Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 2006
gepubliceerd op 29 augustus 2006

Koninklijk besluit betreffende de organisatie van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2006007234
pub.
29/08/2006
prom.
10/08/2006
ELI
eli/besluit/2006/08/10/2006007234/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 2006. - Koninklijk besluit betreffende de organisatie van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 167, § 1, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 oktober 1998 houdende organisatie van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 april 1999, 8 december 1999, 12 augustus 2003 en 16 februari 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot bepaling van de algemene structuur van het Ministerie van Landsverdediging en tot vastlegging van de bevoegdheden van bepaalde autoriteiten, inzonderheid op artikel 16, 2°, op artikel 36, 1°, 2°, en 3°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 februari 2004, en op artikel 41, 6°;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 2003 betreffende de voortgezette vorming van de officieren van het actief kader van de krijgsmacht en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor, inzonderheid op artikel 33, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 juli 2006;

Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Bij het Ministerie van Landsverdediging wordt een Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie opgericht.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « het instituut » : het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie;2° « de minister » : de Minister van Landsverdediging. HOOFDSTUK II. - De opdracht en de organisatie van het instituut

Art. 2.Het instituut is belast, zowel op nationaal als internationaal niveau, met : 1° het leiden van het onderzoek en van de studies in het domein van de veiligheids- en defensiepolitiek in de breedste betekenis;2° het voorstellen van de strategie betreffende het wetenschappelijk en technologisch onderzoek aan de chef defensie;3° het verzekeren van het beheer van het geheel van de programma's van wetenschappelijk en technologisch onderzoek van Defensie in de breedste betekenis en het verzekeren van het beheer van de vertegenwoordiging van Defensie in het domein van het wetenschappelijk onderzoek binnen de nationale en internationale organismen;4° het organiseren, in de bovenvermelde domeinen, van de gecoördineerde acties inzake de public relations die de zichtbaarheid van Defensie naar de wetenschappelijke, industriële, politieke, economische en sociale wereld toe mogelijk kunnen maken. De minister kan het instituut belasten met iedere opdracht die als doel heeft het onderzoek te stimuleren, de synergieën en de partnerschappen op dat vlak maximaal te ontwikkelen en een duidelijk en transparant beeld toe te laten van de acties die door Defensie gevoerd worden in dat kader.

Het instituut is bovendien belast met het organiseren, in een multisectorieel kader, van de hogere studies van defensie.

Art. 3.Het instituut en zijn directeur-generaal ressorteren onder de directeur-generaal vorming.

De directeur-generaal is benoemd door de Koning, op voordracht van de minister.

Art. 4.Het organieke kader van het instituut bestaat, naast zijn directeur-generaal, uit : 1° een veiligheids- en defensiestudiecentrum;2° een departement beheer van het wetenschappelijk en technologisch onderzoek;3° een departement public relations;4° een departement hogere studies van defensie.

Art. 5.Er worden in het instituut een raad van bestuur en een wetenschappelijk comité ingesteld.

De minister bepaalt de samenstelling, de aanwijzingsregels van de leden, de duur van het mandaat van de leden, de bevoegdheden en de werkingsregels van de raad van bestuur en van het wetenschappelijk comité. HOOFDSTUK III. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 6.In artikel 16, 2°, van het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot bepaling van de algemene structuur van het Ministerie van Landsverdediging en tot vastlegging van de bevoegdheden van bepaalde autoriteiten, worden de woorden « , de bewapening en het wetenschappelijk en technologisch onderzoek » vervangen door de woorden « en de bewapening ».

Art. 7.In artikel 36 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 februari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1°, vervallen de woorden « in het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, »;2° in 2°, vervallen de woorden « in het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, »;3° in 3°, vervallen de woorden « in het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, ».

Art. 8.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 8 oktober 1998 houdende organisatie van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 april 1999, 8 december 1999, 12 augustus 2003 en 16 februari 2006;2° artikel 41, 6°, van het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot bepaling van de algemene structuur van het Ministerie van Landsverdediging en tot vastlegging van de bevoegdheden van bepaalde autoriteiten.

Art. 9.Tot aan de door de Koning bepaalde datum, worden de volgende cursussen evenwel verzekerd door de Koninklijke Militaire School op basis van de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 oktober 1998 houdende organisatie van het koninklijk hoger instituut voor Defensie : 1° de basis stafcursus;2° de cursus voor kandidaat-hoofdofficier;3° de hogere stafcursus;4° de hogere cursus voor militair administrateur. Tot aan de door de Koning bepaalde datum, voor de cursussen bedoeld in het eerste lid : 1° worden de bevoegdheden toegewezen aan de commandant van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie ten opzichte van de officieren-stagiairs en van het onderwijzend personeel uitgeoefend door de commandant van de Koninklijke Militaire School;2° blijven de volgende adviesorganen functioneren volgens de bestaande regels : a) de raad voor de voortgezette vorming;b) een coördinatiecomité per cursus bedoeld in het eerste lid;3° blijven de benoemingen en aanwijzingen van het onderwijzend personeel bedoeld in het hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 8 oktober 1998 houdende organisatie van het Koninklijk Hoger Instituut voor defensie, geldig tot aan een nieuwe benoeming of aanwijzing, of vervanging, volgens de regels die toepasselijk zijn op het onderwijzend personeel van de Koninklijke Militaire School;4° blijven de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 juli 1993 houdende toekenning van toelagen voor leeropdrachten en aan bekleders van bepaalde betrekkingen in bepaalde scholen voor vorming en voortgezette vorming van de officieren, van toepassing op de personen belast met een onderwijsopdracht in het kader van deze cursussen. Tot aan de door de Koning bepaalde datum, wordt, voor de samenstelling van de examencommissies bedoeld in artikel 33 van het koninklijk besluit van 12 augustus 2003 betreffende de voortgezette vorming van de officieren van het actief kader van de krijgsmacht en de beroepsproeven voor de bevordering tot de graad van majoor, telkens als er melding gemaakt wordt van « het instituut », de Koninklijke Militaire School bedoeld.

Art. 10.De commandant van het Koninklijk Hoger Instituut voor defensie wordt uit zijn ambt ontslagen op de datum van inwerkingtreding van deze bepaling.

Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 16 augustus 2006.

Art. 12.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT

^