gepubliceerd op 24 juli 2009
Koninklijk besluit tot regeling van de overplaatsing van bepaalde militairen naar het administratief en logistiek kader van de federale politie
12 JULI 2009. - Koninklijk besluit tot regeling van de overplaatsing van bepaalde militairen naar het administratief en logistiek kader van de federale politie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever, gewijzigd bij de wetten van 5 maart 2006, van 20 juli 2006 en van 27 december 2006;
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 118, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 16 juli 2005 en artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002;
Gelet op het protocol nr. 222/2 van 9 april 2008 van het Onderhandelingscomité voor de politiediensten en het protocol nr.
N-266.2414 van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de Krijgsmacht van 15 april 2008;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 maart 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 15 januari 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 11 maart 2009;
Gelet op het advies nr. 46.289/2 van de Raad van State, gegeven op 6 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landsverdediging en de Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de militairen die vallen onder de bepalingen van de wet van 16 juli 2005 houdende de overplaatsing van sommige militairen naar een openbare werkgever en die personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de federale politie wensen te worden.
Art. 2.Indien in het raam van de mobiliteit geen enkele kandidaat geschikt wordt bevonden, kunnen de vacante statutaire betrekkingen van niveau B, C of D binnen de federale politie vacant worden verklaard voor de militairen bedoeld in de wet van 16 juli 2005. HOOFDSTUK 2. - De terbeschikkingstelling
Art. 3.De directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer van de federale politie deelt de vacante betrekkingen bedoeld in artikel 2, evenals de gegevens bedoeld in artikel VI.II.18 RPPol, via de directie van de recrutering en van de selectie, mede aan de Minister van Landsverdediging, die verder instaat voor de oproep tot kandidaatstelling en eveneens voor de mededeling van de weerhouden kandidaten.
Art. 4.De militairen die bekleed zijn met de graden van soldaat, eerste soldaat, korporaal, korporaal-chef en eerste korporaal-chef hebben toegang tot de betrekkingen van niveau D. De militairen die bekleed zijn met de graden van sergeant, eerste sergeant, eerste sergeant-chef, eerste sergeant majoor, adjudant, adjudant-chef en adjudant-majoor hebben toegang tot de betrekkingen van niveau C. De militairen die bekleed zijn met de graden van sergeant, eerste sergeant, eerste sergeant-chef, eerste sergeant-majoor, adjudant, adjudant-chef en adjudant-majoor, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 december 2001 betreffende het verlenen van geldelijke voordelen aan sommige militairen die een paramedische functie uitoefenen of die aangeworven werden overeenkomstig de bijzondere werving bedoeld in artikel 4, § 2, derde lid, 2°, van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van de verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging, hebben toegang tot de betrekkingen van niveau B. Worden geassimileerd aan de in de eerste, tweede en derde leden bedoelde graden, de gelijkwaardig beschouwde graden bij de marine, de medische dienst en de militaire muzikanten.
Art. 5.De kandidaatstelling van een militair voor de selectie voor de terbeschikkingstelling en de latere overplaatsing is slechts ontvankelijk indien hij voldoet aan de voorwaarden zoals voorzien in de artikelen 19, 1 tot 6°, van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten.
De selectieprocedure voor de terbeschikkingstelling van een militair in de schoot van de federale politie verloopt volgens één of meerdere van de selectiemodaliteiten bedoeld in artikel VI.II.21 RPPol.
Art. 6.Na de selectie binnen de federale politie, wordt de weerhouden militair er ter beschikking gesteld voor een periode van één jaar.
Art. 7.De periode van terbeschikkingstelling is een stageperiode gedurende dewelke de militair wordt tewerkgesteld in de functie waarvoor hij ter beschikking is gesteld van de federale politie.
De terbeschikkingstelling vervangt de stage bedoeld in titel III van deel V van het RPPol.
Art. 8.Gedurende de periode waarin hij ter beschikking wordt gesteld, dient de militair de opleidingen te volgen die door de federale politie worden opgelegd en bedoeld zijn voor de uitvoering van zijn taken.
De opleidingskosten vallen ten laste van de federale politie.
Art. 9.Het Ministerie van Landsverdediging deelt aan de federale politie het saldo van de vakantiedagen en het aantal ziektedagen van de militair op het ogenblik van de terbeschikkingstelling mee.
Art. 10.De federale politie is burgerlijk aansprakelijk voor de militairen die er ter beschikking worden gesteld.
Art. 11.De individuele terbeschikkingstelling wordt beëindigd : 1°van rechtswege na afloop van de periode van één jaar bedoeld in artikel 6; 2° op ieder ogenblik mits een opzeggingstermijn van drie maanden, op verzoek van de militair, van de Minister van Landsverdediging of van de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer, tenzij tussen de betrokken partijen een kortere termijn wordt overeengekomen;3° op beslissing van de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer, na drie maanden afwezigheid wegens gezondheidsredenen;4° op beslissing van de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer indien de militaire overheid hem een statutaire maatregel oplegt;5° in geval van niet slagen voor de stage;6° bij een benoeming als statutair personeelslid van het administratief en logistiek kader. HOOFDSTUK 3. - De overplaatsing
Art. 12.In de maand die aan het einde van de terbeschikkingstelling voorafgaat, neemt de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer of de directeur van de dienst die hij aanwijst, op advies van de betrokken directeur-generaal of, in voorkomend geval, de commissaris-generaal, een beslissing hetzij tot overplaatsing, hetzij tot niet-overplaatsing.
Deze beslissing wordt gebaseerd op het door de ter beschikking gestelde militair aan de dag gelegde vermogen om de functie waarvoor hij in dienst werd geroepen, effectief uit te oefenen.
Een ter beschikking gestelde militair kan niet worden overgeplaatst indien hij, in toepassing van de bepalingen betreffende de verloven en afwezigheden, afwezig is geweest gedurende meer dan een kwart van de voor de terbeschikkingstelling bepaalde periode, zelfs indien hij tijdens die periode in dienstactiviteit is gebleven. Op beslissing van de directeur-generaal van de algemene directie van de ondersteuning en het beheer en mits akkoord van de Minister van Landsverdediging kan hij, zonder te moeten deelnemen aan een nieuwe selectie, een nieuwe terbeschikkingstelling genieten van een duur gelijk aan de afwezigheid.
In afwijking van het tweede lid, wordt de periode van terbeschikkingstelling automatisch verlengd wanneer de afwezigheidsperiode voortvloeit uit verlof betreffende de moederschapsbescherming, uit ouderschapsverlof, uit opvangverlof of uit adoptieverlof.
Art. 13.In dezelfde beslissing die de overplaatsing toelaat, wordt de overgeplaatste militair, met uitwerking de dag die volgt op het einde van zijn terbeschikkingstelling, als statutair personeelslid van het administratief en logistiek kader zonder andere verplichting tot stage, benoemd in de graad verbonden aan zijn betrekking zoals bedoeld in artikel 2.
Art. 14.Komen in aanmerking voor de berekening van de niveauanciënniteit, alle periodes van werkelijke dienst vanaf de datum van de benoeming tot één van de militaire graden die toegang geven tot het betrokken niveau.
Komen in aanmerking voor de berekening van de graadanciënniteit, de werkelijk gepresteerde diensten als ter beschikking gestelde militair in het beklede ambt.
Komen in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit, alle periodes van als militair gepresteerde actieve dienst.
Art. 15.De overgeplaatste militair behoudt de geldelijke anciënniteit die hij heeft verworven in de schoot van de krijgsmacht, tenzij de geldelijke anciënniteit berekend overeenkomstig de artikelen XI.II.3 tot XI.II.9 RPPol voor hem voordeliger is.
Art. 16.De naar het administratief en logistiek kader van de federale politie overgeplaatste militair verwerft de minimumloonschalengroep, zoals bedoeld in artikel II.III.4 RPPol, verbonden aan de graad bedoeld in artikel 13.
Hij verwerft respectievelijk de eerste, de tweede, de derde of de vierde loonschaal van die minimum-loonschalengroep : a) indien hij over minder dan 6 jaar kaderanciënniteit beschikt die toegang geeft tot het betrokken niveau;b) indien hij over ten minste 6 jaar maar minder dan 12 jaar kaderanciënniteit beschikt die toegang geeft tot het betrokken niveau;c) indien hij over ten minste 12 jaar maar minder dan 18 jaar kaderanciënniteit beschikt die toegang geeft tot het betrokken niveau;d) indien hij over 18 jaar of meer kaderanciënniteit beschikt die toegang geeft tot het betrokken niveau. Onder de kaderanciënniteit die toegang geeft tot het betrokken niveau, moet begrepen worden de verworven anciënniteit in de graden die toegang geven tot één van de niveaus zoals bedoeld in artikel 4.
Art. 17.De loonschaalanciënniteit wordt bepaald door de kaderanciënniteit die toegang geeft tot het betrokken niveau verminderd met 6, 12 of 18 jaar indien het personeelslid respectievelijk de tweede, de derde of de vierde loonschaal van de betrokken loonschalengroep bekomt.
Art. 18.Elke maand dat de wedde van de overgeplaatste militair, vermeerderd met de samen met de wedde betaalde toelagen, lager is dan de in het tweede lid bedoelde beschermingswedde, geniet hij de beschermingswedde.
De beschermingswedde is gelijk aan de wedde van de militair voor de maand vóór zijn overplaatsing, vermeerderd met, in voorkomend geval, de haard- of standplaatstoelage en een twaalfde van de toelage voor geselecteerde bedoeld in artikel 30 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, van de vormingstoelage bedoeld in artikel 32 van hetzelfde besluit en van de meesterschapstoelage bedoeld in artikel 34 van hetzelfde besluit, indien hij deze genoot vóór zijn overplaatsing.
Telkens als de wedde van de overgeplaatste militair niet volledig is verschuldigd, wordt de beschermingswedde in dezelfde mate verminderd.
Art. 19.De artikelen XIV.I.7, XIV.I.9 en XIV.I.10 RPPol, zijn mutatis mutandis van toepassing op de overgeplaatste militair die zich inschrijft voor een gecertificeerde opleiding vóór de eerste september die volgt op de datum van zijn overplaatsing.
Art. 20.Het niveau van talenkennis van de overgeplaatste militair wordt bepaald door de toepassing van de bijlage 14, RPPol. HOOFDSTUK 4. - Wijzigings- en slotbepalingen
Art. 21.Artikel 15 van het koninklijk besluit van 3 juli 2007 tot regeling van de overplaatsing van bepaalde militairen naar het administratief en logistiek kader van de politiezones wordt aangevuld met een lid, luidende : « Komen in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit, alle periodes van als militair gepresteerde actieve dienst. »
Art. 22.In artikel 19 van hetzelfde besluit worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt : « Elke maand dat de wedde van de overgeplaatste militair, vermeerderd met de samen met de wedde betaalde toelagen, lager is dan de in het tweede lid bedoelde beschermingswedde, geniet hij de beschermingswedde.
De beschermingswedde is gelijk aan de wedde van de militair voor de maand vóór zijn overplaatsing, vermeerderd met, in voorkomend geval, de haard- of standplaatstoelage en een twaalfde van de toelage voor geselecteerde bedoeld in artikel 30 van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officier, van de vormingstoelage bedoeld in artikel 32 van hetzelfde besluit en van de meesterschapstoelage bedoeld in artikel 34 van hetzelfde besluit, indien hij deze genoot vóór zijn overplaatsing. »
Art. 23.In hetzelfde besluit worden opgeheven : 1° artikel 11;2° artikel 22.
Art. 24.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 25.De Minister bevoegd voor Landsverdediging en de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 juli 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging P. DE CREM De Minister van Binnenlandse Zaken, G. DE PADT