gepubliceerd op 02 februari 2011
Koninklijk besluit betreffende de toekenning van materiële hulp aan asielzoekers die beroepsinkomsten hebben uit een activiteit als werknemer
12 JANUARI 2011. - Koninklijk besluit betreffende de toekenning van materiële hulp aan asielzoekers die beroepsinkomsten hebben uit een activiteit als werknemer
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De
wet van 12 januari 2007Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
12/01/2007
pub.
07/05/2007
numac
2007002066
bron
programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie
Wet betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen
sluiten betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (hierna « de wet ») kent de asielzoekers en bepaalde andere categorieën van begunstigden een recht op materiële hulp toe dat hen de mogelijkheid moet bieden een menswaardig leven te leiden. De wet zet de belangrijkste bepalingen van de Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de Lidstaten om in Belgisch recht.
Artikel 11 van deze richtlijn voorziet de mogelijkheid voor de asielzoeker om, onder bepaalde voorwaarden, toegang te hebben tot de arbeidsmarkt. Deze bepaling stelt met name dat de lidstaten de voorwaarden voor deze toegang moeten vastleggen voor de asielzoekers met een asielaanvraag waarover geen enkele uitspraak in eerste aanleg werd gedaan binnen een termijn van een jaar na de indiening van de asielaanvraag.
Om deze bepaling in Belgisch recht om te zetten, keurde U op 22 december 2009 het koninklijk besluit tot wijziging van artikel 17 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/06/1999 pub. 26/06/1999 numac 1999012496 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers goed. Dit besluit maakt de toekenning van een arbeidskaart C mogelijk « aan de buitenlandse onderdanen die een asielaanvraag hebben ingediend na 31 mei 2007 en die zes maanden na hun asielaanvraag nog geen beslissing hebben gekregen van de Commissaris-generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen totdat een beslissing wordt betekend door deze laatste of, in geval van beroep, totdat een beslissing wordt betekend door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen ». De maximale termijn van een jaar die de richtlijn voorzag, werd dus teruggebracht tot een termijn van zes maanden. Wat betreft de asielaanvragen die ingediend werden vóór de hervorming van de asielprocedure op grond van de wetten van 15 september 2006 en die nog in behandeling zijn bij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen maakt dit zelfde besluit het ook mogelijk om een arbeidskaart C toe te kennen « aan de buitenlandse onderdanen die een asielaanvraag hebben ingediend vóór 1 juni 2007, waarvan de aanvraag ontvankelijk werd verklaard of waarover nog geen beslissing werd genomen met betrekking tot de ontvankelijkheid, tot wanneer een beslissing wordt genomen inzake de gegrondheid van hun aanvraag tot erkenning als vluchteling door de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen of, in geval van beroep, door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen ».
Om de problemen die voortvloeien uit de gelijktijdige ontvangst van professionele inkomsten en van het genot van materiële hulp op grond van de wet, werd voor de asielzoekers die materiële hulp verkrijgen en werken, in de wet een artikel 35/1 ingevoegd, door middel van het artikel 35 van de wet houdende diverse bepalingen van 28 april 2010.
Deze bepaling machtigt U ertoe de voorwaarden en de modaliteiten te bepalen voor de toekenning van de opvang, in de zin van artikel 3, tweede lid, van de wet, aan de asielzoeker wanneer deze over professionele inkomsten beschikt. De machtiging omvat dan een dubbele mogelijkheid om deze kwestie te regelen. Enerzijds kunt U de voorwaarden en modaliteiten bepalen voor de terugbetaling van de materiële hulp in verhouding tot de ontvangen professionele inkomsten.
De tweede grondslag van Uw machtiging nodigt U uit om de voorwaarden en modaliteiten vast te leggen voor de wijziging of de opheffing van de verplichte plaats van inschrijving. Het kernidee dat weerhouden werd, bestaat uit een systeem van forfaitaire en progressieve terugbetaling van de materiële hulp voor de asielzoekers die over professionele inkomsten beschikken en die ofwel geen bepaalde werkzekerheid hebben, ofwel geen zeker inkomensniveau halen. Voor de asielzoekers die aan deze twee voorwaarden tegelijk voldoen, voorziet het besluit de opheffing van de verplichte plaats van inschrijving. Op deze manier wordt het in de wet bepaalde principe uitgewerkt, volgens hetwelk de bepaling van het respectievelijke toepassingsgebied van elk van beide regelingen gebonden is aan de professionele situatie van de asielzoeker, en onder meer afhangt van het type arbeidsovereenkomst, alsook van het bedrag van de ontvangen professionele inkomsten.
Huidig besluit is dus bedoeld om, zo evenwichtig mogelijk, het conflict te regelen dat kan ontstaan uit enerzijds, het fundamenteel recht op materiële hulp dat een menswaardig leven moet mogelijk maken en dat de asielzoeker geniet krachtens artikel 23 van de Grondwet en artikel 3, tweede lid, van de wet, en anderzijds, de inning van professionele inkomsten die hem in staat kunnen stellen om, volledig of gedeeltelijk, een menswaardig leven te leiden.
Artikelsgewijze bespreking Hoofdstuk 1 van het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, bepaalt zijn toepassingsgebied evenals de algemene en transversale beginselen van de twee door de wet beoogde hypothesen.
Zoals hierboven reeds gesteld wordt, vermeldt artikel 1 dat huidig besluit de Richtlijn 2003/9/EG omzet, en in het bijzonder artikel 11 van deze Richtlijn.
Artikel 2 bepaalt het toepassingsgebied van het besluit zelf. De betrokken asielzoeker dient aan drie voorwaarden te voldoen opdat de bepalingen van dit besluit van toepassing zouden zijn op hem. Ten eerste verkrijgt hij materiële hulp in een opvangstructuur waar hij daadwerkelijk verblijft. Ten tweede moet hem een arbeidskaart C toegekend geweest zijn, in toepassing van artikel 17, 1°, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/06/1999 pub. 26/06/1999 numac 1999012496 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. Ten derde moet hij, via deze arbeidskaart, over een arbeidsovereenkomst beschikken dat hem in staat stelt om een activiteit als werknemer op het Belgisch grondgebied uit te oefenen.
Artikel 3 stelt de modaliteiten in voor de controle door het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers (hierna « het Agentschap ») van de situatie van de asielzoeker die binnen het toepassingsgebied van huidig besluit valt.
De aldus betrokken asielzoeker dient de opvangstructuur waar hij gehuisvest is, ongeacht of deze beheerd wordt door het Agentschap of door een partner, schriftelijk op de hoogte te brengen van elk element in verband met zijn professionele situatie en met de evolutie van deze situatie. Indien de betrokken asielzoeker gehuisvest is bij een partner, dient de partner de informatie gegeven door de betrokken asielzoeker, zonder verwijl over te maken aan het Agentschap. Het betreft hier onder meer de verkrijging van een arbeidskaart C, de afsluiting van een arbeidsovereenkomst, een kopie van deze arbeidsovereenkomst, de volledige of gedeeltelijke wijziging van zijn arbeidsovereenkomst, de evolutie van de tewerkstellingsduur van de werknemer of van zijn loon, de gegevens in verband met de arbeidsuren.
Deze informatieverplichting rust op de asielzoeker krachtens artikel 15/1 van de wet, dat recentelijk via artikel 32 van de wet van 28 april 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2010 pub. 10/05/2010 numac 2010201991 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen werd ingevoerd. Deze wettelijke basis komt, voor zover nodig, tegemoet aan de bezwaren die de asielzoeker zou kunnen inbrengen op basis van artikel 22 van de Grondwet tegen artikel 3 van het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd.
Het laatste lid van artikel 2 bepaalt dat het Agentschap over een recht beschikt om de bedragen die de asielzoeker had moeten betalen als bijdrage tot de materiële hulp, intresten inbegrepen, terug te vorderen wanneer deze opzettelijk of uit nalatigheid verzuimd heeft om de vereiste informatie over te maken of wanneer de betrokken asielzoeker misleidende informatie overmaakte. Indien de asielzoeker die een zodanig verzuim beging onder de voorwaarden voor de toepassing van de opheffing van de verplichte plaats van inschrijving valt (artikel 8), kan het Agentschap de bedragen bepaald door de toepassing van hoofdstuk 2 van huidig besluit, terugvorderen, en dit vanaf het moment dat de asielzoeker de voorwaarden bepaald in artikel 8 vervult, en totdat de verplichte plaats van inschrijving effectief opgeheven wordt.
Als laatste transversale bepaling stelt artikel 4 van het besluit dat het bedrag van het loon van de asielzoeker, voor zover er rekening mee gehouden wordt om de toepassing van sommige bepalingen van dit besluit te bepalen, maandelijks herbeoordeeld wordt. Dit uiteraard opdat rekening kan gehouden worden met de evolutie van de financiële situatie van de asielzoeker om, bijvoorbeeld, na te gaan tot welke categorie van bijdragers hij behoort (hoofdstuk 2) en of hij financieel voldoende zelfstandig is om de opvangstructuur te verlaten (hoofdstuk 3). Deze bepaling is belangrijk, met name wanneer in sommige bepalingen van huidig koninklijk besluit bedragen gepreciseerd worden om de toepassing van het ene of het andere regime te bepalen.
Het bedrag waarmee rekening dient gehouden te worden moet dus « op maandelijkse basis » bepaald worden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het jaarlijkse inkomen.
Het artikel 4 bepaalt vervolgens, in het tweede tot zevende lid de technische en concrete inhoud van het loon waarmee rekening dient gehouden te worden in de zin van huidig besluit. De doelstelling van het tweede lid van artikel 4 is om het begrip loon' voor de toepassing van huidig besluit te definiëren. Deze definiëring is noodzakelijk gezien het begrip loon niet eenduidig is in het sociaal recht. Het gaat hier dus om een autonome definitie van het begrip loon voor de toepassing van huidig koninklijk besluit.
Het derde lid van artikel 4 sluit, in afwijking van het vorige lid, de eindejaarspremie en de dertiende maand die door de werkgever of door een bestaanszekerheidsfonds worden toegekend, uit van het begrip loon.
Deze uitsluiting is gerechtvaardigd onder meer omdat zowel de eindejaarspremie, als de dertiende maand, in het algemeen worden toegekend aan alle werknemers, en omdat deze een keer per jaar betaald worden.
Het vierde lid van artikel 4 zorgt ervoor dat er geen rekening gehouden wordt met de datum van de betaling van het loon, die verschillend kan zijn voor eenzelfde maand van prestaties. Zo wordt in bepaalde ondernemingen het loon dat betrekking heeft op prestaties uitgevoerd tijdens een bepaalde maand, op het einde van die maand betaald, terwijl in andere ondernemingen dit loon betaald wordt bij het begin van die maand. Deze flexibiliteit wordt toegestaan door de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers. In de beide gevallen zal de maand waarmee rekening gehouden wordt voor de toepassing van huidig besluit, diegenen zijn waarop het betaalde loon effectief betrekking heeft, ongeacht de datum van betaling van dit loon.
Bepaalde delen van het loon, waarmee rekening gehouden wordt in het kader van huidig koninklijk besluit, kunnen betaald worden voor een periode die langer is dan een maand. Het typevoorbeeld is de opzegvergoeding. Het feit dat er op maandelijkse basis rekening gehouden wordt met dit deel van het loon voor de toepassing van huidig besluit, zoals volgt uit artikel 4, lid 5 en lid 6, heeft tot doel om een verschil in behandeling te vermijden tussen de situatie van de werknemer die deze opzegvergoeding in een keer uitbetaald krijgt, en van de werknemer die bijvoorbeeld zijn opzegtermijn uitdoet, en zijn loon verder op maandelijkse basis ontvangt.
Het laatste lid van artikel 4 van het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd tenslotte, regelt de situatie waarbij betaalde prestaties niet kunnen gekoppeld worden aan een bepaalde maand. Zo zal, indien een vergoeding wordt uitbetaald aan een asielzoekers, onafgezien van het aantal dagen dat hij gewerkt heeft, of het aantal gelijksgestelde dagen, dit loon meegerekend worden voor de maand dat het uitbetaald werd. In dit geval, bij gebrek aan een meer nauwkeurige koppeling van het loon aan een bepaalde periode, zal de datum van betaling van het loon dienen om de desbetreffende maand te bepalen.
Het typevoorbeeld is de uitbetaling van een premie, die niet kan verbonden worden aan bepaalde prestaties die kunnen geïdentificeerd worden in de tijd, zoals een bonus die, naar believen van de werkgever, op een bepaald moment wordt betaald aan de werknemer.
Hoofdstuk 2, geeft concreet vorm aan de eerste grondslag van Uw machtiging en brengt het artikel 35/1, tweede lid van de wet ten uitvoer, dat U, ter herhaling, in staat stelt om de voorwaarden en de modaliteiten voor de terugbetaling van de materiële hulp in verhouding tot de geïnde professionele inkomsten vast te leggen. Daartoe kunt U het genot van bepaalde rechten van Hoofdstuk I van Titel I van Boek III beperken (algemene bepalingen betreffende de rechten en plichten van de begunstigde van de opvang), wat een onrechtstreekse modaliteit is voor de bijdrage tot de materiële hulp.
Het toepassingsgebied van dit hoofdstuk 2 wordt bepaald in artikel 5.
De bepalingen betreffende het mechanisme van de terugbetaling van de materiële hulp, zijn van toepassing op de asielzoekers wiens werksituatie in zekere mate precair is. Dit mechanisme is van toepassing op de asielzoekers die aan één van volgende voorwaarden voldoen : ze beschikken over een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur met een duur van minder dan zes maanden, of ze beschikken over een arbeidsovereenkomst voor een welbepaald werk waarvan de duur op minder dan zes maanden kan geraamd worden, of ze beschikken over een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur waarvan de proefperiode nog steeds loopt of waarin de partijen hebben afgeweken van de regels met betrekking tot de opzegtermijn bepaald in de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten op grond van artikel 11ter § 1, eerste lid van voornoemde wet, of het nettomaandloon van de betrokken asielzoeker bedraagt niet meer dan het leefloon.
Artikel 6 van het besluit bepaalt vervolgens het principe dat de asielzoekers die voldoen aan de in artikel 5 bepaalde voorwaarden verder materiële hulp krijgen in een opvangstructuur, maar dat zij bijdragen tot de materiële hulp in functie van het bedrag van hun maandelijks nettoloon.
Om de omvang van deze bijdrage te bepalen, voorziet artikel 7 dat de asielzoekers bijdragen volgens een progressief mechanisme, naar rata van hun nettomaandloon.
In de eerste inkomensschijf, namelijk de laagste (tot 79, 99 euro ), dient geen bijdrage betaald te worden (vrijwaring). Vervolgens draagt de asielzoeker voor elke van de overige vier inkomensschijven bij volgens een welbepaald percentage : een bijdrage van 35 % voor de inkomensschijf van 80 tot 149,99 euro (24,50 euro verschuldigd als het maximumbedrag van de schijf bereikt is), een bijdrage van 50 % voor de inkomensschijf van 150 tot 299,99 euro (75 euro verschuldigd als het maximumbedrag van de schijf bereikt is), een bijdrage van 65 % voor de inkomensschijf van 300 tot 499,99 euro (130 euro verschuldigd als het maximumbedrag van de schijf bereikt is), en een bijdrage van 75 % voor het deel van de inkomsten vanaf 500 euro .
Enkele voorbeelden maken het mechanisme duidelijker. Een asielzoeker die een maandelijks nettoloon van 150 euro ontvangt, zal 24,5 euro bijdragen (totaal van schijf 2) en 125,5 euro behouden. Een asielzoeker die een nettomaandloon van 250 euro ontvangt, zal 74,5 euro bijdragen (totaal van schijf 2 en 50 % van het gedeelte dat valt in schijf 3) en 175,5 euro behouden. Een asielzoeker die een nettomaandloon van 428 euro krijgt, zal 182,7 euro bijdragen en 245,3 euro behouden. Een asielzoeker die een nettomaandloon van 1200 euro ontvangt, zal 754,5 euro bijdragen en 445,5 euro behouden.
De bedragen die gebruikt worden om de betrokken loonschijven te bepalen, worden jaarlijks aangepast op basis van een formule die beschreven wordt in het derde en het vierde lid. De nieuwe aangepaste bedragen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en treden in werking op een januari volgend op hun aanpassing.
Om elke weigering door de asielzoeker van de uitvoering van de verplichting die voortvloeit uit deze regeling te vermijden, kent het laatste lid van artikel 7 een recht toe aan het Agentschap om de verschuldigde bijdragen aan de materiële hulp te vorderen van de asielzoeker.
Om de professionele inkomsten van de asielzoeker die in aanmerking worden genomen, zo actueel mogelijk te houden, voorziet artikel 8 ook dat de verschuldigde bijdragen, voor elke loonschijf, maandelijks kunnen evolueren in functie van de wijzigingen in het maandelijks nettoloon van de asielzoeker.
Hoofdstuk 3 geeft vorm aan de tweede grondslag van Uw machtiging. In toepassing van artikel 35/1, derde lid, kunt U eveneens de voorwaarden en modaliteiten voorzien voor de wijziging en de opheffing van de verplichte plaats van inschrijving. In het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, gaat de keuze naar de opheffing van de verplichte plaats van inschrijving indien, ter herinnering, de asielzoeker die een arbeidskaart C heeft, een betrekking heeft die van enige stabiliteit getuigt en hem in staat stelt om een zeker inkomensniveau te behalen.
Zoals blijkt uit artikel 9, dat de voorwaarden voor de toepassing van dit tweede door het besluit beoogde mechanisme bepaalt, is dit hoofdstuk 3 van toepassing op de asielzoekers die een zekere mate van zelfredzaamheid hebben, zowel door de modaliteiten van hun arbeidsovereenkomst (arbeidsovereenkomst van bepaalde duur van minstens zes maanden of arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, waarvan de proefperiode afgelopen is en waarin de partijen niet hebben afgeweken van de regels met betrekking tot de opzegtermijn bepaald in de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten op grond van artikel 11ter § 1, eerste lid van voornoemde wet of nog een arbeidsovereenkomst voor een welbepaald werk, waarvan de duur van de prestaties op minstens zes maanden kan geraamd worden) als door het bedrag van hun loon (nettomaandloon hoger dan het leefloon). Het laatste lid van artikel 9 bepaalt ook dat indien, na toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk, niet langer voldaan is aan één van de in het vorige lid beoogde voorwaarden, dit geen invloed heeft op de verdere toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk. Het is de bedoeling een nieuwe toekenning van een code 207 en de terugkeer naar een opvangstructuur te vermijden, dit zou immers niet gemakkelijk te beheren zijn, noch voor de asielzoeker, noch voor het Agentschap. Als de professionele inkomsten van de asielzoeker niet meer zouden volstaan in het kader van het recht op menselijke waardigheid, houdt de opheffing van de code 207 in dat een OCMW bevoegd wordt. In de voorbereidende werken van de wet stelt de bespreking van artikel 13, dat in bepaalde omstandigheden de opheffing van de verplichte plaats van inschrijving mogelijk maakt, het volgende : « in geval van opheffing van de verplichte plaats van inschrijving wordt de bevoegdheid voor de toekenning van de maatschappelijke dienstverlening vastgesteld volgens de algemene regel die is voorzien in artikel 1, § 1, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn » (Stuk Kamer, G.Z. 2005-2006, nr. 2565/01, p. 25). In een dergelijke situatie is aanvullende maatschappelijke dienstverlening dus altijd mogelijk bij het OCMW van de gemeente waar de asielzoeker in het wachtregister of in het vreemdelingenregister is ingeschreven.
Het artikel 10 dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, bepaalt het ogenblik van de opheffing van de verplichte plaats van inschrijving dat, ter herhaling, moet overeenstemmen met het vermogen tot zelfredzaamheid van de werkende asielzoeker. Daarnaast kunnen bepaalde stappen een zekere tijd in beslag nemen, zoals voornamelijk het zoeken naar huisvesting. De opheffing van de verplichte plaats van inschrijving zal dus uitgevoerd worden binnen een termijn van ten laatste een maand die volgt op het ogenblik waarop de asielzoeker zijn tweede loon krijgt, dat hem in de in artikel 8 van het besluit beoogde categorie « niet-precair » plaatst. Als overgangsmaatregel zijn de regels van hoofdstuk 2 (systeem van de bijdrage tot de materiële hulp) van toepassing tussen het ogenblik dat de asielzoeker voldoet aan de voorwaarden om de opvangstructuur waar hij ingeschreven is te verlaten en de daadwerkelijke opheffing van de verplichte plaats van inschrijving.
Art. 11 betracht een zekere soepelheid tussen de stelsels die door enerzijds hoofdstuk 2 vastgelegd worden, en anderzijds door hoofdstuk 3 van het besluit. Zo verplicht paragraaf 1 het Agentschap om de eventuele gevolgen in te schatten voor onder meer de medische - of de gezinssituatie van de asielzoeker die voldoet aan de voorwaarden voor de opheffing van de verplichte plaats van inschrijving, alvorens tot een dergelijke opheffing over te gaan. Er wordt dan, alvorens een beslissing te nemen, rekening gehouden met de toereikendheid van het (de) professionele inkomen(s) in kwestie opdat het gezin onafhankelijk kan worden, evenals met de specifieke situaties van de andere gezinsleden, en met de eventuele gevolgen (sociaal, psychologisch, scholing,...) van een vertrek uit de opvangstructuur. De regels van hoofdstuk 2 (systeem van de bijdrage tot de materiële hulp) zijn van toepassing op de asielzoeker waarvan de verplichte plaats van inschrijving toch niet wordt opgeheven omwille van medische redenen of zijn gezinssituatie, hoewel hij wel aan de voorwaarden voor deze opheffing voldoet.
Paragraaf 2 van het artikel 11 maakt het daarentegen het Agentschap mogelijk om, bij wijze van afwijking, de verplichte plaats van inschrijving toch op te heffen voor een asielzoeker die, hoewel hij werkt op basis van een arbeidskaart C, niet aan de door artikel 10 vereiste voorwaarden zou voldoen. Om dit te kunnen doen, moeten er volgens het Agentschap bijzondere omstandigheden spelen, en moet het Agentschap een speciale motivering geven voor de opheffing. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een asielzoeker werk heeft gevonden dat zeer ver gelegen is van de opvangstructuur waar hij verblijft, en op een plaats waar geen opvangstructuur is, of waar, ondanks de aanwezigheid van een opvangstructuur, geen beschikbare plaatsen zijn, en die een salaris heeft dat maar een beetje lager is dan het minimum dat vereist is om te voldoen aan de voorwaarden bepaald in Hoofdstuk 3. Volgende situatie kan zich eveneens voordoen;twee personen van dezelfde familie die beschikken over een arbeidskaart C, waarvan een, die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 9, zijn code 207 opgeheven ziet. Artikel 11 § 2 zal vervolgens kunnen toegepast worden voor de andere persoon. Een derde denkbare situatie die eventueel de toepassing van artikel 11 § 2 met zich zou kunnen meebrengen, is die van de werknemer die zeer onregelmatige werkuren heeft, voor wie het eventueel noodzakelijk is om onverwachts en op onregelmatige wijze klaar te staan voor zijn werkgever, hetgeen het gemeenschapsleven in een opvangstructuur moeilijker maakt.
Hoofdstuk 4 tot slot, bevat de slotbepaling die betrekking heeft op de uitvoering van dit besluit en vraagt geen welbepaalde commentaar.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van uwe Majesteit, de zeer respectvolle en zeer getrouwe dienaars, De Minister belast met Maatschappelijke Integratie, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie, Ph. COURARD
12 JANUARI 2011. - Koninklijk besluit betreffende de toekenning van materiële hulp aan asielzoekers die beroepsinkomsten hebben uit een activiteit als werknemer ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 12 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2007 pub. 07/05/2007 numac 2007002066 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen sluiten betreffende de opvang van asielzoekers en bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, inzonderheid op het artikel 35/1 ingevoegd bij de wet van 28 april 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2010 pub. 10/05/2010 numac 2010201991 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 april 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze minister van Begroting gegeven op 24 september 2010;
Gelet op het advies nr. 48.228/4 van de Raad van State, gegeven op 31 mei 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Sociale zaken en Volksgezondheid, belast met maatschappelijke Integratie, en de Staatssecretaris van Maatschappelijke Integratie. en op het advies van de in Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en algemene beginselen
Artikel 1.Dit besluit zet de Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 tot vaststelling van de minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten om, en in het bijzonder artikel 11.
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de asielzoekers, in de zin van artikel 2, 1°, van de wet van 12 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2007 pub. 07/05/2007 numac 2007002066 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen sluiten betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (hierna « de wet »), die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Ze krijgen materiële hulp in een opvangstructuur, in toepassing van artikel 6, § 1, van de wet en verblijven er ook daadwerkelijk.2° Ze kregen een arbeidskaart C toegekend, in toepassing van artikel 17, 1°, van het koninklijk besluit van 9 juni 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/06/1999 pub. 26/06/1999 numac 1999012496 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers sluiten houdende uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.3° Op basis van de onder 2° bedoelde arbeidskaart, oefenen ze een activiteit als werknemer uit op het Belgisch grondgebied.
Art. 3.De asielzoeker die aan de in artikel 2 genoemde voorwaarden voldoet, dient de opvangstructuur waar hij gehuisvest wordt, ongeacht of deze beheerd wordt door het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers (hierna « het Agentschap ») of door een partner, schriftelijk op de hoogte te brengen van elk element dat verband houdt met zijn beroepssituatie en met de evolutie van deze situatie. In het geval de asielzoeker gehuisvest is bij een partner, dient de partner de informatie gegeven door betrokken asielzoeker, zonder verwijl door te geven aan het Agentschap.
De in het vorige lid bedoelde informatie omvat onder meer volgende elementen : de verkrijging van een arbeidskaart C, de afsluiting van een arbeidsovereenkomst, een kopie van de arbeidsovereenkomst, de volledige of gedeeltelijke wijziging van de arbeidsovereenkomst, de evolutie van de tewerkstellingsduur van de werknemer of het loon, de gegevens in verband met de arbeidsuren.
Elk verzuim, opzettelijk of uit nalatigheid, om de in het eerste en in het tweede lid bedoelde informatie mee te delen, en elke misleidende mededeling van informatie, verleent het Agentschap een recht om de opeisbare bedragen, terug te vorderen van de asielzoeker, evenals de intresten op deze sommen tegen de wettelijke rentevoet.
Voor de asielzoeker die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 8 van huidig koninklijk besluit, zijn de opeisbare bedragen overeenkomstig het derde lid van huidig artikel, de bijdragen op basis van zijn maandelijks nettoloon bedoeld in artikel 6 van huidig besluit, op voorwaarde dat hij verder voldoet aan de in artikel 1 van huidig besluit beoogde voorwaarden.
Art. 4.Het bedrag van het door de asielzoeker geïnde loon in het kader van zijn activiteit als werknemer, dat gebruikt wordt voor de toepassing van huidig besluit, wordt op maandelijkse basis berekend.
Voor de toepassing van dit besluit is de notie loon die welke bedoeld wordt in artikel 14 van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals uitgebreid en ingeperkt door de artikelen 19 tot 20 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de voornoemde wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.
In afwijking van de in het vorige lid bedoelde bepalingen, is van de notie loon voor de toepassing van huidig besluit uitgesloten de eindejaarspremie of de dertiende maand die door de werkgever of door een bestaanszekerheidsfonds worden toegekend.
Het loon is gekoppeld aan de periode waarop het betrekking heeft.
Wanneer een loon in de zin van dit artikel aan de asielzoeker wordt betaald op grond van het aantal gepresteerde of gelijkgestelde werkdagen en dit loon wordt toegekend voor een periode van meer dan een maand, wordt het bedrag van dit loon berekend op maandbasis voor de toepassing van huidig besluit.
Onder gelijkgestelde werkdagen dient te worden verstaan de niet-gepresteerde dagen waarvoor de asielzoeker een recht op loon behoudt.
Wanneer een loon in de zin van het tweede lid aan de asielzoeker betaald wordt, ongeacht het aantal gepresteerde of gelijkgestelde werkdagen, wordt dit in aanmerking genomen voor de maand waarin dit loon hem werd betaald. HOOFDSTUK II. - Bijdrage tot de materiële hulp door de asielzoekers die professionele inkomsten ontvangen uit een activiteit als werknemer
Art. 5.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de in artikel 2 beoogde asielzoekers die minstens aan één van volgende voorwaarden voldoen : 1° Ze beschikken ofwel over een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur met een duur van minder dan zes maanden, ofwel over een arbeidsovereenkomst voor een welbepaald werk waarvan de duur op minder dan zes maanden kan geraamd worden, ofwel over een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur waarvan de proefperiode nog steeds loopt of waarin de partijen hebben afgeweken van de regels met betrekking tot de opzegtermijn bepaald in de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten op grond van artikel 11ter, § 1, eerste lid, van voornoemde wet.2° Het nettomaandloon dat ze krijgen, is niet hoger dan het leefloon dat ze zouden kunnen krijgen in toepassing van de artikelen 14 en 15 van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie, naargelang de categorie waartoe ze zouden behoren als ze aan de voorwaarden zouden voldoen om hiervan te genieten. Onder nettomaandloon dient te worden verstaan het maandelijks brutoloon min de persoonlijke bijdrage tot de sociale zekerheid en de fiscale inhouding.
Art. 6.De asielzoekers die voldoen aan een of aan beide van de in artikel 5 bedoelde voorwaarden krijgen verder materiële hulp in een opvangstructuur en dragen bij tot de materiële hulp in functie van het bedrag van hun maandelijks nettoloon.
Art. 7.De in het artikel 6 beoogde asielzoekers dragen op progressieve wijze bij tot de materiële hulp, ongeacht het totale bedrag van hun maandelijks nettoloon, op volgende wijze : 1° Voor de loonschijf tussen 0 en 79,99 euro, is geen enkele bijdrage verschuldigd.2° Voor de loonschijf van 80 tot 149,99 euro, is een bijdrage verschuldigd van 35 % van de betrokken loonschijf, onverminderd de verschuldigde bedragen voor de vorige schijf.3° Voor de loonschijf tussen 150 en 299,99 euro, is een bijdrage van 50 % van de betrokken loonschijf verschuldigd, onverminderd de verschuldigde bedragen voor de vorige schijven.4° Voor de loonschijf tussen 300 en 499,99 euro, is een bijdrage van 65 % van de betrokken loonschijf verschuldigd, onverminderds de verschuldigde bedragen voor de vorige schijven.5° Voor de loonschijf vanaf 500 euro is een bijdrage van 75 % van de betrokken loonschijf verschuldigd, onverminderd de verschuldigde bedragen voor de vorige schijven. Het in de vorige leden bedoelde nettomaandloon moet begrepen worden in de zin van artikel 5, tweede lid.
De voorziene bedragen van de loonschijven worden elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de conventionele lonen voor bedienden van het derde trimester volgens volgende formule : de nieuwe bedragen zijn gelijk aan de basisbedragen vermenigvuldigd met het nieuw indexcijfer en gedeeld door de startindex. Het bekomen resultaat wordt afgerond op de euro. De nieuwe bedragen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Ze zijn van toepassing vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van hun aanpassing.
Voor de toepassing van het vorige lid dient te worden verstaan onder : 1° : het indexcijfer van de conventionele lonen voor bedienden : het indexcijfer dat bepaald wordt door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg, op basis van de berekening van het gemiddelde loon van de volwassen bedienden van de privé-sector, vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst;2° : basisbedragen : de bedragen die van kracht zijn op 1 januari 2009;3° : nieuwe index : de index van het derde trimester 2009 en van de volgende jaren;4° : startindex : het indexcijfer van het derde trimester 2008. Het Agentschap beschikt over het recht om de verschuldigde bijdragen aan de materiële hulp rechtstreeks bij de betrokken asielzoeker in te vorderen.
Art. 8.De verschuldigde bijdragen voor elke loonschijf, in toepassing van het vorig artikel, kunnen maandelijks evolueren in functie van de wijzigingen in het nettomaandloon van de asielzoeker. HOOFDSTUK III. - Opheffing van de verplichte plaats van inschrijving voor de asielzoekers die professionele inkomsten ontvangen uit een activiteit als werknemer
Art. 9.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de in artikel 2 bedoelde asielzoekers, die aan beide volgende voorwaarden voldoen : 1° Ze beschikken ofwel over een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur met een duur van minstens zes maanden, ofwel over een arbeidsovereenkomst voor een welbepaald werk waarvan de duur op minstens zes maanden kan geraamd worden, ofwel over een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur waarvan de proefperiode verstreken is en waarin de partijen niet hebben afgeweken van de regels met betrekking tot de opzegtermijn bepaald in de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten op grond van artikel 11ter, § 1, eerste lid, van voornoemde wet.2° Het nettomaandloon dat ze ontvangen, is hoger dan het leefloon dat ze zouden kunnen krijgen in toepassing van de artikelen 14 en 15 van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie, naargelang de categorie waar ze toe zouden behoren als ze aan de voorwaarden zouden voldoen om hiervan te genieten. Het in vorige leden bedoelde nettomaandloon moet begrepen worden in de zin van artikel 4, tweede lid en volgenden.
Wanneer een asielzoeker, na toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk, niet langer voldoet aan één van de in het vorige lid bedoelde voorwaarden, heeft dit geen invloed op de verdere toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk op deze asielzoeker.
Art. 10.Wanneer een asielzoeker voldoet aan de in artikel 9 beoogde voorwaarden, heft het Agentschap de verplichte plaats van inschrijving die hem overeenkomstig artikels 9 tot 12 van de wet was toegewezen, op, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 11, § 1.
Deze opheffing kan niet gebeuren alvorens hij het in artikel 9, 2°, beoogde loon daadwerkelijk voor de tweede maal heeft ontvangen, en vindt plaats ten laatste binnen een termijn van een maand vanaf de inning van dit tweede loon.
In afwachting van de daadwerkelijke opheffing van de verplichte plaats van inschrijving, zijn de regels van hoofdstuk 2 op hem van toepassing, op voorwaarde dat hij verder voldoet aan de in artikel 2 van dit besluit beoogde voorwaarden.
Art. 11.§ 1 Zelfs wanneer de asielzoeker voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld door artikel 9, kan het Agentschap beslissen niet over te gaan tot de in artikel 10 bedoelde opheffing van de verplichte plaats van inschrijving in het bijzonder wanneer de medische of de gezinssituatie van de asielzoeker dit rechtvaardigt. In dit geval zijn de regels van hoofdstuk 2 op hem van toepassing, op voorwaarde dat hij verder voldoet aan de in artikel 2 beoogde voorwaarden. § 2 In bijzondere omstandigheden, verbonden aan de situatie van de asielzoeker, die het Agentschap in het bijzonder zal motiveren en op voorwaarde dat de asielzoeker voldoet aan de in artikel 2 beoogde voorwaarden, kan het Agentschap, bij wijze van afwijking, beslissen om over te gaan tot de in artikel 10 beoogde opheffing van de verplichte plaats van inschrijving, ook al is niet voldaan aan de door artikel 9 gestelde voorwaarden. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 12.De Minister bevoegd voor Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 januari 2011.
ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Maatschappelijke Integratie, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie, Ph. COURARD