gepubliceerd op 27 september 2000
Koninklijk besluit tot instelling van de raadgevende commissie belast met de coördinatie tussen de administraties die betrokken zijn bij het beheer van de exploratie en de exploitatie van het continentaal plat en van de territoriale zee en tot vaststelling van de werkingsmodaliteiten en -kosten ervan
12 AUGUSTUS 2000. - Koninklijk besluit tot instelling van de raadgevende commissie belast met de coördinatie tussen de administraties die betrokken zijn bij het beheer van de exploratie en de exploitatie van het continentaal plat en van de territoriale zee en tot vaststelling van de werkingsmodaliteiten en -kosten ervan
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van de niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat, gewijzigd bij de wetten van 20 januari 1999 en 22 april 1999, inzonderheid op artikel 3, § 5;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 april 2000;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie en Onze Minister van Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In toepassing van artikel 3, § 5, van de wet van 13 juni 1969 inzake de exploratie en de exploitatie van de niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat, gewijzigd bij de wetten van 20 januari 1999 en 22 april 1999, wordt een raadgevende commissie ingesteld, hiernagenoemd « de commissie », die belast is met de coördinatie tussen de administraties die betrokken zijn bij het beheer van de exploratie en de exploitatie van het continentaal plat en van de territoriale zee.
Art. 2.De commissie is samengesteld uit de volgende leden : - een afgevaardigde en een plaatsvervanger van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid van het Ministerie van Economische Zaken; - een afgevaardigde en een plaatsvervanger van het Bestuur Energie van het Ministerie van Economische Zaken; - een afgevaardigde en een plaatsvervanger van het Federaal Planbureau; - een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de Federale Diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden; - een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de Beheerseenheid van het Mathematische Model van de Noordzee en het Schelde-Estuarium van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen; - een afgevaardigde en een plaatsvervanger van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; - een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de Rijkswacht, Directie scheepvaartpolitie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken; - een afgevaardigde en een plaatsvervanger van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, Bestuur van Maritieme Zaken en Scheepvaart; - een afgevaardigde en een plaatsvervanger van het Ministerie van Middenstand en Landbouw; - een afgevaardigde en een plaatsvervanger van het departement van de Marine van het Ministerie van Landsverdediging; - een afgevaardigde en een plaatsvervanger van de Administratie der Douane en Accijnzen van het Ministerie van Financiën.
De afgevaardigden en plaatsvervangers worden door hun respectieve minister aangeduid. Elke minister kan deze aanduiding overdragen aan de directeur-generaal van de bevoegde administratie.
Art. 3.Het Voorzitterschap van de commissie wordt waargenomen door de Directeur-generaal van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid van het Ministerie van Economische Zaken of de door hem aangewezen vervanger.
Art. 4.Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door een ambtenaar van de Afdeling Veiligheid van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid van het Ministerie van Economische Zaken.
Art. 5.De commissie vergadert op oproep van de Voorzitter, a) op zijn initiatief of b) op verzoek van een lid in het kader van de volgende opdrachten : - het coördineren van de onderzoeken van de concessieaanvragen en het formuleren van een advies over deze aanvragen; - het opvolgen van de verschillende studies die uitgevoerd worden naar de invloed van de zandwinningen op het continentaal plat; - het onderzoek van het driejaarlijks rapport; - het adviseren van corrigerende maatregelen indien een negatieve invloed zou worden vastgesteld of - het formuleren van beleidsvoorbereidende adviezen in verband met alle aspecten die verband houden met de zandwinningen, en c) minstens eenmaal per jaar. De oproep wordt minstens tien kalenderdagen vóór de vergadering naar de leden gestuurd. Hierop staan de agendapunten vermeld en de desbetreffende documenten worden bijgevoegd.
Punten die niet op de agenda staan, maar die dringend moeten behandeld worden, kunnen worden besproken op verzoek van de Voorzitter of van één van de leden op voorwaarde dat de meerderheid van de aanwezige leden hiermee instemmen.
Art. 6.De Voorzitter opent en sluit de vergaderingen en leidt de debatten.
Art. 7.Het secretariaat stelt de notulen van de vergaderingen op en deelt ze mee aan alle leden.
De notulen omvatten een aanwezigheidslijst, een samenvatting van de verschillende standpunten en de conclusie in verband met elk agendapunt.
De leden beschikken over vijftien kalenderdagen om hun opmerkingen over de notulen langs het secretariaat om aan de Voorzitter mee te delen. Na deze termijn worden de notulen beschouwd als goedgekeurd.
Art. 8.De adviezen worden op enkelvoudige meerderheid van de aanwezige leden genomen. De standpunten van de leden van de minderheid worden in de notulen opgenomen.
Art. 9.Wanneer een concessieaanvraag voor de exploratie en de exploitatie van de niet-levende rijkdommen van de territoriale zee en het continentaal plat exploitatiebetrekking kan hebben op het uitoefenen van de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap, zoals bepaald in artikel 6, § 1, X, laatste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, nodigt de Voorzitter het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap uit een vertegenwoordiger aan te wijzen om van zijn deskundigheid en standpunt terzake kennis te geven.
Deze vertegenwoordiger neemt deel aan de debatten met raadgevende stem.
Art. 10.Met het akkoord van de Voorzitter kan de commissie een beroep doen op experts op basis van hun specifieke kennis om informatie te verstrekken over een agendapunt of een punt dat dringend behandeld werd. De experts nemen niet deel aan de debatten en zijn niet stemgerechtigd.
Art. 11.Voor de door de commissie uitgenodigde experts die geen ambtenaren zijn, worden voor hun tussenkomst op een vergadering van de commissie de vervoerskosten terugbetaald volgens de voorwaarden vastgelegd voor de ambtenaren van rang 15 door het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.
De terugbetaling van de vervoerskosten is ten laste van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, Bestuur Kwaliteit en Veiligheid.
Art. 12.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren en Onze Minister van Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Nice, 12 augustus 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, C. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET