gepubliceerd op 30 april 2003
Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de afzonderlijke personeelsformatie van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer ter beschikking gesteld van een vennootschap die bedrijvig is in het maritiem transport van en naar een lid-Staat van de Europese Unie
8 APRIL 2003. - Koninklijk besluit houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de afzonderlijke personeelsformatie van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer ter beschikking gesteld van een vennootschap die bedrijvig is in het maritiem transport van en naar een lid-Staat van de Europese Unie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 12, § 1;
Gelet op de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, inzonderheid op artikel 116;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de ontbinding van de Regie voor Maritiem Transport in uitvoering van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, inzonderheid op artikel 13;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in uitvoering van artikel 3, § 1, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 februari 1999 tot vaststelling van een afzonderlijke personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 februari 1999 tot vaststelling van de geldelijke bepalingen toepasselijk op de bijzondere graden van de Afzonderlijke Personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 maart 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1999 tot vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de Afzonderlijke Personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een snelle ferry van een maatschappij die de verbinding verzekert tussen Oostende en een Britse haven;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1999 houdende toekenning van een loodstoelage en een aanvullende bezoldiging aan de statutaire dekofficieren van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de Afzonderlijke Personeelsformatie binnen het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een snelle ferry en belast met het bevel van deze snelle ferry, laatst gewijzigd met het koninklijk besluit van 4 december 2001;
Gelet op de beslissing van de Ministerraad van 13 februari 1998, bevestigd door de beslissing van de Ministerraad van 20 december 2002 dat de 311 personeelsleden, waarvan sprake in de « Newco Pax Agreement II » in alle omstandigheden zullen worden behandeld als zijnde gelijkgesteld met en vallend onder dezelfde regels als die van toepassing op de personeelsleden van de R.M.T., wanneer deze voorzien zijn in de collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten voor het R.M.T.- en C.I.W.L.T.-personeel in het kader van de begeleidingsmaatregelen, genomen n.a.v. de reorganisatie van de R.M.T.;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 maart 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 maart 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Pensioenen, gegeven op 28 maart 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 1 april 2003;
Gelet op het protocol nr. 138/4 van het Gemeenschappelijke Comité voor alle overheidsdiensten van 2 april 2003;
Gelet op het protocol van het Sectorcomité VI - Verkeer en Infrastructuur van 2 april 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid wegens de omstandigheid dat, in acht genomen de stopzetting van de activiteiten van een vennootschap die bedrijvig is in het maritiem transport van en naar een lidstaat van de Europese Unie, waarvan sedert 1 maart 1997 statutair personeel ter beschikking gesteld was, het van belang is om onverwijld een verlof voorafgaand aan de pensionering te laten ingaan;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Verlof voorafgaand aan de pensionering
Artikel 1.De statutaire personeelsleden van de Afzonderlijke Personeelsformatie van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer ter beschikking gesteld van een vennootschap die bedrijvig is in het maritiem transport van en naar een lidstaat van de Europese Unie, kunnen verlof voorafgaand aan de pensionering aanvragen indien zij tussen 1 januari 2003 en 31 december 2007 de leeftijd van vijfenvijftig jaar hebben bereikt of bereiken.
Art. 2.§ 1. Onverminderd artikel 8, § 2, vangt het verlof voorafgaand aan de pensionering aan : - hetzij op 1 mei 2003 voor de personeelsleden die op die dag de leeftijd van vijfenvijftig jaar hebben bereikt. - hetzij op de eerste dag van de maand volgend op de maand tijdens dewelke het personeelslid de leeftijd van vijfenvijftig jaar bereikt na de inwerkingtreding van dit besluit.
In afwijking van het eerste lid, wordt het begin van het voorafgaand verlof voor de personeelsleden met een tegoed aan inhaalrust of verlof uitgesteld met een aantal dagen gelijk aan het aantal dagen van dit tegoed. § 2. Het verlof voorafgaand aan de pensionering is onomkeerbaar en eindigt de laatste dag van de maand gedurende dewelke de belanghebbende de leeftijd van zestig jaar bereikt.
Art. 3.§ 1. Het personeelslid met voorafgaand verlof ontvangt wachtgeld gelijk aan 80 pct. van de laatste activiteitswedde.
Onder « laatste activiteitswedde » wordt verstaan de som, berekend bij volledige prestaties, van de laatste jaarwedde vermeerderd met het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de haard- en standplaatstoelagen en de volgende vergoedingen, toelagen en premies die gedurende het jaar 2000 werden ontvangen : - het zeegeld bepaald door het koninklijk besluit van 2 december 1999 houdende regeling van het zeegeld van het statutair varend personeel van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de Afzonderlijke Personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een snelle ferry of een vrachtschip, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 december 2001. - de loodstoelage of een aanvullende bezoldiging bepaald door het koninklijk besluit van 2 december 1999 houdende toekenning van een loodstoelage en een aanvullende bezoldiging aan de statutaire dekofficieren van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de Afzonderlijke Personeelsformatie binnen het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een snelle ferry en belast met het bevel over deze snelle ferry, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 december 2001. - de betaling van overwerk, werk op zon- en feestdagen en meerwerk, krachtens het koninklijk besluit van 2 december 1999 tot vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de Afzonderlijke Personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een snelle ferry van een maatschappij die de verbinding verzekert tussen Oostende en een Britse haven. - de toelage voor nachtwerk, die van toepassing was op 1 januari 2003, bepaald door het koninklijk besluit van 2 december 1999 houdende toekenning van een toelage voor nachtwerk voor het statutair personeel van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de Afzonderlijke Personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur ter beschikking gesteld voor tewerkstelling bij een maatschappij die de verbinding verzekert tussen Oostende en een Britse haven. - de toelage voor de uitoefening van hogere functies bepaald bij het koninklijk besluit van 2 december 1999 houdende toekenning van een toelage voor de uitoefening van hogere functies aan het statutair varend personeel van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de Afzonderlijke Personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een snelle ferry of een vrachtschip, op voorwaarde dat betrokkene op 1 april 2003 nog niet bevorderd is in deze functie. § 2. De premies en toelagen bedoeld in § 1 worden in aanmerking genomen volgens de bedragen opgenomen in bijlagen II en III bij dit besluit, in functie van de verschillende categorieën van personeelsleden van de Afzonderlijke Personeelsformatie ter beschikking gesteld van een vennootschap die bedrijvig is in het maritiem transport van en naar een lidstaat van de Europese Unie, opgesomd in deze bijlagen.
Voor de berekening van deze bedragen wordt geen rekening gehouden met hieronder vermelde afwezigheden en verloven : - ziekteverlof, arbeidsongeval en verminderde prestaties wegens ziekte zoals bepaald in hoofdstuk VIII van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen; - omstandigheidsverlof, zoals bepaald in hoofdstuk III, afdeling I van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen; - bloedafname zoals geregeld op basis van de omzendbrief nr. 487 van 9 december 1999 betreffende het verlenen van dienstvrijstelling voor het geven van bloed, bloedplaatjes en bloedplasma; - de vrijwillige vierdagenweek zoals geregeld door de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector; - het syndicaal verlof.
Art. 4.Voor de personeelsleden die tenminste twintig pensioengerechtigde dienstjaren hebben, met inbegrip van de diensten verricht onder het stelsel van verlof verkregen krachtens dit besluit, mag het wachtgeld berekend op basis van artikel 3 niet minder bedragen dan het gewaarborgde minimum pensioenbedrag wegens leeftijd of anciënniteit van een personeelslid dat de leeftijd van zestig jaar heeft bereikt, zoals bepaald krachtens de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen.
Art. 5.Het verlof voorafgaand aan de pensionering wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het personeelslid dat van een dergelijk verlof geniet, heeft niet langer recht op een bevordering door verhoging in graad, noch op een bevordering door verhoging in weddenschaal.
Art. 6.De haard- en de standplaatstoelagen worden niet langer toegekend tijdens het verlof voorafgaand aan de pensionering.
Art. 7.Het jaarlijks vakantieverlof van een personeelslid dat geniet van verlof voorafgaand aan de pensionering wordt in evenredige mate verminderd in het jaar waarin dit laatste verlof een aanvang neemt.
Art. 8.§ 1. De aanvraag voor het verlof voorafgaand aan de pensionering wordt uiterlijk op 25 april 2003 ingediend bij de Permanente Cel van de Afzonderlijke Personeelsformatie van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, door middel van het formulier waarvan het model als bijlage I bij dit besluit is gevoegd. § 2. Het verlof voorafgaand aan de pensionering wordt toegestaan door de Minister van Mobiliteit en Vervoer of door haar gemachtigde.
Iedere beslissing van de Minister of haar gemachtigde bedoeld in dit artikel wordt aan het betrokken personeelslid betekend binnen dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag. § 3. De aanvraag bedoeld in § 1 maakt tevens een pensioenaanvraag uit in uitvoering van artikel 51 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. HOOFDSTUK II. - Geldelijke toestand van de overgeplaatste, de ingezette en van de personeelsleden in afwachting van aanwijzing door ambtshalve mobiliteit
Art. 9.De bepalingen inzake loodstoelage en zeegeld vermeld in artikel 12 en in artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport zijn integraal van toepassing op de statutaire personeelsleden die op 1 maart 2003 ter beschikking gesteld zijn van een vennootschap die bedrijvig is in het maritiem transport van en naar een lidstaat van de Europese Unie.
Art. 10.In afwijking van artikel 12 van het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport wordt, voor de overgeplaatste personeelsleden die slagen voor een competentiemeting, bij de toekenning van de competentietoelage, de hoogste wedde bedoeld in het voornoemde artikel 12 vergeleken te worden met het maximumbedrag van de schaal verbonden aan de graad na overplaatsing, verhoogd met de competentietoelage. Het hoogste bedrag wordt betaald. HOOFDSTUK III. - Diverse en slotbepalingen
Art. 11.In de titel van het koninklijk besluit van 2 december 1999 tot vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de Afzonderlijke Personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een snelle ferry van een maatschappij die de verbinding verzekert tussen Oostende en een Britse haven worden de woorden « tussen Oostende en een Britse haven » vervangen door de woorden « van en naar een lidstaat van de Europese Unie ».
Art. 12.In artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 december 1999 houdende toekenning van een loodstoelage en een aanvullende bezoldiging aan de statutaire dekofficieren van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de Afzonderlijke Personeelsformatie binnen het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een snelle ferry en belast met het bevel van deze snelle ferry worden de woorden « 75.600 BEF » vervangen door de woorden « 215.936 BEF ».
Art. 13.In artikel 5 van het koninklijk besluit van 4 december 2001 tot wijziging, met het oog op de omschakeling naar de euro, van diverse bepalingen inzake ambtenarenzaken die ressorteren onder de bevoegdheid van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, worden de woorden « 75 600 BEF » vervangen door de woorden « 215 936 BEF » en de woorden « 1.874,08 EUR » vervangen door de woorden « 5.352,92 EUR ».
Art. 14.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2003, met uitzondering van : - artikel 12 dat uitwerking heeft met ingang van 1 maart 1997.
Art. 15.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 8 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 8 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 8 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE