Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 augustus 2007
gepubliceerd op 10 september 2007

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 5, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007023303
pub.
10/09/2007
prom.
17/08/2007
ELI
eli/besluit/2007/08/17/2007023303/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 AUGUSTUS 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 5, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, inzonderheid op artikel 62, § 5, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1985 en vervangen bij de wet van 29 april 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 5, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 januari 1989, 5 juni 1990, 15 september 1994, 15 maart 1995, 6 april 1995, 29 oktober 1997, 11 december 2001, 16 april 2002, 9 juli 2002 en 29 februari 2004;

Gelet op het voorstel van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers van 5 december 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 april 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 23 juli 2007;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat dit besluit inzonderheid beoogt rekening te houden met de sociale evoluties en de voorafgaandelijk doorgevoerde wijzigingen in de werkloosheidsreglementering; dat het bijgevolg belangrijk is dat de nieuwe maatregelen inzake kinderbijslag onverwijld zouden van toepassing zijn teneinde zo snel mogelijk een betere coherentie te garanderen tussen de kinderbijslagreglementering en de werkloosheidsreglementering;

Overwegende dat de kinderbijslaginstellingen zo snel als mogelijk op de hoogte moeten gebracht worden van de nieuwe reglementering zodat ze zich binnen de kortst mogelijke termijn zouden kunnen organiseren zowel op het vlak van informatica als op het administratief vlak;

Overwegende dat de instelling van een eenvormige inkomensgrens voor alle sociale prestaties in werking is getreden op 1 december 2006, en dat het bijgevolg noodzakelijk is dat dit besluit onverwijld gepubliceerd wordt;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 5, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 1994 en 6 april 1995, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.§ 1. De kinderbijslag wordt toegekend gedurende een periode van tweehonderdzeventig of honderdtachtig kalenderdagen, naargelang het kind de leeftijd van 18 jaar al dan niet heeft bereikt op het ogenblik van zijn aanvraag om werkloosheidsuitkering of wachtuitkering, ten behoeve van het kind dat studies, een leertijd, een vorming of een stage om in een ambt te worden benoemd, heeft beëindigd, op voorwaarde : 1° dat het zich ingeschreven heeft als werkzoekende.De ambtshalve uitschrijving achteraf door een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling is geen beletsel voor de toepassing van dit besluit; 2° dat het niet werkloos is wegens omstandigheden afhankelijk van zijn wil in de zin van artikel 51, § 1, tweede lid, 3°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering. § 2. De in § 1 bedoelde periode van tweehonderd zeventig of honderd tachtig kalenderdagen vangt aan : 1° op 1 juli of op 1 augustus na het laatste school- of academiejaar, naargelang het kind op de dag van zijn inschrijving als werkzoekende jonger dan 18 jaar dan wel 18 jaar of ouder is;2° de dag na de beëindiging van alle activiteiten opgelegd door het studieprogramma indien deze beëindiging plaats heeft na 1 juli of 1 augustus of de dag na de beëindiging van de leertijd of vorming;3° de dag na de inlevering van een eindverhandeling bij hogere studiën of de dag na de onderbreking van de voorbereiding ervan;4° de dag na het einde van de stageperiode, vereist om in een openbaar ambt te worden benoemd, of de dag na de onderbreking van deze stage;5° de dag na de datum waarop voortijdig aan nieuwe studies, een leertijd of een vorming een einde werd gesteld, op voorwaarde dat : a) geen termijn van meer dan vijftien maanden is verlopen tussen het einde van studies, een leertijd of een vorming en het hernemen van studies, een leertijd of een vorming;b) de nieuwe studies, leertijd of vorming minstens zes maanden hebben geduurd indien de in a) vermelde termijn overschreden is.»

Art. 2.De artikelen 2, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 1994 en 6 april 1995, 2bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juni 1990 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 1994 en 6 april 1995, 3, gewijzigd bij het koniklijk besluit van 15 september 1994, en 3bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 januari 1989 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 1994 en 25 oktober 1997, zijn opgeheven.

Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 24 juni 1987, 25 januari 1989, 5 juni 1990, 15 september 1994, 15 maart 1995, 29 oktober 1997, 11 december 2001, 16 april 2002, 9 juli 2002 en 29 februari 2004, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 4.§ 1. De in artikel 1, § 1 gestelde periode van tweehonderd zeventig of honderd tachtig kalenderdagen wordt verlengd met de periode gedurende welke het kind, overeenkomstig de werkloosheidsreglementering, wegens ziekte geschorst was als werkzoekende.

Indien het kind zich op het tijdstip waarop de voormelde periode van tweehonderd zeventig of honderd tachtig kalenderdagen had moeten ingaan, wegens ziekte niet kon laten inschrijven als werkzoekende overeenkomstig de werkloosheidsreglementering, wordt de kinderbijslag toegekend gedurende de hele periode waarin de schoolverlater zich niet kon laten inschrijven als werkzoekende, evenals gedurende de daarop volgende toekenningsperiode van tweehonderd zeventig of honderd tachtig kalenderdagen, indien het kind zich aansluitend aan de ziekteperiode inschrijft als werkzoekende.

De eerste en de tweede alinea zijn niet van toepassing indien het kind zich, aansluitend aan de ziekteperiode, niet opnieuw of niet meer inschrijft als werkzoekende. § 2. De in artikel 1, § 1 gestelde periode van tweehonderd zeventig of honderd tachtig kalenderdagen wordt verlengd met ten hoogste een maand wanneer het kind, na de beëindiging van de studies of de leertijd, gedurende het derde kalenderkwartaal verbonden is geweest door een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, en wanneer het tijdens die tewerkstelling onttrokken was aan de toepassing van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

De in artikel 1, § 1 gestelde periode van tweehonderd zeventig of honderd tachtig kalenderdagen, in voorkomend geval verlengd overeenkomstig het eerste lid, wordt verkort met maximum drie maanden wanneer het kind, na 30 juni 2005 : 1) ofwel arbeid heeft verricht in uitvoering van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, waarbij geen inhoudingen voor sociale zekerheid werden verricht, gelegen in het eerste, tweede of vierde kalenderkwartaal;2) ofwel arbeidsprestaties heeft verricht in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en gelegen in de periode voorafgaand aan de beëindiging van de studies of de leertijd, bedoeld in artikel 36, § 1, eerste lid, 2° of 3° van hetzelfde besluit. § 3. De toekenning van de kinderbijslag wordt geschorst voor de volledige maand tijdens welke het kind een bruto-inkomen ontvangt uit een winstgevende activiteit of een sociale uitkering geniet op grond van een Belgische of buitenlandse regeling voor ziekte, invaliditeit, arbeidsongevallen, beroepsziekten of werkloosheid, of beide samen, van meer dan 394,15 EUR per maand. Dit bedrag wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100) van de consumptieprijzen.

Het evolueert conform de bepalingen van artikel 76bis, §§ 1 en 3 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders. »

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2007, ten behoeve van rechtgevende kinderen die zich ingeschreven hebben als werkzoekende vanaf deze datum. Evenwel, ten behoeve van rechtgevende kinderen die zich voor deze datum hebben ingeschreven, hebben de bepalingen van artikel 3 die artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 5, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders vormen, uitwerking met ingang van 1 december 2006.

Art. 5.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 augustus 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, D. DONFUT

^