gepubliceerd op 21 december 2009
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 mei 1999, betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten
16 OKTOBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 mei 1999, betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten
VERSLAG AAN DE KONING Samenvatting Sire, Het koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen strekt tot : 1. het versoepelen van de erkenningsvoorwaarden van een professionele vennootschap van accountants en/of belastingconsulenten.Voortaan kunnen personen die niet beschikken over een beroepskwalificatie die specifiek is voor de cijferberoepen, toetreden tot het aandeelhouderschap en het bestuursorgaan van die vennootschappen ten belope van een minderheid van de stemrechten en de mandaten; 2. het in overeenstemming brengen van de erkenningsvoorwaarden van de vennootschappen naar buitenlands recht die een hoedanigheid bezitten in het buitenland die als gelijkwaardig wordt erkend met die van accountant en/of belastingconsulent in België, met de erkenningsvoorwaarden van de vennootschappen opgericht naar Belgisch recht.Dit met het oog op de harmonisatie van de behandeling van vennootschappen naar Belgisch recht en vennootschappen naar buitenlands recht.
De voorgestelde tekst strekt in het algemeen tot een vereenvoudiging van het huidige erkenningsstelsel van de professionele vennootschappen en tot een operationele toenadering tussen de leden van de verschillende Instituten van de cijferberoepen, als eerste aanzet voor een eventuele hertekening van het landschap van de cijferberoepen in België met het oog op een beter begrip van dat landschap door het publiek. 1.1. Openstelling voor derden van het aandeelhouderschap, van de stemrechten en van het bestuursorgaan van de « professionele vennootschappen van accountants en/of belastingconsulenten » (hierna : professionele vennootschap(pen)) Momenteel zijn de erkenningsvoorwaarden van professionele vennootschappen streng : - Een meerderheid van de aandelen alsook de meerderheid van de stemrechten moet in het bezit zijn van leden van het Instituut van Accountants en Belastingconsulenten (hierna : IAB); een minderheid mag in het bezit zijn van « personen die in het buitenland een hoedanigheid bezitten die als gelijkwaardig met die van accountant of belastingconsulent in België wordt erkend » (hierna : buitenlandse beroepsbeoefenaar(s)); - De meerderheid van de leden van het bestuursorgaan moet eveneens lid zijn van het IAB. Een minderheid mag, volgens de interpretatie die door het IAB wordt gegeven, enkel bestaan uit buitenlandse beroepsbeoefenaars.
De voorgestelde versoepeling heeft tot doel de voorwaarden betreffende de aanwezigheid van leden van het IAB op het niveau van de stemrechten en het bestuur van een professionele vennootschap te beperken tot een gewone meerderheid.
Voor de minderheid van de houders van de stemrechten en de minderheid van de leden van het bestuursorgaan wordt geen enkele voorwaarde inzake hoedanigheid of beroepskwalificatie meer opgelegd, tenzij de vennootschap slechts twee zaakvoerders of bestuurders telt.
Deze evolutie is ingegeven door verschillende bekommernissen. De eerste bekommernis is een samenwerking in de vorm van een vennootschap mogelijk te maken tussen leden van het IAB en andere beroepsbeoefenaars van een cijferberoep, in het belang van de kwaliteit van de dienstverlening aan hun cliënten.
Het gaat ook om een strekking die tot uiting komt in andere vrije beroepen, onder invloed van bepaalde Europese rechtsinstrumenten (bv. vennootschappen van bedrijfsrevisoren (Artikel 6 van het koninklijk besluit houdende coördinatie van de Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor en van het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, B.S. 24 mei 2007), van architecten, van landmeters-experten,...).
Deze openstelling biedt bovendien aan de beroepsbeoefenaar de mogelijkheid om zijn personeelsleden te laten deelnemen in het kapitaal van zijn professionele vennootschap, en om het optreden van gezinsleden (echtgenoot, partner,...) te formaliseren door de toekenning van het statuut van zaakvoerder of bestuurder.
In ruil voor deze openstelling worden nieuwe voorwaarden ingevoerd die, overeenkomstig het advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen (hierna : HREB, zie advies van de HREB d.d. 11 december 2008 omtrent het openstellen van het aandeelhouderschap en het bestuur van professionele IAB-vennootschappen, punten 29 en 30, blz. 13 en 14), tot doel hebben voldoende waarborgen te behouden voor de naleving van de principes van onafhankelijkheid, waardigheid, kiesheid en rechtschapenheid : - de vennoten, de houders van stemrechten, de leden van het bestuursorgaan, alsook de vertegenwoordigers van rechtspersonen die deel uitmaken van het bestuursorgaan, en die geen lid zijn van het IAB, moeten voldoen aan dezelfde vereisten als de leden van het IAB met betrekking tot het niet hebben opgelopen van strafrechtelijke veroordelingen en inzake faillissement; - een « vrijwaringsclausule » maakt het mogelijk de erkenning van de vennootschap te weigeren indien de andere wettelijke voorwaarden weliswaar vervuld zijn, maar de verdeling van de stemrechten, de samenstelling van het aandeelhouderschap en/of het bestuursorgaan een redelijke twijfel rechtvaardigt met betrekking tot de onafhankelijkheid van de accountants en/of belastingconsulenten van de vennootschap, met name voor de naleving van de regels van de deontologie; hoger beroep staat open tegen een eventuele weigering van de erkenning van de vennootschap door het IAB (artikel 23 van de wet van 22 april 1999 met betrekking tot de boekhoudkundige en fiscale beroepen); - een nieuwe bepaling legt de vennoten, houders van stemrechten, leden van het bestuursorgaan en vaste vertegenwoordigers op dat ze zich bij hun optreden in de werkzaamheden onthouden de onafhankelijkheid van de accountants en/of belastingconsulenten die de opdrachten uitvoeren, in het gedrang te brengen.
Er wordt bijzondere aandacht gewijd aan de vennootschappen die slechts twee zaakvoerders of bestuurders tellen. Aangezien de bepaling dat "de meerderheid van de zaakvoerders of bestuurders lid moet zijn van het IAB" onmogelijk kan worden toegepast wanneer de vennootschap slechts twee zaakvoerders of bestuurders telt, werd een compromis gevonden in de vorm van de verplichting voor de tweede zaakvoerder of bestuurder om een beroepsbeoefenaar te zijn die lid is van één van de drie Instituten van de cijferberoepen in België, of het equivalent hiervan in het buitenland. Deze "sui generis"-bepaling heeft tot doel een doorslaggevende aanwezigheid van de beroepsbeoefenaars van cijferberoepen te behouden binnen het bestuursorgaan van de vennootschap en tegelijk leden van verschillende Instituten de mogelijkheid te bieden een associatie met twee personen aan te gaan, zonder een beroep te moeten doen op een derde zaakvoerder of bestuurder om te voldoen aan een formele meerderheidsvereiste. Dit komt tegemoet aan de wensen van de HREB naar eenvoud en soepelheid (zie advies van de HREB d.d. 11 december 2008, punt 36, blz.16).
Indien bijzondere noden merkbaar worden op het vlak van het bestuur van dergelijke vennootschappen, kan het IAB aanvullende aanbevelingen uitbrengen met betrekking tot de opstelling van de statuten.
Ten slotte legt een nieuwe bepaling de rechtspersoon een dubbele informatieplicht ten aanzien van het IAB op met betrekking tot zijn samenstelling. Dit teneinde een bijgewerkte lijst van de leden-vennootschappen en hun samenstelling te kunnen publiceren op de website van het IAB (zie advies van de HREB d.d. 11 december 2008, punt 31, blz. 14). 1.2. In overeenstemming brengen van de erkenningsvoorwaarden van de vennootschappen naar buitenlands recht met deze van de vennootschappen naar Belgisch recht.
Artikel 8 van het huidige koninklijk besluit handelt in het bijzonder over de erkenningsvoorwaarden van vennootschappen die in het buitenland een hoedanigheid hebben die als gelijkwaardig wordt erkend met die van accountant en/of belastingconsulent in België.
Net als voor natuurlijke personen wordt deze hoedanigheid omschreven in artikel 11 van het koninklijk besluit door verwijzing naar de « Achtste Richtlijn 84/253/EEG van de Raad van 10 april 1984 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag inzake de toelating van personen, belast met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden (PB L 126 van 12.5.1984, p. 20-26) » (hierna : Achtste Richtlijn) en, voor wat betreft de functie van belastingconsulent, door verwijzing naar de wet.
Het nieuwe ontwerp houdt rekening met de wijzigingen die werden aangebracht sinds de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 en meer bepaald de invoering van een bepaling in de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen (hierna : wet van 22 april 1999) (nieuw artikel 19bis, ingevoerd door het koninklijk besluit van 25 februari 2003), die een vereenvoudigde mogelijkheid invoert om de hoedanigheid van accountant en/of belastingconsulent te verlenen voor buitenlandse beroepsbeoefenaars die onderdaan zijn van een lidstaat van de EU of van een Staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
De toepassingsvoorwaarden van deze bepaling zullen bovendien versoepeld worden door de omzetting van « Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties » (Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, PB L 255 van 30.09.2005, p. 22) (hierna : Richtlijn Erkenning beroepskwalificaties) door een koninklijk besluit dat momenteel in behandeling is, terwijl de Achtste Richtlijn werd vervangen door « Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen » (Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, PB L 157 van 09.06.2006 p. 87) (hierna : « Richtlijn Statutory audit »), die onder meer voor de lidstaten de verplichting invoert om een stelsel van « publiek toezicht » in te voeren en voor de erkenning van de wettelijke auditors een basisvereiste van universitair niveau oplegt.
Net als voor de vennootschappen naar Belgisch recht wordt de voorwaarde geschrapt dat een minderheid van de beroepsbeoefenaars die aandeelhouder en/of zaakvoerder of bestuurder is, in het bezit moeten zijn van een hoedanigheid die in het buitenland als gelijkwaardig is erkend met die van accountant en/of belastingconsulent; voortaan moet de minderheid van de houders van stemrechten en van de leden van het bestuursorgaan geen specifieke beroepskwalificatie bezitten.
Er moet echter een meerderheid van leden van het IAB aanwezig zijn bij de houders van stemrechten en in het bestuursorgaan; rekening houdend met de vlottere toegang tot de hoedanigheid van accountant en/of belastingconsulent is deze vereiste een redelijk compromis tussen : - enerzijds, de vereiste waarborgen voor de onafhankelijkheid en het professionalisme van de buitenlandse professionele vennootschap die de toelating krijgt om een beroepsactiviteit uit te oefenen op het Belgisch grondgebied, en voor de uitoefening van een minimale tuchtcontrole; - anderzijds, de noodzaak om de momenteel geldende erkenningsvoorwaarden te versoepelen, meer bepaald door de omzetting van de Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PB L 376 van 27.12.2006 p. 36). 1.3. Rechtvaardiging van het behoud van de vereiste van aanwezigheid van een meerderheid van leden van het IAB in het houden van de stemrechten en het uitoefenen van mandaten in het bestuursorgaan : Op het niveau van het Europees recht en meer bepaald van de vrijheid van vestiging' en de omzetting van de Dienstenrichtlijn is het nuttig eraan te herinneren dat : - er voor de uitoefening van de activiteiten van belastingconsulent geen monopolie bestaat in België; een buitenlandse vennootschap is dus niet verplicht om haar erkenning aan het IAB te vragen om zich in België te vestigen en haar diensten van belastingconsultancy aan derden aan te bieden.
De aanvraag tot toekenning van de hoedanigheid van belastingconsulent aan een buitenlandse vennootschap is voor die vennootschap louter vrijwillig en facultatief. De voorwaarden die voor deze toekenning worden gesteld moeten dus niet worden getoetst aan de communautaire bepalingen met betrekking tot de vrijheid van vestiging en/of de vrije dienstverlening; - de erkenning van een vennootschap als accountant slechts vereist is indien deze vennootschap van plan is om aan derden de werkzaamheden te verstrekken die worden bedoeld in artikel 34 van de Wet van 22 april 1999; de vennootschap die zich beperkt tot het verlenen van de diensten die worden bedoeld in artikel 49 van deze wet (werkzaamheden van boekhouding) hoeft niet noodzakelijk te zijn erkend bij het IAB : ze kan gemakkelijker haar erkenning als boekhouder of boekhouder-fiscalist verkrijgen bij het BIBF; - de meeste werkzaamheden die worden bedoeld door artikel 34 van de Wet van 22 april 1999 werkzaamheden zijn waarvan de reikwijdte zich uitstrekt tot andere derden dan cliënten : het betreft talrijke opdrachten die het Wetboek van vennootschappen en de federale, gemeenschaps- en gewestwetgeving voorbehoudt aan accountants.
Deze opdrachten moeten worden uitgevoerd door accountants-natuurlijke personen. Het algemeen belang verlangt dat deze accountants-natuurlijke personen die hun functie uitoefenen in het kader van een rechtspersoon, dat doen in een context die de naleving van hun onafhankelijkheid en van de deontologie waarborgt.
Hiermee rekening houdend, staat vast dat : - in tegenstelling tot andere vrije beroepen (architecten, bedrijfsrevisoren), de toegang tot de beroepen van accountant en belastingconsulent slechts heel weinig geharmoniseerd is op Europees vlak, wat de beroepskwalificaties betreft; - deze beroepen niet in alle lidstaten zijn gereglementeerd (met als gevolg dat de personen die ze uitoefenen niet noodzakelijk zijn onderworpen aan een deontologie, noch aan een tuchtcontrole); - de erkenning van een professionele vennootschap door het IAB op basis van de wet van 22 april 1999 en zijn uitvoeringsbesluiten, tot de toekenning van de titel van accountant en/of belastingconsulent leidt (art. 17, 20 en 58), die geacht wordt een waarborg te vormen voor derden inzake beroepsbekwaamheden en betrouwbaarheid.
De toekenning van de titel van accountant en/of belastingconsulent aan rechtspersonen die voor de meerderheid bestaan uit personen die niet onderworpen zijn aan de tuchtbevoegdheid van het IAB (en soms zelfs aan geen enkele tuchtbevoegdheid) zou bijgevolg het risico inhouden dat : - binnen die vennootschappen een gevoel van straffeloosheid ontstaat; - de consument op een dwaalspoor wordt gebracht met betrekking tot de controle die het IAB op deze vennootschappen uitoefent; - een ongelijke behandeling wordt ingevoerd tussen de beroepsbeoefenaars die in België zijn gevestigd (die zich, om hun hoedanigheid te verkrijgen, moeten onderwerpen aan een deontologie en aan de tuchtbevoegdheid van het IAB), en de beroepsbeoefenaars die in het buitenland zijn gevestigd.
Bovendien zal de erkenning van buitenlandse vennootschappen waarvan de meerderheid bestaat uit buitenlandse beroepsbeoefenaars die geen lid zijn van het IAB en die niet zijn erkend in België tot een uiterst verwarde situatie leiden met betrekking tot het voeren van de titel, aangezien : - de vennootschap als rechtspersoon de toelating zal hebben om de titel van accountant en/of belastingconsulent te voeren in overeenstemming met de wet van 22 april 1999; - het de vennoten, zaakvoerders en bestuurders van de vennootschap, die in het buitenland een vergelijkbare hoedanigheid hebben met die van accountant en/of belastingconsulent in België, en die mogelijk actief zijn binnen de Belgische vestiging van de vennootschap, niet zal zijn toegestaan om deze titel te gebruiken.
Het risico van misbruik en van verwarring bij het publiek is duidelijk.
Een dergelijke situatie zou bovendien onverenigbaar zijn met de logica van Richtlijn Erkenning beroepskwalificatie, die slechts twee hypotheses kent : - de buitenlandse beroepsbeoefenaar die zijn beroep als natuurlijk persoon tijdelijk en incidenteel in een andere lidstaat uitoefent, maakt naar aanleiding van die dienstverrichting gebruik van de beroepstitel die hij in zijn land van vestiging heeft verkregen (Titel II « Vrije dienstverrichting », artikel 7, 3 : "De dienst wordt verricht onder de beroepstitel van de lidstaat van vestiging, wanneer voor de betrokken beroepswerkzaamheid in die lidstaat een dergelijke titel bestaat. Deze titel wordt vermeld in de officiële taal of één van de officiële talen van de lidstaat van vestiging, teneinde verwarring met de beroepstitel van de ontvangende lidstaat te vermijden. Wanneer de betrokken beroepstitel in de lidstaat van vestiging niet bestaat, vermeldt de dienstverrichter zijn opleidingstitel in de officiële taal of één van de officiële talen van die lidstaat. Bij uitzondering wordt in gevallen zoals bedoeld in titel III, hoofdstuk III, de dienst onder de beroepstitel van de ontvangende lidstaat verricht."); - de buitenlandse beroepsbeoefenaar die de erkenning van zijn beroepskwalificaties verkrijgt in een andere lidstaat, mag de beroepstitel voeren die deze lidstaat voorbehoudt aan de beroepsbeoefenaars die er zijn gevestigd (artikel 52 « Voeren van de beroepstitel » : "Wanneer in een ontvangende lidstaat voorschriften gelden voor het voeren van de beroepstitel voor een van de werkzaamheden van het betrokken beroep, voeren de onderdanen van de andere lidstaten die op grond van titel III gerechtigd zijn een gereglementeerd beroep uit te oefenen, de beroepstitel die in de ontvangende lidstaat met dit beroep overeenkomt, en maken zij gebruik van de eventuele afkorting van deze titel").
Om al deze redenen leek het aangewezen om de vereiste te behouden van een aanwezigheid van een meerderheid van leden van het IAB binnen de houders van stemrechten en de leden van het bestuursorgaan van deze vennootschappen. Het betreft daarbij leden van het IAB die, zoals hierboven vermeld, buitenlandse beroepsbeoefenaars kunnen zijn die over een dubbele hoedanigheid beschikken die in België via de bepaling voor EU-onderdanen kan worden verkregen (artikel 19bis van de Wet van 22 april 1999).
Aangezien het wettelijke kader (artikel 20, 3°, van de wet van 22 april 1999) vereist dat de vennootschap naar buitenlands recht "in het buitenland een hoedanigheid heeft die als gelijkwaardig wordt erkend met die van accountant en/of belastingconsulent", wordt deze voorwaarde overgenomen in het koninklijk besluit en omschreven in artikel 11, verwijzend naar de Richtlijn Erkenning beroepskwalificaties : - wanneer de vennootschap gevestigd is in een lidstaat van de EU of van de OEER waarin de uitoefening van het beroep gereglementeerd is, moet de vennootschap enkel voldoen aan de plaatselijke vestigingsvereisten; - wanneer de vennootschap gevestigd is in een lidstaat van de EU of van de OEER waarin de uitoefening van het beroep niet gereglementeerd is, moet de vennootschap er wettelijk zijn gevestigd en het beroep gedurende twee jaar hebben uitgeoefend in de loop van de laatste tien jaren. Deze voorwaarde is geïnspireerd op het systeem van de Richtlijn Erkenning van de beroepskwalificaties. Ze heeft tot doel te vermijden dat accountants en/of belastingconsulenten die in België zijn gevestigd hun toevlucht nemen tot bepaalde vormen van vennootschappen naar het recht van landen waar het beroep niet is gereglementeerd om "one shot"-operaties uit te voeren en zich vervolgens uit de vennootschap terug te trekken die dan failliet wordt verklaard of wordt vereffend. - Om dezelfde reden als in het vorige lid wordt, wanneer de vennootschap in een derde land is opgericht, vereist dat het beroep van accountant en/of belastingconsulent in dat land is gereglementeerd.
Artikelsgewijze bespreking van de artikelen : Artikel 1 : opheffing van de artikelen 1, 4°, 2, 3, 4 en 5 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten : Deze artikelen werden genomen in uitvoering van artikel 60 van de Wet van 22 april 1999.
Het betreft een overgangsmaatregel die ertoe strekt de toekenning van de hoedanigheid van belastingconsulent die in het leven werd geroepen door de wet van 22 april 1999 gedurende een beperkte periode mogelijk te maken op basis van criteria die afwijken van de voorwaarden die worden ingevoerd door deze wet.
Overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit was deze overgangsmaatregel van toepassing op elke persoon die "binnen een termijn van achttien maanden, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de wet", zijn kandidatuur stelde.
Overeenkomstig artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 met betrekking tot de inwerkingtreding van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen en de wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (B.S. 29 juni 1999), is die wet van 22 april 1999 in werking getreden op 29 juni 1999.
De Erkenningscommissie die wordt bedoeld in artikel 1, 4° van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten heeft opgehouden te bestaan nadat ze alle dossiers had behandeld die tijdens de overgangsperiode zijn ingediend.
De artikelen 1, 4°, 2, 3, 4 en 5 van dit koninklijk besluit hebben dus geen voorwerp meer. - Artikel 2, 1°, 1e lid : bepaling ongewijzigd. - Artikel 2, 1°, 1e lid, 1° : in de nieuwe tekst zijn de voorwaarden met betrekking tot de buitenlandse vennootschappen opgenomen (zie het advies van de HREB, d.d. 11 december 2008, punt 25, blz. 12). - Artikel 2, 1°, 1e lid, 2° : bepaling ongewijzigd (momenteel artikel 6, § 1, 1°) - Artikel 2, 1°, 1e lid, 3° : het betreft een nieuwe bepaling die ertoe strekt de bepalingen bedoeld in artikel 19, 2° van de wet van 22 april 1999 met betrekking tot de natuurlijke personen van toepassing te maken op rechtspersonen. De verwijzing naar een geldboete van ten minste 1.500 euro (in de plaats van een gevangenisstraf van 3 maanden) werd ontleend aan artikel 6 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor (zie het advies van de HREB, d.d. 11 december 2008, punt 35, blz. 15). - Artikel 2, 1°, 1e lid, 4° : de voorwaarde dat de aandelen op naam moeten zijn bestaat reeds (artikel 6, § 1, 3°). Het ontwerp breidt deze voorwaarde uit tot de buitenlandse vennootschappen. Het is echter niet mogelijk om de buitenlandse rechtsvormen op te sommen waarin de voorwaarde met betrekking tot de aandelen op naam van toepassing zou zijn. - Artikel 2, 1°, 1e lid, 5° : de voorwaarde met betrekking tot het bezitten van de aandelen wordt vervangen door een voorwaarde met betrekking tot het bezitten van stemrechten, zoals reeds het geval is voor kantoren van bedrijfsrevisoren (art. 6 Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor), in het kader van de omzetting van Richtlijn Statutory audit. Het is logisch dat de vereisten met betrekking tot de beroepskwalificatie worden voorbehouden aan de personen die, door de uitoefening van hun stemrecht, het beheer en het beleid van de vennootschap beïnvloeden, veeleer dan aan de personen die er het kapitaal van bezitten. - Artikel 2, 1°, 1e lid, 6° : deze nieuwe bepaling heeft tot doel de weigering van de erkenning mogelijk te maken van vennootschappen waarin de aanwezigheid van (een) aandeelhouder(s) of houder(s) van stemrechten een bedreiging zou vormen voor de onafhankelijkheid van de geassocieerde accountants en/of belastingconsulenten of voor de uitoefening van het beroep. Als voorbeeld kunnen we de massale aanwezigheid vermelden van een bank- of financiële instelling in het kapitaal en de stemrechten van een professionele vennootschap. In voorkomend geval kan aan de personen die de erkenning van een dergelijke vennootschap aanvragen, worden voorgesteld om hun toevlucht te nemen tot een vennootschap als bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit (professionele vennootschap waarvan de diensten slechts kunnen worden verleend aan de ondernemingen van de groep die aandeelhouder is van de professionele vennootschap). De vennootschap aan wie de erkenning wordt geweigerd, beschikt over een mogelijkheid tot beroep bij de Commissie van beroep (art. 23. wet 22 april 1999). - Artikel 2, 1°, 1e lid, 7°, 1e en 2e lid : Deze bepaling bevat twee nieuwigheden : 1° de uitoefening van een mandaat in het bestuursorgaan van een erkende vennootschap is niet langer voorbehouden aan natuurlijke personen.Dat werd reeds aanvaard naar aanleiding van de wijziging van art. 61 W. Venn. bij Wet van 2 augustus 2002 en werd bevestigd bij een parlementaire vraag (Vraag nr. 372 van de heer Guy HOVE van 8.11.2005 (Vr. en Antw. Kamer 2005-06, 19 december 2005, 18698).
Krachtens de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen moet, wanneer het lid van het bestuursorgaan een rechtspersoon is, haar vaste vertegenwoordiger voldoen aan dezelfde voorwaarden alsof hij zelf het bestuursmandaat in eigen naam en voor eigen rekening uitoefende.
De tekst verduidelijkt bijgevolg dat elke erkende vennootschap die deel uitmaakt van de meerderheid van de zaakvoerders/bestuurders die de hoedanigheid hebben van accountant en/of belastingconsulent, lid van het IAB, een vaste vertegenwoordiger-natuurlijk persoon moet aanwijzen die de hoedanigheid heeft van accountant en/of belastingconsulent, lid van het IAB. 2° overeenkomstig een vaste praktijk van het IAB is vereist dat de accountants en/of belastingconsulenten die een mandaat van bestuurder of zaakvoerder uitoefenen in een erkende vennootschap, ingeschreven zijn op de lijst van de externe leden van het IAB : deze lijst is voorbehouden aan de personen die hun activiteiten als zelfstandige uitoefenen, buiten een arbeidsovereenkomst of functie die door de overheid wordt bezoldigd (art.35 en 39 van de Wet van 22 april 1999).
De inschrijving brengt een reeks van specifieke verplichtingen met zich mee, zoals de verzekeringsplicht en het verbod tot uitoefening van handelsactiviteiten. - Artikel 2, 1°, 1e lid, 7°, 3e lid : Deze bepaling beoogt een situatie die als frequent wordt beschouwd, met name de situatie van een lid van het IAB die een associatie wenst aan te gaan met een lid van het BIBF of het IBR in het kader van een vennootschap en zijn vennoot een statuut van zaakvoerder of bestuurder wenst te verlenen met bevoegdheden die gelijkaardig zijn aan die van hem.
Een dergelijke associatie is voortaan mogelijk.
De specifieke aard van het beroep van accountant en/of belastingconsulent blijft gewaarborgd : - door het maatschappelijk doel van de vennootschap; - doordat de meerderheid van de stemrechten in het bezit is van leden van het IAB. In deze situatie waarin de voorwaarde met betrekking tot de aanwezigheid van een meerderheid van zaakvoerders of bestuurders die lid zijn van het IAB materieel niet van toepassing kan zijn, leek het nodig om een overwicht van beroepsbeoefenaars van cijferberoepen te handhaven, door te bepalen dat de tweede zaakvoerder/bestuurder, die geen lid is van het IAB, verplicht een beroepsbeoefenaar moet zijn die houder is van één van de opgesomde hoedanigheden.
Het kan gaan om beroepsbeoefenaars die lid zijn van één van de drie Belgische Instituten of van hun equivalenten in het buitenland. Voor de omschrijving van laatstgenoemden werden de bepalingen van de betrokken Instituten overgenomen.
In dezelfde gedachtegang moet, wanneer de tweede zaakvoerder of bestuurder een rechtspersoon is, deze vertegenwoordigd worden door een natuurlijke persoon die één van deze hoedanigheden bezit.
Artikel 2, 1°, 1e lid, 8° : het betreft een nieuwe bepaling die tot doel heeft aan de vennoten, aandeelhouders, houders van stemrechten, leden van het bestuursorgaan en, in voorkomend geval, de vaste vertegenwoordigers hiervan, dezelfde vereisten op te leggen als aan de leden van het IAB met betrekking tot het niet hebben opgelopen van bepaalde strafrechtelijke veroordelingen en inzake faillissement.
Gezien de aard van de activiteiten van de accountants en belastingconsulenten rechtstreeks verband houdt met de economie en de fiscaliteit, lijkt het normaal dat van dergelijke activiteiten de personen worden uitgesloten die bepaalde strafrechtelijke veroordelingen voor inbreuken van economische en fiscale aard hebben opgelopen of die failliet zijn gegaan zonder eerherstel te hebben verkregen.
De bepaling die in het 3e lid wordt ingevoegd, vult de bepaling in punt 6° aan. Deze laatste is een algemene bepaling die mogelijke belangenconflicten beoogt tussen de aandeelhouders en houders van stemrechten, wegens hun loutere hoedanigheid, en de activiteiten van de vennootschap. Dit terwijl de bepaling in het 3e lid betrekking heeft op die vennoten en zaakvoerders of bestuurders die daadwerkelijk een activiteit zouden uitoefenen in de vennootschap. - Artikel 2, 1°, 1e lid, 9° : deze bepaling is overgenomen van het oude artikel 6, § 1er, 7°, maar wordt verduidelijkt : daar waar louter sprake was van deelnemingen in andere vennootschappen van uitsluitend professionele aard, zonder enige precisering, wordt nu verwezen naar de opsomming van de hoedanigheden die is opgenomen in het nieuwe artikel 6, § 1, 7°, 3e lid. Concreet kan een professionele vennootschap IAB deelnemingen bezitten in andere professionele vennootschappen IAB, IBR en BIBF en de equivalenten in het buitenland. - Artikel 2, 2° : de tekst van het huidige artikel 6, § 2, is voor de vennootschappen van belastingconsulenten de tegenhanger van artikel 1, 4°, 2, 3, 4 en 5 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 voor de natuurlijke personen : het betreft de uitvoering van een overgangsregeling die niet langer van kracht is. De tekst wordt bijgevolg opgeheven en vervangen door een nieuwe bepaling.
Deze nieuwe bepaling legt de vennootschap een informatieplicht op ten aanzien van het IAB met betrekking tot haar aandeelhouderschap, de verdeling van de stemrechten en de samenstelling van haar bestuursorgaan. Een dergelijke verplichting bestaat reeds voor de natuurlijke personen (artikel 53, § 3, K.B. 2 maart 1989 tot vaststelling van het huishoudelijk reglement van het Instituut der Accountants juncto art. 20., K.B. 1 maart 1998 tot vaststelling van het reglement plichtenleer der accountants). Ze heeft tot doel een volledige en bijgewerkte openbaarmaking mogelijk te maken van de lijst van de leden van het IAB op de website. - Artikel 3 : opheffing van het huidige artikel 8 van het koninklijk besluit. Zoals hierboven uiteengezet, worden de bepalingen van artikel 8, § 1, 1°, 2°, 3°, 4°, 6° vervangen door de nieuwe artikelen 6, § 1, 1°, 2°, 3°, 4°, 7°. De bepaling van artikel 8, § 1, 5°, wordt opgeheven; de vereiste met betrekking tot het beheer van de Belgische vestiging van de vennootschap bestaat immers niet voor de vennootschappen naar Belgisch recht, die voortaan onder hun zaakvoerders/bestuurders personen kunnen tellen die geen lid zijn van het IAB. Bovendien lijken de voorwaarden met betrekking tot het bestuursorgaan en de houders van stemrechten een voldoende waarborg te vormen met betrekking tot het professionalisme en de betrouwbaarheid van de vennootschap en de in België verstrekte diensten. Artikel 8, § 2, betreft eveneens een tijdelijke regeling die werd genomen in uitvoering van overgangsbepalingen van de wet, die niet langer een voorwerp heeft. - Artikel 4 : het huidige artikel 11 omschrijft het bezitten van "een hoedanigheid die gelijkwaardig is met die van accountant en/of belastingconsulent in België" door verwijzing naar de Achtste Richtlijn en, voor wat betreft de functie van belastingconsulent, door verwijzing naar de wet van 22 april 1999.
Deze definitie verliest grotendeels haar nut aangezien de toevlucht tot het begrip "personen die in het buitenland een hoedanigheid bezitten die als gelijkwaardig met die van accountant en/of belastingconsulent in België wordt erkend" voor natuurlijke personen is verdwenen uit de bepalingen met betrekking tot het aandeelhouderschap en het bestuur van de professionele vennootschappen. De verwijzing naar dit begrip wordt slechts behouden bij vennootschappen die slechts twee zaakvoerders of bestuurders tellen.
Dit begrip moet echter worden omschreven met betrekking tot de rechtspersonen, overeenkomstig artikel 20, 1° van de wet van 22 april 1999 en het nieuwe artikel 6, § 1, 1°, tweede streepje.
Zoals de HREB voor de economische beroepen in zijn advies heeft opgemerkt, kan deze loutere verwijzing naar de Achtste Richtlijn, die werd vervangen door Richtlijn Statutory Audit, niet worden behouden.
Deze nieuwe Richtlijn is in België alleen van toepassing op de bedrijfsrevisoren. Zij alleen hebben de hoedanigheid van wettelijke auditor in de zin van de richtlijn.
Het hoofdcriterium dat in het ontwerp in aanmerking wordt genomen, is de wettelijke vestiging voor de uitoefening van het beroep in een land. Dit criterium is zowel eenvoudig als beslissend.
Overeenkomstig de logica van Richtlijn Erkenning beroepskwalificaties wordt voor de lidstaten van de Europese Unie en de Staten die partij zijn bij de OEER een onderscheid ingevoerd tussen de staten waar het beroep gereglementeerd is en de staten waarin het beroep niet gereglementeerd is.
In de staten waar het beroep gereglementeerd is, volstaat de wettelijke vestiging.
In de staten waar het beroep niet gereglementeerd is, wordt een bijkomende voorwaarde toegevoegd, met name de uitoefening van het beroep tijdens een periode van twee jaar in de loop van de laatste tien jaar.
Wat de staten betreft die geen lid zijn van de EU of van de OEER, wordt vereist dat de vennootschap haar wettelijke vesting kan bewijzen in een land waar het beroep gereglementeerd is, onder voorbehoud van wederkerigheid.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Mevr. S. LARUELLE De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE
ADVIES 46.576/1 VAN 28 MEI 2009 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste kamer, op 4 mei 2009 door de Minister van K.M.O.'s en Zelfstandigen verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 mei 1999, betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten", heeft het volgende advies gegeven : Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich in hoofdzaak beperkt tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.
Strekking en rechtsgrond van het ontwerp Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe een aantal wijzigingen aan te brengen in het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten. De ontworpen wijzigingen houden een versoepeling in van de voorwaarden voor de erkenning van een professionele vennootschap van accountants of belastingconsulenten.
Het ontwerp kan worden geacht rechtsgrond te vinden in de artikelen 20, 1° en 3°, en 41, § 1, 2°, van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen.
Artikel 20, 1° en 3°, van de wet van 22 april 1999 luidt : « Onder de door de Koning bepaalde voorwaarden verleent het Instituut op verzoek de hoedanigheid van accountant en/of belastingconsulent aan : 1° elke burgerlijke professionele vennootschap, bedoeld in artikel 41, § 1, 2°, met rechtspersoonlijkheid opgericht naar Belgisch recht; 2° (...); 3° elke vennootschap, opgericht naar buitenlands recht, die in het buitenland een hoedanigheid heeft die als gelijkwaardig wordt erkend met die van accountant en/of belastingconsulent, en die al dan niet gevestigd is in België". Artikel 41, § 1, 2°, van de voornoemde wet luidt : « Een accountant en/of belastingconsulent mag zich verenigen met andere leden met dezelfde hoedanigheid of met andere personen die in het buitenland een hoedanigheid bezitten die door de Koning met toepassing van internationale verdragen waarbij België partij is of op grond van wederkerigheid, als gelijkwaardig is erkend, om : 1° (...); 2° opdrachten of daarmee verenigbare werkzaamheden gezamenlijk uit te oefenen". Onderzoek van de tekst Aanhef 1. Rekening houdende met de nieuwe richtlijnen op het vlak van de wetgevingstechniek (1), schrappe men in het eerste lid van de aanhef van het ontwerp de woorden "inzonderheid op".2. Men vermelde in de aanhef tevens het advies dat de inspectie van Financiën op 16 april 2009 over de ontworpen regeling heeft uitgebracht. 3. Men redigere het lid van de aanhef waarin wordt verwezen naar het advies van de Raad van State als volgt : « Gelet op advies 46.576/1 van de Raad van State, gegeven op 28 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; ».
Artikel 1 Overeenkomstig de reeds vermelde richtlijnen op het vlak van de wetgevingstechniek (2), redigere men artikel 1 van het ontwerp als volgt : « In het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten, worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 1, 4°;2° de artikelen 2 tot 5". Artikel 2 1. In een normatieve tekst wordt enkel "Artikel 1" voluit vermeld en worden de daarop volgende artikelen aangeduid met "Art.2", "Art. 3", enzovoort. 2. Aangezien artikel 2 van het ontwerp neerkomt op een volledige vervanging van artikel 6 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999, schrijve men in de inleidende zin van artikel 2 : "Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :" (3).De inleidende zinnen onder artikel 2, 1° en 2°, van het ontwerp moeten dan worden geschrapt. 3. In het ontworpen artikel 6, § 1, 3°, van het koninklijk besluit van 4 mei 1999, stemt de zinsnede "maakt niet en heeft niet het voorwerp uitgemaakt van een gelijkaardige gerechtelijke of administratieve maatregel in België of in het buitenland", in de Nederlandse tekst, niet overeen met de zinsnede "n'a pas fait l'objet d'une mesure similaire en Belgique ou à l'étranger", in de Franse tekst.Deze discordantie moet worden weggewerkt. 4. Naar analogie van de Nederlandse tekst schrijve men in de Franse tekst van het ontworpen artikel 6, § 1, 7°, eerste lid, "des membres externes de l'Institut".5. De Nederlandse tekst van het bepaalde na het vierde streepje in het ontworpen artikel 6, § 1, 7°, derde lid, moet worden aangevuld met de woorden "in het kader van een rechtspersoon". 6. Aangezien het om een verwijzing gaat naar een onderdeel van dezelfde paragraaf schrijve men in het ontworpen artikel 6, § 1, 7°, vierde lid, "die één van de in het derde lid bedoelde beroepskwalificaties bezit;". De verwijzingen in het ontworpen artikel 6, § 1, 8° en 9°, dienen op gelijkaardige wijze te worden aangepast. 7. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 6, § 1, 8°, wordt na het tweede streepje melding gemaakt van "hun politieke en burgerlijke rechten";de Franse tekst heeft het enkel over "leurs droits politiques". Ook deze discordantie moet worden verholpen. 8. In verband met de draagwijdte van de inleidende zin van het ontworpen artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 verduidelijkte de gemachtigde : « De draagwijdte van de voorgestelde aanpassing is ervoor te zorgen dat de gevraagde informatie zou kunnen worden medegedeeld, naast de gebruikelijke middelen (post), ook door middel van de beschikbare elektronische middelen (internet, intranet), overeenkomstig modaliteiten die nog door de Raad dienen te worden bepaald, mits uiteraard naleving van de wettelijke bepalingen hieromtrent en de nodige technische waarborgen". Ter wille van de duidelijkheid en teneinde de aan de Raad van het Instituut verleende bevoegdheid nader af te bakenen, wordt voorgesteld om de bedoeling van de stellers van het ontwerp in de inleidende zin van het ontworpen artikel 6, § 2, op de volgende wijze tot uitdrukking te brengen : « Op de door de Raad van het Instituut te bepalen wijze :".
Artikel 4 In het ontworpen artikel 11 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 wordt verwezen naar "artikel 3 van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties" (4).
In het verslag aan de Koning wordt erop gewezen dat de betrokken richtlijn zal worden omgezet in het interne recht door middel van een koninklijk besluit dat in voorbereiding is. Mocht dat koninklijk besluit zijn tot stand gekomen vóór de ontworpen regeling, dan dient de verwijzing naar de richtlijn alsnog te worden vervangen door een verwijzing naar het voornoemde koninklijk besluit dat die richtlijn in het interne recht omzet. (1) Beginselen van de wetgevingstechniek.Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, nr. 27, formule F 3-2-2, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be). (2) Ibid., nr. 121, formule F 4-2-12-2. (3) Aangezien de datum en het opschrift van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 al worden vermeld in artikel 1 van het ontwerp, volstaat het om in de artikelen 2 en volgende van het ontwerp melding te maken van "hetzelfde besluit".(4) In het ontworpen artikel 11, 1°, van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 kan, na het tweede streepje, worden volstaan met de woorden "overeenkomstig artikel 3 van de voornoemde Richtlijn 2005/36/EG" en hoeven niet de datum en het opschrift van die Richtlijn te worden herhaald. De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;
J. Baert en W. Van Vaerenbergh, staatsraden;
M. Rigaux en M. Tison, assessoren van de afdeling Wetgeving;
Mevr. M. Verschraeghen, toegevoegd griffier.
Het verslag werd uitgebracht door Mevr. A. Somers, adjunct-auditeur. (...) De griffier, M. Verschraeghen.
De voorzitter, M. Van Damme
16 OKTOBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 mei 1999, betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, artikelen 20, 1°, 20, 3°, 41, § 1, 2° en 60;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 mei 1999, betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen, gegeven op 11 december 2008;
Gelet op het advies van de inspectie van Financiën, gegeven op 16 april 2009;
Gelet op advies 46.576/1 van de Raad van State, gegeven op 28 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, en van de Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten, worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 1, 4°;2° de artikelen 2 tot 5.
Art. 2.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 6.§ 1. In uitvoering van de artikelen 20, 1°, 20, 3° en 41, § 1, 2° van de wet, verleent het Instituut de hoedanigheid van accountant en/of belastingconsulent aan elke vennootschap die hiertoe een aanvraag indient en die tot doel heeft diensten te verlenen die behoren tot de functie van accountant en/of belastingconsulent, zoals omschreven in de artikelen 34 en 38 van de wet, wanneer zij voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° de vennootschap is : - een burgerlijke vennootschap opgericht in de vorm van een handelsvennootschap naar Belgisch recht, - of een vennootschap opgericht naar buitenlands recht die in het buitenland een hoedanigheid heeft die als gelijkwaardig wordt erkend met die van accountant en/of belastingconsulent;2° haar doel en activiteiten zijn beperkt tot het verlenen van diensten die behoren tot de functie van accountant en/of belastingconsulent zoals omschreven in de artikelen 34 en 38 van de wet, en tot het uitoefenen van hiermee verenigbare werkzaamheden; 3° de vennootschap werd niet failliet verklaard, is niet het voorwerp van een vonnis tot opening van procedure van gerechtelijke reorganisatie, werd niet gerechtelijk ontbonden, maakt niet en heeft niet het voorwerp uitgemaakt van een gelijkaardige gerechtelijke of administratieve maatregel in België of in het buitenland, en heeft geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen die in kracht van gewijsde is getreden voor een misdrijf bedoeld bij artikel 19, 2 ° van de wet, zelfs met uitstel, tot een geldboete van ten minste 1.500 euro, in voorkomend geval te verhogen met de wettelijke opdecimes, noch een gelijkaardige veroordeling in het buitenland; 4° al haar aandelen zijn op naam;5° de meerderheid van de stemrechten wordt gehouden door accountants en/of belastingconsulenten die lid zijn van het Instituut;6° geen persoon of belangengroepering bezit rechtstreeks of onrechtstreeks een deel van het kapitaal en/of van de stemrechten die van aard is om de uitoefening van het beroep of de onafhankelijkheid van de accountants en/of belastingconsulenten in het gedrang te brengen, alsmede de naleving door hen van de regels die inherent zijn aan hun statuut en hun deontologie;7° de meerderheid van de leden van het bestuursorgaan is accountant en/of belastingconsulent, ingeschreven op de deellijst van de externe leden van het Instituut, bedoeld in artikel 5 van de wet; Elke rechtspersoon die lid is van het Instituut en die deel uitmaakt van deze meerderheid wordt overeenkomstig artikel 61 van het Wetboek van vennootschappen vertegenwoordigd door een natuurlijke persoon die de hoedanigheid van accountant en/of belastingconsulent heeft.
Wanneer het bestuursorgaan slechts uit twee leden bestaat, heeft minstens één van hen de hoedanigheid van accountant en/of van belastingconsulent; de andere mag : - een natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn die in het buitenland een hoedanigheid bezit die als gelijkwaardig wordt erkend met die van accountant en/of belastingconsulent; - een lid zijn van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren; - een wettelijke auditor of een auditkantoor zijn zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor; - een lid zijn van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten, of een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zoals bedoeld in artikel 8, 9 en 10 van het koninklijk besluit van 15 februari 2005 betreffende de uitoefening van het beroep van erkend boekhouder en erkend boekhouder-fiscalist in het kader van een rechtspersoon.
Indien het een rechtspersoon betreft, wordt deze overeenkomstig artikel 61 van het Wetboek van vennootschappen vertegenwoordigd door een natuurlijke persoon die één van de in het derde lid bedoelde beroepskwalificaties bezit; 8° de vennoten, aandeelhouders, houders van stemrechten, leden van het bestuursorgaan en hun vaste vertegenwoordigers die geen lid zijn van het Instituut : - bevinden zich niet in een toestand zoals bedoeld in 3°, indien het een rechtspersoon betreft; - werden niet beroofd van hun politieke en burgerlijke rechten, zijn niet in staat van faillissement verklaard zonder eerherstel te hebben verkregen, hebben geen zelfs voorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste drie maanden opgelopen voor een van de misdrijven bedoeld in artikel 19, 2°, van de wet, noch hebben het voorwerp uitgemaakt van een gelijkaardige maatregel of veroordeling in het buitenland, indien het een natuurlijke persoon betreft; - brengen door hun inmenging in de uitvoering van de beroepswerkzaamheden de onafhankelijkheid van de accountant en/of belastingconsulent, die namens de vennootschap de opdracht uitvoert, niet in het gedrang; 9° De vennootschap bezit geen deelnemingen in andere vennootschappen of rechtspersonen dan die vermeld onder 7°, derde lid. § 2. Op de door de Raad van het Instituut te bepalen wijze : - licht de vennootschap de Raad van het Instituut in over elke wijziging van de stemrechten en van de samenstelling van haar aandeelhouderschap en bestuursorgaan binnen de vijftien dagen nadat de wijziging uitwerking krijgt; - maakt de vennootschap jaarlijks een geactualiseerde lijst over aan de Raad van het Instituut van haar vennoten, aandeelhouders, houders van stemrechten en leden van haar bestuursorgaan. »
Art. 3.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 4.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen : «
Art. 11.Voor de toepassing van artikel 6 van dit besluit, worden geacht een hoedanigheid te bezitten die gelijkwaardig is met die van accountant en/of belastingconsulent in België, 1° de vennootschappen die zijn opgericht volgens buitenlands recht en die : - wettelijk gevestigd zijn om het beroep van accountant en/of belastingconsulent uit te oefenen in een lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarin het beroep van accountant en/of belastingconsulent gereglementeerd is overeenkomstig artikel 3 van de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties; - wettelijk gevestigd zijn om het beroep van accountant en/of belastingconsulent uit te oefenen, en dat beroep effectief hebben uitgeoefend gedurende twee jaar tijdens de tien voorafgaande jaren, in een lidstaat van de Europese Unie of een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en waarin het beroep van accountant en/of belastingconsulent niet gereglementeerd is overeenkomstig artikel 3 van de Richtlijn 2005/36/EG; - of wettelijk gevestigd zijn om het beroep van accountant en/of belastingconsulent uit te oefenen in een derde Staat waarin het beroep van accountant en/of belastingconsulent gereglementeerd is, onder voorbehoud van wederkerigheid; 2° de natuurlijke personen : - die voldoen aan de voorwaarden van artikel 19bis, § 1 van de wet; - of die in een derde Staat een hoedanigheid bezitten waarvan de Raad van het Instituut vaststelt dat zij gelijkwaardig is met die van accountant en/of belastingconsulent in België, voor zover de wettelijke en reglementaire vereisten voor de toegang tot het beroep in dat land beantwoorden aan die welke met betrekking tot de theoretische kennis en vakbekwaamheid zijn gesteld voor een accountant en/of belastingconsulent in België. »
Art. 5.De Minister bevoegd voor Middenstand en de Minister bevoegd voor Economie zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 oktober 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Mevr. S. LARUELLE De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE