gepubliceerd op 04 juni 2002
Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid
8 APRIL 2002. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit waarvan wij de eer hebben aan uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft als hoofddoel een aantal bepalingen uit te voeren van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, dat in de sociale zekerheid het concept van bestuursovereenkomsten invoert.
Sinds de jaren 80 is de responsabilisering van de actoren van de sociale zekerheid een belangrijke politieke bekommernis. Het gaat om het bewaren van de verworvenheden van de sociale zekerheid, terwijl een duurzame financiering verzekerd blijft. Een nieuwe stap zal gezet worden in 2002 met de inwerkingtreding van de eerste bestuursovereenkomsten, gesloten tussen de Belgische Staat en de sociale parastatalen. De doelstelling is de sociale zekerheid uit te rusten met een nieuw werkkader, dat dankzij een responsabilisering van het administratief beheer zal toelaten de efficiency van de aangeboden diensten te verhogen.
Algemene beginselen van de bestuursovereenkomsten In het verslag aan de Koning van het voornoemde besluit van 3 april 1997 wordt een bestuursovereenkomst bepaald als zijnde « een contract tussen het orgaan dat delegeert (de Staat) en het orgaan dat de taak uitvoert (de instelling van sociale zekerheid : het beheerscomité en persoon belast met het dagelijks bestuur), waarbij deze laatste een bepaalde output (d.i. dienstverlening) moet leveren en daartoe over voldoende ruimte beschikt in de inrichting van de interne organisatie en in de aanwending van het hem toegemeten budget ». Er wordt ook gepreciseerd dat « de bestuursovereenkomsten met instellingen van sociale zekerheid enkel betrekking hebben op het beheer van de instellingen en niet op de inhoud van de sociale programma's. De algemene veranderingen t.o.v. de vroegere bestuurlijke situatie behelzen hierbij : - uitdrukkelijk omschrijven van producten en diensten (output); - daaraan gekoppeld toekennen van middelen (input); - toekennen van grotere bevoegdheden inzake het gebruik van middelen; - afspraken over bewaking van voortgang en verantwoording; - één en ander vastgelegd in expliciete contracten.
De belangrijkste voordelen van dit soort overeenkomst zijn : een efficiëntere bedrijfsvoering door de instelling, een grotere mate van kostenbewustheid, met als gevolg besparingen, een betere arbeidsvoldoening en snellere besluitvormingsprocedures ».
De politieke overheid blijft dus bevoegd voor het bepalen van het sociaal beleid, met eerbiediging van de overlegprocedures met de sociale partners en om opdrachten toe te kennen aan de parastatale instellingen. Zodra deze opdrachten bepaald zijn, zullen deze instellingen verantwoordelijk worden gehouden voor hun uitvoering en de graad van doeltreffendheid van deze uitvoering in het kader van de bestuursautonomie die hen zal worden toegekend. Het doel van de bestuursovereenkomsten is de openbare instellingen van sociale zekerheid te responsabiliseren inzake administratieve efficiëntie.
De relatie van toezicht die heden bestaat tussen een Minister en een instelling zal worden vervangen door een contractuele relatie die ieders verplichtingen bepaalt. Dit betekent concreet dat de bestuursovereenkomst de opdrachten van de instelling bepaalt, de doelstellingen inzake administratieve efficiëntie vaststelt, evenals een beheersbegroting die haar in staat moet stellen deze doelstellingen te bereiken. Bovendien zorgt een nieuw wettelijk en reglementair kader ervoor dat de instelling over een grotere autonomie beschikt inzake begroting en personeel.
De bestuursovereenkomst regelt de volgende aangelegenheden (artikel 5, § 2 van het koninklijk besluit van 3 april 1997) : « 1° de taken die de instelling op zich neemt ter vervulling van de opdrachten die haar door of krachtens de wet, of bij Regeringsbeslissing zijn toevertrouwd; 2° de gekwantificeerde doelstellingen inzake efficiëntie en kwaliteit met betrekking tot deze taken;3° in de mate dat de instellingen rechtstreeks contact hebben met het publiek, de gedragsregels ten aanzien van het publiek;4° de methodes voor het meten en het opvolgen van de mate waarin de doelstellingen en gedragsregels worden nageleefd;5° de berekeningswijze en de vaststelling van de beheerskredieten die voor de uitvoering van deze taken ter beschikking worden gesteld;6° de berekeningswijze en de vaststelling van het maximaal bedrag aan personeelskredieten dat betrekking heeft op statutaire ambtenaren;7° binnen het kader bepaald door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit, de positieve sancties voor de instelling bij naleving van de verbintenissen uit de bestuursovereenkomst;8° binnen het kader bepaald door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit, de oplossende maatregelen of sancties bij niet-naleving door één der partijen van haar verbintenissen uit hoofde van de bestuursovereenkomst. § 2, 7° en 8° treden in werking op een door de Koning te bepalen datum. » De eerste bestuursovereenkomsten zullen voor een duur van drie jaar worden afgesloten.
De graad van verwezenlijking van de doelstellingen zal worden bepaald op basis van indicatoren die periodiek zullen gemeten worden en die opgenomen zullen worden in dashboards. Hiernaast zullen de openbare instellingen van sociale zekerheid een bestuursplan opmaken waarin de wijze wordt uiteengezet waarop de toegekende taken zullen worden uitgevoerd met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen die zijn bepaald in de bestuursovereenkomst.
De begroting van de openbare instellingen van sociale zekerheid die een overeenkomst hebben afgesloten zal bestaan uit twee delen : - een opdrachtenbegroting, die de ontvangsten en de uitgaven bevat betreffende de wettelijke opdrachten van de instelling; - een beheersbegroting, die de ontvangsten en de uitgaven bevat betreffende het beheer van de instelling.
In de beheersbegroting wordt een onderscheid gemaakt tussen : - de personeelsuitgaven; - de werkingsuitgaven; - de investeringsuitgaven.
De beheersbegroting kan slechts limitatieve kredieten bevatten, met uitzondering van de kredieten betreffende belastingen, verschuldigde bijdragen krachtens fiscale bepalingen of uitgaven ingevolge gerechtelijke procedures of beslissingen. Het beheersorgaan kan echter beslissen kredieten in de beheersbegroting van eenzelfde boekjaar over te dragen mits het gunstig advies van de regeringscommissaris die de Minister van Begroting vertegenwoordigt. De kredieten die voorzien zijn voor de investeringsuitgaven of voor de met het investeringprogramma verbonden werkingsuitgaven, die niet tijdens het begrotingsjaar zullen opgebruikt zijn, zullen opnieuw worden ingeschreven in de beheersbegroting van het volgende begrotingsjaar, voor zover dit nodig is voor de uitvoering van het investeringsprogramma. De opdrachtenbegroting, daarentegen, zal niet-limitatieve kredieten mogen bevatten.
Inzake personeel zal het beheersorgaan zelfstandig het organieke kader mogen vaststellen. Hierin zal het geheel worden beschreven van de betrekkingen die bekleed worden of bekleed kunnen worden door het statutair of het contractueel personeel. Een verhouding zal worden vastgesteld tussen het organieke kader en het functionele organigram van de instelling, wat zodoende de basis vormt voor een echt beleid inzake personeel.
De controle zal zoals voorheen worden uitgeoefend door middel van twee regeringscommissarissen : een die de toezichthoudende Minister vertegenwoordigt en een ander die de Minister van Begroting vertegenwoordigt. De rol van deze commissarissen is echter belangrijker geworden : « De commissarissen moeten voornamelijk gezien worden als de vertegenwoordigers van een andere partij in een contractuele relatie, waarbij beide partijen gezamenlijk streven naar het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen op de meest efficiënte manier. Dit impliceert een grotere betrokkenheid van de regeringscommissarissen bij de werking van de instelling en het opnemen, door deze laatsten, van een aantal verantwoordelijkheden inzake het tijdig aangeven van risico's tot niet-naleving van de bestuursovereenkomst » (commentaar bij de artikelen van het K.B. van 3 april 1997). Jaarlijks zal er een overleg moeten plaatsvinden tussen de regeringscommissarissen, het beheersorgaan en de administrateur-generaal van de instelling, ten einde de goede uitvoering van de bestuursovereenkomst te evalueren.
De bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid Een bilaterale vergadering werd met de R.S.Z. op 20 november 2001 gehouden. Behalve een afvaardiging van de instelling, vertegenwoordigers van de verschillende betrokken Kabinetten, vertegenwoordigers van het Ministerie van Financiën en van het ministerie van Sociale Zaken, een vertegenwoordiger van de Regeringscommissaris voor de sociale zekerheid en de Regeringscommissarissen en/of afgevaardigden van het Ministerie van Financiën bij de instelling waren op deze vergadering aanwezig. Voor de overeenkomst werd nagegaan of ze in overeenstemming was met de wettelijke bepalingen, inzonderheid artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met het economisch, sociaal en financieel beleid van de Staat, met het Handvest van de sociaal verzekerde en met de administratieve vereenvoudiging.
Ingevolge de beslissingen van de Ministerraad van 7/12/2001 werd de overeenkomst aangepast wat betreft de gemeenschappelijke bepalingen inzake de verbintenissen van de Staat en de wijze van berekening van de beheerskredieten.
De beheerskredieten hebben geen voorwerp uitgemaakt van een aanpassing, met dien verstande dat : - de kost van de nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst « Maatschappij voor mechanografie voor de toepassing van de sociale wetten - Société de mécanographie pour l'application des lois sociales » (de zgn. « MvM - Smals ») gecompenseerd wordt binnen de toegekende kredieten « MvM - Smals »; - de kost van de sociale programmatie, voorgesteld door de Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, gecompenseerd wordt binnen de goedgekeurde personeelskredieten.
Voor de genormeerde kosten (personeelskosten, werkingskosten en investeringen uitgezonderd informatica), is de toegestane verhoging in 2003 en 2004 in principe de gezondheidsindex en de door de Regering weerhouden verhoging in het kader van zijn stabiliteitsprogramma.
De R.S.Z. beschouwt de bestuursovereenkomst als een middel tot de verdere functionele modernisering van de sociale zekerheid.
De eerste prioriteit hierbij is het verzekeren van het verder goed functioneren van de Instelling.
Tot de basisopdrachten van de R.S.Z. behoren : - de inning en verdeling van de sociale zekerheidsbijdragen van werkgevers en werknemers; - de financiering en het financieel beheer van het stelsel van sociale zekerheid van werknemers; - de ondersteuning van het netwerk tot uitwisseling van elektronische gegevens beheerd door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
De R.S.Z. verwerkt de kwartaalaangifte met de loon- en arbeidsgegevens van de werknemers van meer dan 220 000 werkgevers, int jaarlijks 1050 miljard BEF aan bijdragen en beheert een portefeuille van 110 miljard BEF voor het globaal financieel beheer.
De bestuursovereenkomst bevat dan ook in de eerste plaats kwalitatieve doelstellingen met betrekking tot deze operationele activiteiten : het inschrijven van werkgevers en het bijhouden van het werkgeversrepertorium, de inning van de bijdragen en het beheer van de werkgeversrekening, het boeken en nazicht van de driemaandelijkse aangifte, het inzamelen en doorgeven van de administratieve gegevens die noodzakelijk zijn voor het toekennen van de rechten aan de sociaal verzekerden, het informeren van werkgevers en de erkende sociale secretariaten, het ter beschikking stellen van statistische informatie, met onder meer de snelle ramingen van werkgelegenheid en last but not least, de financiering van het sociale zekerheidsstelsel met de belangrijke opdracht inzake het globaal financieel beheer.
Om deze doelstellingen waar te maken, heeft de R.S.Z. nood aan een personeels-kader dat aan zijn behoeften voldoet.
Daarnaast levert de R.S.Z. aanzienlijke inspanningen in het vlak van de modernisering van de sociale zekerheid.
Na de invoering van het globaal financieel beheer in 1995 (wat op zich reeds een belangrijke vereenvoudiging betekende van de financieringsmechanismen), wil de R.S.Z., in samenwerking met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, zich ten volle inzetten om het globaal administratief beheer inzake sociale zekerheid der werknemers te doen slagen.
De R.S.Z. beschouwt dit als een prioritaire opdracht in het kader van de vereenvoudiging van de administratieve lasten en van de verplichtingen van de ondernemingen en als een betekenisvolle stap in de verwezenlijking van het e-government op federaal vlak.
Inzake de administratieve vereenvoudiging en elektronische gegevensuitwisseling, verbindt de R.S.Z. zich ertoe om tijdens de duur van deze bestuursovereenkomst, mee te werken aan de verwezenlijking van : - de omvorming van de bestaande R.S.Z.-aangifte tot een elektronische en multifunctionele aangifte; - de veralgemening van de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (DIMONA); - het bevorderen van het elektronisch gegevensverkeer tussen de R.S.Z., de erkende sociale secretariaten en de werkgevers.
Dit betekent concreet : - de uitbreiding van de telecommunicatiemogelijkheden tussen werkgevers, hun mandatarissen en de sociale zekerheid (7 dagen op 7; 24 uur op 24); - de bestandsoverdracht via filetransfer of FTP voor grote volumes; - deelname aan de investeringskosten en de werking van de portaalsite van de sociale zekerheid die sinds 1 oktober 2001 operationeel is voor het geheel van de instellingen van sociale zekerheid. Deze portaalsite fungeert als een uniek elektronisch loket waarlangs allerlei elektronische diensten worden aangeboden. Daarnaast biedt hij aan de werkgever toegang tot een reeks beveiligde administratieve toepassingen.
De modernisering van de sociale zekerheid en het welslagen van het e-government project van de sociale zekerheid leidt tot : - het afschaffen van de papieren aangifte vanaf het 1e kwartaal 2003 en de invoering van een elektronische aangifte die een multifunctioneel karakter heeft : de gegevens die via de multifunctionele aangifte worden ingezameld, komen via het netwerk van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid ter beschikking van alle instellingen van sociale zekerheid. Zo zullen deze instellingen niet langer apart informatie moeten opvragen. - een vermindering van het aantal verschillende aangifteformulieren vermits de vernieuwde kwartaalaangifte zo gestructureerd is dat één aangifte volstaat voor het geheel van werknemers die bij een werkgever zijn tewerkgesteld terwijl de werkgever momenteel per « categorie », dit is per activiteit, een aangifte moet verrichten. - het afschaffen van een aantal verplichtingen inzake het bijhouden van sociale documenten : zo moet een werkgever die de DIMONA aangifte gebruikt niet langer het papieren personeelsregister aanvullen. Een werkgever die studenten via de DIMONA aangifte heeft aangegeven, moet niet langer een kopie van de arbeidsovereenkomst overmaken aan de inspectiediensten van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Ook kan de werkgever on line zelf zijn gegevens raadplegen.
Dit alles vereist dat de R.S.Z. over voldoende werkingsmiddelen moet kunnen beschikken.
De R.S.Z. heeft getracht binnen de budgettaire marges te blijven zoals die door de Overheid bepaald zijn. Indien hij aanpassingen voorstelt, zijn deze te verklaren door de rol die hij speelt binnen het stelsel van sociale zekerheid, en door de prioriteit die hij verleent aan de realisatie van de projecten inzake e-government en modernisering van de sociale zekerheid die hierboven beschreven zijn.
Ondanks alle inspanningen die de R.S.Z. levert, is hij geconfronteerd met moeilijke punten in zijn dagelijkse werking : zo leidt de complexiteit van de bijdrageverminderingen tot achterstand in de behandeling van deze dossiers. Gegeven deze achterstand en gezien de bijkomende taken die hij op zich neemt, diende de R.S.Z. in 1998 een ontwerp van moderniseringskader in.
Deze bestuursovereenkomst is tenslotte eveneens een hefboom om instrumenten van responsabilisering en goed beheer te ontwikkelen, zoals bijv. de boordtabellen en het instrument « ORESTES ». Deze instrumenten verzekeren intern een beter beheer en een betere werking en vergemakkelijken ook de externe controle.
De R.S.Z. wenst in dit domein mee te werken aan de verwezenlijking van een permanente sociale audit over het beheer en de werking van de sociale parastatalen.
Deze bestuursovereenkomst bevat een belangrijk engagement betreffende de uitwerking van een personeelsbehoeftenmodel « ORESTES », dat moet toelaten het vereiste personeelseffectief op een objectieve wijze vast te stellen.
De verbintenissen van de Staat, gemeenschappelijk aan alle bestuurs-overeenkomsten, houden in : - Het overleg van de Staat met de instellingen van sociale zekerheid naar aanleiding van wijzigingen van de wetgeving; - Het eerbiedigen van een thesaurieplan voor de storting van de subsidies en van de alternatieve financiering; - Het in rekening brengen, tijdens de evaluatie van de overeenkomst, van gebeurtenissen van overmacht of van politieke beslissingen die gevolgen zouden kunnen hebben op de verwezenlijking van de overeenkomst; - De verzekering van een doeltreffende samenwerking van de federale ministeries in de opdrachten waar een samenwerking met een instelling noodzakelijk is.
In het hoofdstuk dat handelt over de beheerskredieten, wordt er voor alle instellingen eenzelfde bedrag voorzien waarboven elke beslissing om een onroerend goed te verwerven, te bouwen, te renoveren of te vervreemden onderworpen wordt aan een voorafgaande machtiging. Er wordt eveneens een voorafgaande machtiging te voorzien van de voogdijminister en van de minister van begroting voor de affectatie van de opbrengst van de verkoop van roerende of onroerende goederen.
Het besluit werd aangepast aan de bemerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies 32.855/1 van 7 februari 2002.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE
ADVIES 32.850/1, 32.851/1, 32.852/1, 32.853/1, 32.854/1, 32.855/1, 32.856/1, 32.857/1, 32.872/1, VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 10 januari 2002 door de Minister van Sociale Zaken verzocht hem van advies te dienen over : 1° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Fonds voor Arbeidsongevallen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoeld Fonds bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.850/1), 2° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Kruispuntbank voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde instelling bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.851/1), 3° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.852/1), 4° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.853/1), 5° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Pensioenen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.854/1), 6° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.855/1), 7° een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.856/1), 8° over een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Instituut bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.857/1), en op 11 januari 2002 door de Minister van Werkgelegenheid verzocht haar van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (32.872/1), heeft op 7 februari 2002 het volgende advies gegeven : STREKKING VAN DE ONTWERPEN De om advies voorgelegde ontwerpen van koninklijk besluit strekken tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomsten die zijn gesloten tussen de Belgische Staat en negen openbare instellingen van sociale zekerheid (artikel 1 van de ontwerpen). Tevens bevatten de ontwerpen een aantal wijzigingen van wetstechnische aard, die het gevolg zijn van de met de bestuursovereenkomsten samenhangende omvorming van de betrokken instellingen van openbaar nut tot openbare instellingen van sociale zekerheid.
De ontworpen wijzigingen zijn parallel in de negen om advies voorgelegde ontwerpbesluiten. Zo wordt de vermelding van de betrokken instelling telkens ingeschreven in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (artikel 2).
Samenhangend daarmee wordt de vermelding van de betrokken instellingen geschrapt in artikel 1, D , van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut (artikel 3).
De wijziging van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken strekt ertoe de betrokken instellingen over te hevelen van de lijst van instellingen van openbaar nut, vermeld in artikel 1, § 1, tweede lid, 2°, van die wet naar de lijst van openbare instellingen van sociale zekerheid, bedoeld in artikel 1, § 1, tweede lid, 3°, van dezelfde wet (artikel 4).
Voorts wordt de vermelding van de ambtenaren van de onderscheiden instellingen geschrapt in artikel 1, § 1, I of II, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut (artikel 5).
De ontworpen wijzigingen hebben uitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de betrokken bestuursovereenkomsten, zijnde 1 januari 2002 (artikel 6).
ONTVANKELIJKHEID VAN DE ADVIESAANVRAGEN Artikel 5, § 4, van het reeds genoemde koninklijk besluit van 3 april 1997 bepaalt dat « de bestuursovereenkomst (...) geen akte of reglement (is) bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 » en dat « alle clausules in de bestuursovereenkomst worden geacht contractueel te zijn ».
De onderscheiden bestuursovereenkomsten bevestigen hetzij in een considerans van hun aanhef, hetzij in een algemene bepaling, dat ermee geen afbreuk kan worden gedaan aan wettelijke en verordenende teksten, zoals aan onder meer de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.
Uit wat voorafgaat volgt dat, indien in een goed te keuren bestuursovereenkomst desondanks bepalingen zouden voorkomen die bij een eerste lezing een normatieve draagwijdte lijken te hebben, die bepalingen niet als zodanig mogen worden gelezen omdat zulks niet verenigbaar is met de aard van de bestuursovereenkomst, zoals deze uitdrukkelijk is bevestigd in het koninklijk besluit van 3 april 1997 en in de bestuursovereenkomst zelf. In overeenstemming hiermee zullen dergelijke bepalingen van de bestuursovereenkomst uiteraard niet kunnen afwijken van de bestaande wetten en besluiten.
Ermee rekening houdend dat de betrokken bestuursovereenkomsten geen normatieve draagwijdte kunnen hebben, vallen deze niet te beschouwen als zijnde van reglementaire aard en zijn de ontwerpen van koninklijk besluit die tot goedkeuring van dergelijke overeenkomsten strekken geen ontwerpen van « reglementair besluit » in de zin van artikel 3, § 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.
De Raad van State, afdeling wetgeving, kan derhalve geen advies verlenen over de ontwerpen van koninklijk besluit in zoverre deze ertoe strekken de desbetreffende bestuursovereenkomst goed te keuren.
Dat houdt in dat de Raad zich van een onderzoek van artikel 1 van de onderscheiden ontwerpbesluiten en van de tekst van de in bijlage gevoegde bestuursovereenkomsten zal onthouden. De hiernavolgende opmerkingen hebben derhalve uitsluitend betrekking op de artikelen 2 tot 7 van de om advies voorgelegde ontwerpbesluiten.
RECHTSGROND VAN DE ONTWERPEN De artikelen 2 van de om advies voorgelegde ontwerpbesluiten beogen uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 3, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997. Die bepaling draagt de Koning op om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het betrokken organisme met ingang van de datum van inwerkingtreding van zijn eerste bestuursovereenkomst in te delen bij de openbare instellingen van sociale zekerheid, die gerangschikt worden in artikel 3, § 2, van dat koninklijk besluit.
Met artikel 3 van de ontwerpbesluiten wordt uitvoering gegeven aan artikel 3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997. Die bepaling draagt de Koning op om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, met ingang van de datum van inwerkingtreding van zijn eerste bestuursovereenkomst, de vermelding van het betrokken organisme te schrappen in artikel 1 van de reeds genoemde wet van 16 maart 1954. De artikelen 4 en 5 van de onderscheiden ontwerpbesluiten vinden telkens rechtsgrond in artikel 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997. Deze laatste bepaling maakt de Koning bevoegd om, in het in de Ministerraad overlegde besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het betrokken organisme, de wetsbepalingen die het organiek statuut, de financiering en de werking van het organisme regelen, op te heffen, aan te vullen, te wijzigen of te vervangen, teneinde de daarin vervatte regelen in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 april 1997.
ONDERZOEK VAN DE TEKST VAN DE ONTWERPEN Aanhef 1. In de aanhef van ontwerpbesluiten dient in beginsel enkel te worden verwezen naar de normatieve teksten die deze tot rechtsgrond strekken, of die erdoor worden gewijzigd of opgeheven. Hiermee rekening houdend, volstaat het om de verwijzing naar de rechtsgrond en naar de bepalingen die worden gewijzigd in de aanhef van de om advies voorgelegde ontwerpbesluiten te beperken tot wat volgt : « Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998, 22 februari 1998, 22 maart 1999, 12 augustus 2000, 2 januari 2001, 19 juli 2001 en 30 december 2001;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, zoals gewijzigd tot op heden (1);
Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 1, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 april 1997 en de wetten van 22 maart 1999 en 30 december 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, § 1, I, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 augustus 1973, 6 juni 1991, 25 november 1993 en 19 mei 1995 (2); ».
Alle overige verwijzingen naar wetten en besluiten die in de aanhef van de ontwerpen voorkomen dienen, voorzover ze geen betrekking hebben op teksten die de desbetreffende ontwerpen tot rechtsgrond strekken, op teksten die worden gewijzigd of opgeheven of op teksten die verband houden met de nageleefde vormvereisten (zie hierna onder 2), te worden geschrapt. 2. In de aanhef van alle ontwerpbesluiten wordt in algemene zin verwezen naar de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg.Naar het zeggen van de gemachtigde van de regering strekt die verwijzing ertoe te verduidelijken dat de ontwerpbesluiten, gelet op het spoedeisende karakter ervan, niet om advies werden voorgelegd aan de onderscheiden beheerscomités van de instellingen die met de latere toepassing ervan zijn belast.
In het betrokken lid van de aanhef van de ontwerpbesluiten zal derhalve telkens uitdrukkelijk moeten worden verwezen naar artikel 15 van de genoemde wet van 25 april 1963 en zal, in een afzonderlijk lid van de aanhef dat onmiddellijk volgt op dat waarin wordt gerefereerd aan artikel 15 van de wet van 25 april 1963, moeten worden geschreven : « Gelet op de dringende noodzakelijkheid; ».
Ermee rekening houdend dat de Rijksdienst voor Pensioenen niet onder de toepassing van de wet van 25 april 1963 valt, dient, wat het ontwerp 32.854/1 betreft (3), de verwijzing naar de wet van 25 april 1963 en naar de daarop betrekking hebbende dringende noodzakelijkheid, te worden vervangen door de volgende twee leden : « Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen van werknemers, inzonderheid op artikel 54, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1990;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid; ». 3. Indien ervoor wordt geopteerd in de aanhef van de ontwerpbesluiten te verwijzen naar de goed te keuren bestuursovereenkomst, wordt dit bij voorkeur niet door middel van een considerans gedaan.Tevens kan volledigheidshalve telkens ook de datum worden vermeld waarop de desbetreffende bestuursovereenkomst werd gesloten (niet : afgesloten).
De betrokken verwijzing, die beter wordt opgenomen in een lid van de aanhef dat aan de verwijzing naar het advies van de inspecteur van financiën voorafgaat, kan voor wat bijvoorbeeld het ontwerp 32.850/1 betreft (4), luiden als volgt : « Gelet op de eerste bestuursovereenkomst die op ... werd gesloten tussen, enerzijds, de Belgische Staat en, anderzijds, het Fonds voor Arbeidsongevallen; ».
Artikel 3 Men schrijve in artikel 3 van de diverse ontwerpbesluiten : « In artikel 1, D, van de wet... betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals gewijzigd tot op heden, vervallen... ».
Artikel 4 In artikel 4 van de ontwerpbesluiten dienen na de woorden « bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken » telkens de woorden « , vervangen bij de wet van 22 maart 1999, » te worden toegevoegd.
Artikel 5 1. In artikel 5 van het ontwerp 32.851/1 wordt bepaald dat de woorden « Kruispuntbank van de sociale zekerheid » vervallen in artikel 1, § 1, I, 14°, van het reeds genoemde koninklijk besluit van 8 januari 1973 (5).
Er dient evenwel te worden opgemerkt dat in de laatstgenoemde bepaling van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 geen melding wordt gemaakt van de « Kruispuntbank van de sociale zekerheid », doch wel van de « Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid ». De Kruispuntbank van de sociale zekerheid valt onder de algemene bepaling van artikel 1, § 1, I, 16°, van hetzelfde koninklijk besluit, waarin melding wordt gemaakt van « alle andere instellingen onder toezicht van de Minister van Sociale Voorzorg die onderworpen zullen worden aan de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut » (6).
Aangezien de Kruispuntbank van de sociale zekerheid niet nominatim wordt vermeld in artikel 1, § 1, I, 14°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 en de betrokken instelling evenmin nog onder de toepassing zal vallen van artikel 1, § 1, I, 16°, van dat koninklijk besluit, gelet op het bepaalde in artikel 3 van het ontwerp 32.851/1, dient artikel 5 uit dat laatste te worden weggelaten. 2. In artikel 5 van het ontwerp 32.852/1 wordt bepaald dat de woorden « Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie » vervallen in artikel 1, § 1, I, 14°, van het genoemde koninklijk besluit van 8 januari 1973 (7). Er dient echter te worden opgemerkt dat de « Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie » niet wordt vermeld in artikel 1, § 1, I, 14°, maar in artikel 1, § 1, I, 15°, van dat koninklijk besluit. Bijgevolg vervange men « 14° » door « 15° ». 3. In artikel 5 van het ontwerp 32.854/1 dient te worden vermeld dat artikel 1, § 1, I, 13°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 werd « vervangen bij het koninklijk besluit van 25 november 1993 ». 4. In de Nederlandse tekst van artikel 5 van het ontwerp 32.855/1 wordt bepaald dat de woorden « Rijksdienst voor sociale zekerheid » vervallen in artikel 1, § 1, I, 14°, van het reeds genoemde koninklijk besluit van 8 januari 1973 (8). In deze laatste bepaling wordt evenwel nog melding gemaakt van de benaming « Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid ». De redactie van artikel 5 van het ontwerp dient, rekening houdend hiermee, te worden aangepast. 5. In artikel 5 van het ontwerp 32.856/1 (9) dient te worden vermeld dat artikel 1, § 1, I, 6°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 werd « vervangen bij het koninklijk besluit van 25 november 1993 ».
Bijlage De toevoeging van de tekst van de goed te keuren bestuursovereenkomsten in bijlage bij het desbetreffende ontwerpbesluit dient uiteraard te gebeuren door middel van een formeel van het bepalend gedeelte afgescheiden bijlage die wordt afgesloten met de passende slotformule en die wordt ondertekend door dezelfde personen als die welke het koninklijk besluit hebben ondertekend waarbij de bijlage wordt gevoegd.
De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;
J. Baert, J. Smets, staatsraden;
G. Schrans, A. Spruyt, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevr. A.-M. Goossens, toegevoegd griffier.
De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. M. Van Damme.
De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en het verslag werd uitgebracht door de H. G. De Bleeckere, adjunct-referendaris.
De griffier, De voorzitter, A.-M. Goossens. M. Van Damme. _______ Nota's (1) Gelet op het grote aantal wijzigende teksten van artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 kan het gebruik van de algemene formule « zoals gewijzigd tot op heden » worden gebillijkt. (2) In de aanhef van het ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid » (ontwerp 32.872/1), dient te worden verwezen naar « artikel 1, § 1, II, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 november 1993 ». (3) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor Pensioenen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(4) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van het Fonds voor Arbeidsongevallen en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoeld Fonds bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(5) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde instelling bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(6) Voor wat betreft de Kruispuntbank van de sociale zekerheid is zulks gebeurd bij artikel 72 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid.(7) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie en betreffende de vastelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(8) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ».(9) Ontwerp van koninklijk besluit « tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ». 8 APRIL 2002. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van de eerste bestuursovereenkomst van de Rijksdienst voor sociale zekerheid en betreffende de vaststelling van de maatregelen tot rangschikking van bedoelde Rijksdienst bij de openbare instellingen van sociale zekerheid ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij de wetten van 13 februari 1998, 22 februari 1998, 22 maart 1999, 12 augustus 2000, 2 januari 2001, 19 juli 2001 en 30 december 2001;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, zoals gewijzigd tot op heden;
Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, inzonderheid op artikel 1, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 april 1997 en de wetten van 22 maart 1999 en 30 december 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1, § 1, I, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 augustus 1973, 6 juni 1991, 25 november 1993 en 19 mei 1995;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 17 december 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 december 2001;
Gelet op het besluit van de Ministerraad, over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op advies nr. 32.855/1 van de Raad van State, gegeven op 7 februari 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Begroting, Onze Minister van sociale zaken en Onze Minister van Ambtenarenzaken en modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De bij dit besluit gevoegde bestuursovereenkomst wordt goedgekeurd.
Art. 2.Artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt aangevuld als volgt : « Rijksdienst voor sociale zekerheid ».
Art. 3.In artikel 1, littera D , van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, zoals gewijzigd tot op heden, vervallen de woorden « Rijksdienst voor sociale zekerheid ».
Art. 4.In artikel 1, § 1, tweede lid, 2° van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, vervangen bij de wet van 22 maart 1999, vervallen de woorden « Rijksdienst voor sociale zekerheid ».
Art. 5.In artikel 1, § 1, I , 14°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut vervallen de woorden « Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid ».
Art. 6.Dit besluit en de bijgevoegde bestuursovereenkomst hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Art. 7.Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Ambtenarenzaken en modernisering van de openbare besturen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 april 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE
Bijlage bij het koninklijk besluit van 8 april 2002 BESTUURSOVEREENKOMST TUSSEN DE BELGISCHE STAAT EN DE RIJKSDIENST VOOR SOCIALE ZEKERHEID Openbare instelling van sociale zekerheid « Alles is verandering, niet om niet meer te zijn maar om te worden wat nog niet is » EPICTETOS « Tout est changement, non pour ne plus être, mais pour devenir ce qui n'est pas encore » EPICTETE « Alles ist Veränderung, nicht um nicht mehr zu sein, sondern um das zu werden, was noch nicht ist » EPICTETOS Inhoudstafel TITEL I -Inleidende bepalingen HOOFDSTUK I Voorwerp van de overeenkomst Artikel 1 : Voorwerp van de bestuursovereenkomst HOOFDSTUK II Prioritaire opdrachten Artikel 2 : Inleidende bepaling TITEL II - Opdrachten en doelstellingen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid HOOFDSTUK I Betreffende de opdracht van openbare dienst inzake de inning van de bijdragen Afdeling 1 Taken en doelstellingen inzake immatriculatie
Artikel 3 tot en met artikel 7 Afdeling 2 Taken en doelstellingen inzake controle
Artikel 8 tot en met artikel 15 Afdeling 3 Taken en doelstellingen inzake inning
Artikel 16 tot en met artikel 18 HOOFDSTUK II Betreffende de opdracht van openbare dienst inzake informatieverstrekking Afdeling 1 Taken en doelstellingen inzake algemene
informatieverstrekking Artikel 19 tot en met artikel 21 Afdeling 2 Taken en doelstellingen inzake het ter beschikking stellen
van statistische informatie Artikel 22 tot en met artikel 26 Afdeling 3 Taken en doelstellingen inzake het afleveren van attesten
Artikel 27 tot en met artikel 30 HOOFDSTUK III Betreffende de opdracht van openbare dienst inzake de financiering Afdeling 1 Taken en doelstellingen inzake de financiering
Onderafdeling 1 Financiering van de socialezekerheidsinstellingen die vallen onder het Globaal Financieel Beheer Artikel 31 Onderafdeling 2 Financiering van de instellingen en fondsen buiten het kader van het Globaal Financieel beheer Artikel 32 Afdeling 2 Taken en doelstellingen betreffende het beheer van de
geldmiddelen Onderafdeling 1 Thesauriebeheer Artikel 33 Onderafdeling 2 Portefeuillebeheer Artikel 34 Afdeling 3 Taken en doelstellingen betreffende de ontvangsten- en
uitgavenbegroting Onderafdeling 1 Verslag aan de Regering in verband met de ontwikkeling van de begrotingsontvangsten en -uitgaven van het Globaal Financieel Beheer voor het volgende jaar Artikel 35 Onderafdeling 2 Verslag aan de Regering in verband met de ontwikkeling van de ontvangsten en uitgaven in een meerjarenramingperspectief Artikel 36 Onderafdeling 3 Verslag aan de Regering in verband met de ontwikkeling van de ontvangsten en uitgaven naar aanleiding van de jaarlijkse begrotingscontrole Artikel 37 Onderafdeling 4 Het initiële begrotingsontwerp van de R.S.Z. Artikel 38 Onderafdeling 5 De laatste aanpassing van de begroting van de R.S.Z. Artikel 39 Afdeling 4 Taken en doelstellingen betreffende de verdeling van de
bijdragen Artikel 40 HOOFDSTUK IV Betreffende de opdracht van openbare dienst inzake administratieve vereenvoudiging en elektronische gegevensuitwisseling Afdeling 1 Taken en doelstellingen in het kader van de eigenlijke
administratieve vereenvoudiging Artikel 41 tot en met artikel 43 Afdeling 2 Taken en doelstellingen in het kader van het ter
beschikking stellen van de gegevensbanken van de R.S.Z. voor het netwerk tot uitwisseling van de gegevens van de sociale zekerheid Artikel 44 tot en met artikel 46 HOOFDSTUK V Betreffende de opdracht van openbare dienst inzake de gedragsregels ten aanzien van het publiek in het algemeen en ten aanzien van de ondernemingen in het bijzonder Artikel 47 tot en met artikel 52 HOOFDSTUK VI Betreffende de opdracht van openbare dienst inzake goede samenwerking met de overheid in het algemeen (Regering e.d.) en met de voogdijoverheid in het bijzonder (Ministerie van Sociale Zaken e.d.) Artikel 53 tot en met artikel 55 TITEL III - Instrumenten om de opvolging van de opdrachten, taken, doelstellingen en gedragsregels te meten Artikel 56 tot en met artikel 58 TITEL IV - Verbintenissen en vrijwaring van de belangen van de Staat Artikel 59 tot en met artikel 62 TITEL V - Positieve en negatieve sancties Artikel 63 TITEL VI - Vaststelling van de middelen om de opdrachten, doelstellingen en de gedragsregels te verwezenlijken HOOFDSTUK I Beheerskredieten Artikel 64 tot en met artikel 68 HOOFDSTUK II Boekhoudplan Artikel 69 TITEL VII - Slotbepalingen HOOFDSTUK I Herziening van de overeenkomst Artikel 70 HOOFDSTUK II Niet-naleven van de verbintenissen Artikel 71 HOOFDSTUK III Duur van de overeenkomst Artikel 72 HOOFDSTUK IV Invoegetreding Artikel 73 BESTUURSOVEREENKOMST Gelet op het Koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;
Gelet op het advies van de Directieraad van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gegeven op 3 februari 2000;
Gelet op de informatie verstrekt aan het Basisoverlegcomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid op 22 februari 2000, op 26 september 2001 en op 12 december 2001 en het advies van dit Basisoverlegcomité gegeven op 26 september 2001;
Gelet op de goedkeuring van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gegeven op 24 maart 2000 over het ontwerp van bestuursovereenkomst, op 28 september 2001 over de bijwerking van dit ontwerp en op 14 december 2001 over de tekst onderhandeld met de Regering;
Gelet op het toezicht op de onderlinge « coördinatie » en « consistentie » van de ontwerpen van de bestuursovereenkomsten van de onderscheiden openbare instellingen van sociale zekerheid uitgeoefend op 31 maart 2000 door het College van openbare instellingen van sociale zekerheid overeenkomstig artikel 6 van het voornoemd koninklijk besluit van 3 april 1997;
Gelet op de goedkeuring van de Regering na beraadslaging in de Ministerraad dd 21 december 2001;
Wordt overeengekomen wat volgt, tussen enerzijds de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de heer F. Vandenbroucke, Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, bijgestaan door de heer J. Vande Lanotte, Minister van Begroting en door de heer L. Van den Bossche, Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen, Hierna genaamd « de Staat » en anderzijds de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, openbare instelling van sociale zekerheid, met zetel gevestigd te 1000 Brussel, Waterloolaan 76, vertegenwoordigd door mevrouw M. Geerts, Mevr. A. Vanderstappen, de heer D. Van Daele en de heer I. Van Damme, leden van het Beheerscomité, door de heer P. Vandervorst, administrateur-generaal en bijgestaan door de heer K. Snyders, adjunct-administrateur-generaal, Hierna genaamd « de R.S.Z. » : TITEL I. - Inleidende bepalingen HOOFDSTUK I. - Voorwerp van de overeenkomst Artikel 1.Voorwerp van de bestuursovereenkomst Het voorwerp van deze bestuursovereenkomst is het bepalen van de respectieve verbintenissen van de Staat en van de R.S.Z. Deze verbintenissen verduidelijken, met het oog op het optimaliseren van zijn werking, de voorwaarden ter verwezenlijking van de opdrachten van openbare dienst die aan de R.S.Z. zijn toevertrouwd krachtens de wet of in het kader van de wet houdende sociale zekerheid. De verbintenissen worden geleidelijk ingevoerd en verfijnd net zoals de instrumenten om de opvolging ervan te meten. HOOFDSTUK II. - Prioritaire opdrachten
Artikel 2.Inleidende bepaling Conform zijn identiteitsverklaring, vervult de R.S.Z. als openbare instelling van sociale zekerheid drie basisopdrachten, met name het verzekeren van : 1. de inning en de verdeling van de socialezekerheidsbijdragen van werkgevers en werknemers;2. de financiering en het financieel beheer van het stelsel van sociale zekerheid van werknemers;3. de ondersteuning van het netwerk tot uitwisseling van elektronische gegevens beheerd door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en, in dit kader, het bevorderen van de administratieve vereenvoudiging.Wat het aspect van administratieve vereenvoudiging betreft, geeft de R.S.Z. voorrang aan de invoering van de multifunctionele aangifte en, indien de Regering beslist hiertoe over te gaan met het akkoord van de Nationale Arbeidsraad, aan de veralgemening van de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (DIMONA).
TITEL II. - Opdrachten en doelstellingen van de R.S.Z. HOOFDSTUK I. - Betreffende de opdracht van openbare dienst inzake de inning van de bijdragen Afdeling 1. - Taken en doelstellingen inzake immatriculatie
Artikel 3.De R.S.Z. kent een inschrijvingsnummer toe aan elke rechts- of natuurlijk persoon die om een inschrijving verzoekt in de hoedanigheid van werkgever die verzekeringsplichtig personeel tewerkstelt.
De R.S.Z. kent identificatienummers toe aan wie zich voor de eerste keer als werkgever meldt via de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (DIMONA).
Op basis van de inlichtingen die de werkgevers of hun mandatarissen verschaffen of op basis van de inlichtingen afkomstig van de Inspectiedienst van de R.S.Z., houdt de R.S.Z. het werkgeversrepertorium bij dat alle gegevens bevat om de werkgever te identificeren en dat de aard van zijn bedrijfsactiviteiten vermeldt.
Artikel 4.De R.S.Z. verbindt zich ertoe om binnen de vier werkdagen na ontvangst van de aanvraag bij de R.S.Z. een inlichtingenformulier te versturen naar de personen die om een inschrijving verzoeken in het werkgeversrepertorium.
Artikel 5.De R.S.Z. verbindt zich ertoe om de aanvraag om inschrijving binnen de acht werkdagen na ontvangst te behandelen, hetzij - door de werkgever een inschrijvingsnummer toe te kennen; - door aanvullende inlichtingen te vragen : de aanvraag tot inschrijving is dan behandeld binnen de 8 werkdagen na ontvangst van de gevraagde inlichtingen.
Artikel 6.De R.S.Z. verbindt zich ertoe om de wijzigingen aan het werkgeversrepertorium in te brengen binnen de vijf werkdagen na ontvangst van de vraag.
Artikel 7.De R.S.Z. wil een project ontwikkelen om de identificatieprocedures te versnellen en te vereenvoudigen en het werkgeversrepertorium te hervormen door o.m. een actieve medewerking aan het project « uniek identificatienummer » dat een beroep doet op de authentieke bronnen om de kwaliteit van de gegevens van het werkgeversrepertorium te verbeteren. Afdeling 2. - Taken en doelstellingen inzake controle
Artikel 8.De R.S.Z. gaat na of de normen, regels en reglementering nageleefd worden door de werkgevers onderworpen aan de sociale zekerheid en door de erkende sociale secretariaten.
Deze controleopdracht bestaat uit : - de boeking en nazicht van de aangifte, met inbegrip van de bijdrageverminderingen, en het rechtzetten van de aangifte indien nodig; Artikel 9.Wat de controles betreft die uitgeoefend worden bij de boeking en het nazicht van de aangifte, voert de R.S.Z. binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de aangifte op elektronische drager een geautomatiseerde controle uit op de vormcorrectheid of op de conformiteit van de aangifte. De aangifte op elektronische drager die beantwoordt aan de vormvereisten wordt binnen de 15 werkdagen na ontvangst geboekt. Een aangifte die op papier is ingediend, wordt binnen de 90 werkdagen na ontvangst geboekt. Het nazicht van de kwaliteit van de individuele gegevens en de juistheid van de overdracht naar het boekhoudraam start binnen de 6 maanden na de boeking van de aangifte. De R.S.Z. streeft ernaar de aangevraagde bijdrageverminderingen na te zien binnen het jaar na boeking van de aangifte. Met het oog hierop verbindt de R.S.Z. zich ertoe de achterstand inzake de controle op de bijdrageverminderingen weg te werken voor 31 december 2003 en de bijdrageverminderingen, aangevraagd vanaf het jaar 2002, binnen het jaar na boeking van de aangifte na te zien. Dit engagement veronderstelt evenwel dat de maatregelen inzake bijdrageverminderingen kunnen vereenvoudigd worden. De R.S.Z. zal hiertoe zelf voorstellen formuleren. Daarenboven moeten alle elementen voor het nazicht van de aangifte voorhanden zijn. Dit houdt in dat alle wettelijke en reglementaire bepalingen gekend en verschenen zijn voor de aanvang van het betrokken kwartaal en dat alle gegevens afkomstig van andere instellingen aan de R.S.Z. overgemaakt zijn binnen het kwartaal dat volgt op het kwartaal van uitgifte van de aangifte. Artikel 10.Wat de noodzakelijke wijzigingen betreft die aangebracht worden op vraag van de werkgever, zijn erkend sociaal secretariaat of van een derde betrokken partij, verbindt de R.S.Z. zich ertoe deze in rekening te brengen voorzover zij gegrond en gestaafd zijn. Voor deze wijzigingen gelden dezelfde validatieregels en geautomatiseerde controles als voor de originele aangifte. De R.S.Z. verbindt zich ertoe volgende termijnen na te leven, voor zover alle elementen voor het nazicht voorhanden zijn, voor volgend aandeel van de dossiers : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 8 april 2002. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Ambtenarenzaken en modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE