gepubliceerd op 02 januari 2003
Koninklijk besluit houdende vaststelling van de regelen volgens welke een gedeelte van de opnemingsprijs in psychiatrische verzorgingstehuizen ten laste van de Staat wordt gelegd
17 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de regelen volgens welke een gedeelte van de opnemingsprijs in psychiatrische verzorgingstehuizen ten laste van de Staat wordt gelegd
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1980, het koninklijk besluit nr. 59 van 22 juli 1982 en de wetten van 20 juli 1990 en 25 januari 1999, inzonderheid artikel 5, § 5;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 januari 1991 houdende vaststelling van de regelen volgens welke een gedeelte van de opnemingsprijs in psychiatrische verzorgingstehuizen ten laste van de Staat wordt gelegd, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 19 augustus 1991 en 16 juni 1998;
Gelet op het ministerieel besluit van 22 april 1991 tot bepaling van de wijze waarop de tegemoetkoming van de Staat in de opnemingsprijs van de psychiatrische verzorgingstehuizen wordt uitbetaald, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 2 oktober 1991;
Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 januari 2002, 4 april 2002 en 11 juli 2002;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 4 november 2002;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het huidige besluit tot doel heeft de financiële toegankelijkheid van de bewoners in een psychiatrisch verzorgingstehuis (PVT) te verbeteren, in het bijzonder voor de PVT-bewoners die personen ten laste hebben of die zelf ten laste zijn; dat het belangrijk is dat deze maatregel zo snel mogelijk genomen en gepubliceerd wordt zodat de instellingen en de O.C.M.W.-besturen tijdig geïnformeerd kunnen worden en de nodige praktische maatregelen kunnen nemen voor de toepassing van deze maatregel;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. De tegemoetkoming van de Staat in de opnemingsprijs van psychiatrische verzorgingstehuizen, zoals bedoeld in artikel 5, § 5, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1990, wordt vastgesteld op: a) 12,39 EUR per dag : - voor gerechtigden die ofwel personen in het kader van de verzekering voor geneeskundige verzorging ten laste hebben ofwel in het kader van een rechterlijke beslissing of notariële akte verplicht zijn om onderhoudsgeld te storten ; - voor de rechthebbenden die in de verzekering voor geneeskundige verzorging ingeschreven staan als personen ten laste van een gerechtigde. b) 7,44 EUR per dag : voor de rechthebbenden die recht hebben op de verhoogde tegemoetkoming, zoals bepaald in artikel 37, § 1 en § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, alsook voor de rechthebbenden die recht hebben op de verhoogde tegemoetkoming in toepassing van artikel 32 van het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen en leden van de kloostergemeenschappen wordt verruimd.c) 3,72 EUR per dag voor alle andere rechthebbenden. De onder punt a), b), en c), vermelde bedragen worden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen gekoppeld en worden aangepast conform de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. § 2. Voor de bewoners die verblijven in het psychiatrisch verzorgingstehuis op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit, wordt de tussenkomst van de Staat vastgesteld volgens de nu volgende modaliteiten, voor zover dit voor hen voordeliger is : a) 9,91 EUR per dag indien het gaat om : De tegemoetkoming van de Staat in de opnemingsprijs van psychiatrische verzorgingstehuizen, zoals bedoeld in artikel 5, § 5, van de wet van 27 juni 1978, wordt vastgesteld op : 1) rechthebbenden die : - hetzij recht hebben op een bestaansminimum met toepassing van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum; - hetzij recht hebben op een gewaarborgd inkomen met toepassing van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden of met toepassing van artikel 21, § 2, van dezelfde wet, recht behouden op een rentebijslag; - hetzij met toepassing van de wet van 27 juni 1969 betreffende toekenning van tegemoetkomingen aan minder-validen, recht hebben op een tegemoetkoming die evenwel wegens hun verblijf in een psychiatrische dienst of instelling wordt verminderd of niet wordt uitgekeerd; 2) gerechtigden die recht hebben op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming en die hetzij personen ten laste hebben in de verzekering voor geneeskundige verzorging, hetzij bij gerechtelijke beslissing of notariële akte gehouden zijn alimentatiegeld te betalen;3) rechthebbenden die in de verzekering voor geneeskundige verzorging als persoon ten laste van de sub 1 en 2 bedoelde gerechtigden zijn ingeschreven;b) 7,44 EUR per dag indien het gaat om : 1) gerechtigden die recht hebben op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming en die geen personen ten laste hebben in de verzekering voor geneeskundige verzorging;2) gerechtigden die hetzij personen ten laste hebben in de verzekering voor geneeskundige verzorging, hetzij bij gerechtelijke beslissing of notariële akte gehouden zijn alimentatiegeld te betalen, met uitzondering van de sub a) , 1 en 2, bedoelde gerechtigden;3) rechthebbenden die in de verzekering voor geneeskundige verzorging als personen ten laste van de sub 2 bedoelde gerechtigden zijn ingeschreven;c) 4,96 EUR per dag indien het gaat om gerechtigden die geen personen ten laste hebben in de verzekering voor geneeskundige verzorging, met uitzondering van de sub a), 1 en b), 1, bedoelde gerechtigden.
Art. 2.De in het artikel 1 bedoelde tegemoetkoming wordt door de psychiatrische verzorgingstehuizen samen met de tegemoetkoming bedoeld in artikel 34, § 12, van de wet van 14 juli 1994 bij de betrokken verzekeringsinstellingen teruggevorderd.
Art. 3.§ 1. De verzekeringsinstellingen kunnen de door hen betaalde bedragen terugvorderen, ten laste van de begroting van het FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, bij het Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen na voorlegging van trimestriële overzichten aan het FOD met vermelding, per psychiatrisch verzorgingstehuis, van het aantal dagen dat aanleiding geeft tot betaling van enerzijds hun eigen aandeel en anderzijds de Staatstegemoetkoming. § 2. De trimestriële overzichten, waarvan sprake in § 1, moeten opgesteld worden overeenkomstig het model gevoegd als bijlage 1 bij dit besluit. § 3. De Staatstegemoetkoming wordt ten laatste uitbetaald in de maand die volgt op de datum van uitkering, door de Staat, bij toepassing van § 1.
Art. 4.§ 1. Wanneer een opnemingsprijs aanleiding geeft tot een individuele tegemoetkoming van een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (O.C.M.W.) voor een behoeftige, verleent de Staat aan het O.C.M.W. een subsidie die overeenkomt met 60 % van de individuele tegemoetkoming.
Die subsidie wordt enkel uitbetaald indien het O.C.M.W. het bewijs kan voorleggen dat het bij de bepaling van de individuele tegemoetkoming rekening gehouden heeft met de bepalingen van artikel 38, § 4, van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen.
Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 34, § 12, van dezelfde wet van 14 juli 1994 blijft het overgebleven deel van de door het O.C.M.W. toegekende tegemoetkoming ten laste van het O.C.M.W. De O.C.M.W.'s kunnen 60 % van hun voornoemde tegemoetkoming terugvorderen, ten laste van de begroting van het FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, bij het Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen na voorlegging van een document waarvan een model als bijlage 2 bij dit besluit gevoegd is. § 2. In afwijking op de voorgaande alinea, wordt het percentage van de door de Staat toegekende subsidie op de volgende manier vastgesteld : - in 2003 : 15 % - in 2004 : 30 %
Art. 5.Het bedrag van de tegemoetkomingen bedoeld in de artikelen 2 en 3 dat door een psychiatrisch verzorgingstehuis geïnd wordt, kan niet ten laste van de betrokken bewoner gelegd worden.
Art. 6.De ambtenaren en personeelsleden van het FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, bij het Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen, Boekhouding en Beheer van de ziekenhuizen, mogen, uitsluitend via inzage ter plaatse bij de psychiatrische verzorgingstehuizen en bij de verzekeringsinstellingen de bestemming van de Staatstegemoetkoming en de uitbetaling ervan controleren.
Art. 7.Het koninklijk besluit van 2 januari 1991 houdende vaststelling van de regelen volgens welke een gedeelte van de opnemingsprijs in psychiatrische verzorgingstehuizen ten laste van de Staat wordt gelegd, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 19 augustus 1991 en 16 juni 1998 en het ministerieel besluit van 22 april 1991 tot bepaling van de wijze waarop de tegemoetkoming van de Staat in de opnemingsprijs van de psychiatrische verzorgingstehuizen wordt uitbetaald, gewijzigd door het ministerieel besluit van 2 oktober 1991, worden opgeheven.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003.
Art. 9.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 december 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Volksgezondheid, J. TAVERNIER
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 17 december 2002 houdende vaststelling van de regelen volgens welke een gedeelte van de opnemingsprijs in psychiatrische verzorgingstehuizen ten laste van de Staat wordt gelegd.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Volksgezondheid, J. TAVERNIER
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 17 december 2002 houdende vaststelling van de regelen volgens welke een gedeelte van de opnemingsprijs in psychiatrische verzorgingstehuizen ten laste van de Staat wordt gelegd De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Volksgezondheid, J. TAVERNIER PS : Staat in te dienen in 1 exemplaar aan het FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, bij het Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen, Boekhouding en Beheer der ziekenhuizen, Rijksadministratief Centrum, Vesaliusgebouw, 1010 BRUSSEL