Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 december 1999
gepubliceerd op 23 mei 2000

Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de afzonderlijke personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een vrachtschip van een maatschappij die de verbinding verzekert tussen Oostende en een Britse haven

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
2000014013
pub.
23/05/2000
prom.
02/12/1999
ELI
eli/besluit/1999/12/02/2000014013/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de afzonderlijke personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een vrachtschip van een maatschappij die de verbinding verzekert tussen Oostende en een Britse haven


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij wet van 22 juli 1993;

Gelet op de wet van 1 juli 1971 houdende oprichting van de Regie voor Maritiem Transport, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 februari 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de ontbinding van de Regie voor Maritiem Transport ter uitvoering van artikel 3, § 1, 6° van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 februari 1997 houdende diverse maatregelen ten gunste van de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 februari 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 mei 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 3 mei 1999;

Gelet op het protocol van 30 juni 1999, waarin de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het Sectorcomité VI "Verkeer en Infrastructuur" zijn vermeld;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat vanaf het ogenblik van de stopzetting van de activiteiten van de Regie voor Maritiem Transport op 1 maart 1997 en vanaf het ogenblik van haar ontbinding op 1 maart 1999, de bijzondere arbeidsvoorwaarden moeten vastgesteld worden voor sommige statutaire personeelsleden die ter beschikking gesteld zijn van een vennootschap die bedrijvig is in het maritiem transport van en naar België;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de afzonderlijke personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een vrachtschip, worden vastgesteld overeenkomstig de als bijlage bij dit besluit opgenomen bepalingen.

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 1997 en houdt op van kracht te zijn op 28 februari 1999 voor wat de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening betreft en heeft uitwerking met ingang van 1 maart 1999 voor wat de statutaire personeelsleden van de afzonderlijke personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur betreft.

Art. 3.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 december 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT

Bijzondere arbeidsvoorwaarden Bijlage Vaststelling van de bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de statutaire personeelsleden van de Regie voor Maritiem Transport in vereffening en van de afzonderlijke personeelsformatie van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur, ter beschikking gesteld voor tewerkstelling aan boord van een vrachtschip, van een maatschappij die de verbinding verzekert tussen Oostende en een Britse haven 1. Arbeidsregeling in verband met vrachtschip 1.1. Algemene principes Om de tewerkstelling te regelen van de statutaire varende personeelsleden zullen volgende principes in acht genomen worden : 1.1.1. Op een rotatiebasis van maximaal 14 dagen dient de helft van de periode aan boord verbleven en is voor de andere helft rust voorzien. 1.1.2. De rust die voorzien is, moet, eens ingegaan, steeds integraal geëerbiedigd worden. 1.1.3. Tijdens het verblijf aan boord wordt 12 uur prestatie per dag geprogrammeerd. 1.1.4. Per 24 uur wordt 8 uur effectieve rust gegarandeerd. 1.1.5. Tijdens de overige 4 uur kan uitzonderlijk 2 uur extra overwerk opgelegd worden. 1.1.6. Gelijkmatige verdeling van het aantal uit te voeren taken over al het personeel. 1.1.7. Gelijkmatige verdeling van de prestaties op zondag en van de prestaties gedurende de nacht. 1.1.8. Respecteren door de betrokken partijen van de in voege zijnde wekelijkse arbeidsduur (thans 38 uur). 1.2. Vrachtschipprestatie Een vrachtschipprestatie bestaat uit 12 uur prestatie met een maximum van 14 uur per 24 uur verblijf aan boord van het vrachtschip. 1.3. Vrachtschipbeurt Een verblijf van maximaal 7 dagen aan boord gevolgd door 7 dagen rust is een beurt. 1.4. Vacatie, vacatiegrens, vacatiegrensoverschrijding 1.4.1. Behoren tot een vacatie de tijdsduur waaruit een vrachtschipprestatie bestaat (zie 1.2.). 1.4.2. De vacatiegrens is vastgesteld op 9 u. 1.4.3. Er is vacatiegrensoverschrijding wanneer het verschil tussen de gepresteerde prestatie vermeld sub 1.4.1. en 9 u positief is. 1.5. Weekgrens, weekgrensoverschrijding 1 5.1. De tijden die in aanmerking komen voor de berekening van de gebeurlijke overschrijding van de vacatiegrens worden in aanmerking genomen voor de gebeurlijke overschrijding van de weekgrens. 1.5.2. Het overwerk wegens overschrijding van de weekgrens wordt berekend per kalendermaand. Het is gelijk aan het verschil tussen de gepresteerde tijden vermeld sub 1.5.1. en de normale werkduur, (thans 38 x n/7 ), waarin n gelijk is aan het aantal kalenderdagen in de maand. 1.6. Meerwerk Per 24 uur wordt de tijdsduur tussen duur vrachtschipprestatie en 8 uur gegarandeerde rust voor 1/3 als meerwerk beschouwd. 2. Compensatie en bezoldiging van overwerk 2.1. Wegens overschrijding van de vacatiegrens Overwerk wegens overschrijding van de vacatiegrens is het verschil tussen de prestatie berekend zoals bepaald in 1.4. en de vacatiegrens vastgesteld op 9 u.

Dit verschil wordt : 1° gecompenseerd door inhaalrust aan 100 % met dien verstande dat elk gepresteerd uur maar éénmaal kan verrekend worden.De verrekening gebeurt zoals bepaald in 2.4. 2° daarenboven met inachtneming van 2.3.3. betaald aan 100 % als het gepresteerd is op zon- en wettelijke feestdagen en aan 50 % als het gepresteerd is op andere dagen. 2.2. Wegens overschrijding van de weekgrens Overwerk wegens overschrijding van de weekgrens wordt berekend over een maand en is gelijk aan het verschil van de prestaties zoals bepaald in 1.5. en de normale werkduur, (thans 38 x n/7 ), waarin n gelijk is aan het aantal kalenderdagen in de maand.

Dit verschil wordt : 1° gecompenseerd door inhaalrust aan 100 % met dien verstande dat elk gepresteerd uur maar eenmaal kan verrekend worden.De verrekening gebeurt zoals bepaald in 2.4. 2° daarenboven, met inachtneming van 2.3.3., betaald aan 50 %. 2.3. Basis voor betaling van overwerk 2.3.1. Het overwerk voortspruitende uit de overschrijding van de vacatiegrens wordt berekend op basis van l/1850e van de brutobezoldiging (na aftrek van de kinderbijslag), gebeurlijk verhoogd met de toelage voor het uitoefenen van hogere functie. Voor de personeelsleden die de hogere functie per reis uitoefenen, wordt de brutobezoldiging verhoogd met de plaatsvervangingtoelage. 2.3.2. Het overwerk voortspruitende uit de overschrijving van de weekgrens wordt berekend op basis van l/1850e van de brutobezoldiging (na aftrek van de kinderbijslag) die het personeelslid genoot in de loop van de kwestieuze maand, eventueel verhoogd met de toelage voor het uitoefenen van de hogere functie. Voor die welke de hogere functie per reis uitoefenen wordt de brutobezoldiging verhoogd met de plaatsvervangingtoelage. 2.3.3. Uitbetaling : De resultaten van 2.3.1. en 2.3.2. worden vergeleken en het hoogste bedrag wordt uitbetaald. Wanneer de resultaten juist gelijk zijn wordt de weekgrensoverschrijding uitbetaald. 2.4. Verrekening van de inhaalrust voor overwerk 2.4.1. Voor elke maand van een trimester wordt de waarde van c = a - 38 n/7 berekend, waarin a = de som over een maand van de prestaties zoals bepaald in 1.4. en n = het aantal kalenderdagen in de maand.

Het aantal uren overwerk te compenseren door inhaalrust is gelijk aan c indien de waarde van c positief is.

Het aantal uren verleende inhaalrust is gelijk aan c indien de waarde van c negatief is. 2.4.2. De positieve waarden van c in de loop van een trimester worden gecompenseerd door de negatieve waarden van c in de loop van dat zelfde trimester.

Indien er op het einde van een trimester, ingevolge bijzondere omstandigheden een positief saldo overblijft wordt het voor compensatie overgedragen naar het volgende trimester.

Indien op het einde van een trimester een negatief saldo overblijft wordt het aangewend voor compensatie van meerwerk zoals bepaald in 3.

Het eventueel daarna overblijvend negatief saldo vervalt. 3. Compensatie en bezoldiging van meerwerk Het meerwerk, zoals bepaald in 1.6. wordt of wel gecompenseerd in de maand volgend op het trimester waarin het werd gepresteerd na voorafgaand verminderd te zijn met de absolute waarde van het saldo van c (zoals bepaald in 2.4.) als c negatief saldo vertoonde in dat trimester, ofwel aan 100 % betaald indien het niet gecompenseerd werd in de loop van de maand volgend op het trimester waarin het gepresteerd werd. 4. Toelage voor prestaties op zon- en wettelijke feestdagen De tijden sub 1.4. die gepresteerd werden op zon- en wettelijke feestdagen en niet betaald werden als vacatiegrensoverschrijding, worden per uur of gedeelte ervan vergoed op basis van 1/1850e van de bruutbezoldiging (na aftrek van de kinderbijslag) gebeurlijk verhoogd met de toelage voor het uitoefenen van de hogere functie.

Voor de personeelsleden die de hogere functie per reis uitoefenen, wordt de bruutbezoldiging verhoogd met de plaatsvervangingtoelage. 5. Afgelasting van reizen ingevolge onvoorziene omstandigheden Wanneer één of meer vrachtschipreizen afgelast worden, geprogrammeerd of ingevolge onvoorziene omstandigheden, blijven de personeelsleden aan boord van het vrachtschip voor de voorziene duur van de vrachtschipreis of -prestatie. 6. Bijzondere gevallen 6.1. Geen van de bepalingen van deze regeling kan een beletsel vormen voor het uitvoeren van werken zoals bepaald in artikel 26, § 1, 1° en 2° van de arbeidswet van 16 maart 1971. 6.2. De prestaties in verband met dergelijke werken vormen nooit een inbreuk op de bepalingen van deze regeling en worden voor de toepassing ervan geacht niet te bestaan. 6.3. De prestaties bedoeld in artikel 26, § 1, 1° en 2° van de arbeidswet van 16 maart 1971, worden geregeld overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deze wet.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 2 december 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT

^