gepubliceerd op 30 november 2006
Koninklijk besluit tot vaststellen van de regelen aangaande de controle op APETRA
16 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot vaststellen van de regelen aangaande de controle op APETRA
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, inzonderheid op artikel 39;
Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door het feit dat de Belgische Staat krachtens internationale verplichtingen ertoe gehouden is 90 dagen minimumvoorraden aardolieproducten aan te houden zoals nader bepaald in de richtlijn 68/414/EEG, gewijzigd door de richtlijn 98/93/EG, en de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma opgemaakt te Parijs op 18 november 1974 en bekrachtigd door de wet van 13 juli 1976 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma; dat de hoogdringendheid tevens voortvloeit uit de ingebrekestelling aan België door het Internationaal Energie Agentschap op de ministeriële bijeenkomst van 5 mei 2005 en door de Europese Commissie via haar betekening van 5 juli 2005; dat de Regering het van groot belang acht dat België zo snel mogelijk in regel is met de internationale verplichtingen om het optimaal functioneren van de markt te waarborgen; dat de Regering beslist dat een nieuw voorraadsysteem dat ons land in staat stelt kwalitatief en kwantitatief te beantwoorden aan zijn internationale verplichtingen in werking moet treden; dat dit besluit de regels inzake de controle door de Regeringscommissaris en de financiële en administratieve controle op APETRA vastlegt en APETRA zo snel mogelijk operationeel moet kunnen zijn; dat het bijgevolg dringend noodzakelijk is dit besluit te nemen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 31 oktober 2006;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 30 mei 2006 met nr. 40.596/3 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie en Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : De wet : de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop.
Art. 2.§ 1. De bezoldiging van de regeringscommissaris is ten laste van APETRA. § 2. De regeringscommissaris wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van de raad van bestuur en heeft er een raadgevende stem. De regeringscommissaris ontvangt de volledige agenda alsmede elk bijbehorend document, uiterlijk vijf werkdagen voor de datum van de vergaderingen, behoudens met redenen omklede buitengewone omstandigheden.
De regeringscommissaris ontvangt de notulen van de vergaderingen van de raad van bestuur. § 3. De regeringscommissaris kan te allen tijde ter plaatse inzage nemen van de boeken, brieven, notulen en in het algemeen, van alle documenten en geschriften van APETRA. Hij kan van de leden en voorzitter van de raad van bestuur, van de algemeen directeur, van de leden van de directie en de aangestelden van APETRA alle verduidelijkingen en inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat. § 4. APETRA bezorgt onmiddellijk aan de regeringscommissaris de opmerkingen van het college van commissarissen alsmede de op deze opmerkingen gegeven antwoorden. De regeringscommissaris correspondeert met de leden van het voormelde college van hierboven vernoemde commissarissen betreffende de aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren. § 5. APETRA stelt ter beschikking van de regeringscommissaris de menselijke en materiële middelen die nodig zijn voor de uitvoering van zijn mandaat. De Minister kan, indien hij zulks nuttig acht, de regeringscommissaris laten bijstaan door een deskundige, aangeduid door APETRA en wier bezoldiging ten laste is van APETRA. § 6. De regeringscommissaris kan binnen een termijn van zes werkdagen beroep aantekenen bij de Minister aan wie hij verslag uitbrengt tegen elke beslissing van organen van APETRA, die hij strijdig acht met de wet, met de statuten van APETRA of met het beheerscontract. Dit beroep is eveneens mogelijk tegen elke beslissing die erop gericht is taken die APETRA zelf kan uitvoeren, toe te wijzen aan derden.
Deze termijn van zes werkdagen om een beroep in te stellen tegen de raad van bestuur gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen, voor zover de regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd en in het tegenovergestelde geval, de dag waarop de beslissing aan hem werd betekend of, bij gebrek daaraan, de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft gekregen.
Voor de andere beslissingen van de organen van APETRA gaat deze termijn in vanaf de betekening van de beslissing aan de regeringscommissaris of, zoniet vanaf de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft gekregen.
Het beroep is opschortend en wordt door de Regeringscommissaris meegedeeld aan de raad van bestuur van APETRA binnen dezelfde termijn. § 7. Binnen een termijn van twintig werkdagen, ingaand dezelfde dag als de in § 6 bedoelde termijn, betekent de Minister aan de voorzitter van de raad van bestuur en aan de algemeen directeur, de nietigverklaring van de beslissing.
Bij ontstentenis van een beslissing binnen de in het vorige lid bedoelde termijn, krijgt de beslissing van APETRA een definitief karakter. § 8. Elk jaar brengt de raad van bestuur verslag uit bij de Minister over de uitvoering door APETRA van haar taken van openbare dienst. § 9. Wanneer de naleving van de wet, van de statuten van APETRA of van het beheerscontract dit vereist, kan de Minister of de regeringscommissaris het bevoegde bestuursorgaan verplichten om, binnen de door hem gestelde termijn, te beraadslagen over iedere door hem bepaalde aangelegenheid.
Art. 3.Onze Minister van Economie en Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel 16 november 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN