Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 augustus 2018
gepubliceerd op 30 augustus 2018

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2017, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven"

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2018203620
pub.
30/08/2018
prom.
17/08/2018
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 AUGUSTUS 2018. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2017, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven" (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2017, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven".

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 augustus 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het hotelbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2017 Vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven" (Overeenkomst geregistreerd op 2 maart 2018 onder het nummer 144844/CO/302) Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst wordt opgesteld om de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven" te moderniseren en teneinde het doel te actualiseren met de bedoeling de transparantie te behouden.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werknemers" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werknemers.

Statuten van het fonds HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel, duur

Art. 4.Er wordt met ingang van 1 januari 1980 een fonds voor bestaanszekerheid opgericht onder de benaming "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven".

Voor de toepassing van deze statuten wordt onder "fonds" verstaan : het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven".

Art. 5.Het fonds heeft tot doel : § 1. Het innen van bijdragen nodig voor het verwezenlijken van zijn doelstellingen. § 2. Het toekennen en uitbetalen van sociale voordelen aan de aangesloten leden van één van de organisaties, vertegenwoordigd in het fonds, in de sectoren die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf. § 3. Het bevorderen van de tewerkstelling en de beroepsopleiding. § 4. Het verzekeren van de betaling van een eindejaarspremie aan de werknemers, zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, behoudens alle gevallen van faillissement, volledig verdwijnen of insolvabiliteit van de onderneming die zich vanaf 1 januari 1988 voordoen. § 5. Het dragen van de administratieve kosten, veroorzaakt door de uitbetaling van de eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor de werkgevers. § 6. Het inrichten van vormingscursussen en bedrijfsstages ter bevordering van de tewerkstelling van risicogroepen vermeld in het koninklijk besluit van 2 februari 1989 tot uitvoering van artikel 138 van de programmawet van 30 december 1988. § 7. De terugbetaling van de loon- en organisatiekosten zoals voorzien in artikelen 9 tot en met 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 10 van 25 juni 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de uitvoering van het protocolakkoord van 14 mei 1997, vorming van syndicale afgevaardigden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/08/1998 pub. 10/10/1998 numac 1998012646 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 1997, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten type koninklijk besluit prom. 10/08/1998 pub. 18/11/1998 numac 1998012642 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 10 van 25 juni 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, betreffende de uitvoering van het protocolakkoord van 14 mei 1997. - Vorming van de syndicale afgevaardigden sluiten. § 8. Op vraag van een werkgever, het organiseren van het administratief beheer van het recht op "outplacement" voor werknemers van 45 jaar en ouder die worden ontslagen, en dit in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82 van 10 juli 2002, gesloten in de Nationale Arbeidsraad. § 9. Het verdelen en ter beschikking stellen van de financiële middelen die in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 mei 2011 houdende wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende vorming en tewerkstelling werden ontvangen en dit ten voordele van de drie regionale vzw's "Centrum voor Vorming en Vervolmaking in de Horecasector".

De financiële middelen zullen in de schoot van het fonds tussen de drie vzw's verdeeld worden naar evenredigheid met de loonmassa aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en dit volgens de uitbatingszetels van de ondernemingen in ieder gewest (Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, Vlaamse en Waalse Gewest) voor zover deze gegevens bij de RSZ beschikbaar zijn voor de werkgevers die onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf ressorteren.

Onder opschortende voorwaarde en enkel in die mate dat de regionale vormingscentra hun statutair vastgelegde vormingswerkzaamheden ontwikkelen, en in functie daarvan, financiële middelen nodig hebben, zullen deze effectief te hunner beschikking gesteld worden, door het fonds, verhoudingsgewijs tot hun behoeften en doorgestort worden overeenkomstig de procedure goedgekeurd door de raden van beheer van het fonds en de drie regionale vormingscentra. § 10. De uitvoering van de solidariteitstoezegging van het sectoraal sociaal aanvullend pensioenstelstel voor de werknemers van ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen, alsook overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten dienaangaande gesloten binnen het Paritair Comité voor het hotelbedrijf. Hiertoe kan het fonds al dan niet beroep doen op derden die zij hiertoe machtigt. § 11. Behoudens alle gevallen van faillissement, volledig verdwijnen of insolvabiliteit van de onderneming en overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van beheer, het betalen van de aanvullende vergoeding in het kader van de regeling van werkloosheid met bedrijfstoeslag zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf houdende de toekenning van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. § 12. Het in stand houden en bevorderen van sociaal overleg binnen de sector, onder meer door het ter beschikking stellen om niet van werkingstoelagen, die de organisaties in staat moeten stellen op representatieve wijze deel te nemen aan het sociaal overleg en de opdrachten van het sociaal fonds te ondersteunen. Dit moet ze onder meer in staat stellen hun effectieve aanwezigheid te garanderen in alle organen en instanties rechtstreeks en onrechtstreeks verbonden aan het Paritair Comité voor het hotelbedrijf. HOOFDSTUK II. - Beheer

Art. 6.Het fonds wordt beheerd door een raad van beheer, paritair samengesteld uit afgevaardigden van de werkgevers- en werknemersorganisaties.

Deze raad bestaat uit tweeëntwintig leden, hetzij elf afgevaardigden van de werkgevers, waaronder 4 voor het Vlaamse Gewest vertegenwoordigd door Horeca Vlaanderen, 3 voor het Waalse Gewest vertegenwoordigd door Fédération Horeca Wallonie, 3 voor het Brusselse Gewest vertegenwoordigd door Federatie Horeca Brussel en 1 voor Comeos, en elf afgevaardigden van de werknemers.

De leden van de raad van beheer worden aangeduid door de betrokken organisaties van werkgevers en werknemers, in eerste orde onder de gewone en plaatsvervangende leden van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf en in de tweede orde onder de leden van de in het fonds vertegenwoordigde organisaties.

Hun mandaat eindigt wanneer de organisatie waartoe het lid behoort hiertoe een aangetekend schrijven, ondertekend door zijn statutair bepaalde voorzitter richt aan de voorzitter van het fonds.

Art. 7.De raad van beheer duidt in zijn midden een voorzitter aan voor een periode van drie jaar; deze is herkiesbaar.

Art. 8.§ 1. De raad van beheer vergadert op bijeenroeping van de voorzitter. De voorzitter is gehouden de raad minstens éénmaal per jaar bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van de raad erom verzoeken.

De oproepingen moeten de agenda vermelden. De verslagen worden opgemaakt door de directeur van het fonds.

Alle beslissingen worden met éénparigheid van stemmen genomen. De stemming is geldig indien er wordt aan deelgenomen door ten minste elf leden en iedere werkgeversorganisatie, vertegenwoordigd in het fonds, en iedere werknemersorganisatie, vertegenwoordigd in het fonds, aanwezig is. § 2. Wanneer een stemming plaatsvindt en één organisatie een afwijkende stem uitbrengt ten opzichte van de andere organisaties, dan zal het punt automatisch geagendeerd worden op de volgende vergadering van de raad van beheer.

Op deze vergadering van de raad van beheer zal het punt opnieuw ter stemming voorgelegd worden. Als opnieuw één organisatie een afwijkende stem uitbrengt ten opzichte van de andere organisaties, dan zal het punt opnieuw geagendeerd worden op de volgende vergadering van de raad van beheer, die beslist bij gewone meerderheid per bank.

Deze paragraaf is niet van toepassing op beslissingen die betrekking hebben op de opleidingsverplichting voor ondernemingen met meer dan 50 werknemers. § 3. De voorgaande paragraaf treedt in werking op 1 januari 2018 en houdt automatisch op te bestaan op 31 december 2018, onverminderd procedures die vóór 31 december 2018 zijn opgestart onder toepassing van de voorgaande paragraaf.

Art. 9.De raad van beheer heeft tot opdracht het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen welke nodig blijken voor zijn goede werking. Hij bezit de meest uitgebreide machten voor het beheer en de leiding van het fonds.

De raad van beheer treedt in al zijn handelingen op en handelt in rechte bij monde van de voorzitter of de daartoe aangestelde afgevaardigde beheerder.

De beheerders zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat, zij gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan ten gevolge van hun beheer en ten opzichte van de verbintenissen van het fonds.

Art. 10.De raad van beheer kan zijn machten geheel of ten dele overdragen aan één of meerdere van zijn leden of zelfs aan derden.

Art. 11.De werkingstoelagen bedoeld in artikel 3, § 12 van onderhavige statuten worden ter beschikking gesteld overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van beheer in het reglement van inwendige orde, teneinde een transparantie te verzekeren en te behouden omtrent de toekenning, de verdeling en het gebruik van de werkingstoelagen door de betrokken organisaties. HOOFDSTUK III. - Financiering Afdeling 1. - Bijdragen en contributies

Art. 12.Het fonds beschikt over de bijdragen en contributies welke worden gestort door de werkgevers van de onderneming en die ressorteren onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.

Art. 13.§ 1. Er wordt een bijdrage geïnd van de werkgevers ten belope van 0,70 pct. van het loon dat in aanmerking wordt genomen voor het berekenen van de sociale zekerheidsbijdragen. § 2. In uitvoering van de wet van 26 juli 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/07/1996 pub. 05/10/2012 numac 2012205395 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. - Officieuzecoördinatie in het Duits sluiten tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen wordt een aanvullende bijdrage geïnd van de werkgever ten belope van 0,10 pct. van het loon dat in aanmerking wordt genomen voor het berekenen van de sociale zekerheidsbijdragen, teneinde de vormingscursussen en de bedrijfsstages, vermeld in artikel 3, 8°, ingevoegd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1989, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 november 1989, te financieren. § 3. Teneinde de financiering van de syndicale vorming te verzekeren, wordt een bijkomende bijdrage geïnd van 0,05 pct. van het loon dat in aanmerking wordt genomen voor het berekenen van de sociale zekerheidsbijdragen van werknemers tewerkgesteld in bedrijven met gemiddeld 50 werknemers of meer.

Het gemiddeld aantal werknemers wordt bekomen door het aantal werknemers, aangegeven op het einde van elk kwartaal van de referteperiode, op te tellen en dit totaal te delen door het aantal kwartalen van de referteperiode waarvoor een aangifte bij de RSZ werd ingediend. De referteperiode loopt vanaf het 4de kwartaal van het kalenderjaar -2 tot en met het 3de kwartaal van het kalenderjaar -1. § 4. Vanaf het eerste kwartaal 2008 wordt van de werkgever een bijkomende bijdrage van 0,70 pct. geïnd, berekend op grond van het volledig loon van de werknemer zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1981 pub. 31/05/2011 numac 2011000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 29/06/1981 pub. 02/09/2014 numac 2014000386 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 29/06/1981 pub. 17/11/2015 numac 2015000647 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, teneinde de initiatieven vermeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 augustus 2001 betreffende de vorming en tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 4 september 2002 en meerdere malen gewijzigd, te financieren. Deze bijdrage wordt vanaf het tweede kwartaal 2008 teruggebracht tot 0,60 pct..

Deze bijdrage zal worden aangewend om de initiatieven vermeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 mei 2011 tot wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende vorming en tewerkstelling, geregistreerd onder het nummer 104242/CO/302 en gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2011, te financieren. § 5. Teneinde de uitbetaling van een eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers te verzekeren, zoals bepaald in artikel 3, § 4 van de statuten, int het fonds een contributie van 12 pct. van de totale brutoloonmassa die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen en dit ten belope van het totale bedrag van de verschuldigde eindejaarspremies en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers.

Art. 14.De in artikel 11, § 1 tot en met § 4 vermelde bijdragen kunnen alleen gewijzigd worden bij een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

Art. 15.De bijdragen vermeld in artikel 11, § 1 tot met § 4 worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Afdeling 2. - Eindejaarspremie

Onderafdeling 1. - Voorafbetalingen en administratieve verplichtingen

Art. 16.§ 1. De werkgevers vermeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn verplicht maandelijks en uiterlijk de 15de van de daaropvolgende maand de voorafbetalingen vermeld in artikel 11, § 5 van onderhavige statuten te storten aan het fonds. § 2. De werkgevers die op het ogenblik van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst niet vrijgesteld waren van de maandelijkse voorafbetalingen, kunnen, op hun verzoek en bij een ter post aangetekende brief gericht aan het fonds vóór 31 maart van het kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, door het fonds ontslagen worden van de maandelijkse voorafbetalingen en dit voor onbepaalde duur. De werkgevers vrijgesteld van de maandelijkse voorafbetalingen zijn er in elk geval toe gehouden bij middel van een éénmalige betaling, vóór 10 januari van het volgende kalenderjaar, het totaalbedrag van de eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers te storten aan het fonds, vermeerderd met de gemiddelde intrestvoet die het fonds ontvangen heeft in de loop van dat kalenderjaar, en berekend op de helft van het totale bedrag van de eindejaarspremie en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever. § 3. Het verzoek tot ontheffing van de maandelijkse voorafbetalingen kan enkel worden gedaan door werkgevers die ten minste 3 jaar op regelmatige wijze hun maandelijkse voorafbetaling betaalden volgens de modaliteiten bepaald in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, behoudens uitzondering voor de werkgevers die een afwijking zullen verkregen hebben van de raad van beheer van het fonds.

Art. 17.De wettelijke inhoudingen en sociale zekerheidsbijdragen van toepassing op de eindejaarspremie zullen door het fonds betaald worden aan het Ministerie van Financiën en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Art. 18.§ 1. De werkgevers bedoeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen tweemaal per jaar en dit op uiterlijk 20 juli en 10 januari, aangifte doen van alle werknemers die in het betrokken semester in hun onderneming tewerkgesteld werden en dit bij middel van een document dat hen door het fonds ter beschikking zal gesteld worden. Hierbij zullen de werkgevers alle informaties, die het fonds nodig acht om deze statuten uit te voeren, verschaffen. Aan de werkgevers zal het fonds een controlestaat laten geworden van de betaalde premies. § 2. Bij gebrek aan aangifte op 10 januari zoals bedoeld in de vorige paragraaf, is de werkgever een forfaitaire schadevergoeding verschuldigd van 495 EUR, zonder dat dit bedrag lager kan zijn dan de werkelijk geleden schade. Bovendien gaat voor die werkgevers ontheven van maandelijkse voorafbetalingen, het voordeel van deze vrijstelling van voorafbetaling verloren.

Art. 19.§ 1. Bij gebrek aan betaling voorzien in artikelen 11, § 5 en 14, § § 1 en 2, en bij niet-naleving van de administratieve verplichtingen voortspruitend uit onderhavige statuten, zijn de strafbepalingen voorzien door de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, gewijzigd door de wet van 18 december 1968, van toepassing op de werkgevers. § 2. Het niet-betalen van de voorafbetalingen door de werkgevers aan het fonds binnen de in artikel 14, § § 1 en 2 vermelde termijnen geeft aanleiding tot het aanrekenen van een verwijlinterest aan de wettelijke interestvoet. Bovendien gaat in die gevallen, voor de werkgevers ontheven van de maandelijkse voorafbetalingen, het voordeel van deze vrijstelling verloren.

Deze verwijlinterest loopt voor de, van de voorafbetalingen niet ontslagen werkgevers, vanaf de 15de van de maand volgend op het trimester waarvoor één of meerdere verschuldigde bedragen niet werden betaald en is verschuldigd tot op de dag van betaling. § 3. Voor de overeenkomstig artikel 14, § 2 van de voorafbetalingen ontslagen werkgevers loopt de in artikel 17, § 2 vermelde verwijlintrest vanaf 15 januari van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarvoor de éénmalige betaling is verschuldigd tot op de dag van de betaling.

Art. 20.Het fonds zal alle rechtsmiddelen aanwenden om de bijdragen vermeld in artikelen 11, § 5 en 14, § § 1 en 2 in te vorderen, en de naleving van de administratieve verplichtingen voortvloeiend uit onderhavige statuten te garanderen.

Art. 21.De eventuele ontvangen voorafbetalingen in uitvoering van artikel 14, § 1 van deze statuten zullen door het fonds overgemaakt worden aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers, en dit voor een bedrag dat maximaal gelijk is aan de eindejaarspremie waarop de ontslagen werknemers recht hebben, vermeerderd met de sociale zekerheidsbijdragen.

Het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers zal aanspraak kunnen maken op de betaling na de voorlegging van de nodige bescheiden aan het fonds.

Onderafdeling 2. - Uitbetaling eindejaarspremie Algemeen principe

Art. 22.§ 1. Zodra het recht op en het bedrag van de eindejaarspremie zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010 van een individuele werknemer onomstotelijk vast staat, betaalt het fonds deze individueel verschuldigde premie uit aan de werknemer, overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van beheer van het fonds. § 2. Voorafgaand aan de betaling zoals voorzien in § 1 van dit artikel, ontvangt de werkgever een controlestaat. Deze controlestaat vermeldt zowel het nettobedrag van de eindejaarspremie per werknemer, de door de werkgever verschuldigde bijdragen op deze premie(s) als de totale schuld van de werkgever ten aanzien van het fonds. § 3. De werkgever beschikt over een termijn van 10 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van verzending van deze controlestaat om deze schriftelijk te verbeteren, of op gemotiveerde wijze zijn bezwaar uit te drukken. § 4. Bij uitblijven van enige reactie van de werkgever (verbeteringen of bezwaar) binnen de 10 kalenderdagen, wordt de schuld van de werkgever ten aanzien van het fonds geacht vast te staan. § 5. In geval van onenigheid tussen werkgever en een individuele werknemer over het recht op en/of over bedrag van de verschuldigde eindejaarspremie, zal de meest gerede partij de zaak voorleggen aan de arbeidsrechtbank.

De individuele premie zal geacht worden onomstotelijk vast te staan vanaf het ogenblik dat de veroordeling van de werkgever tot betaling van de eindejaarspremie en de daarop verschuldigde bijdragen kracht van gewijsde gekregen heeft. § 6. In geval van faillissement van de werkgever, dient de werknemer zijn aanvraag in bij het FSO door middel van het formulier F1.

Aangifte beschikbaar, voldoende voorafbetalingen

Art. 23.Voor werknemers van werkgevers voor wie voldoende voorafbetalingen bedoeld in artikel 14, § § 1 en 2 van deze statuten beschikbaar zijn, en voor wie overeenkomstig artikel 16 van deze statuten een aangifte beschikbaar is, wordt de eindejaarspremie uitbetaald na naleving van de procedures voorzien in artikel 20, § § 1 tot en met 4.

Aangifte beschikbaar, onvoldoende voorafbetalingen

Art. 24.§ 1. Voor werknemers van werkgevers voor wie geen of onvoldoende voorafbetalingen beschikbaar zijn en voor wie de premie werd aangegeven, zal de individuele premie geacht worden onomstotelijk vast te staan. De eindejaarspremie wordt uitbetaald na naleving van de procedures voorzien in artikel 20 en vanaf het ogenblik dat de veroordeling van de werkgever tot betaling van de eindejaarspremie en de daarop verschuldigde bijdragen kracht van gewijsde heeft gekregen. § 2. Vooraleer het fonds zal over gaan tot prefinanciering van de verschuldigde eindejaarspremie, zal de werknemer het door het fonds ter beschikking gesteld F1-formulier en subrogatieformulier ondertekend aan het fonds terugbezorgen.

Geen aangifte beschikbaar, onvoldoende voorafbetalingen

Art. 25.§ 1. Vanaf 1 februari van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, wordt het recht op en het bedrag van de eindejaarspremie van de individuele werknemers die op basis van de documenten opgesomd in § 3 van dit artikel het bedrag van hun eindejaarspremie kunnen bewijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, en hiervan aangifte doen bij het fonds, geacht onomstotelijk vast te staan. De eindejaarspremie wordt uitbetaald na naleving van de procedures voorzien in artikel 20 en vanaf het ogenblik dat de veroordeling van de werkgever tot betaling van de eindejaarspremie en de daarop verschuldigde bijdragen kracht van gewijsde heeft gekregen. § 2. Voor de werknemers bedoeld in artikel 24, § 1 van deze statuten, die op basis van de documenten opgesomd in § 3 van dit artikel het bedrag van hun eindejaarspremie kunnen bewijzen overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010, en hiervan aangifte doen bij het fonds, wordt het recht op en het bedrag van de individuele eindejaarspremie geacht onomstotelijk vast te staan vanaf de eerste dag van de tweede maand die volgt op het ontslag door de werkgever. § 3. Vooraleer wordt overgegaan tot enige prefinanciering, zullen de betrokken werknemers de hiernavolgende documenten overmaken aan het fonds : werkloosheidsbewijs C4, individuele loonfiches van het hele kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, formulier F1 en een ondertekend subrogatiedocument ten voordele van het fonds.

Art. 26.§ 1. Voor de werknemers die door de werkgever worden ontslagen in de loop van het kalenderjaar, zal de werkgever uiterlijk op het einde van de maand die volgt op het ontslag aangifte doen bij middel van een door het fonds ter beschikking gesteld formulier van het bedrag van de eindejaarspremie waarop de betrokken werknemers recht hebben. Bij gebrek aan aangifte is artikel 16, § 2 van deze statuten van toepassing. § 2. Het fonds zal aan de werknemers bedoeld in de vorige paragraaf de eindejaarspremie uitbetalen na naleving van de procedures voorzien in artikel 20 van deze statuten en vanaf het ogenblik dat de veroordeling van de werkgever tot betaling van de eindejaarspremie en de daarop verschuldigde bijdragen kracht van gewijsde heeft gekregen.

Art. 27.Uiterlijk op 31 mei van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de eindejaarspremie betrekking heeft, zal het fonds het verschil tussen de voorafbetalingen en het door de werkgever aangegeven totale bedrag aan eindejaarspremies, en de daarop betrekking hebbende sociale zekerheidsbijdragen voor werkgevers terugstorten aan de betrokken werkgever. Bij ontstentenis van terugbetaling binnen deze termijn zullen verwijlintresten verschuldigd zijn.

Art. 28.De eindejaarspremies bedoeld in artikel 13, 3de alinea van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010 tot toekenning van een eindejaarspremie die niet door de werknemers worden geïnd, blijven eigendom van het fonds. HOOFDSTUK IV. - Begrotingen, rekeningen

Art. 29.Het dienstjaar neemt een aanvang op 1 oktober en sluit op 30 september.

Art. 30.Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand december, een begroting voor het volgend jaar ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.

Art. 31.De raad van beheer van het fonds en de door hem aangewezen revisors of accountants zullen jaarlijks een schriftelijk verslag uitbrengen over de activiteiten van het fonds. HOOFDSTUK V. - Ontbinding, vereffening

Art. 32.Het fonds kan enkel worden ontbonden krachtens een éénparige beslissing van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.

Het Paritair Comité voor het hotelbedrijf beslist over de bestemming van de goederen en waarden van het fonds, na kwijting van het passief door deze goederen en waarden een bestemming te geven, welke overeenstemt met het doel waartoe het fonds is opgericht. De leden van de raad van beheer treden als vereffenaars op. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 33.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 oktober 2017.

Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juli 2010 tot vaststelling van de statuten van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven" (101765/CO/302).

Zij is gesloten voor een onbepaalde tijd en mag slechts worden opgezegd door één van de ondertekenende partijen en zulks mits een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf en aan de ondertekenende organisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2018.

De Minister van Werk, K. PEETERS

^