gepubliceerd op 24 maart 1999
Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 30, 83, 90 en 130 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering
12 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 30, 83, 90 en 130 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967 en 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997 en 13 februari 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 30, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 december 1993, 30 juli 1994 en 22 november 1995, 83, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1992, 14 september 1992, 2 oktober 1992, 21 december 1992, 10 mei 1994, 12 augustus 1994, 22 november 1995, 28 november 1996 en 8 augustus 1997, 90, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1992, 12 augustus 1994, 31 januari 1995 en 22 november 1995 en 130, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juni 1992;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat dit besluit technische wijzigingen aanbrengt en verschillende reglementaire bepalingen harmoniseert tot het behoud van werkloosheidsrechten; dat de rechtszekerheid en het vrijwaren van de rechten van de betrokken werklozen vereisen dat deze bepalingen zo snel mogelijk bekendgemaakt worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 30 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 december 1993, 30 juli 1994 en 22 november 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) het derde lid, 1°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° de aanwezigheid onder de wapens wegens oproeping of wederoproeping, de dienst als gewetensbezwaarde, de hechtenis, de gevangenzetting of de werkverhindering wegens overmacht; »;
B) het derde lid, 3°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° de uitoefening gedurende een periode van ten minste zes maanden van een beroep waardoor de werknemer niet onder de sociale zekerheid, sector werkloosheid, valt; die verlenging mag niet meer dan negen jaar bedragen; ».
Art. 2.In artikel 83 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1992, 14 september 1992, 2 oktober 1992, 21 december 1992, 10 mei 1994, 12 augustus 1994, 22 november 1995, 28 november 1996 en 8 augustus 1997, wordt een § 5bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 5bis. Indien de werkloze op het ogenblik dat de schorsing uitwerking zou moeten hebben, vrijstelling geniet in toepassing van artikel 93, dan heeft de schorsing slechts uitwerking op het einde van de periodes van vrijstelling in toepassing van dit artikel. ».
Art. 3.In artikel 90 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni 1992, 12 augustus 1994, 31 januari 1995 en 22 november 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) § 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « In afwijking van het eerste lid, 2°, kan de vrijstelling toegekend worden aan de werkloze die een verwittiging ontvangen heeft, indien voldaan wordt aan één van de hiernavermelde voorwaarden : 1° de verwittiging werd gevolgd door een volledig gegrond verklaard beroep of de schorsing nam een einde in toepassing van artikel 85;2° de uitwerking van de schorsing is tijdelijk opgehouden in toepassing van artikel 84;in dit geval kan de vrijstelling niet leiden tot de toekenning van het voordeel voorzien in artikel 83, § 3. »;
B) § 2, vierde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De samengevoegde duur van de periodes van vrijstelling toegekend op de grond van dit artikel voor één of meerdere redenen, mag evenwel 72 maanden niet overschrijden. ».
Art. 4.Artikel 130, § 1, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juni 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° een mandaat uitoefent in de zin van artikel 49, of een onvolledig pensioen ingevolge de uitoefening van dergelijk mandaat geniet; ».
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 maart 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944; Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951;
Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961;
Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963;
Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967;
Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967;
Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978;
Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982;
Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985;
Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989;
Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992;
Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994;
Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996;
Wet van 13 maart 1997, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1997;
Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998;
Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991;
Koninklijk besluit van 22 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992;
Koninklijk besluit van 29 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 8 juli 1992;
Koninklijk besluit van 14 september 1992, Belgisch Staatsblad van 23 september 1992;
Koninklijk besluit van 2 oktober 1992, Belgisch Staatsblad van 10 oktober 1992;
Koninklijk besluit van 21 december 1992, Belgisch Staatsblad van 30 december 1992;
Koninklijk besluit van 27 december 1993, Belgisch Staatsblad van 31 december 1993;
Koninklijk besluit van 10 mei 1994, Belgisch Staatsblad van 1 juni 1994;
Koninklijk besluit van 30 juli 1994, Belgisch Staatsblad van 10 augustus 1995;
Koninklijk besluit van 12 augustus 1994, Belgisch Staatsblad van 27 augustus 1994;
Koninklijk besluit van 31 januari 1995, Belgisch Staatsblad van 10 februari 1995;
Koninklijk besluit van 22 november 1995, Belgisch Staatsblad van 8 december 1995;
Koninklijk besluit van 28 november 1996, Belgisch Staatsblad van 10 december 1996;
Koninklijk besluit van 8 augustus 1997, Belgisch Staatsblad van 9 september 1997.