE

^