gepubliceerd op 09 april 2020
Koninklijk besluit nr. 4 houdende diverse bepalingen inzake mede-eigendom en het vennootschaps- en verenigingsrecht in het kader van de strijd tegen de Covid-19 pandemie
9 APRIL 2020. - Koninklijk besluit nr. 4 houdende diverse bepalingen inzake mede-eigendom en het vennootschaps- en verenigingsrecht in het kader van de strijd tegen de Covid-19 pandemie
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen strekt ertoe dringende maatregelen te nemen in het kader van de strijd tegen de Covid-19 pandemie. Een eerste reeks maatregelen hebben betrekking op de organisatie en bijeenroeping van de algemene vergadering van de mede-eigenaars. Een tweede reeks maatregelen heeft betrekking op de organisatie van de algemene vergaderingen van vennootschappen en verenigingen.
Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk 1 Artikel 1 De maatregel heeft een beperkte duurtijd en zal gelden van 10 maart tot 3 mei 2020 maar deze periode kan door de Koning worden verlengd indien nodig.
Op 10 maart heeft de regering de eerste veiligheidsmaatregelen aangekondigd die de vrije bewegingsvrijheid van de burgers beperken.
Ondanks het feit dat de maatregelen nadien nog werden verstrengd, hadden deze eerste beperkingen reeds een impact, in het bijzonder voor de kwetsbare burgers, zoals ouderen. De leeftijdscurve van de mede-eigenaars is gevarieerd maar ligt over het algemeen immers vrij hoog.
Artikel 2 De veiligheidsvoorschriften gerelateerd aan het Covid-19 pandemie laten niet toe dat mede-eigenaars op een fysieke manier nog deelnemen aan de algemene vergaderingen van mede-eigenaars.
De algemene vergaderingen van mede-eigenaars die niet meer kunnen doorgaan omwille van die veiligheidsvoorschriften, worden uitgesteld naar een later tijdstip. Meer precies, moet de algemene vergadering in dat geval worden gehouden binnen vijf maanden na het verstrijken van de crisisperiode.
De algemene vergaderingen die sinds die datum van 10 maart nog rechtsgeldig werden georganiseerd, behouden dus hun rechtsgeldigheid.
Dit besluit beoogt geenszins de beslissingen van die algemene vergaderingen teniet te doen.
Dit besluit beoogt bovendien ook geenszins afbreuk te doen aan de mogelijkheid om de algemene vergadering schriftelijk te voeren, zoals voorzien in art. 577-6 § 11 BW. De organisatie van de vergadering via telefonische of videoconferentie kan deel uitmaken van deze schriftelijke procedure. De eenparigheid, vereist door de wet, blijft in dat geval behouden. Het zou immers niet verantwoord zijn om, gedurende deze crisisperiode, mede-eigenaars zonder technische ondersteuning systematisch uit te sluiten van elke deelname aan een algemene vergadering.
In het geval van een uitstel van de algemene vergadering, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om de continuïteit te verzekeren.
De mandaten van de syndicus en van de leden van de raad van mede-eigenaars worden verlengd, na het verstrijken van de termijn waarvoor de algemene vergadering hen heeft benoemd, tot bij de eerstvolgende algemene vergadering.
Uiteraard blijven de dwingende bepalingen van toepassing waaronder, onder andere, de mogelijkheid om de syndicus te ontslaan of aan de rechter te vragen een voorlopige syndicus aan te wijzen.
De syndicus blijft dus gemachtigd om, gedurende deze periode, al zijn taken als syndicus te vervullen. Hij moet daarbij zo veel als mogelijk de geldende veiligheidsvoorschriften naleven. Hij zal zich evenwel nog steeds kunnen verplaatsen, bijvoorbeeld om dringende werken te laten uitvoeren, indien noodzakelijk.
Alle contractuele bepalingen, met inbegrip van de vergoeding die proportioneel zal moeten worden bepaald, blijven van toepassing.
De begroting voor het gebeurlijk nieuwe werkjaar van de vereniging van mede-eigenaars wordt, in afwachting van de in het eerste lid bedoelde algemene vergadering, voorlopig geacht gelijk te zijn aan de begroting voor het werkkapitaal van het vorige werkjaar. Daartoe kunnen de syndici, in overeenstemming met de beslissingen uit het vorige werkjaar, ook de nodige provisies opvragen aan de mede-eigenaars.
De opdrachten en bevoegdheidsdelegaties van de raad van mede-eigenaars worden ook verlengd gedurende de crisisperiode, aangezien er anders een vacuüm dreigt. Zo niet, zou de continuïteit van verenigingen waarin aan die raad van mede-eigendom een bijzondere gedelegeerde bevoegdheid is gegeven, in het gedrang kunnen komen.
Artikel 3 Zoals reeds toegelicht bij het eerste artikel, is het noodzakelijk de uitwerking van dit hoofdstuk met terugwerkende kracht toe te passen tot het moment dat de eerste maatregelen ter beperking van de activiteiten van de burgers door de regering werden gedicteerd, namelijk op 10 maart 2020.
Hoofdstuk 2 Artikel 4 Ook deze maatregelen hebben een beperkte duurtijd en zullen gelden van 1 maart tot 3 mei 2020, maar deze periode kan door de Koning worden verlengd als blijkt dat de pandemie op dat ogenblik een normale toepassing van de vergaderregels nog steeds niet toelaat.
Deze uitzonderlijke maatregelen hebben uitwerking vanaf 1 maart 2020.
Zij laten de in artikel 5, eerste lid, bedoelde entiteiten, ongeacht door of krachtens welk wettelijk instrument zij rechtspersoonlijkheid hebben verkregen, die sinds 1 maart 2020 een vergadering hebben bijeengeroepen of hadden moeten bijeenroepen, en die nog niet werd gehouden, toe van de maatregelen gebruik te maken. Ook voor verplichtingen gebonden aan wettelijke termijnen wordt, indien men kiest voor uitstel, logischerwijs de datum van 1 maart 2020 gekozen.
Met andere woorden is de voorgestelde regeling van toepassing op: - alle vergaderingen die tussen 1 maart en 3 mei worden bijeengeroepen (zie ook hieronder voor wat betreft de vergaderingen gehouden na 3 mei); - alle vergaderingen die tussen de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en 3 mei moeten worden gehouden; - alle vergaderingen die tussen 1 maart en de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad hadden moeten zijn gehouden op grond van een wettelijke of statutaire regel, maar niet zijn gehouden (bv. omdat men niet wist hoe de vergadering veilig te houden).
Zoals artikel 9 bevestigt gelden de regels echter niet voor alle vergaderingen die tussen 1 maart en de dag van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad effectief werden gehouden.
De Covid-19 pandemie heeft tot gevolg dat de betrokken entiteiten voor wie de voorbereidingen voor de gewone algemene vergaderingen veelal net waren gestart, zich geconfronteerd zien met onoverkomelijke praktische moeilijkheden om die vergaderingen ook effectief volgens de gebruikelijke regels te houden, zonder de dwingende regels opgelegd ter bestrijding van het virus te overtreden. Daarom worden, naar het voorbeeld van gelijkaardige initiatieven in andere landen, tijdelijk een aantal versoepelingen en opties ingevoerd, die de eerder vermelde entiteiten de nodige flexibiliteit geven, zonder de rechten van de aandeelhouders en de leden uit het oog te verliezen.
De voorgestelde regeling geldt voor de gewone, bijzondere als buitengewone algemene vergaderingen. Dat laatste is dit jaar van bijzonder belang, omdat talloze vennootschappen en verenigingen zich hadden voorgenomen hun statuten aan te passen aan het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, dat op 1 januari 2020 op alle bestaande vennootschappen en verenigingen toepasselijk is geworden.
Ondanks het feit dat ze nog tot 1 januari 2024 de tijd hebben om hun statuten aan te passen, kiezen de meeste vennootschappen en verenigingen ervoor dat dit jaar al te doen.
Een algemene vergadering of een vergadering van een bestuursorgaan die werd opgeroepen voor de in het eerste lid bedoelde einddatum mag worden gehouden overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, zelfs als zij na deze datum wordt gehouden.
Deze oplossing is noodzakelijk voor de rechtszekerheid, in het licht van de duur van de oproepingstermijnen, en nu het onmogelijk is te voorzien wanneer en in welke mate de maatregelen ter verspreiding van de COVID-19 pandemie niet langer zullen worden opgelegd.
Ook zij die tot op 3 mei hun vergadering beslissen uit te stellen kunnen genieten van de verlenging van de in artikel 7 bedoelde periodes.
Het bovenstaande neemt vanzelfsprekend niet weg dat entiteiten met wijsheid van de geboden mogelijkheden moeten gebruikmaken en de optie kiezen die het belang van alle stakeholders het beste dient, en dit zowel wanneer zij kiezen voor een vergadering overeenkomstig artikel 6 als wanneer zij kiezen voor uitstel overeenkomstig artikel 7.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn strikt facultatief in die zin dat zij een regeling instellen die is aangepast aan de uitzonderlijke omstandigheden die zich stellen. Er wordt echter verduidelijkt dat de betrokken personen en entiteiten uiteraard vrij blijven om de gebruikelijke wettelijke regeling in haar geheel na te leven indien zij dit passender achten.
Artikel 5 De voorgestelde regeling geldt voor alle vennootschappen, verenigingen, rechtspersonen en contractuele ICB's, met inbegrip van rechtspersonen die in aanvullende orde onder het Wetboek van vennootschappen en verenigingen vallen, zoals bv. de publiekrechtelijke rechtspersonen en de Nationale Bank van België.
Zij geldt eveneens voor rechtspersonen met een algemene vergadering of een bestuursorgaan die de rechtspersoonlijkheid door of krachtens bijzondere wetgeving hebben verworven.
De Koning kan de bepalingen van dit hoofdstuk die van toepassing zijn op genoteerde vennootschappen toepasselijk verklaren op vennootschappen waarvan de aandelen of de certificaten die op die aandelen betrekking hebben worden verhandeld op een MTF of op een georganiseerde handelsfaciliteit.
Artikel 6 De eerste optie bestaat er in de vergadering te laten doorgaan, maar in omstandigheden die enerzijds verzoenbaar zijn met de maatregelen genomen naar aanleiding van de Covid-19 pandemie, en anderzijds toch aan de aandeelhouders en de leden toe te laten hun stemrecht uit te oefenen en hen de kans te geven vragen te stellen.
Daarnaast krijgt het bestuursorgaan de bevoegdheid om te beslissen dat de aandeelhouders of de leden uitsluitend op afstand mogen stemmen (in voorkomend geval met respect van de regels van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voor sommige rechtsvormen), in combinatie met stemmen per volmacht (onder dezelfde modaliteiten, en dus met naleving van o.m. de belangenconflictenregels waarin het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voorziet voor de naamloze vennootschap). De formulieren voor een stemming op afstand en de volmachten worden aan de entiteit bezorgd op het aangegeven adres, desnoods alleen elektronisch. Een gescande of gefotografeerde versie volstaat.
Nu stemmen op afstand alleen wettelijk is geregeld voor de naamloze vennootschap, wordt artikel 7:146 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen ook tijdelijk van toepassing verklaard op de besloten vennootschap, de coöperatieve vennootschap en andere rechtspersonen, die niet over een eigen wettelijk of statutaire regeling inzake stemming op afstand beschikken, met uitzondering van die regels uit artikel 7:146 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen die specifiek op de genoteerde naamloze vennootschappen van toepassing zijn.
Het besluit laat het bestuursorgaan van de bedoelde entiteiten toe op te leggen dat volmachten aan een welbepaalde persoon worden gegeven, op voorwaarde dat de volmachten specifieke steminstructies bevatten voor alle voorstellen van besluit. Dit laat toe de algemene vergadering in beperkte kring te organiseren. Weliswaar wordt op die manier het recht van de aandeelhouders en leden om hun eigen volmachthouder te kiezen beperkt. In de huidige omstandigheden is het evenwel niet mogelijk, noch verantwoord in het kader van de volksgezondheid, om vooral vennootschappen en verenigingen met een groot aantal aandeelhouders of leden te verplichten vergaderingen te organiseren waarop tientallen, honderden of duizenden personen (aandeelhouders of leden, of hun volmachthouders) fysiek aanwezig kunnen zijn. Systemen waarbij een dergelijk groot aantal personen actief op afstand kunnen deelnemen die voldoende garanties bieden dat ook alleen personen die gemachtigd zijn deel te nemen, effectief deelnemen, zijn niet wijd verspreid op de Belgische markt en het is hoe dan ook praktisch niet meer mogelijk om ze nu tijdig en op betrouwbare manier in werking te stellen. Bovendien blijkt dat de plaatsing van dergelijke systemen opnieuw de concentratie van een relatief groot aantal mensen op dezelfde plaats vereist, met mogelijke risico's voor verdere verspreiding van het virus. In tegenstelling tot wat de Raad van State suggereert is het in de huidige omstandigheden niet haalbaar dat alle aandeelhouders in genoteerde vennootschappen de vrijheid moeten behouden om hun eigen volmachthouder aan te stellen en deze toe te laten - het weze op afstand - aan de vergadering deel te nemen. In de huidige omstandigheden zouden de nagestreefde doelstellingen in de door de Raad van State aangehaalde bepalingen niet kunnen worden bereikt zonder de hier voorziene omkadering. Wel worden, zoals hierboven al aangehaald, volmachten enkel aanvaard als ze bindende steminstructies bevatten. Bovendien kunnen de bedoelde entiteiten (met inbegrip van de niet-genoteerde vennootschappen) gebruikmaken van een elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 7:137 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, met de daarin ingebouwde garanties, zelfs als zij niet beschikken over de daarvoor benodigde statutaire machtiging.
Uiteraard worden de inmiddels reeds ontvangen volmachten met steminstructies mee in aanmerking genomen, maar de betreffende volmachthouder moet zich niet fysiek aanbieden op de vergadering.
Anders dan de Raad van State lijkt te suggereren stemmen beide taalversies van artikel 6, § 1, vierde lid, wel degelijk met elkaar overeen: hoewel de woordvolgorde anders is, is er in de Nederlandse tekst wel degelijk sprake van de woorden "in afwijking van het tweede lid".
Wanneer zij niet kan garanderen dat de maatregelen ter bestrijding van de Covid-19 pandemie kunnen worden nageleefd kan de entiteit zelfs elke fysieke aanwezigheid verbieden, behalve als de vergadering beslissingen neemt die authentiek moeten worden vastgesteld in het geval dat de notaris fysiek aanwezig moet zijn. In dat geval moeten de regels inzake social distancing uiteraard worden nageleefd.
Dit laat toe als het nodig is de vergadering te houden met één enkele volmachthouder. De entiteit kan de aandeelhouders of leden tevens opleggen hun vragen schriftelijk te stellen tot de vierde dag vóór de vergadering. Kiest zij ervoor de aandeelhouders of leden toe te laten de vergadering rechtstreeks of in uitgesteld relais te volgen (bv. via een webcam of via een telefonische conferentie, zonder dat de aandeelhouders of de leden nochtans verplicht de mogelijkheid moeten hebben om actief tussen te komen), dan kan ze de vragen op dat ogenblik beantwoorden. Ze kan deze vragen ook schriftelijk beantwoorden, in welk geval ze de antwoorden ten laatste op de dag van de vergadering meedeelt. Genoteerde vennootschappen doen dat op hun website; andere entiteiten doen dat op de meest gerede wijze.
In antwoord op de opmerking van de Raad van State wordt verduidelijkt dat die termijn van vier dagen kan worden opgelegd, wat vooral van belang is voor bv. genoteerde vennootschappen, om hen een redelijke termijn te gunnen om de vragen schriftelijk te beantwoorden.
De entiteiten die kiezen voor een vergadering met één volmachthouder worden uiteraard aangemoedigd om de dialoog met hun aandeelhouders en leden te onderhouden, door bv. ook de vragen van hun aandeelhouders of leden die duidelijk aansluiten bij de agenda van de algemene vergadering maar nog niet werden beantwoord op de dag van de algemene vergadering, achteraf te beantwoorden. De antwoorden op de algemene vergadering kunnen bijvoorbeeld nieuwe terechte vragen oproepen.
De aangestelde volmachthouder, de leden van het bureau, de bestuurders en de commissaris kunnen in dergelijk geval geldig van op afstand deelnemen, bv. via telefonische of video-conferentie.
Gaat het om een algemene vergadering die voor een notaris moet worden gehouden, dan moet, naast een door de entiteit aangeduide vertegenwoordiger - bv. de ene volmachthouder waarvan hierboven sprake als de entiteit van die optie gebruik maakt - uiteraard ook de notaris aanwezig zijn.
Gelet op de bijzondere omstandigheden kunnen entiteiten die hun vergadering al hebben bijeengeroepen op het ogenblik waarop deze bijzondere regeling van kracht wordt, vooralsnog van deze regeling gebruikmaken, mits daarover de aandeelhouders en de leden correct te informeren.
Ten slotte wordt ook de verplichting voor genoteerde vennootschappen om aan aandeelhouders op naam bepaalde documenten toe te zenden per post tijdelijk opgeheven.
Onder verwijzing naar het advies van de Raad van State kan het volgende worden verduidelijkt. Het elektronisch communicatiemiddel bedoeld in de artikelen 5:89 (BV), 6:75 (CV) en 7:137 (NV) WVV: - is bedoeld voor vergaderingen met een groot aantal aandeelhouders die de vennootschap niet allemaal kent of kan kennen (dus in het bijzonder genoteerde vennootschappen en CV's met zeer veel aandeelhouders); - moet toelaten er zeker van te zijn dat (i) alle aandeelhouders (of hun volmachthouders) kunnen inloggen en ii) ook alleen aandeelhouders (of hun volmachthouders) kunnen inloggen en deelnemen. Een aantal genoteerde vennootschappen heeft de daarvoor benodigde statutaire machtiging, maar geen van hen heeft er ooit al gebruik van gemaakt.
Het door deze artikelen bedoelde "elektronisch communicatiemiddel" is een gesofisticeerde techniek die toelaat massaal virtueel aan een algemene vergadering deel te nemen, en kan inderdaad niet worden gelijkgesteld met een video- of conference call.
Zoals aangestipt in de commentaar onder artikel 6 is dergelijk systeem niet beschikbaar op de Belgische markt.
De artikelen 5:89 (BV), 6:75 (CV) en 7:137 (NV) WVV gaan niet over vergaderingen via video- of telefoonconferenties met een beperkt aantal personen, waar iedereen elkaar kent en kan identificeren, en die tellen als werkelijk gehouden vergaderingen (er is dan ook geen unanimiteit vereist, zoals voor een schriftelijke vergadering).
Vergaderingen via video- of telefoonconferenties met een beperkt aantal personen blijven perfect mogelijk. De algemene principes die gelden voor algemene vergaderingen bepalen dat om rechtsgeldig te kunnen vergaderen de aandeelhouders of leden moeten kunnen beraadslagen, het woord moeten kunnen voeren en hun stemrecht moeten kunnen uitoefenen. De invulling van deze principes is ook mogelijk via telefoon- of videoverbinding, gecombineerd met e-mail voor de uitwisseling van geschreven documenten.
Artikel 7 De tweede optie bestaat erin de algemene vergadering uit te stellen tot de toestand terug is genormaliseerd. Ook dit is toegelaten als de vergadering reeds is bijeengeroepen, op voorwaarde dat de aandeelhouders en leden daarover correct worden geïnformeerd. Het spreekt voor zich dat, gelet op de onder artikel 6 beschreven mogelijkheden, de entiteiten hiermee met de nodige voorzichtigheid moeten omgaan, maar onder sommige omstandigheden kan uitstel die toelaat de vergadering later volgens de normale regels te houden de betere optie zijn, in ieders belang.
In dat geval krijgen de betrokken entiteiten ook uitstel van tien weken voor een aantal wettelijke termijnen, zoals de verplichting de algemene vergadering binnen zes maanden na afsluiting van het boekjaar te houden, of nog, de verplichting de jaarrekening binnen zeven maanden na afsluiting van het boekjaar samen met een aantal andere stukken bij de NBB neer te leggen.
De Raad van State merkt op dat het voorgestelde artikel 7 de artikelen 4, 5 en 6 van Richtlijn nr. 2004/109/EG (van toepassing op genoteerde vennootschappen) op verschillende punten naast zich neerlegt. Het zou evenwel onverantwoord zijn om genoteerde vennootschappen te verplichten informatie bekend te maken waarvan vaststaat dat ze niet volledig of niet correct is, bv. omdat - door overmacht waarvoor zij geen enkele verantwoordelijkheid hebben - bepaalde cruciale personen afwezig zijn door ziekte, of doordat de commissarissen er niet in slagen hun controlewerkzaamheden tijdig af te ronden ten gevolge van de Covid-19 pandemie. Dit zou genoteerde vennootschappen ertoe verplichten precies aan te geven op welke punten de informatie mogelijk verkeerd, onvolledig of niet gecontroleerd is. Dat maakt de remedie erger dan de kwaal en zou leiden tot de miskenning van de basisdoelstellingen van Richtlijn 2004/109/EG. Ook de ongelijke behandeling met niet-genoteerde vennootschappen op dit punt zou niet verdedigbaar zijn.
Overigens heeft de FSMA al in een persbericht van 26 maart 2020 haar positie gegeven over de impact van de Covid-19 pandemie op de genoteerde vennootschappen. Deze maatregelen dragen er zorg voor dat het beleggerspubliek op elk moment zorgvuldig wordt geïnformeerd. Het voorgestelde artikel 7 wordt dus integraal gehandhaafd.
Dergelijk uitstel is niet toegelaten in geval van toepassing van de alarmbelprocedure bij negatief of dreigend negatief nettoactief, of ingeval van bijeenroeping op verzoek van 10% van de aandeelhouders of van de commissaris: in deze gevallen kan de vennootschap terugvallen op de eerste optie. Alleen de situaties worden geviseerd waarbij het nettoactief van de vennootschap negatief dreigt te worden of is geworden omdat men enige ademruimte wil gunnen aan vennootschappen die tijdelijke financiële moeilijkheden ondervinden ten gevolge van de Covid-19 pandemie. De Raad van State wordt niet gevolgd op dit punt.
Ook de bijkantoren van buitenlandse rechtspersonen krijgen uitstel om de stukken van hun moederhuis neer te leggen.
Artikel 8 Ten slotte wordt verduidelijkt dat het bestuursorgaan onder alle omstandigheden unaniem schriftelijk kan besluiten. Het bestuursorgaan kan ook (in voorkomend geval bij meerderheid) beraadslagen en besluiten via een elektronische communicatie die discussie toelaat.
Gaat het om beslissingen die voor notaris moeten worden genomen - men denke vooral aan toegestaan kapitaal - dan volstaat opnieuw dat één lid van het bestuursorgaan of een door het bestuursorgaan aangesteld persoon samen met de notaris fysiek vergadert; de andere leden kunnen deelnemen via de elektronische communicatie.
Artikel 9 Deze uitzonderlijke maatregelen hebben uitwerking vanaf 1 maart 2020.
Zij laten de betrokken entiteiten die sinds 1 maart 2020 een vergadering hebben bijeengeroepen, en die nog niet werd gehouden, toe van de maatregelen gebruik te maken. Ook voor verplichtingen gebonden aan wettelijke termijnen wordt, indien men kiest voor uitstel, logischerwijs de datum van 1 maart 2020 gekozen.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-eerste Minister, Minister van Justitie en Minister van Europese Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, K. GEENS
RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Advies 67.180/2 van 3 april 2020 over een ontwerp van koninklijk besluit nr. 4 `houdende diverse bepalingen inzake mede-eigendom en het vennootschaps-en verenigingsrecht in het kader van de strijd tegen de Covid-19 pandemie' Op 30 maart 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-eersteminister en minister van Justitie, belast met de Regie van Gebouwen, en minister van Europese Zaken verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit nr. ... `houdende diverse bepalingen inzake mede-eigendom en het vennoostschaps-en verenigingsrecht in het kader van de strijd tegen de Covid-19 pandemie'.
Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 3 april 2020. De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Patrick Ronvaux en Christine Horevoets, staatsraden, en Béatrice Drapier, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Yves Chauffoureaux, eerste auditeur.
Henri Culot, die als expert opgeroepen is op grond van artikel 82 van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft eveneens verslag uitgebracht.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot.
Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 3 april 2020.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 4, derde lid, van de wet van 27 maart 2020 `die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (I)', waarin verwezen wordt naar artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
ONDERZOEK VAN HET ONTWERP AANHEF 1. Het eerste lid van de aanhef moet herzien worden teneinde te verwijzen naar de "wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II), de artikelen 2, eerste lid, en 5, § 1, 1°, 3°, 4° en 6° ". In de aanhef moet bovendien uitdrukkelijk melding gemaakt worden van artikel 4, derde lid, van de wet van 27 maart 2020 `die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (I)' (hierna: "de wet van 27 maart 2020 (I)"), aangezien die bepaling een rechtvaardiging van de spoedbehandeling bevat voor de koninklijke besluiten die binnen haar toepassingsgebied vallen.
Aangezien die bepaling, die afwijkt van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wetten `op de Raad van State', niet vereist dat de spoedeisendheid gemotiveerd wordt in de aanhef van de koninklijke bijzonderemachtenbesluiten die vastgesteld worden op grond van de wet van 27 maart 2020 (I), moet het tweede lid van de aanhef ofwel weggelaten worden, ofwel opgenomen worden als een overweging die moet volgen op de aanhefverwijzing met betrekking tot dit advies.
Indien van die laatste mogelijkheid gebruikgemaakt wordt, moet die motivering van het spoedeisende karakter aangepast worden. In de aanhef berust ze op het feit dat de gewone algemene vergaderingen van rechtspersonen uitgesteld moeten worden tot na de Covid-19-crisis, maar het ontworpen dispositief (i) voorziet in verscheidene andere maatregelen dan een eenvoudig uitstel van de algemene vergaderingen, (ii) betreft ook andere dan gewone algemene vergaderingen en (iii) is van toepassing op entiteiten die geen rechtspersonen zijn. Er dient een ruimere formulering te worden gehanteerd, door bijvoorbeeld te verwijzen naar het feit dat de organen van de vennootschappen, verenigingen, rechtspersonen en instellingen voor collectieve belegging die zijn geregeld bij overeenkomst, moeten kunnen beraadslagen en beslissingen nemen zonder de gezondheid van hun leden in gevaar te brengen of bij te dragen tot de verspreiding van de pandemie. 2. In het derde lid dient, om dezelfde reden als die welke hierboven aangehaald is, de verwijzing naar artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de gecoördineerde wetten `op de Raad van State' vervangen te worden door een verwijzing naar artikel 4, derde lid, van de wet van 27 maart 2020 `die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (I)'. DISPOSITIEF Artikel 2 1. De toestemming om de algemene vergaderingen van mede-eigenaars uit te stellen tot na de datum die overeenkomstig artikel 577-4, § 2, 3°, van het Burgerlijk Wetboek bepaald is in de reglementen van interne orde van de mede-eigendom, vindt een rechtsgrond in artikel 5, § 1, 6°, van de wet van 27 maart 2020 `die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II)' (hierna: "de wet van 27 maart 2020 (II)"). Artikel 2, eerste lid, van het ontwerp is echter bindend, in zoverre het de verplichting oplegt dat de desbetreffende algemene vergaderingen "worden uitgesteld en moeten worden gehouden binnen vijf maanden na het verstrijken van deze periode". Die bepaling, die ertoe leidt dat algemene vergaderingen van mede-eigenaars verboden worden tijdens de periode die bepaald wordt in artikel 1 van het ontwerp, zou evenwel rechtsgrond kunnen ontlenen aan artikel 5, § 1, 1°, van de wet van 27 maart 2020 (II).
Ze geeft echter aanleiding tot de volgende opmerkingen. 2. Het verplichte uitstel van de algemene vergaderingen van mede-eigenaars geeft aanleiding tot een verschil in behandeling ten opzichte van de regeling waarin hoofdstuk 2 van het ontwerp voorziet voor andere entiteiten, die hunnerzijds mogen beslissen over organisatorische maatregelen die hen in staat stellen de vergaderingen van hun vennootschapsorganen te houden met inachtneming van de algemene dringende maatregelen die zijn vastgesteld om de verspreiding van het coronavirus Covid-19 te beperken (zoals inzonderheid gedefinieerd in het ministerieel besluit van 23 maart 2020 `houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken').Een dergelijk verschil in behandeling moet verantwoord worden in het licht van (i) de grondwettelijke regels van gelijkheid en van niet-discriminatie en (ii) het recht van bescherming van de eigendom dat gewaarborgd is bij artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Wordt dat verschil gehandhaafd, dan verdient het aanbeveling een dergelijke verantwoording op te nemen in het verslag aan de Koning.
In dat verband bestaat er twijfel over de pertinentie en de toereikendheid van de uitleg die in de toelichting bij artikel 2 in het verslag aan de Koning opgenomen is en die gebaseerd is op "de leeftijdscurve van de mede-eigenaars [die] gevarieerd is maar over het algemeen vrij hoog ligt, wat betekent dat de veiligheidsvoorschriften niet toelaten dat zij nog deelnemen aan deze algemene vergaderingen".
Voor die situaties zou immers gebruikgemaakt kunnen worden van sommige van de in hoofdstuk 2 bedoelde handelwijzen, middels de nodige voorzorgsmaatregelen. 3. Ook al is het aanvaardbaar in het licht van de bovenvermelde beginselen, dan nog rechtvaardigt dat verplichte uitstel en de daaruit voortvloeiende verlenging "van rechtswege" van het mandaat van de syndicus geenszins dat de mede-eigenaars de rechten ontzegd worden die inzonderheid voortvloeien uit artikel 577-6, § 11, van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat "[de] leden van de vereniging van mede-eigenaars kunnen, mits eenparigheid, schriftelijk alle beslissingen nemen die tot de bevoegdheden van de algemene vergadering behoren, met uitzondering van die welke bij authentieke akte moeten worden verleden", en artikel 577-8, §§ 6 en 7, van hetzelfde Wetboek, dat hun de mogelijkheid biedt om te allen tijde de syndicus te ontslaan of de rechter te verzoeken een voorlopig syndicus aan te wijzen. Hoofdstuk 1 van het ontwerp moet in die zin worden aangevuld. 4. Een dergelijke maatregel mag er niet toe leiden dat mede-eigenaars die tussen 10 maart 2020 en de bekendmaking van het ontwerpbesluit hun algemene vergadering op rechtmatige wijze gehouden hebben, ertoe verplicht worden om een nieuwe algemene vergadering te houden.Een dergelijke terugwerking zou de rechtszekerheid ernstig aantasten en bovendien contraproductief zijn in het licht van de doelstellingen die de steller van het ontwerp nastreeft, door de betrokkenen te verplichten om nogmaals bijeen te komen.
Hoofdstuk 1 van het ontwerp moet eveneens in die zin worden aangevuld. 5. De inspecteur van Financiën heeft in zijn advies van 26 maart 2020 over het voorliggende ontwerp de volgende opmerking gemaakt die aansluit bij de hierboven geuite bezorgdheden: "2.1 De bepalingen omtrent mede-eigendom dienen meer rekening te houden met de belangen van de mede-eigenaars. Zeker als de sperperiode verlengd gaat worden na 5/4/2020, kan een algemeen verbod op het houden A.V. binnen mede-eigendommen (+ uitstel van 5 maanden na sperperiode) voor problemen zorgen.(1) Zo is niet voorzien dat een A.V. bv. volledig schriftelijk kan doorgaan als de mede-eigenaars belangrijke beslissingen wensen te nemen (ontslag syndicus, grote uitgaven, wanbetaling, goedkeuring rekeningen, etc.). Ook de procedure met het werken van volmachthouders (art. 577-6, § 7) kan tijdelijk versoepeld worden. Terwijl het OKB bij vennootschappen bepaalt dat A.V. niet uitgesteld mag worden als 10 % van de aandeelhouders zelf om de A.V verzocht hebben, is deze regel van toepassing bij mede-eigendom. Art. 577-6, § 2 BW bevat nochtans een gelijkaardige bijeenroepingsbepaling (20 % mede-eigenaars). De vraag kan met andere woorden gesteld worden of de uitzonderingsbepalingen die men voorzien heeft voor de vennootschappen, ook niet deels kan voorzien voor de mede-eigendom". 6. Waar in het eerste lid rekening gehouden wordt met de in artikel 1 bedoelde "eventueel verlengde" periode, is dat niet het geval voor het tweede en het derde lid.Daaruit volgt dat, volgens de tekst van het ontwerp, de mandaten van de syndici en leden van de raden van mede-eigendom en de contracten tussen de syndicus en de vereniging van mede-eigenaars die zouden aflopen tijdens de eventuele verlenging waartoe de Koning krachtens artikel 1 zou hebben besloten, niet verlengd zouden worden, in tegenstelling tot de mandaten en de contracten die zouden aflopen tussen 10 maart 2020 en 19 april 2020.
Het tweede en het derde lid moeten worden herzien om die incoherentie weg te werken. 7. In het derde lid zou gepreciseerd moeten worden dat het contract waarnaar het verwijst, "van rechtswege" verlengd wordt en zou de duur van die verlenging aangeven moeten worden. Artikelen 4 en 9 1. Volgens de bespreking van artikel 4 in het verslag aan de Koning, laten de in hoofdstuk 2 beoogde maatregelen "vennootschappen, verenigingen, [icb's] en andere rechtspersonen die sinds 1 maart 2020 een vergadering hebben bijeengeroepen, en die nog niet werd gehouden, toe van de maatregelen gebruik te maken".(2) (eigen cursivering). Een dergelijke precisering, als zou de ontworpen afwijkende regeling niet van toepassing zijn op de vergaderingen die reeds plaatsgevonden hebben, wordt herhaald in de toelichting bij artikel 9.
Dat is niet wat de tekst van dat artikel 9, tweede lid, tot uitdrukking brengt, zoals blijkt uit het gebruik van het voltooid deelwoord "gehouden" in die bepaling.
Artikel 9, tweede lid, moet herzien worden zodat het in overeenstemming is met de bespreking van de artikelen 4 en 9, wat, ter wille van de duidelijkheid, zou kunnen gebeuren, door een onderscheid te maken tussen het verloop van de algemene vergadering en de bijeenroeping ervan en de redactie te stellen als volgt: "Dit hoofdstuk is van toepassing op elke vergadering van een bestuursorgaan en op elke algemene vergadering die had moeten worden gehouden en op elke bijeenroeping van een bestuursorgaan en van een algemene vergadering die verstuurd of bekendgemaakt is of verstuurd of bekendgemaakt had moeten worden, vanaf 1 maart 2020, evenals op elke periode (...)." Gelet op het feit dat het ontworpen besluit terugwerkende kracht heeft tot 1 maart 2020, zoals in artikel 9 bepaald wordt, zou het, ter wille van de rechtszekerheid, aangewezen zijn dat in het dispositief uitdrukkelijk gepreciseerd wordt dat de afwijkende regeling waarin het ontwerp voorziet niet geldt voor de reeds gehouden vergaderingen, meer bepaald om te vermijden dat er een geschil ontstaat over de geldigheid van de vergaderingen die rechtsgeldig gehouden zijn volgens het thans geldende recht, ook al is dat sedert 1 maart 2020.
Daartoe zou artikel 9, tweede lid, aangevuld kunnen worden met de volgende zin : "Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de vergaderingen van de voornoemde organen die sedert 1 maart 2020 gehouden zijn overeenkomstig de regels die golden vóór de inwerkingtreding van dit besluit." 2. Los daarvan wordt in de Franse tekst van artikel 4 verwezen naar de periode van 10 maart 2020 tot 19 april 2020, terwijl de Nederlandse tekst verwijst naar de periode van 1 maart 2020 tot 19 april 2020. Beide taalversies moeten met elkaar in overeenstemming gebracht worden. Gelet met name op de redactie van beide taalversies van artikel 9, lijkt het de Nederlandse tekst van artikel 4 te zijn die de bedoeling van de steller van het ontwerp correct weergeeft.
Het volledige hoofdstuk 2 moet hoe dan ook herzien worden naargelang van de keuze die op dat punt door de steller van het ontwerp gemaakt zal worden.
Artikel 5 1. Het eerste lid bepaalt dat hoofdstuk 2 van het ontwerp "van toepassing [is] op alle vennootschappen, verenigingen, en rechtspersonen die worden beheerst door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (...)" (eigen cursivering).
In artikel 41, § 1, van de wet van 23 maart 2019 `tot invoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en houdende diverse bepalingen' wordt evenwel bepaald dat de erin bedoelde rechtspersonen gedurende een overgangsperiode die nog loopt "beheerst [blijven] door het Wetboek van vennootschappen [van 7 mei 1999], respectievelijk door de wet van 31 maart 1898 op de beroepsvereniging".
Er dient voor gezorgd te worden dat die rechtspersonen ook in aanmerking kunnen komen voor de bepalingen van hoofdstuk 2 van het ontwerp door het toepassingsgebied van dat hoofdstuk tot hen uit te breiden omdat anders een niet-gerechtvaardigd verschil in behandeling zou ontstaan tussen twee categorieën van rechtspersonen, vennootschappen of verenigingen. 2. Volgens artikel 5, eerste lid, is hoofdstuk 2 niet alleen van toepassing op "alle vennootschappen, verenigingen, en rechtspersonen die worden beheerst door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, en op instellingen voor collectieve belegging opgericht bij overeenkomst" maar ook "op de Nationale Bank van België". In het vervolg van het ontwerp, ook in de bepalingen die ertoe strekken hun werkingssfeer in herinnering te brengen, is er geen sprake meer van de Nationale Bank van België.
Volgens artikel 2, tweede lid, van de wet van 22 februari 1998 `tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België' gelden voor de Bank, "aanvullend, de bepalingen betreffende de naamloze vennootschappen". Artikel 2, vierde lid, van de statuten van de Nationale Bank van België bepaalt dat, "[o]nverminderd het eerste en het tweede lid, (...) de Bank een naamloze vennootschap [is] die een openbaar beroep op het spaarwezen doet of gedaan heeft".
Heel wat andere rechtspersonen naar Belgisch recht hebben een statuut dat deels onder het publiekrecht valt, dat voor het overige aangevuld wordt met een verwijzing naar de bepalingen van het vennootschaps- en verenigingsrecht. Dat is bijvoorbeeld het geval met de intercommunales.
In het ontworpen besluit of althans in het verslag aan de Koning zou dan ook verduidelijkt moeten worden of hoofdstuk 2 van het ontwerp van toepassing is op die rechtspersonen, zonder onderscheid, omdat dat anders aanleiding zou kunnen geven tot interpretaties a contrario die waarschijnlijk niet overeenstemmen met de bedoeling van de steller van het ontwerp of tot een discriminerende behandeling van de rechtspersonen die niet in aanmerking zouden kunnen komen voor de bepalingen van het ontworpen besluit.
Wat betreft de bij wet opgerichte publiekrechtelijke rechtspersonen, kunnen de woorden "niettegenstaande elke andere wettelijke, reglementaire of statutaire andersluidende bepaling" in het eerste lid uiteraard niet in die zin geïnterpreteerd worden dat de betrokken wetgever of de Koning door de uitoefening van bijzondere machten geen specifieke regels kan bepalen met betrekking tot die rechtspersonen gedurende de betreffende pandemieperiode.
Artikelen 6 en 7 Behalve wanneer het de bedoeling is dat bepalingen van hoofdstuk 2 specifiek op een welbepaalde rechtspersoonsvorm van toepassing zijn,(3) dienen in de tekst van de bijzondere bepalingen van het ontwerp de onderdelen van die bepalingen geschrapt te worden die hun werkingssfeer in herinnering brengen zoals die op algemene wijze voortvloeit uit artikel 5, eerste lid, van het ontwerp. Een dergelijke werkwijze onderstelt dat een antwoord geboden wordt op de vraag of hoofdstuk 2 van toepassing is op de Nationale Bank van België.
Artikel 6 1. Artikel 6, § 1, eerste lid, 1°, bepaalt dat, ingeval op afstand gestemd wordt, "de modaliteiten [nageleefd moeten worden] die het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voorschrijft, tenzij dit artikel daarvan afwijkt". In het voornoemde wetboek zijn die nadere regels evenwel enkel opgenomen in zijn artikel 7:146, dat enkel op naamloze vennootschappen van toepassing is. De wetgever heeft geoordeeld dat die nadere regels nodig zijn om de rechten van de aandeelhouders te vrijwaren ingeval schriftelijk gestemd wordt.
Om het stemmen op afstand mogelijk te maken en om ervoor te zorgen dat het voldoende in overeenstemming is met de rechten van de aandeelhouders, de vennoten of de leden in de andere vennootschapsvormen, in de verenigingen, in de andere rechtspersonen en in de instellingen voor collectieve belegging opgericht bij overeenkomst, zou in het ontworpen besluit bepaald kunnen worden dat de bepalingen van artikel 7:146 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen mutatis mutandis van toepassing zijn op die andere entiteiten. 2. Volgens artikel 6, § 1, tweede lid, zou het bestuursorgaan van de bedoelde entiteit verantwoordelijk kunnen zijn voor het aanduiden van de volmachthouders in geval van toepassing van paragraaf 1, eerste lid, 2°, aangezien dat orgaan zou kunnen beslissen dat enkel de entiteit zelf of elke andere door het bestuursorgaan aangeduide persoon die hoedanigheid van volmachthouder zou hebben. Een dergelijke regeling verleent hem een belangrijke bevoegdheid zonder rekening te houden met het feit dat: - volgens artikel 6, § 2, het bestuursorgaan er ook kan voor zorgen dat de algemene vergadering plaatsvindt zonder de fysieke aanwezigheid van onder meer de volmachthouders; - volgens artikel 6, § 4, de volmachthouders er zelf kunnen voor kiezen op afstand deel te nemen aan de bijeenkomst van de algemene vergadering.
In dergelijke gevallen kan het streven om ervoor te zorgen dat de algemene vergadering gehouden kan worden zonder dat tal van personen fysiek vergaderen en de beschermingsregels schenden die nodig zijn in de strijd tegen de verspreiding van Covid-19, niet rechtvaardigen dat het bestuursorgaan mogelijk verantwoordelijk is voor het aanduiden van de volmachthouders.
Dat er een pandemie heerst kan immers niet rechtvaardigen dat een vennootschap of een soortgelijke entiteit zichzelf controleert, noch dat de bestuurders ervan aan de controle van de algemene vergadering onttrokken worden, wat de toepasselijke regels steeds geprobeerd hebben te verhinderen, zoals inzonderheid blijkt uit de artikelen 7:56, 7:217, § 1, tweede lid, en 7:224 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
De maatregel zoals die wordt voorgesteld, gaat aldus verder dan het strikte kader van de machtiging die bij de wet van 27 maart 2020 (II) aan de Koning verleend wordt en die enkel toestaat dringende maatregelen te nemen ter bestrijding van de Covid-19-pandemie.
Opdat het ontworpen besluit de proportionaliteitstest, die inherent is aan de tenuitvoerlegging van de bijzondere machten, beter zou doorstaan, moet de steller van het ontwerp erop toezien dat de voorgestelde maatregelen niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken, en moet hij de noodzaak van de maatregelen die van het vennootschaps- en verenigingsrecht afwijken, kunnen rechtvaardigen ten aanzien van het nagestreefde doel voor de vaststelling van maatregelen in het kader van de bijzondere machten zoals die door de machtigingswet worden gelimiteerd.
In het dispositief zou men aldus bijvoorbeeld een onderscheid kunnen maken tussen, enerzijds, de gevallen waarin de algemene vergadering zou plaatsvinden zonder dat de aandeelhouders, de leden of andere personen die het recht hebben de vergadering bij te wonen, alsook hun volmachthouders fysiek aanwezig zijn, en, anderzijds, de andere gevallen. Dan zou het aanvaardbaar zijn dat de aanwijzing van andere volmachthouders dan de entiteit zelf, of andere dan aangeduid door het bestuursorgaan enkel mogelijk is indien de volmachthouder gebruik maakt van de mogelijkheid om de vergadering vanop afstand bij te wonen, zoals bepaald in artikel 6, § 4.
Naar het voorbeeld van wat in artikel 7:143, § 4, eerste lid, 2°, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen in het daar geregelde geval reeds bepaald is voor de genoteerde vennootschappen, zou men in alle bedoelde entiteiten ook kunnen stellen dat, indien de volmachthouder de entiteit zelf is of door de entiteit aangewezen is, hij alleen zijn stemrecht kan uitoefenen als zijn volmacht de beoordelingsbevoegdheid van de volmachthouder uitsluit, namelijk enkel "op voorwaarde dat hij voor ieder onderwerp op de agenda over specifieke steminstructies beschikt".
Ten slotte zou het ontwerpbesluit, zelfs als de statuten zulks verbieden of niet toestaan, de mogelijkheid kunnen bieden om een algemene vergadering te organiseren waar de vennoten, aandeelhouders of leden kunnen deelnemen en stemmen via een elektronisch communicatiemiddel (naar het voorbeeld van artikel 7:137 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen). In de entiteiten met slechts een klein aantal vennoten, aandeelhouders of leden zou die mogelijkheid, in de praktijk, makkelijk te bewerkstelligen zijn en een betere bescherming van de rechten van de vennoten, aandeelhouders of leden bieden dan het stemmen per brief of bij volmacht, in die zin dat daardoor de vennoot, de aandeelhouder of het lid kunnen deelnemen aan de algemene vergadering. Artikel 8, tweede lid, van het ontwerp voorziet overigens in die mogelijkheid voor de vergaderingen van het bestuursorgaan, die in veel gevallen niet significant veel minder deelnemers tellen dan de algemene vergadering. 3. Wat meer in het bijzonder de genoteerde vennootschappen betreft, biedt artikel 6, § 1, tweede lid, aan de vennootschap de mogelijkheid om de keuze van de volmachthouder te laten beperken door de aandeelhouder. Artikel 10 van richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad 11 juli 2007 `betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen' bepaalt evenwel inzonderheid wat volgt: "1. Elke aandeelhouder heeft het recht een andere natuurlijke of rechtspersoon aan te wijzen als volmachthouder om in zijn naam deel te nemen aan en te stemmen in een algemene vergadering. (...) Afgezien van de eis dat de volmachthouder handelingsbekwaamheid bezit, schaffen de lidstaten alle rechtsregels af die de mogelijkheid voor personen om als volmachthouder te worden aangewezen, beperken of die de vennootschappen toestaan deze mogelijkheid te beperken. (...) 3. Afgezien van de beperkingen die volgens de leden 1 en 2 uitdrukkelijk zijn toegestaan, mogen de lidstaten het bij volmacht uitoefenen van aandeelhoudersrechten uitsluitend beperken, of toestaan dat vennootschappen dit doen, ter behandeling van potentiële belangenconflicten tussen de volmachthouder en de aandeelhouder in wiens belang de volmachthouder gehouden is op te treden, en daarbij mogen de lidstaten uitsluitend de hiernavolgende eisen stellen: (...)".
Aangezien het niet dienstig is de artikelen 36 en 52 van het Verdrag `betreffende de werking van de Europese Unie' in casu aan te halen en geen andere bepaling van het recht van de Europese Unie, wat dispositieven betreft zoals dat van het ontwerp, de lidstaten van de Europese Unie toelaat om af te wijken van de voorschriften ervan, moet het dispositief aldus herzien worden dat onverenigbaarheid met de voornoemde richtlijn voorkomen wordt, op het stuk van het toepassingsgebied ervan. 4. Luidens artikel 6, § 1, tweede lid, mag "de volmachthouder de vennootschap, de vereniging, de rechtspersoon of de instelling voor collectieve belegging opgericht bij overeenkomst" zijn.Alleen een rechtspersoon mag evenwel optreden als volmachthouder.
Bijgevolg dient de draagwijdte van die bepaling beperkt tot worden tot de "rechtspersonen" of dient, eenvoudiger, aangegeven te worden dat het bestuursorgaan kan opleggen "dat de volmachthouder elke persoon kan zijn die het aanduidt, met naleving van (...)". 5. De woorden "Par dérogation à l'alinéa 2," in de Franse tekst van artikel 6, § 1, vierde lid, worden niet weergegeven in de Nederlandse tekst van die bepaling. De twee taalversies moeten in overeenstemming gebracht worden. 6. Artikel 6, § 1, vijfde lid, bepaalt dat de documenten de vennootschap, de vereniging, de rechtspersoon of de instelling voor collectieve belegging opgericht bij overeenkomst moeten bereiken "ten laatste de vierde dag die de dag van de algemene vergadering voorafgaat". Het is de afdeling Wetgeving niet duidelijk waarin de vaststelling van een dergelijke termijn - terwijl geen termijn vastgesteld is in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voor de niet genoteerde vennootschappen en het voormelde Wetboek in een termijn van zes dagen voorziet voor de genoteerde bedrijven - nodig zou zijn in het licht van de machtiging waarop het ontwerp berust, te weten, luidens artikel 2, eerste lid, van de wet van 27 maart 2020 (II), "reageren op de coronavirus COVID-19 epidemie of pandemie en de gevolgen ervan op(...)vangen,".
Dezelfde opmerking geldt voor artikel 6, § 3, van het ontwerp. 7. In de context van een bepaling in verband met de interne werking van een vennootschap, vereniging, rechtspersoon of instelling voor collectieve belegging opgericht bij overeenkomst, moet het begin van artikel 6, § 3, tweede lid, aldus aangevuld worden dat daarin het bestuursorgaan van die entiteiten beoogd wordt in plaats van die entiteiten zelf.8. Paragraaf 6 zou ook kunnen voorzien in afwijkende nadere regels die van toepassing zijn op de, al dan niet genoteerde, vennootschappen teneinde ze vrij te stellen van de verplichting om documenten ter beschikking te stellen op hun zetel (zie bijvoorbeeld de artikelen 7:132, tweede lid, en 7:148 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen) door in de plaats daarvan de verplichting op te leggen om de documenten elektronisch te versturen naar de personen die het recht hebben om ze te ontvangen en zulks wensen. Artikel 7 1. De termijnen verlengen, zoals dat bepaald is in paragraaf 2, tweede lid, 1°, van artikel 7, zou een schending betekenen van de artikelen 4, lid 1, 5, lid 1, en 6 van richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 `betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG', die respectievelijk bepalen dat de uitgevende instelling "haar jaarlijks financieel verslag uiterlijk vier maanden na het einde van elk boekjaar openbaar [maakt]", dat de instelling die aandelen of obligaties uitgeeft, "haar halfjaarlijks financieel verslag over de eerste zes maanden van het boekjaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden na afloop van de verslagperiode, bekend[maakt]" en dat dit verslag "uiterlijk zes maanden na het einde van elk boekjaar openbaar gemaakt [wordt]".2. In paragraaf 3, eerste lid, zouden alle gevallen beoogd moeten worden waarin het bijeenroepen van een algemene vergadering (buiten een gewone algemene vergadering) verplicht is, met name in de gevallen beoogd in de artikelen 5:153, § 2, 6:119, § 2, en 7:228 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, die niet, of niet volledig, inbegrepen zijn in de in het ontwerp gebruikte wending "wanneer het netto-actief negatief dreigt te worden of is".3. De artikelen 2:24, § 3, 2°, en 3:20, § 1, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen zijn niet uitsluitend van toepassing op de Belgische bijkantoren van buitenlandse vennootschappen die vallen onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Unie maar op de Belgische bijkantoren van alle buitenlandse vennootschappen. Het dispositief moet aldus uitgebreid worden dat daarin ook de Belgische bijkantoren beoogd worden van buitenlandse vennootschappen die vallen onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Unie.
De griffier, De Voorzitter, Béatrice DRAPIER Pierre VANDERNOOT _______ Nota's (1) Voetnoot 2 van het geciteerde advies: Incl.bijkomende geschillen voor vrederechters. (2) Afhankelijk van het gevolg dat zal worden gegeven aan de opmerking die bij punt 2 gemaakt is, zou de relevante datum 10 maart 2020 kunnen zijn.(3) Dat is bijvoorbeeld het geval in artikel 6, §§ 3, derde en vierde lid, en 5, tweede en derde lid, in artikel 7, §§ 2, tweede en derde lid, en 3, tweede en derde lid, respectievelijk voor de genoteerde vennootschappen en de andere betrokken rechtspersonen, of voor de verschillende gevallen die in artikel 7, §§ 2 en 4, opgesomd worden. 9 APRIL 2020. - Koninklijk besluit nr. 4 houdende diverse bepalingen inzake mede-eigendom en het vennootschaps- en verenigingsrecht in het kader van de strijd tegen de Covid-19 pandemie FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus Covid-19 (I), artikel 4, derde lid;
Gelet op de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus Covid-19 (II), de artikelen 2, eerste lid, en 5, § 1, 1°, 3°, 4° en 6° ;
Gelet op de hoogdringendheid gemotiveerd door de omstandigheid dat, als gevolg van de crisis gerelateerd aan de Covid-19 pandemie, dringende maatregelen moeten worden genomen die betrekking hebben op de organisatie en bijeenroeping van de algemene vergadering van mede-eigenaars, en van vergaderingen van rechtspersonen;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 maart 2020;
Gelet op de regelgevingsimpactanalyse van 26 maart 2020;
Gelet op het akkoord van de Minister van begroting d.d. 28 maart 2020;
Gelet op advies 67.180/2 van de Raad van State, gegeven op 3 april 2020, met toepassing van artikel 4, derde lid, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus Covid-19 (I);
Op de voordracht van de Minister van Justitie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene vergaderingen van mede-eigenaars Afdeling 1. - Periode waarbinnen
de maatregelen van dit hoofdstuk gelden
Artikel 1.De bepalingen voorzien in dit hoofdstuk zijn van toepassing gedurende de periode van 10 maart 2020 tot en met 3 mei 2020. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de einddatum van deze periode aanpassen. Afdeling 2. - Het uitstel van de algemene vergadering en de gevolgen
Art. 2.Alle algemene vergaderingen van mede-eigenaars zoals bedoeld in de artikelen 577-3 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, die niet kunnen doorgaan omwille van de veiligheidsvoorschriften gerelateerd aan het Covid-19 pandemie gedurende de in artikel 1 bedoelde periode, moeten worden gehouden binnen vijf maanden na het verstrijken van deze periode, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid van artikel 577-6, § 11, van het Burgerlijk Wetboek.
In het geval van uitstel van de algemene vergadering, wordt de duur van de mandaten van de bij besluit van de algemene vergadering benoemde syndici en leden van de raden van mede-eigendom die aflopen binnen de in het eerste artikel bedoelde periode, van rechtswege verlengd tot de eerstvolgende algemene vergadering die na deze periode wordt gehouden.
In het geval van uitstel van de algemene vergadering, wordt, tijdens in het eerste artikel bedoelde de periode, en tot de eerstvolgende algemene vergadering die na deze periode wordt gehouden, het contract tussen de syndicus en de vereniging van mede-eigenaars van rechtswege verlengd. De syndicus oefent zijn bevoegdheden uit overeenkomstig de beslissingen van de laatste algemene vergadering en in overeenstemming met de op die vergadering goedgekeurde begroting.
In het geval van uitstel van de algemene vergadering, wordt de geldigheidsduur van de door de algemene vergadering aan de raad van mede-eigenaars verleende opdrachten en bevoegdheidsdelegaties verlengd tot de eerstvolgende algemene vergadering van mede-eigenaars. Afdeling 3. - Inwerkingtreding
Art. 3.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 10 maart 2020. HOOFDSTUK 2. - Algemene vergaderingen en vergaderingen van bestuursorganen Afdeling 1. - Periode waarbinnen de maatregelen
van dit hoofdstuk gelden en draagwijdte
Art. 4.De bepalingen voorzien in dit hoofdstuk zijn van toepassing gedurende de periode van 1 maart 2020 tot en met 3 mei 2020. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de einddatum van deze periode aanpassen.
Onverminderd het eerste lid mag een algemene vergadering of een vergadering van een bestuursorgaan opgeroepen vóór de in het eerste lid bedoelde einddatum worden gehouden overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, zelfs als zij na deze datum wordt gehouden.
De bepalingen van dit hoofdstuk voorzien in een facultatieve regeling.
De entiteiten bedoeld in artikel 5, eerste lid, die ervoor kiezen geen gebruik te maken van de aangeboden opties, dienen zich volledig te houden aan het regime dat anders in dit verband op hen van toepassing zou zijn. Afdeling 2. - Toepassingsgebied
Art. 5.Dit hoofdstuk is van toepassing: 1° op alle vennootschappen, verenigingen, en rechtspersonen die worden beheerst door het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, door het Wetboek van vennootschappen, door de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen, door de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen, en door de wet van 12 juli 1989 houdende verscheidene maatregelen tot toepassing van de Verordening (EEG) nr.2137/85 van de Raad van 25 juni 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden, en op instellingen voor collectieve belegging opgericht bij overeenkomst, niettegenstaande elke andere wettelijke, reglementaire of statutaire andersluidende bepaling; 2° op rechtspersonen die in het leven zijn geroepen door of krachtens een bijzondere wet of een bijzonder reglement, voor zover zij een orgaan van bestuur of een algemene vergadering hebben. De Koning kan de bepalingen van dit hoofdstuk die van toepassing zijn op genoteerde vennootschappen toepasselijk verklaren op vennootschappen waarvan de aandelen of de certificaten die op die aandelen betrekking hebben worden verhandeld op een multilaterale handelsfaciliteit als bedoeld in artikel 3, 10°, van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU, of op een georganiseerde handelsfaciliteit als bedoeld in artikel 3, 13° van voornoemde wet. Afdeling 3. - Verloop van de algemene vergadering
Art. 6.§ 1. Het bestuursorgaan kan, zelfs zonder enige statutaire machtiging, aan de deelnemers aan elke algemene vergadering opleggen om hun rechten uitsluitend uit te oefenen: 1° door vóór de algemene vergadering op afstand te stemmen;en 2° door een volmacht te verlenen vóór de algemene vergadering, met naleving van de modaliteiten die het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voorschrijft, tenzij dit artikel daarvan afwijkt. Wat betreft het eerste lid, 1°, gebeurt dit voor naamloze vennootschappen door middel van een formulier dat het bestuursorgaan ter beschikking stelt, of via een website beschikbaar is, met naleving van artikel 7:146 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, tenzij dit artikel daarvan afwijkt. Voor de andere entiteiten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, worden daarbij hetzij de statuten nageleefd, hetzij, bij gebrek aan een statutaire bepaling, artikel 7:146 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen in zoverre het regels vastlegt die op alle naamloze vennootschappen toepassing vinden, tenzij dit artikel daarvan afwijkt.
Wat betreft het eerste lid, 2°, kan het bestuursorgaan opleggen dat de volmachthouder een door hem aangewezen persoon is, met naleving van de mogelijke regels inzake belangenconflicten die het Wetboek van vennootschappen en verenigingen of, in voorkomend geval, andere bijzondere wetten of reglementen voorschrijven, voor zover deze van toepassing zijn. Deze volmachthouder mag slechts namens de aandeelhouder of het lid stemmen op voorwaarde dat hij voor ieder onderwerp op de agenda over specifieke steminstructies beschikt.
De bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen inzake het openbaar verzoek tot verlening van volmachten zijn niet van toepassing in het kader van dit artikel.
Als de entiteit als bedoeld in artikel 5, eerste lid, reeds een geldige volmacht met specifieke steminstructies heeft ontvangen maar waarvan de volmachthouder niet de entiteit als bedoeld in artikel 5, eerste lid, is, noch een andere persoon door diens bestuursorgaan aangeduid, worden, in afwijking van het derde lid, de stemmen of onthoudingen uitgedrukt in deze volmacht in aanmerking genomen, zonder dat de volmachthouder op de vergadering aanwezig moet zijn.
De documenten als bedoeld in deze paragraaf kunnen worden verzonden naar het adres aangegeven door de entiteit als bedoeld in artikel 5, eerste lid, met alle mogelijke middelen, waaronder bij middel van een e-mail met een gescande of een gefotografeerde kopie van het ingevulde en ondertekende formulier of de ingevulde en ondertekende volmacht als bijlage. Deze documenten moeten de genoteerde vennootschap ten laatste de vierde dag die de dag van de algemene vergadering voorafgaat bereiken. De andere entiteiten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, kunnen opleggen dat deze documenten hen de vierde dag die de dag van de algemene vergadering voorafgaat bereiken. § 2. Wanneer een entiteit als bedoeld in artikel 5, eerste lid, gebruikmaakt van paragraaf 1, kan zij elke fysieke aanwezigheid van aandeelhouders, leden of andere personen die het recht hebben de algemene vergadering bij te wonen of van hun lasthebbers verbieden, met uitzondering, in voorkomend geval, van de personen als bedoeld in paragraaf 4, wanneer zij niet kan garanderen dat de op dat ogenblik geldende maatregelen ter bestrijding van de Covid-19 pandemie kunnen worden nageleefd.
Het is de in artikel 5, eerste lid, bedoelde entiteiten eveneens toegelaten aan de deelnemers aan elke algemene vergadering een elektronisch communicatiemiddel als bedoeld in artikel 7:137 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen ter beschikking te stellen, met naleving van de modaliteiten die het Wetboek van vennootschappen of verenigingen voorschrijft, zelfs zonder statutaire machtiging. § 3. Wanneer een entiteit als bedoeld in artikel 5, eerste lid, gebruikmaakt van paragraaf 1, kan zij opleggen dat haar alleen schriftelijke vragen worden gesteld met naleving van de modaliteiten die het Wetboek van vennootschappen en verenigingen voorschrijft, tenzij dit artikel daarvan afwijkt.
Zij kan tevens opleggen dat aandeelhouders of leden hun vragen ten laatste de vierde dag die de dag van de algemene vergadering voorafgaat, aan de entiteit overmaken.
Het bestuursorgaan beantwoordt deze vragen schriftelijk ten laatste op de dag van de algemene vergadering maar vóór de stemming, of mondeling indien het ervoor kiest (i) de algemene vergadering rechtstreeks of onrechtstreeks uit te zenden via een telefonische- of een videoconferentie als bedoeld in paragraaf 4, op een wijze die toegankelijk is voor elke persoon die het recht heeft deel te nemen aan de algemene vergadering of (ii) gebruik te maken van paragraaf 2, laatste lid.
Genoteerde vennootschappen, die ervoor kiezen om overeenkomstig het vorige lid de vragen schriftelijk te beantwoorden, maken het antwoord op de schriftelijke vragen bekend op hun website.
De andere entiteiten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, dragen er zorg voor de antwoorden op de schriftelijke vragen bekend te maken op zodanige wijze dat zij redelijkerwijze ter kennis worden gebracht van de aandeelhouders, de leden en andere personen die het recht hebben deel te nemen aan de algemene vergadering. § 4. Wanneer een entiteit als bedoeld in artikel 5, eerste lid, gebruikmaakt van paragraaf 1, kunnen de leden van het bureau van de algemene vergadering, als dat wordt samengesteld, de leden van het bestuursorgaan, de commissaris en de persoon aan wie in voorkomend geval een volmacht werd gegeven in toepassing van paragraaf 1, eerste lid, 2°, geldig op afstand aan de vergadering deelnemen, zoals door middel van een telefonische- of een videoconferentie, en op die wijze hun taken met betrekking tot de algemene vergadering vervullen. Dit lid verplicht entiteiten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, niet om een deelname aan de vergadering te organiseren volgens dezelfde modaliteiten voor de aandeelhouders, leden of de andere personen die het recht hebben deel te nemen aan de algemene vergadering, wanneer zij niet kunnen garanderen dat de op dat ogenblik geldende maatregelen ter bestrijding van de Covid-19 pandemie kunnen worden nageleefd.
Voor die algemene vergaderingen waarvan de beslissingen bij authentieke akte moeten worden vastgesteld, volstaat de fysieke verschijning voor de notaris met het oog op de ondertekening van de akte: 1° in het geval als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 1°, van één enkel lid van het bestuursorgaan, daartoe gemachtigd, of elke andere persoon aan wie hij daartoe volmacht geeft;en/of 2° in het geval als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, van de volmachthouder overeenkomstig die bepaling aangesteld;in het geval als bedoeld in paragraaf 1, vijfde lid is het niet nodig dat de volmachthouder deelneemt aan de algemene vergadering. § 5. De entiteit als bedoeld in artikel 5, eerste lid, kan elke bijeenroeping die reeds bekendgemaakt of verstuurd werd bij de inwerkingtreding van dit hoofdstuk wijzigen met het oog op de toepassing van dit artikel of om de plaats van de algemene vergadering te wijzigen, zonder dat de bijeenroepings- en deelnemingsformaliteiten opnieuw moeten worden toegepast.
Genoteerde vennootschappen kondigen dergelijke wijziging aan via een persbericht en op hun website, uiterlijk de zesde dag die de dag van de algemene vergadering voorafgaat.
De andere entiteiten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, dragen er zorg voor, in de mate van het mogelijke, deze wijziging ter kennis te brengen van de aandeelhouders, de leden en andere personen die het recht hebben deel te nemen aan de algemene vergadering, via het meest geëigende middel in het licht van de omstandigheden, en bijvoorbeeld op hun website, via e-mail, of voor die personen voor wie de betrokken entiteit niet over een e-mailadres beschikt, via gewone post. § 6. Genoteerde vennootschappen worden vrijgesteld van elke verplichting om de bijeenroeping en de andere documenten die zij ter beschikking moeten stellen van hun aandeelhouders en andere personen die het recht hebben deze te ontvangen per gewone post mee te delen of op de zetel van de vennootschap ter beschikking te houden. De niet-genoteerde vennootschappen bezorgen de documenten overeenkomstig artikel 2:32, met uitzondering van het vierde lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Afdeling 4. - Mogelijkheid tot uitstel van de algemene vergadering, de
goedkeuring en de neerlegging van de jaarrekening en de bekendmaking van periodieke informatie
Art. 7.§ 1. Het bestuursorgaan die dat wenst kan de algemene vergadering of, voor wat de stichtingen betreft, de goedkeuring van de jaarrekening uitstellen tot een latere datum overeenkomstig dit artikel, zelfs als de algemene vergadering reeds is bijeengeroepen.
Genoteerde vennootschappen kondigen dergelijk uitstel aan via een persbericht en op hun website, uiterlijk de vierde dag die de dag van de algemene vergadering voorafgaat.
De andere entiteiten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, dragen er zorg voor, in de mate van het mogelijke, dit uitstel ter kennis te brengen van de aandeelhouders, de leden en andere personen die het recht hebben deel te nemen aan de algemene vergadering, via het meest geëigende middel in het licht van de omstandigheden, en bijvoorbeeld op zijn of haar website, via e-mail, of voor die personen voor wie de betrokken entiteit niet over een e-mailadres beschikt, via gewone post.
De uitgestelde vergadering wordt beschouwd als een nieuwe vergadering voor de toepassing van de regels met betrekking tot de bijeenroeping, de meldingen van deelneming, de volmachten, de stemming per brief en alle andere toepasselijke modaliteiten. § 2. In het geval als bedoeld in paragraaf 1, worden de volgende periodes met tien weken verlengd: 1° de periode van zes maanden als bedoeld in artikel 3:1, § 1, tweede lid, de periode van zeven maanden als bedoeld in de artikelen 2:99, tweede lid, 3:10, tweede lid, 3:12, § 1, 3:13, derde lid, 3:26, § 2, 4°, a) en 3:35, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, en de periodes van negen, tien, twaalf en dertien maanden als bedoeld in artikel 3:13, vierde lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;2° de periode van zes maanden als bedoeld in artikel 3:47, § 1, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;3° de periode van zes maanden als bedoeld in artikelen 3:51, § 1, eerste lid en 11:12 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Worden bovendien verlengd met tien weken: 1° de periode van vier maanden als bedoeld in artikel 12, § 1, de periode van drie maanden als bedoeld in artikel 13, § 1 en de periode van zes maanden als bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 14 november 2007 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt;2° de periode van vier maanden als bedoeld in artikel 4, § 1, lid 2, 4° van het koninklijk besluit van 21 augustus 2008 houdende nadere regels voor bepaalde multilaterale handelsfaciliteiten, met dien verstande dat artikel 4, § 1, lid 2, 3° van voornoemd koninklijk besluit van 21 augustus 2008 toepasselijk is rekening houdend met 1° hierboven. § 3. Voor zover als nodig wordt verduidelijkt dat het bestuursorgaan dat dat wenst elke andere algemene vergadering die reeds is bijeengeroepen op de datum van inwerkingtreding van dit hoofdstuk kan uitstellen tot de datum van zijn keuze, met uitzondering van vergaderingen bijeengeroepen wanneer het nettoactief negatief dreigt te worden of is, de vergaderingen bijeengeroepen door of op verzoek van de commissaris of de vergaderingen bijeengeroepen op verzoek van aandeelhouders of leden overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Deze vergaderingen kunnen niet worden uitgesteld, maar ze kunnen wel worden gehouden overeenkomstig de modaliteiten die artikel 6 voorschrijft.
Genoteerde vennootschappen kondigen dergelijk uitstel aan via een persbericht en op hun website.
De andere entiteiten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, dragen er zorg voor, in de mate van het mogelijke, dit uitstel ter kennis te brengen van de aandeelhouders, de leden en andere personen die het recht hebben deel te nemen aan de algemene vergadering, via het meest geëigende middel in het licht van de omstandigheden, en bijvoorbeeld op zijn of haar website, via e-mail, of voor die personen voor wie de betrokken entiteit niet over een e-mailadres beschikt, via gewone post.
De uitgestelde vergadering wordt beschouwd als een nieuwe vergadering voor de toepassing van de regels met betrekking tot de bijeenroeping, de meldingen van deelneming, de volmachten, de stemming per brief en alle andere toepasselijke modaliteiten. § 4. Voor buitenlandse rechtspersonen met een bijkantoor in België worden de volgende periodes met tien weken verlengd: 1° voor bijkantoren van een buitenlandse vennootschap, de periode van zeven maanden als bedoeld in artikelen 2:24, § 3, 2° en 3:20, § 1, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;2° voor bijkantoren van een vereniging met rechtspersoonlijkheid die op geldige wijze in het buitenland is opgericht, de periode van zeven maanden bedoeld in artikelen 2:25, § 2, 2° en 3:50, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;en 3° voor bijkantoren van een stichting die op geldige wijze in het buitenland is opgericht, de periode van zeven maanden als bedoeld in artikelen 2:26, § 2, 2° en 3:54, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Afdeling 5. - Verloop van de vergaderingen van het bestuursorgaan
Art. 8.Elke beslissing van een collegiaal bestuursorgaan kan, niettegenstaande andersluidende statutaire bepaling, worden genomen bij eenparig besluit van al zijn leden, met schriftelijke weergave of via elk ander communicatiemiddel als bedoeld in artikel 2281 van het Burgerlijk wetboek.
Elke vergadering van een collegiaal bestuursorgaan kan, zelfs zonder enige statutaire machtiging en niettegenstaande andersluidende bepaling, worden gehouden door middel van elk telecommunicatiemiddel dat een gezamenlijke beraadslaging toelaat, zoals telefonische- of videoconferenties. Voor die vergaderingen van het bestuursorgaan waarvan de beslissingen bij authentieke akte moeten worden vastgesteld, volstaat de fysieke verschijning voor de notaris met het oog op de ondertekening van de akte van één enkel lid van het bestuursorgaan, daartoe gemachtigd, of elke andere persoon aangeduid door het bestuursorgaan en die daartoe over een volmacht beschikt. Afdeling 6. - Inwerkingtreding en toepassing in de tijd
Art. 9.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2020.
Dit hoofdstuk is van toepassing op elke vergadering van een bestuursorgaan en van een algemene vergadering te houden of die had moeten worden gehouden maar niet is gehouden, en op elke bijeenroeping van een bestuursorgaan en van een algemene vergadering, verstuurd of bekendgemaakt of die had moeten worden verstuurd of bekendgemaakt, vanaf 1 maart 2020, evenals op elke periode zoals bedoeld in artikel 7, § 2 en § 4, aangevangen op 1 maart 2020.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op vergaderingen van bovengenoemde organen die sinds 1 maart 2020 hebben plaatsgevonden overeenkomstig de regels die vóór de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing waren.
Art. 10.De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 april 2020.
FILIP Van Koningswege : De Vice-eerste Minister, Minister van Justitie en Minister van Europese Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, K. GEENS