gepubliceerd op 28 juli 1999
Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 329bis van de nieuwe gemeentewet en van artikel 144 van de provinciewet
4 MEI 1999. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 329bis van de nieuwe gemeentewet en van artikel 144 van de provinciewet
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb ter ondertekening voor te leggen aan Uwe Majesteit, strekt ertoe uitvoering te geven aan de artikelen 329bis van de nieuwe gemeentewet en 144 van de provinciewet, zoals zij respectievelijk in de voormelde wetten ingevoegd zijn onder een « (nieuwe) titel XVbis : Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van de gemeenten » en hersteld zijn onder een « (nieuwe) titel XII : Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van de provincies » door de wet van 4 mei 1999 betreffende de burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de burgemeesters, schepenen en leden van de bestendige deputatie.
De bepalingen die aldus als wettelijke basis dienen voor dit ontwerp van besluit, belasten de Koning met het bepalen van de wijze waarop de gemeente of de provincie een verzekering moet afsluiten voor het dekken van de burgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van de rechtsbijstand, die naar gelang van het geval persoonlijk rust op de burgemeester, op de schepen, op de schepenen of op de leden van de bestendige deputatie in de normale uitoefening van hun ambt.
Het probleem van de burgerlijke aansprakelijkheid van deze mandatarissen kan, door de ongerustheid die zij terecht opwekt bij hen en gezien het steeds groter wordende aantal gedingen waarvan zij het voorwerp is voor de rechtscolleges, een grote rem betekenen voor het initiatief en de innovatie in het beheer van de plaatselijke aangelegenheden en een zekere ontmoediging van de plaatselijk verkozenen, die kan leiden tot een daling van de kandidaturen voor mandaten die grote risico's inhouden.
Dit ontwerp van koninklijk besluit strekt er toe die verschillende nadelen gedeeltelijk weg te werken. Het biedt bovendien het voordeel dat het in vele gevallen aan het slachtoffer een garantie van schadevergoeding vanwege de schuldige mandataris toekent.
Het ontworpen besluit beantwoordt daarenboven aan de toenemende complexiteit van de opdrachten die toevertrouwd worden aan de plaatselijke mandatarissen en aan de aansprakelijkheid die hen toegeschreven kan worden in steeds meer uiteenlopende aangelegenheden.
Alleen de schade die veroorzaakt wordt door de betrokken mandatarissen in de normale uitoefening van hun ambt valt echter onder de toepassing van het besluit, voor zover zij persoonlijk aansprakelijk gesteld zijn. In dit opzicht dient gepreciseerd te worden dat de aansprakelijkheid van een publiekrechtelijk rechtspersoon in de regel de persoonlijke aansprakelijkheid, met name van zijn organen, niet uitsluit.
Het lijkt ten slotte wenselijk te benadrukken dat de ontworpen reglementering slechts een geheel van minimale verplichtingen omvat waarvan de gemeenten en de provincies de naleving moeten verzekeren.
Deze verplichtingen zijn op voldoende algemene manier geformuleerd, zodat de verzekeringsmaatschappijen zich, als dat nog niet het geval is, op korte termijn eraan kunnen aanpassen door polissen aan te bieden die voldoen aan de vastgestelde criteria. In dat verband dient er opgemerkt te worden dat het merendeel van de gemeenten en provincies tot op heden polissen afgesloten hebben die hun algemene burgerlijke aansprakelijkheid waarborgen (met inbegrip van een onderdeel rechtsbijstand) en dat sommige van die polissen hun garanties reeds uitbreiden tot de uitvoerende mandatarissen die in het kader van de uitoefening van hun ambt handelen. In die context kan men redelijkerwijze aannemen dat de ontworpen tekst uitsluitend een werkelijke impact zal hebben op de gemeenten en provincies die geen dergelijke polissen afgesloten hebben, en die zijn in de minderheid.
Commentaar bij de artikelen Artikel 1.
Deze bepaling geeft de grote lijnen aan van de verplichting tot verzekering van de gemeenten en provincies, en het type aansprakelijkheid die zij waarborgt.
Er dient in het bijzonder opgemerkt te worden enerzijds dat de maatschappij waarbij de verzekering wordt afgesloten erkend moet zijn en anderzijds dat de schade die aanleiding geeft tot een interventie zowel uit lichamelijke schade als uit materiële of immateriële schade kan bestaan.
Art. 2.
Hier wordt het begrip van 'derde' bepaald, dat nodig is voor de toepassing van artikel 1. De publiekrechtelijke rechtspersoon waarbinnen de betrokken mandatarissen hun ambt uitoefenen mag uiteraard niet zelf beschouwd worden als een derde ten opzichte van hen. De mandatarissen die hun ambt uitoefenen binnen dezelfde publiekrechtelijke rechtspersoon worden echter onderling als derden beschouwd om een doeltreffende vergoeding tussen natuurlijke personen te waarborgen.
Art. 3.
De bepaling heeft tot doel te vermijden dat de schade die per ongeluk plaatsvindt in alle hypothesen uitgesloten zou worden van de garantie.
Het zijn de burgerlijke rechters die in grote mate verantwoordelijk zijn voor het bepalen, op basis van evoluerende criteria die afhankelijk zijn van het geval, van de inhoud van het begrip 'schade per ongeluk', aangezien een ongeval meestal beschouwd moet worden als een plotse gebeurtenis, die onopzettelijk en onvoorzien is vanuit het standpunt van de verzekerde.
Art. 4.
Het doel bestaat erin met name de schade die voortvloeit uit verkeersongevallen uit te sluiten van het toepassingsgebied van de reglementering.
Art. 5.
Het eerste lid van die bepaling laat, uit realistische overwegingen, uitdrukkelijk de uitsluitingen van waarborg toe voor zover die in feite bestaan in de meeste verzekeringspolissen, ongeacht de sector die het voorwerp uitmaakt van de garantie.
In het tweede lid van die bepaling wordt echter de uitzonderlijke aard van die uitsluitingen ten opzichte van de gedekte risico's bevestigd, en wordt er in dat verband een algemeen beoordelingscriterium vastgesteld. De uitbreiding waarvan in dit lid sprake is, heeft zowel betrekking op het aantal uitsluitingen (dat te hoog is ten opzichte van de gewaarborgde risico's) als op de omvang of de draagwijdte die zij kunnen hebben.
Art. 6.
Het terugkeren van schadegevallen, ook al zijn zij van dezelfde aard, mag geen belemmering vormen voor herhaalde tussenkomsten van de verzekeringsmaatschappij, op voorwaarde uiteraard dat de schadegevallen waarvan sprake, niet onder een uitsluitingsclausule vallen en dat de gevraagde vergoeding de contractueel bepaalde bedragen niet overschrijdt.
Elke clausule van een polis die de mogelijkheid van een tussenkomst in de vergoeding van het slachtoffer in geval van herhaalde schadegevallen uitsluit, wordt niet alleen verboden door deze bepaling maar leidt er bovendien toe dat de garantie, verkregen in de zin van artikel 5, tweede lid, van het ontwerp, op onredelijke wijze aan de orde gesteld wordt.
Art. 7.
Deze bepaling verbiedt elke onderbreking van de garantie en verplicht de lokale besturen daardoor om de premies tijdig te betalen. Dit principe geldt in alle omstandigheden en ook ingeval het contract zou eindigen, met name door opzegging.
Art. 8 en 9.
Deze artikelen bepalen de grote lijnen van het onderdeel « rechtsbijstand » van het contract waarvan de ondertekening verplicht is door artikel 1. Het onderdeel waarvan sprake vormt het onontbeerlijke toebehoren van dit contract, zoals voorzien is in de wet.
Art. 10.
Deze bepaling vloeit logischerwijze voort uit de verplichte aard van de polis die afgesloten moet worden.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE
4 MEI 1999. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 329bis van de nieuwe gemeentewet en van artikel 144 van de provinciewet ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de nieuwe gemeentewet, gecodificeerd bij het koninklijk besluit van 24 juni 1988, en bekrachtigd door de wet van 26 mei 1989, inzonderheid op artikel 329bis, daarin ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999;
Gelet op de provinciewet van 30 april 1836, inzonderheid op artikel 144, hersteld bij de wet van 4 mei 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat voormelde wet in werking zal treden op de tiende dag na zijn publicatie; dat de provincies en gemeenten vanaf die dag de in de wet bedoelde verzekering moeten kunnen afsluiten; dat derhalve onverwijld de nadere regels voor de uitvoering van deze wet moeten worden bepaald;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De gemeente dient bij een erkende verzekeringsmaatschappij een polis af te sluiten die bestemd is om de burgerlijke aansprakelijkheid te waarborgen die persoonlijk rust op de burgemeester, evenals op één of meerdere schepenen, naar aanleiding van de lichamelijke, materiële of immateriële schade die deze berokkenen aan derden in de normale uitoefening van hun ambt.
De provincie sluit een polis van dezelfde aard af als die bedoeld in het eerste lid, ten voordele van de leden van de bestendige deputatie.
Art. 2.Voor de toepassing van artikel 1, eerste lid, worden als derden beschouwd alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen dan de gemeente. De burgemeester en de schepen of schepenen worden evenwel als derden beschouwd ten opzichte van elkaar.
Voor de toepassing van het tweede lid van dezelfde bepaling, worden als derden beschouwd alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen dan de provincie. De leden van de bestendige deputatie worden evenwel als derden beschouwd ten opzichte van elkaar.
Art. 3.De in artikel 1 bedoelde aansprakelijkheidswaarborg mag niet beperkt zijn tot schade die per ongeluk plaatsvindt.
Art. 4.De burgerlijke aansprakelijkheid die voortvloeit uit schade die onder de toepassing valt van de wet op de verplichte autoverzekering, behoort niet tot het toepassingsgebied van dit besluit.
Art. 5.De overeenkomstig artikel 1 afgesloten verzekeringspolis, kan bepaalde uitsluitingen van waarborg bevatten.
Deze uitsluitingen moeten echter uitzonderlijk blijven ten opzichte van de gewaarborgde risico's en mogen niet van die aard zijn dat zij, door hun omvang, de krachtens artikel 1 verkregen waarborg op onredelijke wijze in het gedrang brengen.
Art. 6.De in artikel 1 bedoelde waarborg moet, krachtens de uitdrukkelijke bepalingen van de algemene, speciale of bijzondere voorwaarden van de afgesloten polis, toegekend worden voor elk schadegeval ongeacht de frequentie ervan, voor de bedragen die voorzien zijn tegen de vermelde voorwaarden.
Art. 7.De dekking van de verzekering moet permanent zijn, in hoofde van de begunstigden van de afgesloten polis.
Art. 8.De door de gemeente of de provincie afgesloten verzekering ter waarborg van de in artikel 1 bedoelde aansprakelijkheid, moet een onderdeel bevatten van het type rechtsbijstand-burgerlijke verdediging.
De verzekering die krachtens het eerste lid verplicht afgesloten moet worden, heeft als doel de verzekeringsmaatschappij ertoe te verplichten het op te nemen voor de betrokken mandataris of mandatarissen in elke burgerlijke procedure die tegen hen ingesteld is voor elke Belgische of buitenlandse rechtbank, vanaf het moment waarop de in artikel 1 bedoelde waarborg verschuldigd is en binnen de grenzen daarvan.
Art. 9.De krachtens artikel 9 verkregen waarborg bevat minstens de tenlasteneming door de verzekeraar van de honoraria van de advocaten en alle algemene kosten in verband met de voortzetting van de burgerlijke procedure, met inbegrip van, in voorkomend geval, de reis- en verblijfskosten die voortvloeien uit de verschillende verschijningen, evenals van de borgsom die de mandataris of mandatarissen zouden moeten betalen in het kader van deze procedure.
Art. 10.De kosten van de premies betreffende de door dit besluit voorziene verzekering, worden gedragen door een verplicht krediet dat is ingeschreven, naargelang van het geval, op de gemeente- of provinciebegroting.
Art. 11.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE